Watervergunning RWS-2016/ Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning verleend aan:

Transcriptie

1 Watervergunning Onderwerp Besluit op aanvraag om wijziging van de vergunning verleend aan: Sonneborn Refined Products B.V. Mainhavenweg AL AMSTERDAM Inhoudsopgave 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschriften 4. Aanvraag 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer 6. Procedure 7. Conclusie 8. Ondertekening 9. Mededelingen Pagina 1 van 15

2 1. Aanhef De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 8 februari 2016 een aanvraag ontvangen van Sonneborn Refined Products B.V. om de vigerende vergunning als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Waterwet (Wtw) voor het verrichten van handelingen in een watersysteem te wijzigen. De aanvraag betreft: wijzigingen in de bedrijfsvoering en zuiveringstechnische voorzieningen, die ten gevolge van het ingediende saneringsplan zullen worden doorgevoerd, in de vergunning vast te leggen; verzoek tot wijzigen van de termijn waarin het procesafvalwater uit de Witteoliefabriek mag worden geloosd. De aanvraag is geregistreerd onder nummer RWS-2016/6376 (Olo-nummer: , dossiernummer: RWSZ ). De aanvraag omvat de volgende stukken: Aanvraagformulier; Beschrijving van de aangevraagde wijzigingen Aanvraag wijziging Watervergunning RWS-2015/7849 van 2 maart 2015 ; bijlage 1: Productblad Cyclecarb 201 en 301; bijlage 2: Productblad Cyclosorb MA20E; bijlage 3: P&ID procesafvalwaterbehandeling bijlage 4: Flowschema actief kool behandeling afvalwater Wop Sonneborn; bijlage 5: General plotplan. 2. Besluit Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Algemene wet bestuursrecht en de hieronder vermelde overwegingen besluit de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu als volgt: I. De vergunning voor zover deze het lozen van procesafvalwater afkomstig van de Witte olie fabriek toestaat te verlenen voor een periode tot 1 juli 2021; II. De aan Sonneborn Refined Products B.V. verleende vergunning van 2 maart 2015 met kenmerk RWS-2015/7849 als volgt te wijzigen: Pagina 2 van 15

3 3. Voorschriften Voorschrift 1.2 te vervangen door een nieuw voorschrift 1.2 Voorschrift 1.2 (lozingseisen procesafvalwater witte olie fabriek, stroom 5) 1. Het te lozen procesafvalwater van de witte olie fabriek, zoals omschreven in voorschrift 1.1, lid 1 onder 5, mag een hoeveelheid van 2 m 3 per uur en m 3 per jaar niet overschrijden. 2. De in voorschrift 1.1, lid 1 onder 5 omschreven afvalwaterstroom (procesafvalwater van de witte olie fabriek) mag tot 1 januari 2017 alleen worden geloosd als de navolgende empirische grenswaarden ter hoogte van het controlepunt niet worden overschreden: 1) 2) 3) 4) Parameter Maximum 1) Maximum 2) Chemisch zuurstof verbruik (CZV) mg/l Kjeldahl stikstof (Kj-N) 10 mg/l Vuilvracht i.e. Parameter Maximum 3) Maximum 4) Minerale olie 70 mg/l 125 mg/l Som zware metalen (As, Cr, Cu, Pb, Ni en Zn) 1,5 mg/l Temperatuur 40 C 50 C Maximum waarde berekend als voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 10 volumeproportionele etmaalmonsters Maximum waarde bepaald in een volumeproportioneel etmaalmonster Maximum waarde berekend als voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 10 willekeurig genomen steekmonsters Maximum waarde bepaald in een willekeurig genomen steekmonsters 3. De in voorschrift 1.1, lid 1 onder 5 omschreven afvalwaterstroom (procesafvalwater van de witte olie fabriek) mag vanaf 1 januari 2017 alleen worden geloosd als de navolgende empirische grenswaarden ter hoogte van het controlepunt niet worden overschreden: 1) 2) 3) 4) 5) Parameter Maximum 1) Maximum 2) Chemisch zuurstof verbruik (CZV) mg/l 5) mg/l 5) Kjeldahl stikstof (Kj-N) 10 mg/l Vuilvracht 250 i.e. 5) Parameter Maximum 3) Maximum 4) Minerale olie 70 mg/l 125 mg/l Som zware metalen (As, Cr, Cu, Pb, Ni en Zn) 1,5 mg/l Temperatuur 40 C 50 C Maximum waarde berekend als voortschrijdend rekenkundig jaargemiddelde Maximum waarde bepaald in een volumeproportioneel etmaalmonster Maximum waarde berekend als voortschrijdend rekenkundig gemiddelde van 10 willekeurig genomen steekmonsters Maximum waarde bepaald in een willekeurig genomen steekmonsters Deze lozingseisen zijn theoretische grenswaarden. Pagina 3 van 15

4 4. De analyse van de in lid 2 genoemde parameters is gebaseerd op de in bijlage 2 genoemde analysemethoden. Voorschrift 1.4 te vervangen door een nieuw voorschrift 1.4 Voorschrift 1.4 (Periodieke rapportage en overleg) 1. Zolang Sonneborn onderzoek verricht naar saneringstechnieken, met een hoger milieu hygiënisch rendement, voor het afvalwater van de witte olie fabriek, dient er periodiek overleg plaats te vinden. 2. In dit overleg dient Sonneborn de voortgang in het saneringsonderzoek c.q. het saneringsplan te presenteren/rapporteren. 3. Sonneborn dient dit overleg, zo vaak als nodig is voor de voortgang, te initiëren, met een minimum van 1 maal per half jaar en een eerste overleg 3 maanden na ingebruikname van het actief kool Voorschrift 1.5 komt te vervallen. Pagina 4 van 15

5 4. Aanvraag Het bedrijf heeft bij besluit van 2 maart 2015, kenmerk RWS-2015/7849, een vergunning gekregen voor het brengen van stoffen in de Beringhaven te Amsterdam. Op grond van voorschrift 1.5 heeft Sonneborn Refined Products B.V. (verder Sonneborn genoemd) mogelijkheden voor het saneren van het afvalwater van de Witte-oliefabriek (WOP) onderzocht. Op basis van dit onderzoek heeft zij een saneringsplan ingediend. Dit plan leidt tot een andere lozingssituatie. Gelet hierop heeft Sonneborn een aanvraag tot wijziging van de watervergunning ingediend. 4.1 Algemeen Sonneborn is een onderdeel van het Amerikaanse Sonneborn Refined Products Inc. In 1964 is begonnen met de bouw van de inrichting aan de Mainhavenweg 6 te Amsterdam. De activiteiten in de fabrieken houden in: behandeling, bewerken en verwerken van aardolieproducten. Alle fabrieken zijn op zichzelf staande afdelingen die hun specifieke producten maken welke rechtstreeks als halffabricaten aan de afnemers worden verkocht of als grondstof in een van de andere afdelingen binnen de inrichting worden toegepast. 4.2 Gewenste wijzigingen Termijn Sonneborn verzoekt de termijn waarin de lozing van afvalwater uit de WOP wordt toegestaan te verlengen, bij voorkeur voor onbepaalde tijd, onder de voorwaarde dat het procesafvalwater wordt behandeld met een actief kool behandeling unit. Hierbij verzoekt Sonneborn ruimte te laten voor alternatieve technieken met ten minste gelijkwaardige resultaten. Het streven is de installatie uiterlijk 1 juli 2016 in bedrijf te nemen. Volgens Sonneborn is dit technisch haalbaar, maar op deze datum moeten dan wel de benodigde Waterwet- en Omgevingsvergunning zijn verleend. Sanering afvalwater WOP Het procesafvalwater van de WOP zal worden verzameld in de bestaande afvalwatertank T148. Vanuit deze tank wordt de actief kool unit gevoed. De actief kool unit loopt af op de bestaande afvalwatertank T149. Vanuit tank T149 wordt op de Beringhaven geloosd met een debiet van maximaal 2 m 3 per uur. Dit is een verruiming van het huidige debiet van 35 m 3 per etmaal, maar dit is nodig om de tank snel beschikbaar te hebben voor de nieuwe afloop van afvalwater. De door Sonneborn uitgevoerde pilot-proeven met actief kool tonen aan dat een reductie van het CZV mogelijk is van 80%. Uit de analyseresultaten van de afgelopen twee jaar blijkt dat de CZV concentratie van volume proportionele etmaalmonsters varieert van tot mg/l, bij een gemiddelde waarde van Na de installatie verwacht Sonneborn dat piekwaarden voor het daggemiddelde CZV concentratie van daarom niet ondenkbaar, waarbij zij aangeeft dat een jaargemiddelde eis van mg als reëel in te schatten. Omdat het niet zeker is dat de in de pilotproef behaalde reductie in de praktijk wordt Pagina 5 van 15

6 behaald, verzoekt Sonneborn een proefperiode van zes maanden aan te houden alvorens de lozingseisen definitief vast te stellen. De zuivering zal modulair worden uitgevoerd. Tijdens de inregelperiode zal worden bepaald hoeveel actief kool containers nodig zijn om voortdurend aan de lozingseisen te voldoen. Gelet op de levertijd van de actief kool containers, zal Sonneborn ervoor zorgen dat er een actief kool container beschikbaar is om direct te kunnen wisselen. In de afloop van T149 is een bestaand monsterapparaat aanwezig dat een volumeproportioneel monster neemt van het afvalwater. Daarnaast zal voorafgaand aan het lozen het CZV worden bepaald. Sonneborn stelt voor de eerste drie maanden na implementatie van het actief kool deze monsters dagelijks op CZV te analyseren. Dit om de werking van de unit te controleren. Mocht blijken dat CZV-concentratie in de afloop van T149 hoger is dan mg/l, dan zal het water worden teruggevoerd naar T148. Is dit niet mogelijk, dan zal het water naar derden worden afgevoerd. Alternatieve technieken Sonneborn is bezig alternatieve technieken te onderzoeken ter reductie van het CZV van het procesafvalwater van de WOP. Als uit dit onderzoek toepasbare technieken naar voren komen met ten minste gelijkwaardige resultaten, wil Sonneborn de mogelijkheid hebben deze te kunnen toepassen. 4.3 Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de handelingen plaatsvinden De activiteiten vinden plaats in de Beringhaven die in rechtstreeks contact staan met het KRW-waterlichaam zeekanaal. Het KRW-waterlichaam zeekanaal behoort tot de categorie M30 (zwak brakke wateren) en wordt aangemerkt als kunstmatig waterlichaam. Binnen dit waterlichaam zijn geen beschermde gebieden aangewezen. Chemische toestand: In het waterlichaam zeekanaal vindt een normoverschrijding plaats van de prioritaire stoffen som PAK benzo(g,h,i) peryleen en indeno (1,2,3-c,d) pyreen. Van de overige relevante stoffen voldoen boor, kobalt, koper, thallium, uranium, zink en som PCB s niet aan de norm. Na correctie op basis van achtergrondgehalte of beschikbaarheid vormen de metalen kobalt en thallium in het waterlichaam zeekanaal geen knelpunt meer. Koper, uranium en zink zijn na de 2e lijnsbeoordeling een aandachtstof vanwege het ontbreken van gegevens voor de toetsing. De overige relevante stoffen 3-chloorpropeen, chlooretheen, cisheptachloorepoxide, cumafos, dibutyltin, dichloorvos, ethylazinfos, heptachloor, heptenofos, mevinfos, methylazinfos, tolclofos-methyl, trichloorfon, triazofos en zilver zijn aangemerkt als aandachtstof vanwege analytische beperkingen (een onvoldoende lage rapportagegrens). Ecologische toestand: De ecologische kwaliteit van het waterlichaam wordt bepaald door de hydromorfologische en chemische kwaliteit. Voor het waterlichaam zeekanaal zijn de volgende ecologische kwaliteitselementen relevant: Pagina 6 van 15

7 fytoplankton, macrofyten, macrofauna en vis. Er is getoetst op de referentiemaatlat type M30. Vanwege menselijk hydromorfologische ingrepen behoort het waterlichaam zeekanaal tot sterk veranderd waterlichaam en zullen de ecologische kwaliteitselementen de GET niet bereiken. Voor de beoordeling van de kwaliteitselementen is daarom een (GEP Goed Ecologisch Potentieel) afgeleid, die rekening houdt met deze ingrepen. De GEP voor kunstmatige wateren is maximaal 0,6. In de huidige situatie voldoen nog niet alle kwaliteitselementen aan de default-gep voor het watertype M30 (zwak brakke wateren). Kwaliteitselement Periode Fytoplankton 0,9 Macrofyten/Fytobenthos 0,01 Macrofauna 0,41 Vissen 0,71 5. Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met 2.1 het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag. In artikel 2.1 Wtw zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn bij de uitvoering van het waterbeheer: a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste; b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van voorschriften of beperkingen voldoende te beschermen. De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet, in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4 van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met de doelstellingen voor het waterbeheer. Hieronder volgt een beschrijving van het beleid waarmee bij het beoordelen van de vergunningaanvraag rekening is gehouden. Pagina 7 van 15

8 Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag richt het bevoegd gezag zich volgens het toetsingskader op de effecten van uw initiatief op de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen. De effecten op voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast, waterschaarste en de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen spelen geen rol bij dit besluit. 5.1 Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam Beste beschikbare technieken Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken voor de onderhavige lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde punten en de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het Besluit omgevingsrecht zijn verwoord speciaal in aanmerking genomen. Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. De oorspronkelijke aanvraag is primair getoetst aan de BREF Organische Fijnchemie. In deze toetsing is geconcludeerd dat het afvalwater van de WOP niet is gesaneerd conform de BBT-conclusies. Daarnaast is de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling van belang bij de toetsing of aan BBT wordt voldaan. Aangevraagde maatregelen Op dit moment zijn er voor Sonneborn twee opties die tot een aanzienlijke reductie in de te lozen vuilvracht leidt, te weten: het behandelen met actief kool; het afvoeren naar een externe verwerker. Behandelen met actief kool Volgens de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling (pagina 287) kunnen afvalwaterstromen niet geschikt zijn om biologisch te behandelen doordat: - het aanwezige CZV niet of slecht biologisch afbreekbaar is; - de samenstelling de biologische processen remt. In het geval van niet of slecht afbreekbare stoffen in het afvalwater dient het afvalwater te worden behandeld met technieken zoals genoemd in en tabel 4.6 van de BREF Afgas- en afvalwaterbehandeling. Deze technieken kunnen dan dienen als behandeling voorafgaand of in plaats van biologische behandeling. Gelet hierop kan met de aangevraagde behandeling met actief kool invulling worden gegeven aan BBT. Echter, gelet op de aangevraagde lozingseisen wordt nog niet voldaan aan emissiewaarden in overeenstemming met BBT. Het afvoeren naar een externe verwerker Volgens de BREF Organische fijnchemie dient het afvalwater door thermische oxidatieve/verbranding te worden verwerkt (zie BREF ), indien het afvalwater niet door voorbehandeling geschikt gemaakt kan worden voor biologische behandeling. Pagina 8 van 15

9 Gelet hierop is het afvoeren naar een erkend verwerker in overeenstemming met BBT. Kantekening bij de saneringsopties Beide sanering opties zijn integraal gezien niet optimaal. In beide gevallen gaat de behandeling gepaard met extra vervoersbewegingen en extra energie gebruik (voor de verbranding van de afvalstoffen c.q. het regenereren van het actief kool). Gelet hierop hebben procesgeïntegreerde maatregelen (gericht op het voorkomen van het ontstaan van niet behandelbaar afvalwater) en /of een specifieke voorzuivering gerichte op het biologisch behandelbaar maken van afvalwater de voorkeur. Sonneborn heeft in haar aanvraag aangegeven onderzoek hiernaar voort te zetten. Onderzochte Maatregelen Sonneborn heeft onderzoek gedaan naar de volgende in de BREF genoemde maatregelen: Treatment of waste water streams with relevant refractory organic load; Biological waste water treatment Biologische behandeling Gelet hierop heeft Sonneborn in de periode tussen het verkrijgen van de vigerende vergunning en de huidige aanvraag intensief onderzoek gedaan naar het biologisch behandelen van het WOP afvalwater. Hierbij is zowel onbehandeld als voorbehandeld (elektroflotatie en chemische oxidatie) afvalwater onderzocht. De enige harde conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat het afvalwater in een biologische zuivering in onvoldoende mate kan worden afgebroken. De onderzochte behandeling voldoet niet aan de in de BREF beschreven CZV reductie van 95%. Wel heeft de eenmalige BOD-proef met ontzoutwater een CZV-reductie van 30% laten zien. Mogelijk dat op een communale zuivering er via niet biotische processen nog meer CZV kan worden verwijderd. Daarom kan deze proef aanleiding zijn voor nieuw onderzoek. Sonneborn zal eerst een goede analyse van de constateringen maken en daarna besluiten om eventueel verder onderzoek te doen. Procesgeïntegreerde maatregelen Sonneborn heeft diverse procesgeïntegreerde maatregelen geïdentificeerd waarvan zij in meer of mindere mate een effect verwachten in het verlagen van de vuilvracht. Echter geen van de technieken geeft een reductie op korte termijn. Mogelijk dat een combinatie van technieken wel tot een aanzienlijke reductie zal leiden. Aangezien de technologie waarmee Sonneborn haar producten in de Witte- Oliefabriek produceert niet heeft ingekocht, is het voorspellen van effecten bij procesaanpassingen lastig. Deze kan Sonneborn niet modelmatig simuleren en zal daarom via (pilot)proeven dit inzicht verkrijgen. Pagina 9 van 15

10 Sonneborn verwacht dat het verbeteren van de centrifuges in combinatie met ontgassen een goede optie is. Op het budget van 2016 is daarom het testen van alternatieve centrifuges opgenomen. Conclusie Uit de diverse onderzoeken zijn aanwijzingen voor maatregelen die een bijdrage kunnen leveren om tot een gesaneerde situatie te komen. Echter geen enkele maatregel zal op korte termijn tot het beoogde sanering leiden. Gelet hierop kan ik instemmen met de door Sonneborn voorgestelde tijdelijke saneringsmaatregelen Tijdelijkheid Sonneborn verzoekt om de termijn te verlengen (bij voorkeur voor onbepaalde tijd) voor het lozen van procesafvalwater uit de Witte-Oliefabriek, onder de voorwaarde dat het procesafvalwater wordt behandeld met een actiefkool behandeling, met de mogelijkheid deze in de toekomst te vervangen door een alternatieve techniek met ten minste gelijkwaardige resultaten. Gelet op de aangevraagde lozingseis voor de parameter CZV van mg/l, laat Sonneborn zien met de actiefkool behandeling een enorme stap te maken. Gerelateerd aan de huidige vergunde waarde van mg/l betekent dit een reductie ten van 80%. Gelet hierop kan ik instemmen met het verzoek om de termijn te verlengen. Echter niet voor onbepaalde tijd. En wel om twee redenen: Sonneborn geeft aan nog diverse procesgeïntegreerde opties te willen en gaan onderzoeken. Deze zullen individueel niet tot een significante reductie leiden. Maar een combinatie van maatregelen mogelijk wel. Sonneborn verwacht dat het verbeteren van de centrifuges in combinatie met ontgassen een goede optie is. Op het budget van 2016 is daarom het testen van alternatieve centrifuges opgenomen. Met de aangevraagde lozingseis wordt niet voldaan aan de BBT gerelateerde emissie voor CZV van mg/l, zoals vermeld in BREF afgas en afvalwaterbehandeling. Aangezien de technologie waarmee Sonneborn haar producten in de Witte- Oliefabriek produceert niet heeft ingekocht, is het voorspellen van effecten bij procesaanpassingen lastig. Deze kan Sonneborn niet modelmatig simuleren en zal daarom via (pilot)proeven dit inzicht moeten verkrijgen. Gelet hierop zal ik de termijn verlengen met vijf jaar tot 1 juli Mocht Sonneborn in de tussenliggende periode kunnen aantonen dat zij met nieuwe, aanvullende of ander (combinatie) van maatregelen te kunnen voldoen aan een BBT gerelateerde emissie-eis, kan zij altijd een aanvraag indienen om de tijdelijkheid op te heffen Lozingseisen Sonneborn verzoekt om pas na een periode van zes maanden de definitieve lozingseisen vast te stellen, omdat er nog geen zekerheid is dat de resultaten uit de pilotproef kunnen worden behaald. Pagina 10 van 15

11 Aangezien de aanvraag spreekt over één of meerdere actief kool units, is er voor mij geen inzicht in de robuustheid van de installatie die Sonneborn wil neerzetten. Zo was de aanbeveling uit de pilot-proef om een viertraps actief kool filter neer te zetten. Uit een gesprek met Sonneborn is gebleken dat er met de leveranciers nog gesproken wordt over welke configuratie doelmatig is om enerzijds de lozingseisen te halen en de potentie van het actief kool volledig te benutten. Zo wordt er nagedacht om het afvalwater met een hoger debiet en een hoge recirculatiefactor over de actief kool unit(s) te leiden. Wat in de praktijk de ideale configuratie is, zal moeten blijken. Om Sonneborn hiertoe de gelegenheid te geven, wil ik gedeeltelijk meegaan in haar verzoek. De nieuwe lozingseisen zullen de eerste 6 maanden als streefwaarden gelden. Gedurende die tijd blijven de bestaande lozingseisen in takt. Omdat Sonneborn het afvalwater wil controleren alvorens het over gaat tot lozen, vraagt zij een iets hoger maximaal uurdebiet aan. Op deze wijze ontstaat er een batchlozing, met de mogelijkheid om het afvalwater nogmaals te behandelen dan wel af te voeren naar een erkend verwerker indien niet aan de lozingseisen wordt voldaan. Om niet meer milieuruimte te geven, wordt er ook een maximaal debiet aan de vergunning verbonden. Dit debiet is gebaseerd op de maximale doorvoer in de fabriek ( ton per jaar) waarbij 0,14 m 3 afvalwater per ton ontstaat. Toetsing overschrijding van lozingseisen Het is voor Rijkswaterstaat zelf, voor de vergunninghouder en voor eventuele derdebelanghebbenden van belang dat precies duidelijk is wat de lozingseisen in deze vergunning betekenen en op welke wijze bepaald wordt dat er sprake is van een overschrijding van lozingseisen. De bepaling hangt af van het type lozingseis: een empirische lozingseis of een theoretische lozingseis. In de vergunningvoorschriften is aangegeven of de daar genoemde lozingseisen empirisch of theoretisch zijn. Empirische lozingseisen worden in het proces van vergunningverlening vastgesteld met een statistische methodiek op basis van historische meetwaarden van het lozende bedrijf. Een empirische lozingseis wordt, kort samengevat, bepaald door een aantal maal de standaardafwijking van de historische meetwaarden op te tellen bij het gemiddelde van deze waarden. Er wordt bij het empirisch afleiden van een lozingseis gebruik gemaakt van meetgegevens die representatief zijn voor de gebruikelijke beheerste procesvoering. Bij een overschrijding van een empirische lozingseis is het in hoge mate zeker dat er sprake is van een overtreding. De meetonzekerheid van de meetwaarden is hierbij niet van belang, omdat er gebruik is gemaakt van historische meetwaarden voor het vaststellen van de eis. Daarmee is vanzelf ook de meetonzekerheid verdisconteerd in de lozingseis. Dat geldt ook voor een eventuele aanvullende onzekerheid door de bemonstering. Theoretische lozingseisen zijn niet gebaseerd op een statistische analyse van een historische meetreeks. Theoretische eisen staan onder andere in de referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (BREF). Pagina 11 van 15

12 Theoretische lozingseisen hangen samen met toepassing van een bepaalde stand der techniek bij een bedrijf. Het zijn een soort ervaringscijfers per bedrijfstak of per behandelingstechniek, waarbij de achterliggende meetgegevens van de afzonderlijke bedrijven niet direct meer te herleiden zijn. Anders dan bij empirische lozingseisen, wordt bij de toetsing van meetwaarden aan een theoretische lozingseis wel rekening gehouden met de meetonzekerheid. De meetonzekerheid is immers niet verdisconteerd in de lozingseis zelf. 6. Procedure 6.1 Algemeen De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering is in dit geval niet van toepassing, zodat niet de reguliere voorbereidingsprocedure kan worden gevolgd. 6.2 Overweging ten aanzien van gecoördineerde behandeling. De artikelen 6.27 tot en met 6.29 Wtw zien op de gecoördineerde indiening en voorbereiding van besluitvorming omtrent aanvragen voor een watervergunning en een omgevings- of Kernenergiewetvergunning zoals voorgeschreven in hoofdstuk 14 van de Wet milieubeheer. Gelet hierop heb ik de aanvraag tot wijziging van de watervergunning aan Gedeputeerde Staten van -Holland voorgelegd. Zij komen tot de conclusie dat de aangevraagde wijziging aanleiding geeft tot een aanpassing van de Wabovergunning. Deze zal echter met de reguliere procedure worden voorbereid, zodat in dit geval coördinatie met Gedeputeerde Staten van -Holland niet aan de orde is. 6.3 Behandeling van zienswijzen De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunning hebben van 6 mei tot en met 17 juni 2016 voor het naar voren brengen van zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning ongewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerp. Pagina 12 van 15

13 7. Conclusie De in de vergunning opgenomen voorschriften waarborgen dat de doelstellingen van het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen bestaan er daarom geen bezwaren tegen het wijzigen van de gevraagde vergunning. 8. Ondertekening DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, hoofd afdeling Vergunningverlening Rijkswaterstaat West-Nederland, Pagina 13 van 15

14 9. Mededelingen Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn. De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van een beroepschrift: - Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent? - Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? - Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken? Hoe dient u beroep in? Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een beroepschrift indient dan kunt u het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan: - uw naam en adres; - een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en zo mogelijk een kopie van het besluit; - de reden waarom u beroep instelt; - de datum en uw handtekening. Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in rekening gebracht. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen. U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Pagina 14 van 15

15 Overige mededelingen: Het hebben van deze vergunning ontslaat de houder niet van de verplichting om de redelijkerwijs mogelijke maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat derden of de Staat ten gevolge van het gebruik maken van de vergunning schade lijden. Een afschrift van deze vergunning is verzonden aan: a. Het Bureau Verontreinigingsheffing Rijkswateren, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag; b. Omgevingsdienst NZKG, Postbus 209, 1500 EE Zaandam. Pagina 15 van 15