Watervergunning van Gunvor Petroleum Rotterdam B.V. Zaaknummer RWSZ

Transcriptie

1 Onderwerp Watervergunning van Gunvor Petroleum Rotterdam B.V. Zaaknummer RWSZ Inhoudsopgave 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Aanvraag 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer 6. Procedure 7. Conclusie 8. Ondertekening 9. Mededelingen 10. Bijlage 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 11 februari 2016 een aanvraag ontvangen van Kuwait Petroleum Europoort B.V., thans Gunvor Petroleum Rotterdam B.V., om de vigerende vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem te wijzigen. De aanvraag betreft het brengen van stoffen, afkomstig van de locatie, gelegen aan de Moezelweg 255 te Europoort-Rotterdam in de 5 e Petroleumhaven. De aanvraag is geregistreerd onder zaaknummer RWSZ Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: I. Het aan Kuwait Petroleum B.V., thans Gunvor Petroleum Rotterdam B.V., verleende maatwerkbesluit van 25 februari 2015, kenmerk RWS-2015/7482, in te trekken; RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 1 van 19

2 II. De aan Kuwait Petroleum B.V., thans Gunvor Petroleum Rotterdam B.V., verleende vergunning van 23 juli 2008, kenmerk ARE/ I, het laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 juli 2014, kenmerk RWS-2014/32010, als volgt te wijzigen: Het dictum wordt gewijzigd in: II. Aan Gunvor Petroleum Rotterdam B.V. te Rotterdam-Europoort vergunning te verlenen als bedoeld in artikel 6.2 eerste lid van de Waterwet voor het in de 5 e Petroleumhaven brengen van stoffen, afkomstig van een aardolieraffinaderij, gelegen aan de Moezelweg 255 te Rotterdam-Europoort. 3. Voorschriften Voorschrift 5 (Koelwater) wordt vervangen door een nieuw voorschrift 5: Voorschrift 5 Koelwater 1. Tot de ingebruikname van de meetpunten 04a en 04b mag het koelwater zoals genoemd in voorschrift 1, eerste lid slechts worden geloosd als de navolgende grenswaarden niet worden overschreden: Parameter meetpunt I II III Warmtevracht (som) Vrij beschikbaar chloor MW 02, 04 en 05 0,5 mg/l Minerale olie 02, 04 en 05 1 mg/l I Totale warmtevracht II Uurgemiddelde concentratie III Concentratie in steekmonster De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 2 van 19

3 2. Vanaf de ingebruikname van de meetpunten 04a en 04b mag het koelwater zoals genoemd in voorschrift 1, eerste lid slechts worden geloosd als de navolgende grenswaarden niet worden overschreden: Parameter meetpunt I II III Warmtevracht Vrij beschikbaar chloor Minerale olie a + 04b , 04a, 04b en 05 02, 04a, 04b en 05 I Totale warmtevracht II Uurgemiddelde concentratie III Concentratie in steekmonster 60 MW 0,5 mg/l 1 mg/l De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen. 3. Tot 1 maart 2018 mag de in het eerste en tweede lid genoemde grenswaarde voor vrij beschikbaar chloor in maximaal 15% van de gevallen (gedurende de looptijd van het optimalisatieonderzoek) worden overschreden. 4. De waarden van de in lid 1 en lid 2 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 3 genoemde analysevoorschriften. 5. De ingebruikname van de meetpunten 04a en 04b moet vooraf worden gemeld bij de waterbeheerder. Voorschrift 19 (Sanering nafta tankdrainwater) wordt ingetrokken en vervangen door een nieuw voorschrift 19: Voorschrift 19 Optimalisatieonderzoek verbruik biociden 1. Het optimalisatieonderzoek ter vermindering van het verbruik van biociden in het koelsysteem moet plaatsvinden volgens bijlage 2 van de aanvraag. 2. Uiterlijk 1 maart 2018 moeten de uitkomsten van de in het eerste lid genoemde onderzoek (het eindrapport) bij de waterbeheerder zijn ingediend. 3. Het in het tweede lid genoemde eindrapport behoeft de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. In Bijlage 1 (Begripsbepalingen) wordt het begrip Warmtevracht veranderd in: 37. Warmtevracht : De warmtevracht is gebaseerd op het momentane debiet en het temperatuurverschil tussen de lozingstemperatuur ter plaatse van meetpunt 02, 04, 04a, 04b of 05 en de temperatuur van de koelwaterinname op meetpunt 202. Het temperatuurverschil tussen de innametemperatuur en het geloosde koelwater dient bepaald te worden binnen een tijdspanne van 1 uur. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 3 van 19

4 Aan Bijlage 1 (Begripsbepalingen) worden de volgende begrippen toegevoegd: 40. Uurgemiddelde gehalte : het voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van minstens 7 opeenvolgende gehaltes in steekmonsters die binnen een uur zijn genomen, waarbij tussen de monsternames evenveel tijd verstreken is. Aan Bijlage 3 (Analysevoorschriften) wordt het volgende analysevoorschrift toegevoegd: Stof/parameter: Vrij beschikbaar chloor op meetpunten 02, 04, 04a, 04b en 05 Methode DPD methode Bijlage 5 (toekomstige nieuwe meetpunten koelwater) wordt toegevoegd. 4. Aanvraag Het bedrijf heeft bij besluit van 23 juli 2008, kenmerk ARE/ I een vergunning gekregen voor het brengen van stoffen in de 5 e Petroleumhaven. 4.1 Bedrijfssituatie Per 1 februari 2016 is de raffinaderij van Kuwait Petroleum Europoort verkocht aan de Gunvor Group (hierna: Gunvor). Vanaf die datum heet de raffinaderij Gunvor Petroleum Rotterdam B.V. Sinds 1963 worden op het terrein aan de Moezelweg 255 te Europoort-Rotterdam aardolie en koolwaterstoffen in vloeibare vorm op- en overgeslagen en worden aardolieproducten, zoals benzine en diesel, geproduceerd door middel van het raffineren en omzetten van aardolie en aardolieproducten. 4.2 Beschrijving van de aangevraagde wijzigingen Verhoging van de maximale warmtevracht van het koelwater van 50 MW naar 60 MW In de vigerende watervergunning zijn in het verleden voorwaarden gesteld aan de maximale warmtevracht die mag worden geloosd vanuit het koelsysteem. Conform het betreffende voorschrift mocht de totale warmtevracht de waarde van 50 MW niet overschrijden. Met de inwerkingtreding van de wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer (AB) per 1 januari 2013 is het AB ook van toepassing op IPPC-installaties. IPPC-inrichtingen worden binnen het AB aangemerkt als type C-inrichtingen. De inrichting van Gunvor is een IPPC-inrichting. Voor die inrichting is op grond van artikel 1.6 van het AB geen vergunning volgens de Waterwet noodzakelijk, voor zover het lozen betrekking heeft op de activiteiten genoemd in hoofdstuk 3. Het lozen van koelwater met een warmtevracht van 50 MW of minder waaraan chemicaliën zijn toegevoegd is geregeld in van het AB. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 4 van 19

5 Daarom is het lozen van bedoeld koelwater bij maatwerkvoorschrift van 25 februari 2015, kenmerk RWS-2015/7482 gereguleerd. In de praktijk is echter gebleken dat de maximale warmtevracht van het te lozen koelwater van 50 MW niet altijd toereikend is. Daarnaast is vastgesteld dat er ten onrechte van werd uitgegaan dat de warmteafdracht aan het koelwater gelijk is aan de thermische belasting van het ontvangende oppervlaktewater. Aangezien de aangevraagde maximaal te lozen warmtevracht meer bedraagt dan 50 MW is de lozing daarmee weer vergunningplichtig. De vergunning wordt daarom gewijzigd, en bovengenoemd maatwerkbesluit wordt ingetrokken. Optimalisatieonderzoek ter vermindering van het verbruik van biociden en lozingsnorm voor vrij chloor In het eerder genoemde maatwerkbesluit is destijds een optimalisatieonderzoek ter vermindering van het verbruik van biociden voorgeschreven. Dit onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd. De reden van het voorschrijven van het onderzoek was dat met het minimale beschermingsniveau voor de installatie niet kon worden voldaan aan de voorheen in de vergunning voorgeschreven lozingsnorm van 0,2 mg/l vrij chloor in het te lozen koelwater, en omdat het BBT is om het gebruik van biociden in koelsystemen zoveel mogelijk te minimaliseren. Tegelijkertijd is in hetzelfde maatwerkbesluit een uurgemiddelde norm voor vrij chloor opgenomen van 0,5 mg/l, wat overeenkomt met BBT voor doorstroomkoelsystemen. Nu er een maximaal te lozen warmtevracht van 60 MW wordt aangevraagd, is ook voor wat betreft de toevoeging van chemicaliën de lozing weer vergunningplichtig. Daarom wordt hetzelfde optimalisatieonderzoek in deze vergunning aangevraagd en voorgeschreven. Tevens verzoekt Gunvor de lozingsnorm voor vrij chloor te wijzigen. Het verwerken van naftatankdrainwater In voorschrift 19 van de vigerende watervergunning staat vermeld dat vergunninghouder uiterlijk 18 maanden na het in werking treden van de vergunning een saneringsplan dient te hebben gerealiseerd. Het saneringsplan is erop gericht om het drainwater van de naftatanks in de biologische waterzuivering te verwerken middels het aanbrengen van leidingwerk. Gunvor is na het inwerkingtreden van de vergunning, begonnen met het verwerken van het drainwater van de naftatanks in de biologische waterzuivering middels zuigwagens. Verzocht wordt om deze werkwijze te kunnen continueren, zonder dat hiervoor speciaal leidingwerk dient te worden aangelegd. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 5 van 19

6 4.2.1 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam Calandkanaal (waterlichaam Nieuwe Waterweg) Het KRW-waterlichaam Nieuwe Waterweg (code NL94_9) behoort tot de overgangswateren, categorie O2 (estuarium met matig getijdenverschil), en wordt aangemerkt als kunstmatig waterlichaam. Dat wil zeggen een waterlichaam dat door menselijk toedoen tot stand is gekomen. Voor de sterk veranderde en kunstmatig aangelegde wateren wordt geaccepteerd dat er menselijke beïnvloeding plaatsvindt en dat daardoor de Goede Ecologische Toestand (GET) niet meer te bereiken is. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) is het doel voor deze wateren de ecologische toestand die maximaal kan worden bereikt met gelijkblijvende (menselijke) verstoring van de hydromorfologie. Deze toestand wordt omschreven als het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Functies van het watersysteem Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW). Een groot deel van het beheer is gericht op de instandhouding van de basisfuncties en de bijbehorende infrastructuur. Uitgangspunt is daarbij te voldoen aan de wettelijk vastgestelde eisen en doelstellingen. Als de basisfuncties op orde zijn, ontstaan ook gunstige condities voor de gebruiksfuncties. Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater is bijvoorbeeld een voorwaarde voor de winning van drinkwater en voor zwemmen. De aanwezigheid van voldoende water is belangrijk voor de scheepvaart en de natuur. Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn in het BPRW, naast de functies die mogelijk vallen onder de beschermde gebieden, de navolgende gebruiksfuncties beschreven: Koel- en proceswater; Energieproductie; Waterrecreatie; Visserij; Kabels en leidingen. Beschermde gebieden Voor de gebruiksfuncties drinkwater, zwemwater, vis- en schelpdierwater en natuur gelden aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de waterkwaliteit en/of het gebruik van de betreffende gebieden die voortvloeien uit Europese verplichtingen. Deze functies vallen onder beschermde gebieden. Binnen het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn geen zwemwaterlocaties. Verder is de Nieuwe Waterweg niet aangewezen als Natura 2000 gebied of als schelpdierwater en liggen er geen innamepunten voor drinkwater. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 6 van 19

7 Chemische toestand Evenals in 2009 voldoet het waterlichaam in 2015 nog niet aan de eisen voor de Goede Chemische Toestand (GCT). Stoffen die de normoverschrijding veroorzaken zijn: meerdere PAK s, kwik, kobalt, koper, tributyltin en hexachloorbenzeen. De belangrijkste reden van wijziging in normoverschrijdende stoffen is dat door ontwikkelingen in analysetechnieken en normstelling meer stoffen getoetst kunnen worden dan in Er heeft geen achteruitgang plaatsgevonden. Kobalt overschrijdt jaarlijks de MAC-waarde. Voor dit metaal wordt in de komende planperiode in een landelijke actie nagegaan of de normoverschrijding veroorzaakt wordt door emissies of door natuurlijke oorzaak. Meerdere van de normoverschrijdende stoffen, zijn zogenaamde ubiquitaire stoffen. Dit zijn stoffen, die nog tientallen jaren terug te vinden zijn in het aquatische milieu in concentraties die een significant risico vormen, zelfs als er reeds uitvoerige maatregelen zijn getroffen om de emissies te beperken of te beëindigen. Door het persistente karakter van deze stoffen blijven ze nog lang in het milieu aanwezig. Algemene fysische chemie Het doel voor de winter-din (stikstof) is aangepast en gecorrigeerd voor de saliniteit in de Nieuwe Waterweg. De winter-din is in concentratie sterk verminderd maar matig gebleven. Ecologische toestand Doelen voor de ecologische toestand zijn beschreven per watertype. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen hydromorfologische kenmerken van het watertype, biologische kwaliteitselementen en daarvan afgeleide fysisch-chemische parameters volgens bijlage V KRW. De biologische kwaliteit wordt uitgedrukt in een ecologische kwaliteitsratio (EKR) middels een maatlat met de schaal 0-1. De EKR drukt voor algen, waterplanten, macrofauna en vissen de afstand uit tot de referentiesituatie. Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn de volgende ecologische kwaliteitselementen relevant: fytoplankton; macrofauna; overige waterflora; vis. De huidige situatie per kwaliteitselement is weergegeven in de onderstaande tabel. Vanwege menselijk hydromorfologische ingrepen behoort het waterlichaam Nieuwe Waterweg tot een kunstmatig waterlichaam en zullen de ecologische kwaliteitselementen de GET (goede ecologische toestand) niet bereiken. Voor de beoordeling van de kwaliteitselementen is daarom een GEP (goed ecologisch potentieel) afgeleid, die rekening houdt met deze ingrepen. Het GEP De huidige toetsing per kwaliteitselement is weergegeven in de onderstaande tabel. Kwaliteitselement (EKR) GEP 2015 Fytoplankton 0,60 goed Macrofauna 0,35 goed Overige waterflora 0,05 Goed Vissen 0,60 matig RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 7 van 19

8 Voor een uitgebreidere toelichting van de beschrijving van dit watersysteem wordt verwezen naar de zogenaamde Factsheets KRW die behoren bij het BPRW Toetsing van de aanvraag Verzoek om verhoging van de maximale warmteafdracht aan het koelsysteem van 50 MW naar 60 MW Het te lozen koelwater van het doorstroomkoelsysteem wordt via de lozingspunten B (koelwater Crude 1 en ontzwavelingseenheden), D (koelwater Crude 2 en smeeroliefabriek) en F (koelwater ketelhuis en benzinefabriek) geloosd op de 5 e Petroleumhaven. In de praktijk is gebleken dat de eerder vergunde maximale warmteafdracht aan het koelsysteem van 50 MW niet altijd toereikend is. Daarnaast is vastgesteld dat in eerdere besluiten er ten onrechte van werd uitgegaan dat de warmteafdracht aan het koelsysteem van Gunvor gelijk is aan de thermische belasting van het ontvangende oppervlaktewater. Een van de factoren om de thermische belasting van het ontvangende oppervlaktewater te berekenen, is het temperatuurverschil tussen het geloosde water en het ontvangende oppervlaktewater. In situaties waarbij de onttrekking uit, en lozing op hetzelfde oppervlaktewaterlichaam plaatsvinden wordt de warmtevracht dan als volgt berekend: P = Q ΔT ρ cp waarin: P = Warmtelast (Wth) Q = Koelwaterdebiet (m 3 / s) ΔT = Temperatuurverschil over het koelsysteem (K) ρ = Soortelijke massa water (1000 kg / m 3 ) cp = Soortelijke warmte (4187 J / kg / K) Doorgaans wordt de warmtevracht uitgedrukt in MWth en dan wordt de formule: P (MWth) = Q ΔT In het geval van de lozing van Gunvor vindt de onttrekking niet plaats in hetzelfde oppervlaktewater als waarop ook wordt geloosd, maar in het Brielse Meer. Zeker in de zomermaanden zal het uit het Brielse Meer onttrokken water warmer zijn dan het ontvangende oppervlaktewater van de 5 e Petroleumhaven. Het temperatuurverschil tussen het geloosde water en het ontvangende oppervlaktewater is dan hoger dan het temperatuurverschil over het koelsysteem: ΔT = ΔT (koelsysteem) + ΔT (Brielse Meer 5 e Petroleumhaven) RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 8 van 19

9 Gunvor verzoekt om de maximale warmtevracht die mag worden afgegeven aan haar koelsysteem te verhogen van 50 naar 60 MW. De werkelijke thermische belasting van het ontvangende oppervlaktewater zal zeker in de zomermaanden hoger zijn, zoals hierboven al aangegeven. Bij de aanvraag zijn een aantal (worst case) scenario s gevoegd. Hierbij is, uitgaande van de maximaal aangevraagde warmteafdracht aan het koelsysteem van 60 MW, bekeken wat de werkelijke thermische belasting is van de 5 e Petroleumhaven. Deze belasting is vervolgens getoetst aan de van toepassing zijnde criteria voor het beoordelen van warmtelozingen. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf Optimalisatieonderzoek ter vermindering van het verbruik van biociden en lozingsnorm voor vrij chloor Gunvor voert op dit moment een optimalisatieonderzoek uit ter vermindering van het verbruik van biociden, als gevolg van het stoppen van de dosering van Nalco 3434 (natriumbromide) aan het koelwater. Het gebruik van deze stof is sinds een aantal jaren niet meer toegestaan in doorstroomkoelsystemen. Het onderzoek richt zich op het verkrijgen van een acceptabel beschermingsniveau van het koelwatersysteem bij een zo gering mogelijk verbruik van chloorbleekloog. De uitkomsten van het onderzoek moesten conform het eerder genoemde maatwerkbesluit uiterlijk op 1 maart 2018 bij de waterbeheerder worden ingediend. Een beschrijving van het optimalisatieonderzoek is als bijlage bij de aanvraag gevoegd. In het betreffende maatwerkbesluit op grond van het AB was tevens een lozingseis opgenomen van maximaal 0,5 mg/l (uurgemiddeld) op de meetpunten 02 (koelwateruitlaat Crude 1 en ontzwavelingseenheden), 04 (koelwateruitlaat Crude 2 en smeeroliefabriek) en 05 (koelwateruitlaat ketelhuis of benzinefabriek). Deze lozingseis komt overeen met BBT voor shockdosering bij doorstroomkoelsystemen. Uit de tussentijdse resultaten van het optimalisatieonderzoek blijkt dat de lozingseis van 0,5 mg/l vrij chloor nog niet altijd haalbaar is. Er zitten grote verschillen in gevoeligheid van de verschillende strengen op de shockloads. Naar de oorzaken van de verschillen in response op shockloads van de afzonderlijke koelwater strengen vindt in het kader van dit optimalisatieonderzoek, nader onderzoek plaats. De oorzaken voor deze verschillen kunnen gelegen zijn in verschillende verblijftijden van het koelwater in de afzonderlijke strengen, verschillen in de actuele toestand van de koelwater strengen en/of verschillende temperatuur gerelateerde effecten dan wel een combinatie van deze mogelijke oorzaken. Vooralsnog bestaat er geen duidelijkheid over de werkelijke oorzaak. Het aantal overschrijdingen bedraagt circa 12%. Om het optimalisatieonderzoek verder doorgang te laten vinden, verzoekt Gunvor om, analoog aan het eerder verleende maatwerkbesluit, het uitvoeren van het optimalisatieonderzoek voor te schrijven waarbij het onderzoek uiterlijk op 1 maart 2018 dient te zijn afgerond. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 9 van 19

10 Verder wordt verzocht om een uurgemiddelde lozingsnorm voor vrij chloor van 0,5 mg/l, waarbij deze norm voor de duur van het optimalisatieonderzoek in maximaal 15% van het aantal metingen overschreden mag worden. Toekomstige meetpunten In de toekomst is het wellicht noodzakelijk om meetpunt 04 (de gezamenlijke koelwateruitlaat van Crude 2 en de smeeroliefabriek) te vervangen door twee afzonderlijke meetpunten voor het koelwater van beide fabrieken. Naftatankdrainwater Het drainwater afkomstig uit de naftatanks wordt in de huidige situatie met zuigwagens naar de biologische waterzuivering gebracht, waarna het daar wordt gezuiverd. In voorschrift 19 van de vigerende watervergunning is voorgeschreven dat vergunninghouder uiterlijk 18 maanden na het inwerkingtreden een saneringsplan dient te hebben gerealiseerd. Het saneringsplan is erop gericht om het drainwater van de naftatanks in de biologische waterzuivering te verwerken middels het aanbrengen van leidingwerk. Verzocht wordt om de huidige werkwijze te kunnen continueren, zonder dat hiervoor speciaal leidingwerk hoeft te worden aangelegd. 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer 5.1 Beoordeling gevraagde wijzigingen Voor het koelen van verschillende installaties wordt gebruik gemaakt van een doorstroom koelsysteem waarbij het koelwater uit het Brielse Meer wordt ingenomen, en na gebruik rechtstreeks via de lozingspunten B, D en F in de 5 e Petroleumhaven wordt gebracht. De met het koelwater in het oppervlaktewater te brengen hoeveelheid warmte is variabel. Zie hiervoor de overwegingen in paragraaf Ter voorkoming van systeemvervuiling wordt het koelwater met chloorbleekloog behandeld. Beleid ten aanzien van warmtelozingen Sinds 21 juni 2005 is het CIW rapport beoordelingssystematiek warmtelozingen vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de emissie-immissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de inname van oppervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat minimalisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën gereduceerd en wordt er minder energie verbruikt. In dit rapport worden een aantal berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen. Binnen Rijkswaterstaat is afgesproken dat als eerste beoordeling van de koelwaterlozing de sneltoets gebruikt zal worden (bijlage 3 en 4 van het CIW-rapport). De sneltoets bestaat uit een mengzone- en een opwarmingstoets. De mengzonetoets vergelijkt, op basis van een worstcasebenadering, de grootte van de warmtepluim met de grootte van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 10 van 19

11 Volgens deze toets mag de natte dwarsdoorsnede (T >30 C) van de pluim niet meer zijn dan ¼ van de natte dwarsdoorsnede van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Indien de lozing lager scoort dan ¼ voldoet de lozing, zelfs onder de slechtste omstandigheden, aan het beoordelingskader uit het CIW-rapport. Als de lozing hoger scoort dan ¼ kan het zijn dat de lozing niet voldoet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen zoals het koppelen van de omvang van de warmtelozing aan de actuele afvoer en de temperatuur van het oppervlaktewater. De opwarmingstoets brengt de opwarming van het oppervlaktewater na volledige menging in kaart. Er wordt rekening gehouden met de andere warmtelozingen die plaatsvinden op hetzelfde watersysteem. Het oppervlaktewater mag per lozer niet meer dan 3 C worden opgewarmd. Bij de opwarmingstoets wordt uitgegaan van een maximale temperatuur van 28 C (water aangewezen voor karperachtigen), welke 98 % van de tijd niet mag worden overschreden. De achtergrondtemperatuur wordt per stroomgebied aangewezen. Indien de lozing hoger scoort dan 3 graden opwarming of als de opwarming van de achtergrondtemperatuur leidt tot een overschrijding van de maximale temperatuur (28 C voor water aangewezen voor karperachtigen) voldoet de lozing niet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen. Beoordeling van de warmtelozing Zoals aangegeven in paragraaf zijn bij de aanvraag een aantal (worst case) scenario s gevoegd. Hierbij is, uitgaande van de maximaal aangevraagde warmteafdracht aan het koelsysteem van 60 MW, bekeken wat de werkelijke thermische belasting is van de 5 e Petroleumhaven. Deze belasting is vervolgens getoetst aan de van toepassing zijnde criteria voor het beoordelen van warmtelozingen. Uit de toetsing blijkt dat bij de maximaal aangevraagde warmteafdracht aan het koelsysteem van 60 MW, er onder alle omstandigheden wordt voldaan aan de criteria voor de mengzone en opwarming. Behandeling van het koelwater met chloorbleekloog Zoals aangegeven in paragraaf wordt aan het koelwater chloorbleekloog gedoseerd middels shockdosering. Deze behandeling is conform de beste beschikbare technieken (BBT) voor doorstroomkoelsystemen. Het stoppen met de additionele dosering van Nalco 3434 (natriumbromide) aan het koelwater maakte het noodzakelijk om voor de dosering met enkel chloorbleekloog te kijken hoe deze dosering zo optimaal mogelijk kan plaatsvinden, met een zo minimaal mogelijk gebruik van chloorbleekloog, waarbij het koelsysteem nog voldoende wordt beschermd tegen aangroei van organismen. Op dit moment vindt dit optimalisatieonderzoek ter vermindering van het verbruik van biociden nog steeds plaats. Een dergelijk optimalisatieonderzoek komt overeen met BBT. Met het intrekken van het eerder genoemde maatwerkbesluit is het nodig om dit optimalisatieonderzoek in deze vergunning opnieuw voor te schrijven. Gunvor heeft ook verzocht om dit onderzoek voor te schrijven. In de loop van het onderzoek bleek het in de praktijk nog niet mogelijk te zijn om in alle gevallen te voldoen aan de aan BBT-gerelateerde uurgemiddelde grenswaarde voor vrij chloor van 0,5 mg/l op alle koelwateruitlaten. Het aantal overschrijdingen bedraagt circa 12%. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 11 van 19

12 Gunvor verzoekt om in deze vergunning een uurgemiddelde lozingsnorm voor vrij chloor van 0,5 mg/l op te nemen, waarbij deze norm voor de duur van het optimalisatieonderzoek in maximaal 15% van het aantal metingen overschreden mag worden. Hierdoor mag de lozingseis van 0,5 mg/l na afloop van het optimalisatieonderzoek niet meer worden overschreden, waardoor wordt geborgd dat er vanaf het moment aan BBT wordt voldaan. Met het verzoek kan daarom worden ingestemd. 5.2 Immissietoets Voor de lozing naar oppervlaktewater is de immissietoets uitgewerkt in het Handboek Immissietoets. Met de immissietoets wordt nagegaan of de restlozing leidt tot onaanvaardbare concentraties in het watersysteem, nadat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn toegepast om de emissie te reduceren. Daarnaast geldt voor nieuwe lozingen dat de immissietoets gebruikt moet worden om te beoordelen of de lozing niet onverenigbaar is met de doelstellingen en belangen zoals genoemd artikel 6.21 van de Waterwet. Bij bestaande lozingen kunnen aanvullende eisen bovenop BBT alleen op grond van de immissietoets worden voorgeschreven als de voor de relevante stoffen in het waterlichaam geldende doelstellingen (hetzij de doelstelling op jaargemiddeldebasis (JG-MKN), hetzij het MTR indien nog geen doelstelling op jaargemiddeldebasis is afgeleid) worden overschreden. Het beheersplan moet dan aanleiding geven de bestaande lozingen opnieuw te bezien. De onderhavige lozing is als zodanig in het beheerplan niet genoemd. Sinds de start van het onderzoek is er in de periode van januari tot en met december gemiddeld ca. 180 liter/dag chloorbleekloog gedoseerd. Dit ligt ruim beneden de waarde van liter/dag waarvoor in de vigerende vergunning de immissietoets reeds is uitgevoerd. Met die hoeveelheden werd al aan de immissietoets voldaan. Verder is het verbruik aan natriumbromide tot nul gereduceerd. Omdat de hoeveelheid te verbruiken chloorbleekloog ten opzichte van de huidige vergunde situatie veel lager is, worden er ook minder schadelijke stoffen geloosd. Onderhavige lozing zal dan ook geen significante effecten hebben op het bereiken van de waterkwaliteitsdoelstellingen. Ook leidt de lozing niet tot acuut toxische effecten voor waterorganismen en/of in het sediment levende organismen binnen de mengzone. Daarom worden er op grond van de immissietoets geen nadere eisen gesteld aan de onderhavige lozing. 5.3 Naftatankdrainwater Het drainwater afkomstig uit de naftatanks wordt in de huidige situatie met zuigwagens naar de biologische waterzuiveringsinstallatie gebracht, waarna het daar wordt gezuiverd. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 12 van 19

13 Zoals al in de vigerende vergunning is aangegeven, is het BBT om het naftatankdrainwater in de biologische waterzuiveringsinstallatie te behandelen. Op welke manier het afvalwater naar de zuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maakt daarbij niet uit. Daarom kan met het verzoek worden ingestemd. 5.4 Toetsing overschrijding van lozingseisen Het is voor Rijkswaterstaat zelf, voor de vergunninghouder en voor eventuele derde-belanghebbenden van belang dat precies duidelijk is wat de lozingseisen in deze vergunning betekenen en op welke wijze bepaald wordt dat er sprake is van een overschrijding van lozingseisen. De bepaling hangt af van het type lozingseis: een empirische lozingseis of een theoretische lozingseis. In de vergunningvoorschriften is aangegeven of de daar genoemde lozingseisen empirisch of theoretisch zijn. Empirische lozingseisen worden in het proces van vergunningverlening vastgesteld met een statistische methodiek op basis van historische meetwaarden van het lozende bedrijf. Een empirische lozingseis wordt, kort samengevat, bepaald door een aantal maal de standaardafwijking van de historische meetwaarden op te tellen bij het gemiddelde van deze waarden. Er wordt bij het empirisch afleiden van een lozingseis gebruik gemaakt van meetgegevens die representatief zijn voor de gebruikelijke beheerste procesvoering. Bij een overschrijding van een empirische lozingseis is het in hoge mate zeker dat er sprake is van een overtreding. De meetonzekerheid van de meetwaarden is hierbij niet van belang, omdat er gebruik is gemaakt van historische meetwaarden voor het vaststellen van de eis. Daarmee is vanzelf ook de meetonzekerheid verdisconteerd in de lozingseis. Dat geldt ook voor een eventuele aanvullende onzekerheid door de bemonstering. Theoretische lozingseisen zijn niet gebaseerd op een statistische analyse van een historische meetreeks. Theoretische eisen staan onder andere in de referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (BREF). Theoretische lozingseisen hangen samen met toepassing van een bepaalde stand der techniek bij een bedrijf. Het zijn een soort ervaringscijfers per bedrijfstak of per behandelingstechniek, waarbij de achterliggende meetgegevens van de afzonderlijke bedrijven niet direct meer te herleiden zijn. Anders dan bij empirische lozingseisen, wordt bij de toetsing van meetwaarden aan een theoretische lozingseis wel rekening gehouden met de meetonzekerheid. De meetonzekerheid is immers niet verdisconteerd in de lozingseis zelf. Voor verdere toelichting op de toetsing van overschrijdingen van lozingseisen wordt verwezen naar de notitie Op uniforme wijze toetsen van overschrijdingen van lozingseisen d.d. 22 april 2012, te vinden op notitie-beleidsregel/ RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 13 van 19

14 5.5 Toetsing op basis van bedrijfseigen cijfers Het uurgemiddelde gehalte aan vrij beschikbaar chloor wordt door Gunvor bepaald op basis van 7 metingen (1 meting tijdens de piek, 3 metingen voor de piek en 3 metingen na de piek) in steekmonsters. Conform het optimalisatieonderzoek wordt het uurgemiddelde gehalte wekelijks door Gunvor bepaald op alle vergunde meetpunten. Deze methode van meten maakt het voor Rijkswaterstaat te arbeidsintensief om zelf, op basis van eigen metingen, adequaat aan de lozingseisen te kunnen toetsen. Om te kunnen toetsen of Gunvor voldoet aan het maximum aan overschrijdingen van 15%, zou Rijkswaterstaat zelf ook elke week alle bemonsteringen moeten uitvoeren. Bij het toetsen aan de lozingsnorm voor vrij chloor zal daarom gebruik worden gemaakt van de meetwaarden van Gunvor zelf. Op basis van het optimalisatieonderzoek beschikt Gunvor zelf over alle benodigde gegevens om de toetsing aan de lozingseisen mogelijk te maken. Het gebruik van bedrijfseigen cijfers vindt alleen plaats voor toetsing aan de lozingseisen voor vrij chloor. Meetwaarden die betrekking hebben op situaties die beoordeeld zijn als voorzienbaar ongewoon voorval of ongewoon voorval waarvoor de lozingseisen niet gelden worden buiten beschouwing gelaten. 5.6 Mogelijke toekomstige meetpunten In de toekomst is het wellicht noodzakelijk om meetpunt 04 (de gezamenlijke koelwateruitlaat van Crude 2 en de smeeroliefabriek) te vervangen door twee afzonderlijke meetpunten voor het koelwater van beide fabrieken. Op het moment dat deze nieuwe meetpunten in gebruik worden genomen zal het meet- en beheersplan daarop moeten zijn aangepast. Conform voorschrift 12 van de vigerende vergunning behoeven wijzigingen in het beheersplan alsmede in ontwerp, constructie en plaats van de meet- en bemonsteringsvoorzieningen, vooraf de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. 5.7 Toelichting wijziging artikelen en bijlagen Voorschrift 5 (Koelwater) Omdat in de toekomst meetpunt 04 mogelijk wordt opgeheven en vervangen door twee nieuwe meetpunten 04a en 04b, zijn de eisen per meetpunt hier alvast op aangepast. Er is 1 tabel opgenomen met eisen die gelden totdat de nieuwe meetpunten in gebruik zijn genomen, en 1 tabel met eisen die gelden na ingebruikname van de nieuwe meetpunten. Na afloop van het optimalisatieonderzoek is het de bedoeling dat de aan BBT gerelateerde lozingseis voor vrij beschikbaar chloor van 0,5 mg/l (uurgemiddeld) in alle gevallen wordt gehaald. Daarom geldt de mogelijkheid om hier in 15% van de gevallen van af te mogen wijken tot uiterlijk 1 maart RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 14 van 19

15 Tevens is een voorschrift opgenomen waarin wordt bepaald dat de ingebruikname van de nieuwe meetpunten 04a en 04b bij Rijkswaterstaat dient te worden gemeld. Intrekken voorschrift 19 (Sanering naftatankdrainwater) en aanpassing voorschrift 1 (Soorten afvalwaterstromen) Bij het verzoek tot intrekking van voorschrift 19 verzoekt Gunvor tevens om in voorschrift 1 van de vigerende vergunning in de tabel onder Soort afvalwaterstroom 2. tankdrainwater te vervangen door 2. tankdrainwater inclusief nafta tankdrainwater zodat geborgd is dat het naftatankdrainwater mag worden verwerkt in de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie. Rijkswaterstaat acht een dergelijke aanpassing echter niet nodig, aangezien het begrip tankdrainwater alle tankdrainwater omvat, dus ook het naftatankdrainwater. Voorschrift 1 hoeft dus niet te worden gewijzigd om de behandeling van het naftatankdrainwater in de biologische afvalwaterzuiveringsinstallatie mogelijk te maken. Nieuw voorschrift 19 (Optimalisatieonderzoek verbruik biociden) Het optimalisatieonderzoek loopt op dit moment al. Het wordt opnieuw voorgeschreven om de voortgang van het onderzoek te borgen om uiteindelijk aan BBT te gaan voldoen voor wat betreft het verbruik van chloorbleekloog en het voldoen aan de aan BBT gerelateerde grenswaarde voor het gehalte aan vrij beschikbaar chloor. Het eindrapport van het onderzoek moet worden goedgekeurd door de waterbeheerder. Het besluit omtrent goedkeuring staat open voor bezwaar en beroep. Bijlagen In Bijlage 1 is het begrip warmtevracht aangepast aan de toekomstige nieuwe meetpunten. Tevens is een begripsbepaling voor het uurgemiddelde gehalte toegevoegd, om deze zodoende voor het gehalte aan vrij beschikbaar chloor te kunnen berekenen. Tot slot is het lopende optimalisatieonderzoek in de begripsbepaling opgenomen. Aan Bijlage 3 is een analysevoorschrift toegevoegd voor de bepaling van het gehalte aan vrij chloor op meetpunten 02, 04, 04a, 04b en 05, zodat deze aansluit bij de methode die Gunvor gebruikt tijdens het optimalisatieonderzoek. In Bijlage 5 is de locatie van de huidige en mogelijk toekomstige meetpunten van het doorstroomkoelsysteem aangegeven. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 15 van 19

16 6. Procedure 6.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. De procedure is daarom conform het gestelde in de afdelingen 3.4 Awb en 13.2 Wm doorlopen. 6.2 Behandeling van zienswijzen De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunning hebben van 18 augustus 2016 tot en met 28 september 2016 voor het naar voren brengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp. 7. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de vergunning. 8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid N.C. Knaap RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 16 van 19

17 9. Mededelingen Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: - Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? - Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? - Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: - uw naam en adres; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; - de reden waarom u beroep instelt; - de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 17 van 19

18 U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. 10. Bijlage Bijlage 5, Toekomstige nieuwe meetpunten koelwater RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 18 van 19

19 Bijlage 5, Toekomstige nieuwe meetpunten koelwater Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden, nr.. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 19 van 19

20

21 Bijlage 1 Voor de leesbaarheid is een geconsolideerde tekst van de geldende voorschriften als bijlage bij deze aanbiedingsbrief bijgevoegd. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend. Voorschrift 1 Soorten afvalwaterstromen 1. Het op de 5 e Petroleumhaven te lozen afvalwater mag uitsluitend bestaan uit de, in de tabel genoemde afvalwaterstromen die via bijbehorende lozingspunten en meetpunten geloosd worden: Lozingspunt Meetpunt Soort afvalwaterstroom A 01 Het effluent van de AWZI, waarin alleen de volgende afvalwaterstromen mogen worden behandeld: 1. procesafvalwater 2. tankdrainwater 3. afvalwater slopsysteem 4. tank-, tankauto- en leidingwaswater 5. spoel- en schrobwater 6. regeneraat ionenwisselaars 7. ballastwater 8. (verontreinigd) koelwater 9. mogelijk verontreinigd bluswater afkomstig van oefeningen 10. mogelijk verontreinigd hemelwater 11. huishoudelijk of daarmee vergelijkbaar afvalwater 12. grondwater afkomstig van oliescherm 5 e Petroleumhaven. A 06 Afvalwater afkomstig van loog scrubber zwavelfabrieken B 02 Koelwater Crude 1 en ontzwavelingseenheden D 04 Koelwater Crude 2 en smeeroliefabriek E 103 Het effluent van separator 3, waarin alleen de volgende afvalwaterstromen mogen worden behandeld: 1. mogelijk verontreinigd hemelwater 2. afvalwater afkomstig van de bereiding ketelvoedingswater, ketelspuiwater en stoomcondensaat. 3. koelwaterspui (meetpunt 107) van koeltoren F 05 Koelwater ketelhuis en benzinefabriek

22 Voorschrift 2 Lozingseisen 1. De in voorschrift 1, eerste lid omschreven afvalwaterstromen mogen alleen worden geloosd, als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen op het betreffende meetpunt of lozingspunt niet worden overschreden: a: meetpunt 01 Parameter I II III CZV (mg/l) Onopgeloste bestanddelen (mg/l) 50 Olie (mg/l) 1,5 N-Kj (mg/l) N-totaal (mg/l) I Gemiddelde concentratie op basis van 10 etmaalmonsters II Gemiddelde concentratie op basis van 10 steekmonsters III Maximale concentratie in een steekmonster b: meetpunt 103 Parameter I CZV (mg/l) 100 Onopgeloste bestanddelen (mg/l) 50 Olie (mg/l) 1,5 I Maximale concentratie in een steekmonster 2. De waarden van de in lid 1 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 3 genoemde analysevoorschriften.

23 Voorschrift 3 Lozingseisen meetpunt Met de ingebruikname van de hydrocracker wordt het voorschrift 2, lid 1 onder a vervangen door dit voorschrift De in voorschrift 1, lid 1, omschreven afvalwaterstromen mogen alleen in het oppervlaktewater worden gebracht, als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen op het meetpunt 01 of lozingspunt A niet worden overschreden. Hierbij is per parameter aangegeven of het om een steekmonster, dan wel een etmaalmonster gaat: meetpunt 01 Parameter I II III CZV (mg/l) 100 Onopgeloste bestanddelen (mg/l) Minerale olie (mg/l) 0,5 N-totaal (mg/l) 25 I Gemiddelde concentratie op basis van 10 etmaalmonsters II Gemiddelde concentratie op basis van 10 steekmonsters III Maximale concentratie in een steekmonster De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn empirische lozingseisen. 3. De waarden van de in lid 2 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 3 genoemde analysevoorschriften. Voorschrift 4 Monitoring AWZI 1. Uiterlijk 12 maanden na het de ingebruikname van de hydrocracker moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder op basis van de gegevens uit het reguliere meet- en bemonsteringsprogramma rapporteren of de verwachte verbetering van de kwaliteit van het effluent is gerealiseerd. 2. De in het eerste lid bedoelde rapportage moet in overleg met de waterbeheerder worden opgesteld. 3. Het in het eerste lid genoemde rapport behoeft de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Voorschrift 5 Koelwater 1. Tot de ingebruikname van de meetpunten 04a en 04b mag het koelwater zoals genoemd in voorschrift 1, eerste lid slechts worden geloosd als de navolgende grenswaarden niet worden overschreden: Parameter meetpunt I II III Warmtevracht (som) Vrij beschikbaar chloor MW 02, 04 en 05 0,5 mg/l Minerale olie 02, 04 en 05 1 mg/l I totale warmtevracht II uurgemiddelde concentratie III concentratie in steekmonster De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen.

24 2. Vanaf de ingebruikname van de meetpunten 04a en 04b mag het koelwater zoals genoemd in voorschrift 1, eerste lid slechts worden geloosd als de navolgende grenswaarden niet worden overschreden: Parameter meetpunt I II III warmtevracht Vrij beschikbaar chloor Minerale olie a + 04b , 04a,04b en 05 02, 04a, 04b en 05 I totale warmtevracht II uurgemiddelde concentratie III concentratie in steekmonster 60 MW 0,5 mg/l 1 mg/l De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen. 3. Tot 1 maart 2018 mag de in het eerste en tweede lid genoemde grenswaarde voor vrij beschikbaar chloor in maximaal 15% van de gevallen (gedurende de looptijd van het optimalisatieonderzoek) worden overschreden. 4. De waarden van de in lid 1 en lid 2 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 3 genoemde analysevoorschriften. 5. De ingebruikname van de meetpunten 04a en 04b moet vooraf worden gemeld bij de waterbeheerder. Voorschrift 6 Effluent Zuurwaterstrippers 1. Het effluent van de zuurwaterstrippers mag alleen op de AWZI gebracht worden als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen op het meetpunt 105 en 106 niet worden overschreden. Parameter Steekmonster H 2 S (mg/l) 10 NH 3 (mg/l) 30 De in de tabel opgenomen lozingseisen zijn theoretische lozingseisen. 2. De waarden van de in lid 1 genoemde parameters dienen te worden bepaald volgens de in bijlage 3 genoemde analysevoorschriften. Voorschrift 7 Koeltoren 1. Aan het koelwater in het koelwatersysteem van de koeltoren mag maximaal een hoeveelheid chloorbleekloog worden toegevoegd zodanig dat het vrij beschikbaar chloorgehalte in de koelwaterspui gemeten in meetpunt 107 in een steekmonster niet meer bedraagt dan 0,2 mg/l. Dit is een theoretische lozingseis. 2. De waarde van het gehalte aan vrij beschikbaar chloor moet worden bepaald volgens het in bijlage 3 genoemde analysevoorschrift.

25 Voorschrift 8 Gebruik chemicaliën koeltoren 1. Uiterlijk 12 maanden na de start van de EPC-fase van het project moet de vergunninghouder een overzicht aanleveren van de overige koelwaterchemicaliën die gebruikt zullen gaan worden in de koeltoren. 2. Uiterlijk 12 maanden na de start van de EPC-fase van het project moet vergunninghouder het ontwerp van het koelwatersysteem met betrekking tot sturing en monitoring van chemicaliën indienen. 3. Het in het eerste en het tweede lid bedoelde overzicht van gebruikte chemicaliën en ontwerp behoeven vóór start van de bouw de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Voorschrift 9 Onderzoek en rapportage optimalisatie chemicaliën koeltoren 1. Uiterlijk 3 maanden voor ingebruikname van de koeltoren moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder een onderzoeksvoorstel indienen naar het optimaliseren van de dosering van alle chemicaliën die toegevoegd worden aan het koelwatersysteem. 2. Het in het eerste lid bedoelde onderzoeksvoorstel moet in overleg met de waterbeheerder worden opgesteld en behoeft vóór uitvoering van het onderzoek de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. 3. Uiterlijk 6 maanden na ingebruikname van de koeltoren moet het onderzoek zijn uitgevoerd en de uitkomsten van het onderzoek (het onderzoeksrapport) bij de waterbeheerder zijn ingediend. 4. Het in het derde lid genoemde onderzoeksrapport behoeft de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Voorschrift 10 Onderzoek afkoppelen hemelwater 1. Uiterlijk 12 maanden na de start van de EPC-fase van het project moet de vergunninghouder bij de waterbeheerder een onderzoek indienen betreffende de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone hemelwaterstromen vanaf de ARU (7200-unit)/SWS (7300-unit en 7350-unit), zoals beschreven in voorschrift 13 van de vigerende watervergunning. 2. Het in het eerste lid bedoelde onderzoek behoeft de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Voorschrift 11 Optimalisatie AWZI 1. Voor ingebruikname van de Hydrocracker moet de vergunninghouder de hydraulische verwerkingscapaciteit van de AWZI vergroten naar minimaal 400 m 3 /uur. 2. Voor ingebruikname van de Hydrocracker moet de vergunninghouder de totale buffercapaciteit op het bedrijfsterrein ten behoeve van de AWZI te vergroten naar m Het SBR onderhoudsprogramma moet voor ingebruikname van de hydrocracker zijn uitgevoerd. 4. Vergunninghouder moet verdere optimalisaties en aanpassingen die in het SBR onderhoudsprogramma worden vastgelegd vooraf met de waterbeheerder overleggen. Deze optimalisaties en aanpassingen behoeven voor uitvoering de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder.

26 Voorschrift 12 Meten en registreren 1. Het effluent van de AWZI en het koelwater dienen te allen tijde te kunnen worden onderworpen aan een continue debietmeting (met registratie en integratie) en bemonstering ter verzameling van representatieve steek- en etmaalmonsters. 2. Het effluent van separator 3 dient te allen tijde te kunnen worden onderworpen aan bemonstering ter verzameling van representatieve steek- en etmaalmonsters. 3. De vergunninghouder moet de kwaliteit en kwantiteit van het afvalwater en het ingenomen oppervlaktewater volgens het beheersplan bewaken. 4. Wijzigingen in het beheersplan alsmede in ontwerp, constructie en plaats van de meet- en bemonsteringsvoorzieningen behoeven vooraf de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. Voorschrift 13 Afkoppelen verhard oppervlak De vergunninghouder moet bij infrastructurele wijzigingen van het bedrijfsterrein en bij nieuwbouw van installaties segregatie van de bedrijfsriolering als uitgangspunt hanteren. Voorschrift 14 Afvalwaterzuiveringsinstallaties Het in voorschrift 1, eerste lid bij lozingspunt A en E genoemde afvalwater mag uitsluitend worden geloosd na te zijn geleid door goed onderhouden, doelmatig en oordeelkundig gebruikte zuiveringstechnische werken. De hierbij vrijkomende afvalstoffen mogen niet op oppervlaktewater worden geloosd. Voorschrift 15 Voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden 1. Bij voorzienbare bijzondere bedrijfsomstandigheden die gevolgen kunnen hebben op de kwaliteit van het te lozen afvalwater moeten voorzorgsmaatregelen worden genomen om nadelige gevolgen voor het oppervlaktewater te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken. 2. De in het eerste lid genoemde situatie en de te treffen voorzorgsmaatregelen moeten vooraf worden gemeld en behoeven de schriftelijke goedkeuring van de waterbeheerder. 3. In de in het tweede lid genoemde melding moeten in ieder geval de volgende punten worden behandeld: De betreffende situatie, de aanvang en de tijdsduur van de uitvoering; De gevolgen van de situatie op de kwaliteit van het vrijkomende afvalwater; De voorzorgsmaatregelen die worden genomen om nadelige gevolgen van de lozing voor het oppervlaktewater te voorkomen dan wel te beperken; De uitvoeringsalternatieven die overwogen zijn om nadelige gevolgen van de lozing voor het oppervlaktewater te voorkomen dan wel te beperken; De gevolgen op de kwaliteit van het te lozen afvalwater. 4. De waterbeheerder kan nadere eisen stellen om de milieubelasting en de risico s te verminderen. 5. De vergunninghouder moet zich aan de schriftelijke goedkeuring houden.