AANBESTEDING REGIONAAL OPENBAAR VERVOER PER SPOOR IN DE PROVINCIES GRONINGEN EN FRYSLÂN EN IN NIEDERSACHSEN

Transcriptie

1 AANBESTEDING REGIONAAL OPENBAAR VERVOER PER SPOOR IN DE PROVINCIES GRONINGEN EN FRYSLÂN EN IN NIEDERSACHSEN

2 INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1. INLEIDING Algemeen Aanleiding... 2 HOOFDSTUK ONDERWERP VAN AANBESTEDING De aanbestedende partijen Vervoervormen Concessieduur Aan te besteden treindiensten Andere gebruikers... 6 HOOFDSTUK 3 EISEN, WENSEN EN TOELICHTING PERCEEL A... 7 A1. Algemeen... 7 A.2 Voorzieningenniveau A.3 Materieel A.4 Toegankelijkheid A.5 Sociale Veiligheid A.6 Personeel A.7 Informatie en Communicatie A.8 Klantenpanel, klantenservice en klachtenafhandeling A.9. Rapportage, monitoring en beheer A.10. Tarieven en vervoerbewijzen A.11. Opbrengsten en betaling HOOFDSTUK EISEN, WENSEN EN TOELICHTING PERCEEL B B.1. Algemeen B.2. Voorzieningenniveau B.3. Materieel B.4. Toegankelijkheid B.5. Sociale veiligheid B.6. Personeel B.7. Informatie en communicatie B.8. Klantenpanel, klantenservice en klachtenafhandeling B.9. Rapportage, monitoring en beheer B.10. Tarieven en vervoerbewijzen B.11. Opbrengsten en betaling HOOFDSTUK 5 EISEN, WENSEN EN TOELICHTING PERCEEL C C. PRODUCTEISEN EN -WENSEN C.1. Inleiding C.2. Ontwikkeling spoorvervoer C.3. Vervoerplan C.4. Exploitatie C.4.1. Algemeen C.4.2. Eisen aan de exploitatie C.5 Procedure van vaststelling dienstregeling C.6 Tarieven en vervoerbewijzen C.7 Materieel C.7.1. Algemeen C.7.2. Inzet materieel C.7.3. Inzet materieel in Duitsland C.7.4 Eisen aan het materieel C.8 Personeel C.9. Sociale veiligheid... 79

3 C.10 Infrastructuur C.10.1 Algemeen C.10.2 Gebruik van infrastructuur C.10.3 Gebruik van stations C Informatie op stations C.10.5 Stremmingen C.10.6 ICT C.11 Positie van de reiziger C.11.1 Advies Consumentenplatform Openbaar Vervoer C.11.2 Klantenpanel C.11.3 Wensen van reizigers C.11.4 Klachtenregeling C.11.5 Klanttevredenheidsonderzoek C.11.6 Controle C.12 Gegevens van de vervoerder C.13 Informatie en promotie C.13.1 Algemeen C.13.2 Marketing- en communicatieplan C.13.3 Dienstregelingboekje C Overige informatieverstrekking door de vervoerder C.14 Financiën C.14.1 Algemeen C WROOV-plus systematiek C.14.3 Financiële vergoeding, algemeen C.14.4 Subsidieverlening en vaststelling C.15 Malus regeling C.16 Handhaving HOOFDSTUK 6. AANBESTEDINGSREGLEMENT I. Algemene bepalingen II. De aanbestedingsprocedure III. De selectiecriteria en de selectiegegevens IV. Motivering en informatie V. Beslechting van geschillen VI. Eisen aan de Offerte Een overzicht van de bij dit aanbestedingsdocument behorende bijlagen is met deze bijlagen apart opgenomen.

4 Inleiding HOOFDSTUK 1. INLEIDING 1.1. Algemeen Voor u ligt het bestek voor de aanbesteding van de uitvoering van het Noordelijk openbaar vervoer per trein. Dit bestek is opgesteld voor een openbare aanbesteding ingevolge de Europese richtlijn Diensten, nr. 92/50/EEG, waarbij het bepaalde in artikelen 37 en 38 van het Besluit personenvervoer 2000 van toepassing is. De aanbesteding is verdeeld in drie percelen. Een perceel (A) voor de Friese regionale treindiensten, een perceel (B) voor de treindienst Groningen Leeuwarden en een perceel (C) voor de Groningse regionale treindiensten inclusief het deeltraject Nieuweschans Leer. Een in het bestek aangeduide opdrachtgever is niet verplicht de concessie/opdracht ten behoeve van enige onder Perceel (A), (B) respectievelijk (C) genoemde lijn of lijnen te gunnen. Momenteel is de provincie Fryslân in samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en ProRail aan het onderzoeken op welke wijze een kruising tussen de rondweg in/om Franeker en het spoor op het traject Leeuwarden Harlingen Haven tot stand kan komen. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek behoudt Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân zich het recht voor uit de onderhavige aanbestedingsprocedure terug te treden, mitsdien heeft Perceel (A) een optionele status. Onder de optionele status dient ten deze te worden verstaan, dat Perceel (A) voorshands deel uit maakt van onderhavige aanbesteding, tenzij bij nadere bekendmaking wordt besloten Perceel (A) te annuleren. Tijdens de eerste prebid-bijeenkomst zal meer duidelijkheid worden gegeven over het al dan niet terugtreden door de provincie Fryslân. De inschrijvers dienen naast een offerte voor de percelen A, B en C ook een offerte in te dienen voor de percelen B en C. Deze laatste opgave zal alleen in de beoordeling worden betrokken in het geval de provincie Fryslân zich vóór de gunning terugtrekt. Ingeval van gunning zal voor elk van de drie gegunde percelen afzonderlijk een overeenkomst worden opgesteld dan wel een concessie worden verleend, echter met dien verstande dat binnen perceel C geldt dat voor het Duitse deel waarvoor de Landesnahverkehrsgesellschaft Niedersachsen (LNVG) opdrachtgever is een overeenkomst wordt afgesloten en dat voor perceel B door ieder van de provincies een concessie wordt verleend voor het op hun grondgebied gelegen gedeelte van de verbinding Groningen-Leeuwarden. Voorafgaand aan het opstellen van het bestek hebben de provincies Fryslân en Groningen ieder apart voor het vervoer op hun gebied een Programma van Eisen opgesteld. Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen hebben op 7 oktober 2003 het Programma van Eisen voor de aanbesteding vastgesteld en Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân op 8 april Voor het opstellen van het Programma van Eisen is overleg geweest met gemeenten en advies gevraagd aan consumenten- en belangenorganisaties. Daarnaast heeft er een algemene inspraak plaatsgevonden, waarbij burgers en/of instanties hun reactie hebben kunnen geven op het ontwerp Programma van Eisen. Voor het openbaar vervoer op de spoorlijn Leeuwarden Groningen geldt dat het ministerie van Verkeer en Waterstaat hier momenteel nog bevoegd voor is. Met het ministerie is afgesproken dat de provincies Groningen en Fryslân het openbaar vervoer op deze spoorverbinding namens het ministerie meenemen in de onderhavige aanbesteding. Op het moment dat de opdracht dan wel concessie gegund kan worden, zal de Minister de bevoegdheid voor de spoorverbinding per 11 december 2005 decentraliseren c.q. overdragen aan de colleges van gedeputeerde staten van de provincies Groningen en Fryslân. 1

5 Inleiding In deze aanbesteding is ook het deeltraject Nieuweschans-Leer opgenomen. Met de Landesnahverkehrsgesellschaft Niedersachsen (LNVG) is afgesproken dat de provincie Groningen namens hen het genoemde deeltraject in de aanbesteding zal meenemen. Na gunning van de opdracht aan de begunstigde en volledige wilsovereenstemming tussen deze en het LNVG zal voor het genoemde deeltraject een separaat contract met de LNVG worden afgesloten. De LNVG zal bij de uitvoering van de exploitatie van het genoemde deeltraject als opdrachtgever gelden. Het betreft hier derhalve een gezamenlijke aanbesteding door drie opdrachtgevers; de provincie Fryslân, de provincie Groningen en de LNVG. Met de provincie Groningen is afgesproken dat zij voor de LNVG als aanbestedende dienst zal optreden. De onderhavige aanbestedings- en gunningsprocedure zal in Nederland in beginsel leiden tot het verlenen van (een) concessie(s) zodra de Concessiewet personenvervoer per trein (Stb. 265 van ) van kracht wordt. In Duitsland leidt dit tot het sluiten van een overeenkomst. Zo lang de Concessiewet niet in werking is getreden, vindt gunning plaats op basis van het experimentartikel in de vigerende Wet personenvervoer 2000 en wordt met de vervoerder aan wie wordt gegund ook voor de Nederlandse delen (een) exploitatieovereenkomst(en) gesloten. Na inwerkingtreding van de Concessiewet wordt de gesloten overeenkomst zonder wijzigingen of aanvullingen omgezet in een concessie. Waar in dit aanbestedingsdocument wordt gesproken van een concessie, wordt hiermee in taalkundige zin zowel concessie als overeenkomst bedoeld, tenzij uit de tekst het tegendeel blijkt. Met de in dit bestek opgenomen eisen en wensen trachten de opdrachtgevers een zo n goed mogelijk openbaar vervoerproduct voor de reiziger neer te zetten binnen de beschikbare budgetten. In dit bestek zijn aangegeven welke wensen, eisen en randvoorwaarden gelden bij de vormgeving van het openbaar vervoer. Wettelijk voorgeschreven bepalingen zijn hierin niet altijd opgenomen, maar zijn vanzelfsprekend onverminderd van toepassing. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de wijze van aanbesteding. De eisen en wensen voor de verschillende percelen zijn, naast de in dit hoofdstuk aangegeven algemene eisen en bepalingen, ieder in een apart hoofdstuk aangegeven Aanleiding Bij de verzelfstandiging van de N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS) in 1995 zijn de minister van Verkeer en Waterstaat en NS Reizigers overeengekomen dat de exploitatiebijdrage van de rijksoverheid geleidelijk wordt afgebouwd tot nul. Daarnaast heeft NS Reizigers de vrijheid gekregen om vanaf medio 1998 onrendabele spoorvoorzieningen te beëindigen of ingrijpend te wijzigen. Om te voorkomen dat hierdoor een maatschappelijk ontoereikend voorzieningenniveau ontstaat, kan de overheid aanvullende contracten afsluiten. De vervoersdiensten waarvoor aanvullende contracten worden gesloten, worden gezamenlijk de contractsector genoemd. NS Reizigers heeft op 20 maart 1996 dertig treindiensten ter contractering aangeboden aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Deze heeft met NS Reizigers begin 1997 algemene afspraken gemaakt over de contractering van 29 onrendabele treindiensten. Deze afspraken zijn in een raamovereenkomst vastgelegd. Binnen de raamovereenkomst worden specifieke contracten gesloten voor de betreffende treindiensten. In het beleidsvoornemen voor de contractsector, zoals per brief van 7 februari 1997 aangeboden aan de Tweede Kamer, wordt voor de regionale contractsectorlijnen door de minister van Verkeer en Waterstaat gekozen voor concurrentie om het spoor, met aanbesteding van de exploitatie van dit regionale spoorvervoer. 2

6 Inleiding In het beleidsvoornemen voor de contractsector kiest de minister tevens voor de inpassing van regionaal spoorvervoer in een regionale afweging en dus decentralisatie van het spoorvervoer naar de provincies. In 1998 hebben het Rijk en de provincies Groningen en Fryslân afgesproken via een experiment ervaringen op te doen met decentralisatie van een aantal contractsectorlijnen. In 1999 heeft de aanbesteding plaatsgevonden van de drie regionale treindiensten in de provincie Groningen. De aanbestedingsprocedure heeft er toe geleid dat de exploitatie van deze lijnen vanaf 1 juni 2000 wordt verzorgd door NoordNed. De ter zake gesloten exploitatieovereenkomst eindigt bij het einde van de dienstregeling 2005 (11 december 2005). De provincie Fryslân en het ministerie van Verkeer en Waterstaat hebben met NoordNed een overeenkomst gesloten voor de exploitatie van het vervoer op de Friese spoorlijnen en het vervoer op het traject Leeuwarden - Groningen. Deze overeenkomsten eindigen eveneens bij het einde van de dienstregeling Ook de LNVG heeft het contract met de DB per 11 december 2005 beëindigd. Bij de inwerkingtreding van de Concessiewet personenvervoer per trein zijn de bepalingen van de Wet personenvervoer 2000 ook van toepassing op de aanbesteding van het spoorvervoer. Gelijktijdig met de Concessiewet wordt de nieuwe Spoorwegwet van kracht. Naar verwachting zullen de Concessiewet en de Spoorwegwet op 1 januari 2005 in werking treden. Bij het opstellen van het aanbestedingsdocument is waar mogelijk en nodig rekening gehouden met de nieuwe wettelijke bepalingen. Formeel kan de aanbesteding nog niet plaatsvinden op basis van de Wet personenvervoer De aanbesteding geschiedt daarom met toepassing van het huidige experimentartikel in de wet. De Nederlandse wet- en regelgeving inzake het spoorvervoer en de uitvoering en handhaving hiervan behoort tot de verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. ProRail, als beheerder van de nationale railinfrastructuur, treedt hierbij op als contactpersoon. Informatie over deze wet- en regelgeving, over de toelating tot de Nederlandse spoorweginfrastructuur en het gebruik daarvan kan door geïnteresseerden worden ingewonnen bij ProRail Organisatie voor Capaciteitsmanagement en Spoorwegveiligheid. ProRail zal geïnteresseerden zonodig verwijzen naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Over de dagelijkse afwikkeling van de treindienst dienen operationele afspraken gemaakt te worden met ProRail Railverkeersleiding. Hiertoe kan men contact opnemen met: ProRail Capaciteitstoedeling Postbus GC Utrecht Nederland Fax oss@prorail.nl Informatie dient schriftelijk, dat wil zeggen per of per fax, ingewonnen te worden bij ProRail. Ter informatie zijn voor de infrastructuur waarvoor ProRail verantwoordelijk is een drietal boekjes Informatievoorziening Infrastructuur van ProRail bijgevoegd als bijlage 1. De inschrijver dient bij ProRail navraag te doen of deze informatie nog volledig en correct is. Voor de toegang tot en het gebruik van de infrastructuur sluit de vervoerder een overeenkomst met ProRail. Informatie hierover is te vinden in de Netverklaring, gepubliceerd op de website van ProRail ( doorklikken naar Documentatie. In de netverklaring is ook informatie te vinden over het veiligheidsattest en de materieeltoelating. Voorts is in de netverklaring de procedure aangegeven ter verkrijging van railcapaciteit. Bij het sluiten van de toegangsovereenkomst en het afgeven van het veiligheidsattest wordt tevens voorzien in de regeling tussen de vervoerder en de beheerder van de infrastructuur voor de calamiteitenafhandeling. 3

7 Inleiding De vervoerder dient te beschikken over een veiligheidsattest, af te geven door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (IVW Divisie Rail). Informatie hierover is te vinden op de website van IVW ( Over zaken die de veiligheid beïnvloeden (bijvoorbeeld frequentieverhogingen in relatie tot de spoorwegovergangen) is het advies van de Inspectie Spoorwegveiligheid van Verkeer en Waterstaat vaak nodig of onontbeerlijk. De vervoerder dient over zaken die de veiligheid beïnvloeden derhalve rechtstreeks contact op te nemen met de inspectie. De vervoerder dient er rekening mee te houden dat ProRail voor sommige diensten een vergoeding in rekening zal brengen. Deze komt voor rekening van inschrijver dan wel vervoerder. 4

8 Onderwerp van aanbesteding HOOFDSTUK 2 ONDERWERP VAN AANBESTEDING 2.1. De aanbestedende partijen De aanbestedende partijen zijn de Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies Fryslân en Groningen. De Colleges van Gedeputeerde Staten van de provincies Fryslân en Groningen zijn tevens net als de LNVG ook opdrachtgever Vervoervormen De aanbesteding betreft het openbaar vervoer per trein Concessieduur De duur van de door de opdrachtgevers te verlenen concessies bedraagt 15 jaar. Concreet betekent dit dat de concessies lopen van 11 december 2005 tot en met einde dienstregeling 2020, zoals aangehouden door de Nederlandse Spoorwegen, dat wil zeggen in december Indien de Nederlandse Spoorwegen een einddatum hanteren voor het einde van de dienstregeling 2020, die niet valt in de maand december 2020, dan is de concessie geldig tot en met 31 december Ook de met de LNVG te sluiten overeenkomst loopt tot einde dienstregeling Aan te besteden treindiensten. Bij deze aanbesteding gaat het om het openbaar vervoer op de spoorverbindingen: - Leeuwarden Harlingen Haven - Leeuwarden Stavoren - Groningen Leeuwarden - Groningen Roodeschool - Groningen Delfzijl - Groningen Nieuweschans Leer (Duitsland) De bovenstaande treindiensten zijn verdeeld in drie percelen. Een genoemde verbinding dient door de vervoerder als één geheel te worden aangeboden. Dit betekent dat een verbinding zonder knip moet worden uitgevoerd. Wanneer in het onderhavige bestek één van de hier bovenstaande treindiensten wordt genoemd, geldt dat de eisen die hiervoor worden gesteld zowel gelden voor de ene richting als voor de tegengestelde richting op de treindiensten tenzij nadrukkelijk anders is aangegeven. Bovenstaande treindiensten zijn verdeeld in een drietal percelen. Voor elk perceel zal een afzonderlijke concessie worden verleend, met dien verstande dat voor perceel B de provincies Fryslân en Groningen ieder concessie verlenen voor het op hun grondgebied gelegen gedeelte van de spoorlijn Groningen-Leeuwarden en dat voor perceel C ook een overeenkomst wordt gesloten met de LNVG voor het Duitse deel van de verbinding Groningen-Leer. Perceel A: (opdrachtgever provincie Fryslân; concept-concessie bijlage 2). - Leeuwarden Harlingen Haven - Leeuwarden Stavoren Verbinding: Leeuwarden-Harlingen Haven Verbinding: Leeuwarden - Stavoren STATIONS: STATIONS: Leeuwarden Leeuwarden Deinum Mantgum Dronrijp Sneek Noord Franeker Sneek Harlingen Harlingen Haven IJlst Workum Hindeloopen Koudum - Molkwerum Stavoren 5

9 Onderwerp van aanbesteding Perceel B: ( opdrachtgevers: de provincies Fryslân (voor zover betreffend het op Fries grondgebied gelegen gedeelte van de verbinding) en de provincie Groningen (voor zover betreffend het op Gronings grondgebied gelegen gedeelte van de verbinding); concept-concessies bijlage 3) - Groningen Leeuwarden Verbinding: Groningen Leeuwarden: Stations: Groningen Zuidhorn Grijpskerk Buitenpost Zwaagwesteinde Veenwouden Hurdegaryp Leeuwarden Camminghaburen Leeuwarden Achter de Hoven Leeuwarden Perceel C: (opdrachtgevers: de provincie Groningen en voor zover het vervoer betrekking heeft op het vervoer in Duitsland eveneens de LNVG; concept-concessie en concept-overeenkomst bijlagen 4 en 5) - Groningen Roodeschool - Groningen Delfzijl - Groningen Nieuweschans Leer (Duitsland) Verbinding: Groningen - Roodeschool: Verbinding: Groningen - Delfzijl: Verbinding: Groningen Leer: Stations: Groningen Groningen Noord Winsum Baflo Warffum Usquert Uithuizen Uithuizermeeden Roodeschool Stations: Groningen Groningen Noord Sauwerd Bedum Stedum Loppersum Appingedam Delfzijl West Delfzijl Stations: Groningen Kropswolde Martenshoek Hoogezand-Sappemeer Sappemeer Oost Zuidbroek Scheemda Winschoten Nieuweschans Weener Leer 2.5 Andere gebruikers Op de spoorlijnen Groningen - Roodeschool, Groningen - Delfzijl, Groningen - Leer vindt naast personenvervoer ook goederenvervoer plaats. Op de spoorlijnen Leeuwarden Groningen, Leeuwarden Stavoren en Leeuwarden Harlingen Haven vindt op dit moment geen goederenvervoer plaats. De vervoerder dient met het huidige en eventueel nieuwe goederenvervoer rekening te houden. De toewijzing van capaciteit (treinpaden met kenmerken) aan vervoerders die capaciteit aanvragen geschiedt volgens verifieerbare en transparante procedures en regels. De capaciteit aan de verschillende vervoerders wordt toegewezen volgens de Interim-regeling capaciteitstoewijzing spoorwegen. De toewijzing geschiedt door ProRail Capaciteitstoewijzing en voor het vervoer in Duitsland door DB Netz. 6

10 Eisen, wensen en toelichting perceel A HOOFDSTUK 3 EISEN, WENSEN EN TOELICHTING PERCEEL A FRYSLÂN A1. Algemeen A.1. Dit bestek heeft betrekking op het personenvervoer per trein in het concessiegebied, zoals omschreven in hoofdstuk 2. Voor de bij de opdrachtgever bekende financiële en vervoerkundige gegevens over de huidige exploitatie zie bijlage 6. Er zijn plannen om eventueel in de toekomst naast het bestaande spoorvervoer op het deeltraject Sneek Stavoren een stoomtrein te laten rijden. De vervoerder dient deze stoomtrein te gedogen en zijn medewerking te verlenen aan het stoomtreinproject. De kosten hiervan zullen niet voor rekening van de vervoerder zijn. Het verlenen van medewerking houdt onder andere in dat de vervoerder voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar stelt voor het laten meerijden op een stoomtrein. In een dergelijke situatie zullen de partijen in overleg treden over de uitwerking hiervan. A.1.2 De inschrijver dient er rekening mee te houden dat de provincie de komende tijd bezuinigt op het openbaar busvervoer. De provincie is voornemens parallelliteit tussen het busvervoer en treinvervoer zoveel mogelijk op te heffen en bussen meer te gaan feederen op het spoorvervoer. Door het feederen op het spoor zou het kunnen betekenen dat het aantal passagiers wordt vergroot. Een bezuiniging op het openbaar busvervoer zou echter ook een afname in het aantal reizigers tot gevolg kunnen hebben doordat er minder voor- en natransport is. In bijlage 6 is een overzicht opgenomen van de reizigersaantallen van zowel spoor als enkele buslijnen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de aanbesteding van het busvervoer in de concessiegebieden Noord en Zuidwest Fryslân in 2005/2006 plaatsvinden. De aanbesteding van het busvervoer wacht op een herziening van het openbaar vervoerbeleid in verband met de door het Rijk opgelegde bezuinigingen op het openbaar busvervoer. De vervoerder is verplicht om goed samen te werken met de vervoerders die het openbaar vervoer per bus verzorgen in de concessiegebieden die grenzen dan wel aansluiten op het door de vervoerder op basis van dit bestek aangeboden openbaar vervoer. A.1.3 Wanneer een vervoerder die een aanbesteding van het busvervoer wint met een nieuw vervoersysteem komt, welke een aanpassing van de dienstregeling van de treindiensten vereist, dient de vervoerder met de vervoerder die het openbaar vervoer per bus verzorgt, met het ROCOV en de provincie te overleggen, hieraan mee te werken en zijn dienstregeling hieraan aan te passen, met uitzondering van de situatie dat de vervoerder kan aantonen dat dit dienstregelingtechnisch niet mogelijk is. Indien de vervoerder van het openbaar vervoer per bus en de vervoerder van de treindiensten er niet uitkomen dan zal de opdrachtgever een beslissing nemen. Als de vervoerder hier dan niet aan mee werkt kan de opdrachtgever de subsidie aanpassen. A.1.4 Momenteel is de provincie Fryslân in samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat en ProRail aan het onderzoeken op welke wijze een kruising tussen de rondweg (Hectometerpaal 7,8; het station Franeker bevindt zicht ten hoogte van Hectometerpaal 9,6) ten westen van Franeker en het spoor op het traject Leeuwarden Harlingen Haven (zie ook bijlage 29) tot stand kan komen. Een oplossing die tot de mogelijkheden zou kunnen behoren, kan tot gevolg hebben dat de vervoerder voor de kruising met de rondweg de snelheid op dat deel van het spoor zou moeten verlagen. De inschrijver dient hier bij het opstellen van de offerte rekening mee te houden. Dit betekent echter wel dat de 7

11 Eisen, wensen en toelichting perceel A vervoerder er voor dient te zorgen dat hij materieel inzet dat zeer snel kan optrekken en afremmen. Getracht zal worden hierover tijdens de laatste Nota van Inlichtingen meer duidelijkheid over te geven. Indien deze informatie dan nog niet voorhanden is, zal de vervoerder, op het moment dat eventuele maatregelen bij de kruising van het spoor met de rondweg Franeker worden getroffen en de vervoerder op dat moment kan aantonen, aan de hand van ProRail, dat het niet meer mogelijk is om te voldoen aan de eisen ten aanzien van de dienstregeling op het traject Leeuwarden Harlingen Haven, in overleg te treden met de opdrachtgever. A.1.5 De artikelen 37 t/m 40 van de Wet personenvervoer 2000 ten aanzien van de overname van het personeel zijn van toepassing, ook als de Concessiewet personenvervoer per trein nog niet in werking is getreden. Op bijlage 7 is een overzicht van personeelsopgave van de huidige vervoerder opgenomen met de daarbij behorende accountantsverklaring. A.1.6 Met de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe Spoorwegwet op zijn regionale vervoerders verplicht een gebruiksvergoeding te betalen op de hoofdspoorwegen. De gebruiksvergoeding is gebaseerd op de aan de exploitatie gerelateerde kosten. De infrabeheerder stelt de tarieven vast op basis van het tonnage, het aantal halteringen en het aantal kilometers. De gebruiksvergoeding groeit de komende jaren. In 2007 is de gebruiksvergoeding naar verwachting op een stabiel niveau. De opdrachtgever is bereid een bijdrage te verlenen op basis van de dienstregeling 2004 (bijlage 8). Daarbij is 2005 (beoogde inwerkingtreding nieuwe Spoorwegwet) het ijkjaar. De kosten voor de gebruiksvergoeding in 2005, voor de dienstregeling zoals opgenomen op bijlage 8, is daarmee het maximum dat voor vergoeding in aanmerking komt. Het gaat bij de gebruikersvergoeding om de kosten die de basis vormen voor de standaardheffing, zoals vermeld in de Netverklaring 2005 van ProRail. Dit betreft de kosten van Dienstenpakket 1: Basistoegangspakket en Dienstenpakket 2: Toegang tot voorzieningen, met uitzondering van de omroepen zelf. De vervoerder krijgt geen vergoeding voor de gebruikersvergoeding uitgezonderd de vergoeding die de opdrachtgever van het ministerie van Verkeer en Waterstaat krijgt. Als de gebruikersheffing derhalve hoger uitvalt dan de vergoeding die de opdrachtgever van het Rijk ontvangt dan komt derhalve het resterende bedrag voor rekening van de vervoerder. De inschrijver dient hier bij het opstellen van zijn offerte dan ook rekening mee te houden. Het door Fryslân in het bestek geëiste voorzieningenniveau is namelijk hoger dan de dienstregeling die op geldig was. In de bijdrage die de inschrijver vraagt voor het door de opdrachtgever gevraagde voorzieningenniveau dient de inschrijver dan ook rekening te houden met de zelf te betalen gebruikersvergoeding. De inschrijver dient er ook om te denken dat hij bij het aangeven van de verschillende mutatietarieven rekening houdt met de eventueel zelf te betalen gebruikersvergoeding. A.1.7 De treindiensten dienen met treinen te worden geëxploiteerd. De vervoerder mag en dient enkel in het geval van werkzaamheden aan het spoor of een defect aan de spoorbaan waardoor er geen treinen over het spoor kunnen rijden, de exploitatie van de treindiensten tijdelijk anders verzorgen dan per trein. De kosten voor deze vervangende exploitatie komen voor rekening van de vervoerder. A.1.8 De provincie is voornemens in de toekomst een station/transferium aan de zuidkant van Leeuwarden te realiseren <Knooppunt Werpsterhoek>. De vervoerder dient, wanneer de provincie dit vraagt, mee te denken aan en mee te werken aan een oplossing voor de ontsluiting per trein van dit station/transferium. A.1.9 De provincie heeft de intentie om in de nabije toekomst het station Sneek Noord naar het Noorden te (laten) verplaatsen. De vervoerder dient hier tijdens de concessieperiode zijn medewerking aan te verlenen. De inschrijver dient ook reeds rekening te houden met eventuele consequenties die voortvloeien uit deze verplaatsing. 8

12 Eisen, wensen en toelichting perceel A A.1.10 Indien de provincie in de toekomst een station wil (laten) verplaatsen, toevoegen (een extra stopplaats) dan wel sluiten dient de vervoerder hieraan mee te werken en zal de vervoerder de dienstregeling daarop aanpassen. Tenzij de vervoerder kan aantonen, door middel van een verklaring van ProRail, dat dit dienstregelingtechnisch niet mogelijk is. De vervoerder krijgt hiervoor geen extra vergoeding en/of compensatie voor van de opdrachtgever. A.1.11 De vervoerder dient een convenant met het ROCOV (Regionaal Overleg Consumenten Openbaar Vervoer) Fryslân of haar opvolgers en de provincie Fryslân af te sluiten, gelijkluidend aan het als voorbeeld in bijlage 9 opgenomen convenant. A.1.12 Alle te maken kosten om te voldoen aan de eisen en eventueel in te vullen wensen zijn voor rekening van de vervoerder tenzij expliciet is aangegeven dat dit niet het geval. Dit geldt ook voor de situaties waar is aangegeven dat de vervoerder zijn medewerking dient te verlenen en/of ergens verantwoordelijk voor is. A.1.13 Inschrijver dient in zijn offerte aan te geven welke maatregelen hij tijdens de implementatieperiode neemt om de start van exploitatie per 11 december 2005 zonder problemen te laten verlopen en hoe de opdrachtgever bij de implementatie wordt betrokken. A.1.14 Als bijlage 2 is een concept-concessie opgenomen die na definitieve gunning, zal worden verleend door Gedeputeerde Staten van Fryslân. Deze concept-concessie zal, alvorens die wordt verleend zonodig worden aangevuld met het door de vervoerder(s) gedane aanbod. Door het doen van een inschrijving wordt de inschrijver geacht te hebben ingestemd met de betreffende concept-concessie. Indien op basis van de vigerende regelgeving het nog niet mogelijk is om een concessie te verlenen zal de concept-concessie zo nodig aangevuld met het door de inschrijver gedane aanbod zonder wijzigingen of aanvullingen worden omgezet in een overeenkomst. Deze overeenkomst zal dan na inwerkingtreding van de Concessiewet worden omgezet in een concessie. De concept-concessie zal uiterlijk bij de tweede nota van inlichtingen worden toegevoegd. A.1.15 De provincie Fryslân is gezamenlijk met het Rijk en overige overheden de mogelijkheden van de Zuiderzeelijn aan het onderzoeken. Indien deze Zuiderzeelijn nog tijdens de concessieperiode zoals omschreven in dit bestek wordt gerealiseerd, dient de vervoerder hier rekening mee te houden en hieraan mee te werken. Dit zou onder andere bijvoorbeeld van invloed kunnen zijn op de aansluitingen en eventuele reizigersstromen. A.1.16 De gevolgen van tijdelijke infrastructurele maatregelen zijn voor rekening en risico van de vervoerder. A.1.17 Wat betreft de gevolgen voor de uitvoering van de dienstregeling bij stremmingen geldt het volgende: De gevolgen voor de exploitatie als gevolg van stremmingen, waaronder in ieder geval ongevallen, calamiteiten of regulier onderhoud aan de infrastructuur behoren tot het normale bedrijfsrisico van de vervoerder; De vervoerder zorgt op eigen kosten voor vervangend busvervoer indien tijdens exploitatie onderhouds- of reconstructiewerkzaamheden plaatsvinden die reguliere exploitatie van de dienstregeling niet mogelijk maken. De verantwoordelijkheid voor het informeren van de reizigers bij dienstregelingwijzigingen ten gevolge van stremmingen ligt bij de vervoerder. 9

13 Eisen, wensen en toelichting perceel A De opdrachtgever kan niet op financiële compensatie worden aangesproken. A.2 Voorzieningenniveau A2.1 De inschrijver dient een basisdienstregeling in die in ieder geval voldoet aan de volgende eisen: minimaal de bereikbaarheidsperiodes en de frequenties zoals aangegeven in de dienstregeling zoals aangegeven in bijlage 8; alle treinen op het traject Leeuwarden - Harlingen Haven dienen te stoppen op het station Harlingen Haven; alle treinen op het traject Leeuwarden Harlingen Haven dienen op alle stations te stoppen; dit betekent dat ook altijd op station Deinum wordt gestopt; Er is geen verschil in de basisdienstregeling buiten de vakantieperiode en de basisdienstregeling tijdens de vakantieperiode. Voor de nationale feestdagen geldt dat de vervoerder zich minimaal dient te houden aan de eisen ten aanzien van bereikbaarheidsperiodes en frequenties die voor de zondag zijn aangegeven in bijlage 8. De inschrijver dient in zijn offerte aan te geven op welke dagen hij welke dienstregeling rijdt. Hij dient dus een jaaroverzicht in te dienen. Bij een te voorzien extra aanbod van reizigers, zoals bijvoorbeeld bij evenementen, dient de vervoerder voldoende extra materieel in te zetten, dan wel een hogere frequentie in de dienstregeling op te nemen, zodat alle reizigers die mee willen ook kunnen worden vervoerd. Indien dit om dienstregelingtechnische redenen niet mogelijk is, dient de vervoerder dit, door middel van een verklaring van ProRail, vroegtijdig schriftelijk aan te tonen. De vervoerder dient voor treinreizigers op de treinstations Harlingen en Sneek een treintaxivoorziening aan te bieden overeenkomstig het voorzieningenniveau zoals opgenomen bijlage 10. In zijn offerte dient de inschrijver aan te geven welk bedrag hij hiervoor heeft opgenomen. A2.2 De provincie heeft als wens dat ieder uur in een uurblok tussen 6.00 uur en uur op maandag tot en met vrijdag, een derde trein van Leeuwarden naar Sneek en van Sneek naar Leeuwarden in de dienstregeling wordt opgenomen. De provincie wil als optie nu al weten welke vergoeding de inschrijver hiervoor nodig heeft. Deze derde trein in een uurblok is in verband met de benodigde infrastructurele maatregelen momenteel nog niet mogelijk. De provincie wil voor dit punt alvast weten hoeveel subsidie de inschrijver maximaal per jaar nodig heeft voor het laten rijden van een derde trein in een uurblok. De inschrijver dient beargumenteerd aan te geven hoe de kosten voor de derde trein in een uurblok zijn opgebouwd. Hiermee dient de vervoerder er rekening mee te houden dat ook de gebruikersheffing door de vervoerder dient te worden betaald en niet wordt vergoed door de provincie. Wanneer de infrastructurele aanpassingen ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd zal de provincie met de vervoerder in overleg treden over het rijden van deze derde trein in een uurblok. A2.3 De in lid A2.1 bedoelde basisdienstregeling geldt als basis voor de gehele concessieperiode. Jaarlijks stelt de vervoerder een geactualiseerde dienstregeling op. De geactualiseerde dienstregeling dient in te gaan op de internationale (Europese) spoordienstregelingdatum. De geactualiseerde dienstregeling komt voor wat betreft het aantal dienstregelinguren, dienstregelingkilometers en aantal ritten minimaal overeen met het bedieningsniveau van de basisdienstregeling zoals die door de inschrijver is ingediend A2.4 Bij het opstellen van de jaarlijks geactualiseerde dienstregeling volgt de vervoerder de dienstregelingprocedure zoals die hieronder is beschreven: 10

14 Eisen, wensen en toelichting perceel A 1. Om een goede aansluiting op het overige openbaar vervoer te verwezenlijken dient de vervoerder minimaal éénmaal per jaar in overleg te treden met de streek-, stads-, treinvervoerders en vervoerders van veerdiensten in of grenzend aan perceel A. 2. De vervoerder dient minimaal éénmaal per jaar overleg te voeren met gemeenten, consumenten- en belangenorganisaties in perceel A over de plannen voor het eerstvolgende dienstregelingjaar (zie tabel A1 voor de organisaties die dat betreft in 2004). De vervoerder dient dit overleg zelf te initiëren en ook de opdrachtgever voor dit overleg uit te nodigen. Het overleg vindt minimaal zes maanden voor de ingangsdatum van de nieuwe dienstregeling plaats. Tabel A1: Opdrachtgever Consumenten- en belangenorganisaties Gemeenten Provincie Fryslân ROCOV Fryslân Leeuwarden Menaldumadeel Franekeradeel Harlingen Littenseradiel Sneek Wymbritseradiel Nijefurd 3. De vervoerder zorgt ervoor dat alle deelnemers (zie tabel A1) aan het hierboven bedoelde overleg vooraf schriftelijk worden geïnformeerd over de inhoud van de plannen voor het eerstvolgende dienstregelingjaar. Deze informatie dient uiterlijk 3 weken voor het overleg door alle genodigden te zijn ontvangen. De vervoerder vraagt daarbij aan de gemeenten om de plaatselijke belanghebbenden binnen hun gemeente hierover te informeren en om advies te vragen. Naast het advies op de plannen van de vervoerder kunnen de in tabel 1 genoemde organisaties ook zelf met verbeteringen voor dienstregeling komen. 4. De vervoerder maakt een verslag van ieder overleg. Uiterlijk 2 weken na het laatste overleg ontvangen de in tabel A1 genoemde deelnemers de verslagen van de verschillende overleggen van de vervoerder. 5. Aansluitend aan het hierboven genoemde overleg biedt de vervoerder aan de deelnemende organisaties gedurende 4 weken de gelegenheid om advies uit te brengen over de plannen voor het eerstvolgende dienstregelingjaar. Tijdens het hierboven genoemde overleg gemaakte opmerkingen en ingediende plannen die betrekking hebben op het eerstvolgende dienstregelingjaar dienen ook als advies te worden beschouwd. 6. Uiterlijk 10 weken voor het ingaan van de nieuwe dienstregeling dient de vervoerder de definitieve plannen voor de nieuwe dienstregeling in bij de opdrachtgever. Indien de vervoerder de adviezen en de ingediende plannen als hierboven bedoeld bij punt 3 en 5 niet opvolgt of niet honoreert, dienen de overwegingen hiervoor zo snel mogelijk doch uiterlijk voordat de provincie de dienstregeling toetst, schriftelijk kenbaar te worden gemaakt aan de betreffende instantie en aan de opdrachtgever. 7. De opdrachtgever toetst de conceptdienstregeling aan het PVVP en de concessievoorschriften. Daarvoor staat een termijn van 6 weken. 8. Gelijktijdig met de indiening bij de opdrachtgever stuurt de vervoerder de definitieve plannen voor de nieuwe dienstregeling ter informatie aan organisaties die zijn genoemd in tabel A1. 9. De opdrachtgever stelt de vervoerder schriftelijk op de hoogte van het resultaat van de toetsing van de dienstregeling aan het PVVP en de concessievoorschriften en de door de opdrachtgever gevraagde mutatietarieven. Indien blijkt dat de nieuwe dienstregeling voldoet aan het PVVP en de concessievoorschriften en het door de opdrachtgever gevraagde minderwerk dan wel meerwerk ten opzichte van het referentieniveau, kan de vervoerder de nieuwe dienstregeling invoeren. Wanneer blijkt dat de nieuwe dienstregeling niet past binnen het PVVP en de concessievoorschriften dan blijft de op dat moment geldende dienstregeling, inclusief de tussentijds doorgevoerde wijzigingen, van kracht. 11

15 Eisen, wensen en toelichting perceel A 10. De vervoerder dient deze wijzigingen gemotiveerd ter toetsing aan het PVVP en de concessievoorschriften aan de opdrachtgever voor te leggen en afdoende te communiceren richting de reizigers. De opdrachtgever kan bij de toetsing van het voorstel voor tussentijdse wijziging advies vragen aan de consumenten- en belangenorganisaties. A2.5 Naast de geactualiseerde dienstregeling als bedoeld in lid A2.3 dient de vervoerder jaarlijks, om er voor te zorgen dat het ene voertuig daadwerkelijk even op het andere kan wachten, een geactualiseerde wachttijdenregeling op te stellen. Deze wachttijdenregeling dient, gelijktijdig met de geactualiseerde dienstregeling, de dienstregelingprocedure te volgen die is weergegeven in lid A2.3. In de wachttijdenregeling dient de vervoerder aan te geven hoelang een trein blijft wachten op een vertraagde trein. A2.6 De vervoerder dient de bij A2.3 beschreven dienstregelingprocedure ook te volgen voor het jaar Dit betekent dat de vervoerder nog voor de start van het vervoer maar na gunning de beschreven dienstregelingprocedure volgt. A2.7 Bij wijziging in de dienstregeling dient de vervoerder te overleggen met ProRail Capaciteitstoedeling. ProRail verdeelt de capaciteit op basis van het Interim-besluit capaciteitstoewijzing spoorwegen, op basis van de capaciteitsaanvragen. Het staat vervoerders vrij om onderling afspraken te maken over de aanvraag die ingediend wordt. ProRail wijst toe als het totaal van de aanvragen geen conflicten te zien geven. Als er wel sprake is van conflicten wordt het genoemde interim-besluit toegepast. Onder een aanvraag wordt ook een aanvraag voor goederenvervoer begrepen. Op dit moment is een dergelijke aanvraag niet ingediend. Indien er echter ook een aanvraag voor het goederenvervoer wordt ingediend, wordt dit meegenomen in de besluitvorming. In het huidige Interim-besluit wordt aan de deelmarkt reizigersvervoer qua prioriteit het laagste gewicht toegekend. A2.8 De vervoerder dient te zorgen voor een eenduidig en voor de reiziger logisch en helder dienstregelingschema. A2.9 Bij het opstellen van de dienstregeling dient rekening te worden gehouden met de maximum snelheden die op dat moment op de betreffende spoorlijnen gelden. De dienstregeling dient te bestaan uit reële rijtijden, zodat ook zonder de maximum snelheid te overschrijden de aansluitingen kunnen worden gehaald. De maximumsnelheden op het spoor worden in de capaciteitsaanvragen getoetst door ProRail. Indien het niet voldoen aan de planningsnorm voor dienstregelingen schade berokkent voor andere vervoerders wordt de capaciteit niet toegewezen. A2.10 De vervoerder dient ervoor te zorgen dat het openbaar vervoer zo veel en zo goed mogelijk aansluit op het openbaar vervoer in de omliggende concessiegebieden, op het landelijke spoorwegennet en op de veerdiensten naar de Waddeneilanden. De vervoerder dient in ieder geval: eenmaal per uur een aansluiting te bieden op het station Leeuwarden vanuit Harlingen Haven naar Zwolle eenmaal per uur een aansluiting te bieden op het station Leeuwarden vanuit Sneek (op het traject Stavoren Leeuwarden) naar Zwolle Onder een aansluiting wordt de minimale overstaptijd die de reiziger nodig heeft om over te kunnen stappen met een maximum van 10 minuten verstaan. Dit maximum geldt niet voor de aansluiting op de veerdiensten. 12

16 Eisen, wensen en toelichting perceel A Daarnaast dient de vervoerder er voor te zorgen dat trein van en naar Harlingen Haven in Harlingen op de veerdiensten van en naar de Waddeneilanden aansluit. Bij de aansluiting dient de vervoerder er rekening mee te houden dat de passagiers van en naar de veerdiensten over het algemeen meer tijd nodig hebben om over te stappen in verband met de bagage. De looptijd van Harlingen Haven naar de veerbootterminal bedraagt gemiddeld zo n 8 minuten. De tijd van de aansluiting van de trein naar de boot dient tussen 10 en 20 minuten te bedragen en de aansluiting van de boot naar de trein dient tussen 10 en 20 minuten te bedragen. A2.11 Voor de verbindingen waarvoor de vervoerder een aansluiting aanbiedt dient de vervoerder, met betrekking tot laatste rit op een verbinding die tot dezelfde vervoerder hoort, een aansluiting te garanderen. A2.12 De vervoerder dient bij de laatste aansluiting op iedere dag een zodanige marge te nemen om ervoor te zorgen dat de laatste aansluiting niet gemist wordt. De vervoerder dient hier bij het opstellen van een wachttijdenregeling ook rekening mee te houden. A2.13 Ten aanzien van de in dienstregeling voorziene laatste mogelijke aansluitingen van de trein uit Zwolle in Leeuwarden dient de vervoerder in de wachttijdenregeling op te nemen dat de aansluitende treinen wachten op een trein die tot 15 minuten vertraagd is. A2.14 De vervoerder dient de beschikking te hebben over een centrale verkeersleiding waarmee deze met het personeel kan communiceren en andersom. Het personeel dient aan de centrale verkeersleiding onder andere vertragingen en incidenten door te geven. De centrale verkeersleiding dient er vervolgens voor te zorgen dat, wanneer dit dienstregelingtechnisch geen grote problemen oplevert, aansluitingen alsnog kunnen worden gehaald, doordat de trein nog even wacht op een vertraagde trein. A2.15 Ten aanzien van de uitvoering van de dienstregeling geldt dat de dienstregeling dient te worden uitgevoerd zoals die door de vervoerder is aangeboden. Afgezien van overmachtsituaties, als zodanig door de opdrachtgever beschouwd, en de vertragingen als gevolg van de wachttijdenregeling betekent dit dat de treinen niet te laat vertrekken en dat de voertuigen niet te laat op de eindbestemming mogen aankomen. Daarnaast geldt dat de treinen nooit te vroeg mogen vertrekken. (Zie ook bijlage 12.) A2.16 De vervoerder dient er voor te zorgen dat eventuele vertragingen en rituitval tijdig bekend worden gemaakt aan vervoerders die het aangrenzende openbaar vervoer uitvoeren in verband met eventuele aansluitingen. A2.17 De vervoerder dient er voor te zorgen dat in het geval een in de dienstregeling aangeboden aansluiting gemist wordt en er binnen 30 minuten vanaf het moment dat het aansluitende voertuig had moeten vertrekken er geen voertuig komt, de reiziger via de klantenservice een vervangende taxi kan bestellen die op kosten van de vervoerder de reiziger naar het gekozen station of halte op de aansluitende route brengt. De klantenservice dient in ieder geval gedurende de uitvoering van de dienstregeling bereikbaar te zijn. Deze taxi dient zo snel mogelijk doch uiterlijk binnen 30 minuten na ontvangst van het telefoontje de reiziger te hebben opgepikt. De vervoerder dient deze regeling bij de reizigers bekend te maken. A2.18 Uitval van ritten mag niet voorkomen, tenzij er volgens de opdrachtgever sprake is van overmacht. Er is sprake van rituitval indien de vertraging groter is dan de dienstregelinginterval van de betreffende 13

17 Eisen, wensen en toelichting perceel A lijn, met een bovengrens van 45 minuten. Bijvoorbeeld: een rit van een 20-minutendienst is vervallen als een rit meer dan 20 minuten is vertraagd en bij een uurdienst is een rit vervallen indien het voertuig 45 minuten of meer is vertraagd. Een rit die uitvalt hoeft niet door opdrachtgever te worden uitbetaald. Deze rit kan in mindering worden gebracht op het subsidiebedrag wat de vervoerder van de opdrachtgever ontvangt. De hoogte van de mindering is gelijk aan de door de vervoerder in zijn offerte aangegeven prijs. Daarnaast kan de opdrachtgever bovenop de mindering van de subsidie ook nog een boete opleggen bij rituitval. A2.19 Bij onverwachte en niet tijdig aangekondigde rituitval, waarbij de vervoerder niet binnen 30 minuten andere voertuigen inzet om de reizigers te vervoeren dient de reiziger via de klantenservice een vervangende taxi te kunnen bestellen die op kosten van de vervoerder de klant naar het gekozen station op de route brengt. Deze taxi dient binnen 30 minuten na het telefoontje van de reiziger de reiziger te hebben opgepikt. De vervoerder dient dit bij de reizigers bekend te maken. Wanneer de vervoerder andere voertuigen inzet om de reizigers te vervoeren dient hij dit zo snel mogelijk doch uiterlijk 5 minuten na de oorspronkelijke vertrektijd aan de reizigers kenbaar te maken, opdat deze reizigers dan niet onnodig de klantenservice voor een vervangende taxi hoeven te bellen. A2.20 De vervoerder dient zich er maximaal voor in te zetten dat een verstoring in de uitvoering van de dienstregeling zo spoedig mogelijk wordt hersteld. Indien de storing naar verwachting 30 minuten of langer duurt, dient de vervoerder, binnen 30 minuten vanaf het moment dat de storing optreedt vervangende bussen en/of taxi s in te zetten. De kosten daarvan zijn voor rekening van de vervoerder. A2.21 Iedereen die op het perron staat en met de trein mee wil moet mee kunnen. Dit betekent dat de vervoerder zijn capaciteit hierop moet aanpassen. De vervoerder mag dus geen reizigers op het station laten staan tenzij de maximale op het spoortraject toegestane capaciteit is ingezet en de trein vol is. Wanneer er nog reizigers op het station staan en de trein is vol dan dient de vervoerder, indien er niet binnen 30 minuten een volgende trein komt, zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 30 minuten een alternatief voertuig te laten komen om de reizigers naar de eindbestemming op de betreffende verbinding te brengen. A2.22 De vervoerder is verplicht de dienstregeling alsmede het door de opdrachtgever gewenste voorzieningenniveau uit te voeren. Dus op het moment dat de opdrachtgever aangeeft minder ritten of meer ritten in de dienstregeling op te nemen dan dient de vervoerder dit ook te doen. Hierbij worden de door de vervoerder in zijn offerte aangegeven mutatietarieven gehanteerd voor de verrekening. A2.23 Naast de bij A2.1 gevraagde basisdienstregeling dient de inschrijver bij de offerte ook een conceptdienstregeling 2007 in te dienen voor de situatie waarbij de inschrijver volledig met nieuwe treinen rijdt. De inschrijver dient daarbij net als bij de basisregeling rekening te houden met de huidige infrastructurele beperkingen en de overige in dit bestek gestelde voorwaarden. A2.24 De opdrachtgever behoudt zich het recht voor in overleg met de vervoerder extra bediening van stations of nieuwe stations te doen plaatsvinden dan wel de bediening van bestaande stations of haltes te stoppen. De vervoerder is verplicht dit in de dienstregeling aan te passen. Hiervoor ontvangt de vervoerder geen vergoeding en/of compensatie van de opdrachtgever. A2.25 De vervoerder informeert de opdrachtgever onverwijld over grotere storingen, ongevallen en het vervallen van ritten bij de uitvoering van de treindiensten. 14

18 Eisen, wensen en toelichting perceel A A2.26 De vervoerder zal de opdrachtgever steeds gevraagd en ongevraagd informeren over door hem gesignaleerde knelpunten in de uitvoering van de concessie. A.3 Materieel A3.1 Al het door de vervoerder in te zetten materieel dient tijdens de gehele concessieperiode te voldoen aan alle op dat moment van overheidswege opgelegde regel- en wetgeving (zowel Nederlandse als Europese regel- en wetgeving). Het gaat hier onder andere om veiligheidsvoorschriften, milieuwetgeving en regelgeving op het gebied van toegankelijkheid en sociale veiligheid. Er gelden specifieke eisen m.b.t. de toelating van en veiligheid op het spoor. Dit wordt geregeld middels regelgeving van IVW. Een overzicht van de specifieke vereisten voor de treinexploitatie die middels deze regelgeving worden geregeld zijn opgenomen op de website A3.2 De vervoerder zorgt voor een goede technische staat van de voertuigen die worden ingezet. A3.3 Bij storingen die de veiligheid en de uitvoering van de dienstregeling in gevaar brengen en storingen die de toegankelijkheid van de trein (o.a. voor rolstoelers) beperken, worden treinen meteen vervangen, en worden de uit de exploitatie genomen treinen meteen gerepareerd. Interieurvernielingen worden binnen een week verholpen. Storingen aan het verwarmingssysteem, het omroepsysteem en de displays waarop te zien is wat het eerst volgende stations is worden binnen 48 uur verholpen. Voor de overige comfortstoringen geldt een maximale reparatietermijn van een week. A3.4 De vervoerder dient de beschikking te hebben over voldoende reservematerieel. A3.5 De vervoerder dient er voor te zorgen dat de treinen die worden ingezet goed onderhouden worden om de uitvoering van de dienstregeling, de veiligheid en het comfort van de reiziger te garanderen. Daarnaast dienen de treinen zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant schoon te zijn en er netjes en verzorgd uit te zien. Dit betekent onder andere: (nagenoeg) schadevrij, vrij van grote beschadigingen aan de lak, kauwgumvrij en graffitivrij. Verder dienen in ieder geval na iedere retourrit de afvalbakken te worden leeggemaakt en kranten en ander afval van de banken en vloer te worden verwijderd. A3.6 In alle voertuigen geldt te allen tijde een rookverbod. Dit houdt dus in dat er nooit in een voertuig mag worden gerookt. A3.7 Het is de vervoerder toegestaan om reclame op het voertuig aan te brengen mits dit niet aanstootgevend is (dit ter beoordeling van de Reclame Code Commissie), het geen negatieve uitstraling op het openbaar vervoer dan wel de provincie heeft, het uitzicht van de reiziger en personeel niet belemmert en geen gevaar oplevert voor de inzittenden. A3.8 De bedrijfsnaam van het openbaar vervoerbedrijf en het bedrijfslogo van het openbaar vervoerbedrijf dienen duidelijk op de voertuigen zichtbaar te zijn. 15