1 9 OKT Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Transcriptie

1 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS ONGECLASSIFICEERD beschikking 1 9 OKT Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning als bedoeld in artikel 6.26, tweede lid, Waterwet van NV Afvalverbranding Zuid-Nederland, Middenweg 34 te Moerdijk met zaaknummer RWSV Inhoudsopgave 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Aanvraag 5. Beoordeling aanvraag 6. Procedure 7. Conclusie S. Ondertekening 9. Mededelingen 10. Bijlagen 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu beschikt op grond van de volgende overwegingen op de aanvraag om wijziging van de vergunning zoals bedoeld in artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet. De aanvraag is ingediend door NV Afvalverbranding Zuid-Nederland (hierna: AZN) gevestigd aan de Middenweg 34 te Moerdijk. De aanvraag is ontvangen op 31 augustus 2015 en geregistreerd onder zaaknummer RWSV2O De aanvraag heeft betrekking op een wijziging van het lozingspunt op de Centrale Insteekhaven. Dit lozingspunt ten behoeve van de lozing van koelwater wordt ca. 150 meter noordwaarts verplaatst ten opzichte van het in de vergunning opgenomen lozingspunt op de Centrale Insteekhaven. 2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt: RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 1 van 9

2 De wijziging, zoals deze in paragraaf 4.2 van dit besluit is beschreven, voldoet aan de in artikel 6.26, tweede lid, van de Waterwet gestelde eisen. De wijziging kan als zodanig worden vergund. Daarbij dienen de in hoofdstuk 3 genoemde voorschriften in acht te worden genomen. RwS-2015/44152 T 3. Voorschriften voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam Bijlage 3 wordt vervangen door een nieuwe bijlage Aanvraag De aanvraag heeft betrekking op de watervergunning van 27 mei 2014, kenmerk RWS/ Eedrijfssituatie AZN verbrandt huishoudelijk afval en vergelijkbaar bedrijfsafval voor de productie van (duurzame) energie. AZN bouwt nu een stoomturbine-installatie waarmee alle binnen de inrichting opgewekte stoom omgezet kan worden in elektrische energie. Voor de koeling van de condensor wordt uitgegaan van doorstroomkoeling, waarbij de aanleg van nieuwe inname- en lozingswerken is voorzien. Koelwater wordt onttrokken uit de Westelijke Insteekhaven en geloosd op het Hollandsch Diep of op de Centrale Insteekhaven. 4.2 Gewenste wijzigingen AZN verzoekt het lozingspunt in de Centrale Insteekhaven ca. 150 meter richting het noorden te verplaatsen. Tevens wordt verzocht om bijlage 3 van de vigerende vergunning te vervangen door de bij de aanvraag gevoegde luchtfoto met aanduidingen. Toelichting op het verzoek Gebleken is dat lozing haaks op de haven via lozingspunt L2 niet uitvoerbaar is. Lozing parallel aan de ligging van de haven via een bestaande hoek op de locatie van lozingspunt L3, zoals aangegeven in bijlage 3, blijkt wel mogelijk. De coördinaten van dit lozingspunt zijn: 99925, De uitstroming vindt plaats in de onderste helft van de waterkolom. Vanwege de verschuiving van het lozingspunt is de koelwatermodellering zoals uitgevoerd ten behoeve van de vigerende vergunning voor het lozingspunt op het Hollandsch Diep (punt Li) en lozingspunt L2, geactualiseerd. Uit de resultaten van deze modellering blijkt dat bij het lozen van koelwater via lozingspunt L3 aan alle CIW-criteria voor warmtelozingen wordt voldaan. Ook leidt de verschuiving niet tot een extra beïnvloeding van de temperatuur van het oppervlaktewater bij de innamepunten van Shell Nederland Chemie en van Essent Energie. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 2 van 9

3 5. Beoordeling aanvraag 5.1 Toetsing aan het beleid Beleid ten aanzien van warm telozingen Sinds 21 juni 2005 is het CIW-rapport beoordelingssystematiek warmtelozingen vastgesteld. Dit rapport beoordeelt thermische lozingen op basis van de emissie-immissieaanpak. Belangrijke uitgangspunten zijn minimalisatie van de ecologische gevolgen van de opwarming van het oppervlaktewater en van de inname van oppervlaktewater voor koeldoeleinden. In het rapport wordt geconcludeerd dat minimalisatie van het debiet grotere voordelen voor het aquatische milieu lijkt op te leveren dan strikte limitering van de lozingstemperatuur. Door minimalisatie van het debiet worden minder organismen ingezogen, wordt het gebruik van chemicaliën gereduceerd en wordt er minder energie verbruikt. In dit rapport worden een aantal berekeningsmethodes aangedragen om de lozing van warmte te beoordelen. Binnen Rijkswaterstaat is afgesproken dat als eerste beoordeling van de koelwaterlozing de sneltoets gebruikt zal worden (bijlagen 3 en 4 van het CIW-rapport). De sneltoets bestaat uit een mengzone- en een opwarmingstoets. De mengzonetoets vergelijkt, op basis van een worstcasebenadering, de grootte van de warmtepluim met de grootte van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Volgens deze toets mag de natte dwarsdoorsnede (T> 30 C) van de pluim niet meer zijn dan ¼ van de natte dwarsdoorsnede van het ontvangende oppervlaktewaterlichaam. Indien de lozing lager scoort dan ¼ voldoet de lozing, zelfs onder de slechtste omstandigheden, aan het beoordelingskader uit het CIW-rapport. Als de lozing hoger scoort dan ¼ kan het zijn dat de lozing niet voldoet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen zoals het koppelen van de omvang van de warmtelozing aan de actuele afvoer en de temperatuur van het oppervlaktewater. De opwarmingstoets brengt de opwarming van het oppervlaktewater na volledige menging in kaart. Er wordt rekening gehouden met de andere warmtelozingen die plaatsvinden op hetzelfde watersysteem. Het oppervlaktewater mag per lozer niet meer dan 3 C worden opgewarmd. Bij de opwarmingstoets wordt uitgegaan van een maximale temperatuur van 28 C (water aangewezen voor karperachtigen), welke 98% van de tijd niet mag worden overschreden. De achtergrondtemperatuur wordt per stroomgebied aangewezen. Indien de lozing hoger scoort dan 3 graden opwarming of als de opwarming van de achtergrondtemperatuur leidt tot een overschrijding van de maximale temperatuur (28 C voor water aangewezen voor karperachtigen) voldoet de lozing niet. De waterbeheerder kan in dat geval aanvullende eisen aan de lozing stellen. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 3 van 9

4 RWS ONGECLASSiFICEERD De warmtevracht wordt berekend met de formule: P=QxATxcp xp waarin: P = Warmtelast (]/s of Wth) Q = Koelwaterdebiet (m3/ s) = Temperatuurverschil over het koelsysteem (K) cp = Soortelijke warmte (4187 J / (kg. K)) p = Soortelijk gewicht = (1000 kg/m3) Doorgaans wordt de warmtevracht uitgedrukt in MWth en dan wordt de formule: P (MWth) Q x AT X 4, Toetsing van de aanvraag Om te bepalen wat het effect is van de voorgenomen warmtelozing op het Hollandsch Diep, is in opdracht van AZN door Deltares een koelwatermodellering uitgevoerd. In de modellering wordt een beeld gegeven van het pluimgedrag van de warmtelozing. Tevens zijn de resultaten van de modellering getoetst aan de geldende criteria voor warmtelozingen. Ook is het effect van de warmtelozing op de innamepunten van Shell, RW/Essent en AZN gepresenteerd. De warmtelozing is getoetst aan de volgende criteria die gelden voor warmtelozingen op het Hollandsch Diep: A. de maximale daggemiddelde dwarsdoorsnede van de gecombineerde temperatuurpluim (als gevolg van de lozingen afkomstig van Essent, AZN en Shell) boven de 30 C mag niet meer dan 25% van de totale dwarsdoorsnede van het Hollandsch Diep beslaan; E. de diepte- en daggemiddelde oppervlakte van de mengzone moet kleiner zijn dan 2,5 km2. De mengzone is gedefinieerd als de relatieve +3 C-contour boven de achtergrondtemperatuur (buiten de invloed van de warmtepluimen), maar gelimiteerd tot de absolute 28 C-contour; C. de diepte- en daggemiddelde opwarming van het totale watersysteem, beschouwd op een dwarsdoorsnede, moet minder zijn dan 3 C ten opzichte van de achtergrondtemperatuur; D. de diepte- en daggemiddelde opwarming van de noordoever van het Hollandsch Diep in de ondiepe oeverzone ter plaatse van de overgang naar het open water, mag maximaal 1 C zijn. Uit de modellering welke deel uitmaakt van de aanvraag van de vigerende vergunning bleek dat aan de criteria A, B en C voldaan wordt. Criterium D wordt op één dag in geringe mate overschreden indien het koelwater van AZN geloosd wordt in het Hollandsch Diep. Indien de lozing plaatsvindt op de Centrale Insteekhaven wordt net voldaan aan criterium D. Verder bleek dat in alle scenario s er een vergelijkbaar effect is op de temperatuur van het door Shell en Essent ingenomen oppervlaktewater. De gemiddelde temperatuur zou in geringe mate toenemen. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 4 van 9

5 Aanpassingen aan koelwatermodel Omdat het lozingspunt in de Centrale Insteekhaven nu ca. 150 meter noordwaarts RwS2015/ richting het Hollandsch Diep wordt verplaatst, zouden er mogelijk gevolgen kunnen zijn voor het voldoen aan criterium D en op de temperatuur van het ingenomen oppervlaktewater van Shell en Essent. Daarom is opnieuw een modellering uitgevoerd. Deze modellering maakt onderdeel uit van de aanvraag. In deze laatste modellering is de inlaat van Shell geheel aangepast aan de feitelijke situatie, namelijk over een diepte van 2 tot 6 meter onder NAP. Ook is de bodemligging rond de inlaat van Shell aangepast aan de meest recente gegevens. Tot slot wordt het koelwater van AZN op locatie L3 geloosd in de onderste helft van de waterkolom; dit in tegenstelling tot locatie L2. Resultaten mode/lering Uit de resultaten van de modellering blijkt nu dat bij het lozen van koelwater via locatie L3 aan alle CIW-criteria voor warmtelozingen wordt voldaan. Ook leidt de verschuiving niet tot een extra beïnvloeding van de temperatuur van het oppervlaktewater bij de innamepunten van Shell Nederland Chemie en van Essent Energie. Wel is er in de huidige modellering sprake van een temperatuurverhoging bij het innamepunt van Shell van 0,2 C ten opzichte van de vorige modelstudies. Deze stijging wordt echter volledig veroorzaakt door een grotere invloed van de Shell warmtelozing op de Shell inlaat. Deze stijging komt voort uit de hierboven genoemde aanpassing van de modellering en is gelijk voor alle locaties van de lozingspunten van AZN. 5.3 Gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van het watersysteem De aangevraagde wijzigingen hebben geen gevolgen voor de kwaliteit van het watersysteem. 6. Procedure Op grond van artikel 6.26, tweede lid heeft de voorbereiding van deze vergunning volgens het gestelde in artikelen 3.8 en 3.9, eerste lid, onderdeel a en tweede tot en met vierde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo. Afdeling van de Algemene wet bestuursrecht plaatsgevonden. Aangezien de aanvraag tot wijziging van de vergunning voor het lozen van stoffen niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan, is volgens artikel 6.26 lid 2 Waterwet afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. Deze vergunning treedt in werking na de bekendmaking. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 5 van 9

6 7. Conclusie De ingediende aanvraag met de daarbij overgelegde gegevens voldoen aan de in artikel 6.26, tweede lid van de Waterwet gestelde eisen. De beoogde verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen dan volgens de geldende vergunning al zijn toegestaan. 8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid mevrouw A.H. Bos-Massop RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 6 van 9

7 - Is - Is RWS ONGECLASSIFICEERD 9. Mededelingen Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde contactpersoon. De contactgegevens staan in de begeleidende brief bij dit besluit. De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen. Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen: de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent? - Kunt u beoordelen of het besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte aan een toelichting? - Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt? Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer u zich op een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen. Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het maken van bezwaar: - Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? - Welk doel wilt u met uw bezwaar tegen het besluit bereiken? Wat verwacht u van Rijkswaterstaat? het u voldoende duidelijk wat een bezwaarprocedure inhoudt en weet u of u met een bezwaar uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Wanneer u vragen heeft of wanneer u zich afvraagt of het indienen van een bezwaarschrift voor u de geschikte aanpak is, kunt u ook hiervoor contact opnemen met de bij het besluit vermelde contactpersoon. De contactpersoon kan met u overleggen over de te volgen procedure en u informeren over andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat u eventueel biedt om tot een oplossing te komen. Hoe maakt u bezwaar? Om bezwaar te maken moet u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift indienen. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar de minister van Infrastructuur en Milieu, p/a de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid, afdeling Werkenpakket, Postbus 556, 3000 AN Rotterdam. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 7 van 9

8 In het bezwaarschrift moet in ieder geval het volgende staan: Rws2015/ uw naam en adres, en liefst ook uw telefoonnummer; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden of door een kopie mee te sturen); - de reden waarom u bezwaar maakt; - de datum en uw handtekening. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit doet u door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. 10. Bijlagen Bijlage 3. Tekeningen RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 8 van 9

9 Bijlage 3: Tekeningen Behorende bij de vergunning van de minister van Infrastructuur en Milieu van heden,. RWS ONGECLASSIFICEERD Pagina 9 van 9