^ l Roosendaal Raadsmededeling Inleiding Doel Informatie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "^ l Roosendaal Raadsmededeling Inleiding Doel Informatie"

Transcriptie

1 «Tx ^l Gemeente Roosendaal Raadsmededeling Datum: 8 november 2010 Van: het college van burgemeester en wethouders Nr.: Aan: de raad van de gemeente Roosendaal Kopie aan: T. Hakkert, A. Kerstens, T. Schijven, B. van Gastel, H. Heidens, A. van Meer en I. Kunnen Onderwerp: Informeren over de resultaten van de Benchmark Wmo 2010 Inleiding In 2010 heeft de gemeente Roosendaal, net als in voorgaande jaren, deelgenomen aan de landelijke Benchmark Wmo. Deze benchmark wordt uitgevoerd door SGBO. Doel Graag bied ik u de resultaten van de Benchmark Wmo 2010 aan: Benchmark Wmo 2010, Resultaten over 2009, Basisbenchmark, Gemeente Roosendaal Benchmark Wmo 2010, Rapport Individuele Voorzieningen: aantallen en uitgaven 2009, Roosendaal Jaarrapport Mantelzorg, Benchmark Wmo 2010 Informatie De benchmark maakt prestaties van gemeenten op het terrein van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zichtbaar door deze met elkaar te vergelijken aan de hand van kengetallen om zo van elkaar te kunnen leren. De resultaten geven u en de burgers inzicht in de prestaties van de gemeente in het kader van de Wmo. Het doel van de benchmark Wmo is drieledig: leren van elkaar; verbeteren door vergelijken; instrument om te voldoen aan de verplichting tot horizontale verantwoording. De rapporten blikken terug op het jaar Voor deze vergelijking heeft de gemeente Roosendaal net als 168 andere gemeenten de vragenlijst ten behoeve van de Basisbenchmark ingevuld. In deze benchmark is informatie verzameld over de negen prestatievelden van de Wmo. Er is zowel naar kwantitatieve (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve (beleidskeuzes, organisatie- en uitvoeringsaspecten) gevraagd. Naast de informatie die door de gemeente is aangeleverd over de uitvoering van de Wmo in 2009, maakt de SGBO bij het vaststellen van de rapporten gebruik van de uitkomsten van het cliënttevredenheidsonderzoek dat begin 2010 is uitgevoerd en gegevens van ondermeer het CBS en het ministerie van OCW. Het rapport van de basisbenchmark gaat in op acht thema's: participatie; leefbaarheid en sociale samenhang (prestatieveld 1); jeugd (prestatieveld 2); loket (prestatieveld 3); informele hulp (prestatieveld 4); wonen, zorg en toegankelijkheid (prestatieveld 5); individuele voorzieningen (prestatieveld 6); opvang (prestatievelden 7, 8 en 9). Roosendaal scoort hoger dan het gemiddelde van de benchmark, als wordt gekeken naar een gemiddelde score op deze acht thema's. Op de leefbaarheids-, loket-, individuele voorzieningen- en opvangthermometer scoort Roosendaal (ongeveer) gelijk aan het gemiddelde. Een aantal opvallende punten worden vermeld met daarbij enkele acties die ondernomen zullen worden. Roosendaal scoort lager dan het gemiddelde op de informele hulpthermometer. De aanwezigheid van een steunpunt voor mantelzorg en/of vrijwilligers weegt minder zwaar mee. Van belang is of de gemeente zicht heeft op het gebruik van en de tevredenheid over de ondersteuning en dat is (nog) niet het geval. Deze tevredenheidsonderzoeken en uiteindelijk ook de uitkomsten, vormen voor Roosendaal een aandachtspunt.. Ook op de thermometer voor prestatieveld 5 scoort Roosendaal lager dan gemiddeld. Deze thermometer zegt alleen iets over het beleid en niet over de praktijk met betrekking tot wonen, zorg en toegankelijkheid. Er is in de benchmark gevraagd naar de financiële betrokkenheid van de gemeente bij ondermeer maaltijdvoorziening, sociale alarmering en boodschappendienst. De gemeente is niet financieel betrokken maar in feite is het een goed teken dat deze voorzieningen binnen Roosendaal georganiseerd worden (inmiddels) zonder financiële ondersteuning. Wel ligt er een aandachtspunt in het versterken van de samenwerking tussen wonen en Wmo. Dit zal ondermeer vorm krijgen in de werkafspraken die worden uitgewerkt naar aanleiding van het nieuwe woonconvenant.

2 Tenslotte blijven de hoge kosten van de Hulp bij het huishouden een punt van zorg. Hiernaar zal verder onderzoek worden verricht. De uitkomsten worden ondermeer meegenomen in de hervormingsagenda. Waar vorig jaar nog een opvallend lage score op de kernindicator 'jeugd' zichtbaar was, is de score op de jeugdthermometer ondermeer door de opening van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) in 2009 opgelopen naar boven het gemiddelde. Om een goed beeld te krijgen van de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar brede taken in het kader van de Wmo én om het eigen beleid te monitoren, heeft de gemeente Roosendaal aanvullend op de Basisbenchmark ook deelgenomen aan de benchmarken Individuele Voorzieningen en Mantelzorg. Ter informatie ontvangt iedere fractie van elk rapport een exemplaar. Indien gewenst is een digitale versie verkrijgbaar via de Griffier. We mogen tevreden zijn met de resultaten. Ik wens u veel leesplezier. Vervolg (procedure) Nadat u geïnformeerd bent, ontvangen ook de Wmo-raad, het RoGeP, de Seniorenraad en het Cliëntenplatform Cliënten Thuiszorg de rapporten. De terugkoppeling van resultaten aan de Wmo-cliënten en de inwoners van Roosendaal zal plaatsvinden middels een beknopte samenvatting van de onderzoeksresultaten in de Roosendaalse Bode (Stadserf 1). Tevens worden de rapporten op de website van de gemeente Roosendaal geplaatst. De benchmarkresultaten krijgen aandacht binnen het nieuwe meerjarenbeleidsplan Wmo dat begin 2011 wordt opgesteld. Tevens zullen de uitkomsten worden meegenomen bij de hervormingsagenda en de contractering van partners op dit gebied. Afsluiting en ondertekening Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Roosendaal. Namens dezen, 3é>ethouder voor Wmo ca. pngmans

3 Benchmark Wmo 2010 Resultaten over 2009, Basisbenchmark Gemeente ROOSENDAAL SGBO Postbus HE Den Haag

4

5 VOORWOORD Na ruim drie jaar Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een veelgehoorde vraag: Doet de gemeente het goed op het gebied van de Wmo?. Er is natuurlijk de evaluatie van het SCP geweest, die hier in zijn algemeenheid iets over heeft gezegd. De conclusie van het SCP is dat de Wmo werkt, in de zin dat de meeste gemeenten de wet uitvoeren zoals de wetgever haar bedoeld heeft en met de instrumenten die de wet verschaft. Het SCP geeft aan dat gemeenten een stap hebben gezet in de ontwikkeling van een beter lokaal sociaal beleid. Maar ook dat dit proces nog in volle gang is en dat een aantal punten nog niet helemaal goed is verlopen. 1 Maar wanneer doet de gemeente het goed op het gebied van de Wmo? Als mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen functioneren en kunnen meedoen in de samenleving. Dit klinkt eenvoudig. In de praktijk blijkt dit lastig te meten. Voor meedoen is natuurlijk niet alleen de Wmo verantwoordelijk, maar ook ander gemeentelijk en overheidsbeleid en niet te vergeten wijzelf, de burger, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Mogelijk leeft ook in uw gemeente de vraag Hoe doen we het? en wilt u handreikingen waar mogelijke verbeterpunten liggen. Met de benchmark Wmo proberen we dit thema meer grijpbaar te maken. Hiervoor is het wel nodig om uit te gaan van het gemeentelijk Wmo-beleid: Wat kun je vanuit de Wmo bijdragen aan het vergroten van de participatie van alle burgers? U kunt de benchmark Wmo gebruiken als middel om systematisch binnen de gemeente naar de Wmoresultaten te kijken. De benchmark Wmo geeft informatie over de stand van zaken in uw eigen gemeente en vergelijkingsinformatie van andere gemeenten. Belangrijk daarbij is het in ogenschouw nemen van de eigen doelstellingen: In hoeverre worden die bereikt? Of iemand voldoende mee kan doen is een abstract begrip. U heeft in uw eigen beleidsplan bepaald wat voldoende is. Barbara Wapstra- van Damme Projectleider benchmark Wmo 1 Bron: Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (2010). Sociaal Cultureel Planbureau.

6 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal 1

7 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BENCHMARK WMO BASISBENCHMARK GEMEENTE ROOSENDAAL Gemeente Roosendaal heeft in het afgelopen jaar samen met 168 andere gemeenten deelgenomen aan de basisbenchmark van de benchmark Wmo. In de benchmark is op systematische wijze informatie verzameld over de negen verschillende prestatievelden. INLEIDING De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan. De Wmo is een participatiewet; maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met vrijwilligerswerk en mantelzorg, maar ook met goede informatie en advies, opvoedingsondersteuning en huishoudelijke hulp. Het begrip maatschappelijke ondersteuning is in de Wmo verwoord in negen prestatievelden. Het ministerie van VWS geeft de kaders aan waarbinnen elke gemeente haar eigen beleid kan maken. Een beleid dat afgestemd is op de wensen en samenstelling van de bevolking. De invoering van de Wmo heeft inmiddels zijn beslag gekregen. Gemeenten staan nu voor de uitdaging om het ingezette beleid te bestendigen en te evalueren. De benchmark Wmo kan daarbij een hulpmiddel zijn. Een van de ideeën achter de Wmo is dat de gemeente bij uitstek in staat is om lokaal maatwerk te leveren, en de burgers die dat nodig hebben de juiste ondersteuning te bieden. Dit lijkt op gespannen voet te staan met het principe van benchmarken dat is gebaseerd op vergelijken met behulp van een uniforme vragenlijst. Het neemt niet weg dat de gemeente er belang bij heeft de eigen prestaties in beeld te hebben en zich af te vragen of verschillen in prestaties inderdaad het gevolg zijn van ingezet beleid of van verschillen in lokale situaties. De benchmark Wmo draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in de prestaties van de eigen gemeente en biedt de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten. BENCHMARK WMO Benchmarking is het vergelijken van organisaties. De benchmark Wmo is hiermee een informatie- en sturinginstrument voor en door gemeenten. Het doel van de benchmark Wmo is drieledig: Leren van elkaar. Verbeteren door vergelijken. Instrument voor horizontale verantwoording. De benchmark Wmo bestaat uit verschillende vragenlijsten, rapporten, individuele vergelijkingsmogelijkheden, benchmarkdagen, de Oh Wat Mooi! Prijs, een jaarpublicatie en individuele adviesgesprekken. Voor u ligt de rapportage van de basisbenchmark Wmo. In deze rapportage toont de benchmarkorganisatie u de resultaten van de gegevens over 2009 die u samen met de andere deelnemers hebt aangeleverd. Deze biedt op hoofdlijnen een Wmo-breed beeld over alle prestatievelden heen. De rapportage bevat zowel vragen naar kwantitatieve gegevens (aantallen en uitgaven) als naar kwalitatieve gegevens (beleidskeuzes, organisatie- en uitvoeringsaspecten). De rapportage is het vertrekpunt om het verhaal achter de cijfers in uw gemeente boven tafel te krijgen. 2

8 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal De verschillen tussen uw gemeente en de andere deelnemers kunnen een aanleiding zijn om op zoek te gaan naar verbetermogelijkheden in uw eigen organisatie en gebruik te maken van goede voorbeelden van andere deelnemers. Naast leren door vergelijken stelt de benchmark u in staat om te voldoen aan de verplichting tot horizontale verantwoording, zoals neergelegd in artikel 9 lid 1. Elk model is een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Dat geldt ook voor de benchmark Wmo. De resultaten zijn een indicatie voor de keuzes en prestaties van de gemeente op het Wmo-terrein en dienen als zodanig te worden beschouwd. De uitkomsten zelf moet u dan ook met de nodige voorzichtigheid benaderen. Het is bijvoorbeeld vaak niet mogelijk om een waardeoordeel te geven, zonder hierin het verhaal achter de cijfers' te betrekken. Niettemin kunt u op hoofdlijnen conclusies trekken. Voor verdieping van bepaalde onderdelen biedt SGBO modules aan. Op dit moment zijn dat de modules Individuele Voorzieningen, Mantelzorg, Vrijwilligersbeleid, Ondersteunende Begeleiding, Sociale samenhang en leefbaarheid en Prestatievelden 7, 8 en 9. Van deze onderdelen zijn afzonderlijke rapportages beschikbaar. VISIE VAN SGBO OP DE WMO De Wet maatschappelijke ondersteuning is veelomvattend en de Wmo is constant in beweging. De kern is: Meedoen van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden. En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente. SGBO vindt het belangrijk dat iedereen kan meedoen zonder barrières tegen te komen en dat de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van burgers vergroot wordt. De Wmo biedt nieuwe kansen om hierin meer bereiken. Vanuit haar visie werkt SGBO aan het versterken van het (vertrouwen in) het openbaar bestuur. Dit doen wij door onze expertise op vrijwel alle beleidsterreinen te integreren en te combineren met onze diepgaande kennis van openbaar bestuur. De burger als uitgangspunt De burger staat centraal in de Wmo. Niet alleen als inwoner van een gemeente maar ook als cliënt, ontvanger van zorg, afnemer van diensten van welzijnsorganisaties en verder als vrijwilliger en mantelzorger. Het is belangrijk om goed naar de burger te luisteren en hem respectvol te benaderen. Zijn of haar vraag staat centraal. Maar regels en activiteiten sluiten vaak niet aan. Burgers moeten op verschillende plekken hun verhaal doen en er is geen plek waar de hele vraag in samenhang wordt bekeken. Dat is de reden waarom het loket zo belangrijk is als toegangspoort voor de Wmo. Met een loket alleen is een gemeente er nog niet. Personen voor wie zelfs het loket een te hoge drempel heeft, moeten ook worden bereikt. Het gaat dan om mensen in een isolement, omdat zij weinig sociale competenties hebben. Verder gaat het om mensen die moeite hebben om zelfredzaam te zijn vanwege een beperking, werkloosheid, lage taalvaardigheid of psychosociale problemen. Maar juist voor hen is het belangrijk dat zij een steun in de rug krijgen om mee te komen in de samenleving. Om deze personen te vinden is een actieve, vraaggerichte en outreachende houding nodig. 3

9 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Sturen op effecten De taak van de gemeente in de Wmo is het mogelijk maken dat iedere inwoner in de gemeente mee kan doen in de samenleving. De kunst is om zo te sturen dat de gewenste samenhang in de ondersteuning bereikt wordt. Dit betekent dat opnieuw gekeken moet worden naar de beoogde effecten van beleid en hoe deze te vertalen naar praktisch uit te voeren maatregelen. Om effecten te kunnen meten moeten doelen helder zijn en moet informatie beschikbaar zijn. SGBO wil bijvoorbeeld met de benchmark Wmo bijdragen aan het besef dat registratie van gegevens nodig is om informatie te krijgen en om bij te kunnen sturen. SGBO wil een bijdrage leveren in de verschuiving van het meten van prestaties en resultaten naar het meten van effecten. Ketenondersteuning Voor de ondersteuningsinfrastructuur ontstaat een keten met een of meerdere van de volgende schakels: inwoner directe omgeving organisaties en verenigingen gemeente. De Wmo richt zich voor ondersteuning in eerste instantie op de directe omgeving van de burger: vrienden, bekenden of familie. Die moet daar wel toe in staat zijn. Het combineren van het eigen leven en zorg bieden aan een ander, vraagt veel van een mantelzorger. Het is belangrijk dat deze wordt ondersteund in de werkzaamheden. Hoe meer de verantwoordelijkheid wordt gelegd bij de mantelzorger, hoe groter de kans dat deze het niet kan waar maken. Dit houdt in dat een visie op vrijwillige inzet cruciaal is om de ondersteuning in de Wmo op een effectieve manier in te zetten via alle schakels in de keten. Participatie Het meedoen in de Wmo is tweerichtingsverkeer. Participatie in de Wmo gaat verder dan informeren en raadplegen. Nieuw in de Wmo is de nadruk op horizontale verantwoording in plaats van verticale verantwoording. Gemeenten dienen advies te vragen aan hun inwoners. Ook burgers moeten zelfstandig een voorstel voor beleid in kunnen dienen. Inwoners zijn in dit geval zowel individuele burgers als ook organisaties, professionals en instellingen die de belangen van burgers behartigen. Dit betekent dat zij (beter) toegerust moeten worden om die actievere rol in het beleidsproces waar te maken. Versterken relaties (nieuwe) intermediairs Het is belangrijk om bestaande contacten van gemeenten met maatschappelijke organisaties te verdiepen en relaties met (nieuwe) intermediairs aan te gaan. Het is goed om te kijken of andere vormen van participatie mogelijk zijn. Voor het bereiken van alle burgers gaat het in de Wmo om meer dan de cliëntenraden en -platforms of organisaties die vanuit een landelijk kader de belangen van hun cliënten behartigen. Het gaat ook om welzijnsinstellingen en verenigingen die een groot deel van de lokale bevolking bereiken. Zij zijn essentieel voor de sociale infrastructuur in de gemeente. 4

10 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal WEERGAVE VAN DE BENCHMARKRESULTATEN De basisbenchmark is opgebouwd uit acht thema s die de negen prestatievelden omvatten: Participatie; Leefbaarheid en sociale samenhang - Prestatieveld 1; Jeugd - Prestatieveld 2; Loket (informatie & advies) - Prestatieveld 3; Hulp (ondersteuning mantelzorg & vrijwilligers) - Prestatieveld 4; Wonen, zorg en toegankelijkheid Prestatieveld 5; Individuele voorzieningen - Prestatieveld 6; Opvang - Prestatievelden 7, 8 en 9. Thermometers De resultaten zijn weergegeven met behulp van thermometers per thema. Deze thermometers zijn gebaseerd op verschillende indicatoren waaraan SGBO een waardeoordeel heeft gegeven. De indicatoren betreffen zowel de inzet van beleid, de resultaten van het beleid, het registreren van het gebruik van de Wmo-voorzieningen en de effecten (zoals bijvoorbeeld tevredenheid). Onder iedere thermometer is een tabel opgenomen waarin de indicatoren staan vermeld. Zo kunt u zien uit welke indicatoren de thermometer is opgebouwd. De ene indicator weegt zwaarder mee in de scorebepaling dan de andere. Per thermometer wordt aangegeven welke (type) indicatoren relatief zwaar of minder zwaar meetellen. In bijlage 1 kunt u de precieze scorebepaling per thermometer en per indicator bekijken. Niet alle gevraagde gegevens zijn geschikt voor waardering, maar zijn wel interessant om te vergelijken. Deze gegevens zijn veelal opgenomen in trendtabellen die per prestatieveld zijn weergegeven. Gemeenten die meerdere jaren meedoen aan de benchmark kunnen op deze onderdelen zichzelf monitoren. Weergave van de scores De scores van het gemiddelde van de benchmark en van de gemeentegrootteklasse worden aangegeven met een horizontaal streepje door de thermometer met rechts ervan het percentage. Het groene streepje geeft het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse weer en het rode streepje het benchmarkgemiddelde. Als u één streepje ziet, dan valt het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse samen met het benchmarkgemiddelde. De inhoud van de thermometer geeft de score aan van uw gemeente en het percentage staat genoemd in de onderkant van de thermometer. Als de inhoud van de thermometer uitkomt boven het horizontale streepje, is de score van uw gemeente hoger dan de score van het gemiddelde van de benchmark. De marge voor een score ongeveer gelijk aan de gemiddelden is 2% of 3% (afhankelijk van de afgeronde optellingen van de individuele scores). Is uw score bijvoorbeeld 2% lager dan het benchmarkgemiddelde, dan staat in het rapport dat uw score ongeveer gelijk is aan het benchmarkgemiddelde. De thermometers zijn vooral geschikt om een vergelijking met andere gemeenten te maken en minder geschikt om uw eigen gemeente in de tijd te vergelijken. Ze geven een beeld van waar u op een bepaald beleidsterrein staat in relatie tot andere gemeenten. 5

11 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Cliënttevredenheidsonderzoek en andere gegevensbronnen Een belangrijke indicator voor het meten van effecten is de tevredenheid van de burgers en cliënten over de Wmo-voorzieningen. Daarom heeft SGBO in haar benchmark ook de tevredenheidscijfers van cliënten individuele voorzieningen opgenomen. Deze cijfers komen uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat SGBO onder een groot deel van de benchmarkdeelnemers uitvoert. De CTO's zijn voor de meeste gemeenten gehouden in de periode januari-maart 2010 onder cliënten en aanvragers van individuele voorzieningen (hulp bij het huishouden, hulpmiddelen en woonvoorzieningen). Als uw gemeente geen CTO heeft laten uitvoeren bij SGBO worden deze gegevens niet meegewogen in de desbetreffende thermometers, tenzij gemeenten zelf tevredenheidscijfers aanleveren die vergelijkbaar zijn uitgevraagd. Daarnaast is gebruik gemaakt van CBS-gegevens, van cijfers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van cijfers uit het periodieke onderzoek Kinderen in Tel 2009 (Verweij-Jonker Instituut). Leeswijzer Op de volgende pagina's worden de scores op de acht thema s getoond en toegelicht. In het hoofdstuk Organisatie in Beeld komen de benchmarkresultaten aan de orde die betrekking hebben op de eigen bijdrageregeling, kwaliteit en de uitgaven. In bijlage 1 is de exacte scorebepaling per kernindicator (per thermometer) terug te vinden. Probeert u bij het lezen van deze thermometers antwoorden te formuleren op de volgende vragen: Herkent u zich in de gegevens? Welke factoren verklaren het prestatieniveau van uw gemeente? Geven de benchmarkresultaten aanleiding de achtergrond van uw prestatieniveau verder te analyseren of veranderingen in uw gemeente door te voeren? Zo kunt u de benchmarkresultaten optimaal benutten om te leren en te verbeteren. 6

12 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BASISBENCHMARK: DE WMO-THERMOMETER GEMEENTE ROOSENDAAL De Wmo-thermometer is het gemiddelde van de scores op de eerdergenoemde acht thema's: participatie, leefbaarheid en sociale samenhang, jeugd, loket, hulp, voorzieningen en opvang. De Wmo-thermometer geeft een indicatie waar uw gemeente staat ten opzichte van andere gemeenten op het totale Wmobeleid. 5 De Wmo-thermometer laat zien dat uw gemeente hoger dan het gemiddelde van de benchmark scoort en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse scoort % 65% % 7

13 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BELEIDSPARTICIPATIETHERMOMETER % 54% Het hoofddoel van de Wet maatschappelijke ondersteuning is participatie van alle burgers, ongeacht hun eventuele beperkingen. Niet alleen participatie in de beleidsvorming, maar ook meedoen in de samenleving (=maatschappelijke participatie). Beleidsparticipatie omvat alle activiteiten die de gemeente onderneemt om de inwoners te betrekken bij haar activiteiten. Dit zijn bijvoorbeeld inspraakbijeenkomsten, consultering van burgerpanels of het uitvoeren van een bewonersenquête. De gemeente is verplicht om burgers en burgerorganisaties te betrekken bij het voorbereiden en opstellen van het lokale Wmobeleid. 85% Bepalen van de score Deze thermometer geeft enerzijds aan hoe breed en intensief de beleidsparticipatie is opgezet. Hoe breder en intensiever (meer doelgroepen en intensievere betrokkenheid), des te hoger de score. Anderzijds is de score op beleidsparticipatie ook hoger naarmate meer mensen van de doelgroep de Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan) kennen en zich er goed door vertegenwoordigd voelen. Deze informatie komt uit het schriftelijke standaard cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) dat is uitgevoerd door SGBO. Indicatoren beleid 1. Participatie: Aantal betrokken prestatievelden en intensiteit betrokkenheid (verplichte vraag) 2. Participatie: Aantal ingezette participatiemethoden en intensiteit (verplichte vraag) 3. Participatie: Hoogte bedrag financiële ondersteuning Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan) per inwoner Indicatoren effecten 4. Participatie: Percentage klanten dat de Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan) kent (uit CTO) 5. Participatie: Percentage klanten dat tevreden is over adviezen van de Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan) (uit CTO) Op beleidsparticipatie scoort uw gemeente hoger dan het gemiddelde van uw gemeente grootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark. 8

14 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal In tabel 1 is te zien welke vorm van ondersteuning uw gemeente verleent aan de Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan). Dit is vergeleken met het bechmarkgemiddelde en met het gemiddelde van de gemeenten uit dezelfde gemeentegrootteklasse. Tabel 1: Ondersteuning Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan) (vraag 0.5 en 0.6) Vorm van ondersteuning Uw gemeente Grootteklasse Coaching ja 37% 38% Ambtelijke ondersteuning ja 93% 87% Deskundigheidsbevordering ja 81% 77% Facilitering in de vorm van gebruik maken van ja 96% 95% voorzieningen (bv vergaderruimte) Onkostenvergoeding ja 85% 84% Uitgaven aan Wmo raad ja 67% 69% Hoogte subsidiebedrag of onkostenvergoeding Wmo-raad (of vergelijkbaar orgaan) per 1000 inwoners 2 MAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE % ja Benchmark % ja 441,03 399,94 319,85 Het bevorderen van maatschappelijke participatie is een van de uitgangspunten van de Wmo-gedachte. Maatschappelijke participatie heeft onder andere betrekking op zelfstandig wonen, deelname aan de arbeidsmarkt, financiële ruimte hebben om te participeren, vrijwilligerswerk doen en het onderhouden van sociale contacten. Kortom: meedoen aan de maatschappij. Maatschappelijke participatie wordt niet door middel van een thermometer weergegeven. De indicatoren voor maatschappelijke participatie zijn eerder achtergrondvariabelen dan variabelen die door Wmobeleid sterk te beïnvloeden zijn. Daarom is het lastig om deze variabelen te waarderen; vergelijken is echter wel goed mogelijk. De achtergrondvariabelen geven de (economische) situatie weer van de (jeugdige) burgers die de maatschappelijke participatie kunnen belemmeren of bevorderen. Dit gaat om arbeidsparticipatie, schuldhulpverlening en omvang van het aantal burgers dat leeft van een bijstandsuitkering. In tabel 2 is het percentage thuiswonende 75-plussers in verband gebracht met de gemiddelde wachttijd voor intramurale zorg die langer duurt dan 24 uur en waarbij verblijf gecombineerd wordt met behandeling, activerende en ondersteunende begeleiding, verpleging of verzorging. Het betreft hier verzorgings- en verpleeghuizen. Het gemiddelde van de wachttijd voor uw gemeentegrootteklasse is in de derde kolom opgenomen. Daarnaast is weergegeven hoe uw gemeente scoort op de eenzaamheidsschaal die in de GGD-bevolkingsenquête wordt gehanteerd of het percentage inwoners in uw gemeente dat zich (zeer) eenzaam voelt. Zich eenzaam voelen kan duiden op een gebrek aan sociale contacten en een beperkte maatschappelijke participatie. De gemeente kan voor zichzelf een taak weggelegd zien om eenzaamheid aan te pakken. Het is voor gemeenten moeilijk om eenzame burgers op te sporen. Een middel hiervoor kunnen preventieve huisbezoeken zijn. Op die manier kan de gemeente signalen eerder oppakken en mensen doorverwijzen indien nodig. In uw gemeente worden preventieve huisbezoeken afgelegd. 2 De ambtelijke ondersteuning valt niet onder het subsidiebedrag of onkostenvergoeding voor de Wmo-raad. 9

15 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Tabel 2: Percentage 75-plussers, wachttijd intramurale zorg en eenzaamheidsscores 3 Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Percentage thuiswonende 75-plussers (vraag 6.8) Gemiddelde wachttijd voor intramurale zorg (vraag 6.9) 85,5% 91,1% 90,0% < 3 maanden 0% geen; 8% 3 maanden; 8% 3-6 maanden; 16% 6-12 maanden; 4% 1-2 jaar; 0% >2 jaar; 64% Eenzaamheidsscore (0-11) (vraag 1.7a) 5,0 4,1 Percentage inwoners dat zich (zeer) eenzaam voelt (vraag 1.7b) 1% geen; 6% 3 maanden; 9% 3-6 9% 27% 21% maanden; 12% 6-12 maanden; 6% 1-2 jaar; 2% >2 jaar; 65% Uw gemeente heeft het tegengaan van eenzaamheid als speerpunt benoemd binnen het Wmo-beleid. 93% van uw gemeentegrootteklasse en 80% van de benchmarkgemeenten heeft het tegengaan van eenzaamheid als speerpunt binnen het Wmo-beleid benoemd. Tabel 3: Achtergrondkenmerken maatschappelijke participatie Indicator Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Arbeidsparticipatie: aandeel beroepsbevolking op aantal inwoners 4 (CBS) Bijstandsuitkeringen: aandeel uitkeringen op beroepsbevolking 5 (CBS) Jeugdwerkloosheid: percentage werkzoekende jongeren van 16 tot en met 24 jaar (Kinderen in Tel) Kinderen in uitkeringsgezin: aandeel kinderen van 0-18 jaar in uitkeringsgezin (Kinderen in Tel) Aandeel mantelzorgers op totaal aantal inwoners 6 (vraag 4.1) Aandeel overbelaste mantelzorgers op totaal aantal mantelzorgers (vraag 4.2) Aandeel vrijwilligers op totaal aantal inwoners (vraag 4.3) Cliënten schuldhulpverlening per 1000 inwoners (vraag 10.4) 63,6% 68,3% 66,8% 3,3% 4,3% 4,0% 1,1% 1,3% 1,0% 3,6% 5,2% 3,8% 16,0% 18,1% 16,2% 14,0% 10,4% 16,4% 20,0% 32,3% 32,0% 8,2 5,6 3 Een deel van de benchmarkdeelnemers beschikt niet over de eenzaamheidsscore die is verwerkt in de GGD gezondheidsenquête bevolking. Deze gemeenten hebben een eigen percentage van inwoners die zich (zeer) eenzaam voelen kunnen invullen. Deze gegevens komen uit lokale onderzoeken. 4 Deze CBS-gegevens zijn beschikbaar voor gemeenten boven inwoners. 5 Dit is het (totaal) aantal uitkeringen gedeeld door de beroepsbevolking. Deze gegevens zijn alleen beschikbaar voor gemeenten boven de inwoners. 6 Het vakje bij de vragen 4.1, 4.2 en 4.3 is leeg wanneer u niets heeft ingevuld. 10

16 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal LEEFBAARHEIDSTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 1) % 68% 67% Prestatieveld 1 van de Wmo gaat over het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Leefbaarheid laat zich definiëren als het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Sociale samenhang gaat over contact, ontmoeting en gezamenlijke activiteiten met als doel de wederzijdse hulpverlening te versterken. Hierbij kan gedacht worden aan de aanwezigheid van voorzieningen in wijk of kern, aan het stimuleren van ontmoeting en het vergroten van de betrokkenheid bij de eigen leefomgeving. Dit alles is erop gericht om interactie te initiëren en eenzaamheid tegen te gaan. Bepalen van de score Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid in wijken, dorpen en buurten is in de leefbaarheidsthermometer weergegeven in een tiental indicatoren. Drie indicatoren betreffen de inzet van beleid en inzicht in de situatie, twee indicatoren gaan in op de aanwezigheid van voorzieningen voor jong en oud en vier indicatoren geven de resultaten en effecten weer in de vorm van schaalscores. De schaalscores betreffen de fysieke en sociale kwaliteit, de onveiligheidsgevoelens en de ervaren overlast. De beleidsindicatoren en de resultaat- en effectindicatoren tellen even zwaar mee. Indicatoren beleid 1. Leefbaarheid: Inzet (gemeentelijke activiteiten) bevorderen sociale klimaat en leefbaarheid (verplichte vraag) 2. Leefbaarheid: Inzicht in sociale samenhang en leefbaarheid 3. Leefbaarheid: Inzicht in fysieke kwaliteit Indicatoren resultaten en effecten 4. Leefbaarheid: Aanwezigheid basisvoorzieningen 5. Leefbaarheid: Aanwezigheid speelruimte (Kinderen in Tel) 6. Leefbaarheid: Schaalscore sociale kwaliteit van de woonomgeving 7. Leefbaarheid: Schaalscore fysieke kwaliteit van de woonomgeving 8. Leefbaarheid: Schaalscore onveiligheid gevoelens 9. Leefbaarheid: Schaalscore overlast Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de benchmark op de leefbaarheidsthermometer. 11

17 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Tabel 4: Schaalscores fysieke en sociale kwaliteit leefomgeving, onveiligheid gevoelens en overlast Schaalscores Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Sociale kwaliteit leefomgeving (vraag 1.4a) 6,2 6,3 6,7 Fysieke kwaliteit leefomgeving (vraag 1.4b) 4,4 4,0 4,0 Onveiligheid gevoelens (vraag 1.4c) 3,1 2,8 2,8 Overlast (vraag 1.4d) 2,5 2,3 2,2 In tabel 4 kunt u zien hoe uw gemeente scoort op de schaalscores fysieke kwaliteit, sociale kwaliteit, onveiligheid gevoelens en overlast. Dit zijn de gegevens die door uw gemeente zijn ingevuld. Bij alle schaalscores, behalve de schaalscore sociale kwaliteit leefomgeving, geldt hoe hoger de score, des te lager is de prestatie. Dus een hoog cijfer op de schaalscore onveiligheid, betekent dat veel inwoners zich onveilig voelen. Een deel van de benchmarkdeelnemers beschikt niet over de genoemde schaalscores. Voor deze gemeenten is tabel 4 dan ook niet ingevuld. 7 7 De gemeenten die wel over de schaalscores beschikken, halen deze cijfers veelal uit een leefbaarheidsmonitor, Integrale Veiligheidsmonitor of GGD-Bevolkingsenquête. 12

18 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal JEUGDTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 2) % 67% 66% Prestatieveld 2 is de op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met opgroeiproblemen en van ouders met opvoedingsproblemen. De jeugd beweegt zich volgens het jeugdbeleid in drie domeinen: gezin, school en vrije tijd. Binnen de Wmo wordt voornamelijk gekeken naar het eerste domein. Welke ondersteuning kunnen gemeenten ouders en kinderen bieden? Bepalen van de score De jeugdthermometer is opgebouwd uit vier indicatoren die ingaan op beleid en registratie en zes indicatoren die kunnen worden betiteld als achtergrondvariabelen (uit onderzoek Kinderen in Tel) en resultaten van beleid. Bij het bepalen van de score op de jeugdthermometer is gekeken of gemeenten zicht hebben op het gebruik van opvoedingsondersteuning, of er al een Centrum voor Jeugd en Gezin operationeel is en wat de resultaten zijn van het beleid voortijdig schoolverlaten en het beleid Voor- en Vroegschoolse Educatie. Deze laatste is gericht op het tegengaan van onderwijsachterstanden, waar ook een opvoedingscomponent in versleuteld zit. De achtergrondvariabelen en indicatoren resultaten van beleid tellen relatief zwaar mee in de eindscore. Vanaf 2012 dient er een landelijk dekkend netwerk te zijn van Centra voor Jeugd en Gezin. Indicatoren beleid en registratie 1. Jeugd: Faciliteiten opvoedingsondersteuning (verplichte vraag) 2. Jeugd: Inzicht in vragen opvoedsteunpunt/telefoon/winkel 3. Jeugd: Inzicht in gebruik opvoedingsondersteuning 4. Jeugd: Realisering Centrum voor Jeugd en Gezin Indicatoren resultaten van beleid en achtergrondvariabelen 5. Jeugd: Ranking kinderen met delict voor rechter (Kinderen In Tel) 6. Jeugd: Ranking in Jeugdzorg (Kinderen In Tel) 7. Jeugd: Ranking meldingen kindermishandeling (Kinderen In Tel) 8. Jeugd: Ranking voortijdig schoolverlaten (Cijfers ministerie OC&W) 9. Jeugd: Percentage herplaatste voortijdig schoolverlaters op het aantal voortijdig schoolverlaters 10. Jeugd: Deelname doelgroepkinderen aan Voor- en Vroegschoolse Educatie Uw gemeente scoort hoger dan het gemiddelde van uw gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark op de jeugdthermometer. 13

19 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal In de onderstaande tabel is een aantal trendgegevens weergegeven die gaan over het verzuim, wat er met het verzuim is gedaan (proces-verbaal en Halt-afdoening 8 ), het voortijdig schoolverlaten en het gebruik van diverse vormen van opvoedingsondersteuning en van het opvoedsteunpunt. Ook zijn de gemiddelden van de benchmark en de gemeentegrootteklasse toegevoegd. De vergelijking van deze gegevens is niet opgenomen in de thermometers (behalve de indicator herplaatste voortijdig schoolverlaters), omdat deze gegevens niet geschikt zijn om te waarderen. Immers, een relatief hoog aantal verzuimmeldingen kan ook betekenen dat scholen beter melden. Dit zou als positief kunnen worden gezien. Tot slot kunt u zien of de ranking van uw gemeente binnen het onderzoek Kinderen in Tel is gestegen of gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. Het aantal fte leerplicht is afgezet tegen het aantal leerplichtige leerlingen. In uw gemeente is 0,7 fte beschikbaar per 1000 leerplichtige leerlingen. Dit ligt hoger dan de norm van 1 fte op 3800 leerplichtige leerlingen. 9 Tabel 5: Trendgegevens jeugd Indicator Grootteklasse Benchmark Aantal verzuimmeldingen (absoluut) per ,3 4,5 4,8 1,8 1,5 leerplichtige leerlingen (vraag 2.2) Aantal verzuimmeldingen (relatief) per ,5 57,3 31,4 28,2 20,9 leerplichtige leerlingen (vraag 2.2) Aantal processen verbaal per 1000 leerplichtige 11,4 6,1 6,3 3,4 2,3 leerlingen (vraag 2.3) Aantal Halt-afdoeningen per 1000 leerplichtige Nvt 10 Nvt 3,2 0,9 0,7 leerlingen (vraag 2.3) Aantal voortijdig schoolverlaters op het aantal 8,0% 36,0% 32,5% 28,9% kinderen tussen 16 en 23 jaar (cijfers OCW) Percentage herplaatste voortijdig schoolverlaters op Nvt Nvt 38,0% 66,5% 49,3% het aantal voortijdig schoolverlaters (vraag 2.4) Gebruik opvoedondersteuning per 1000 kinderen 0,5 4,7 1,4 25,8 23,9 tussen 0-23 jaar (vraag 2.5) Aantal vragen opvoedsteunpunt/telefoon/winkel 4,7 12,2 27,9 16,8 per 1000 kinderen tussen 0-23 jaar (vraag 2.6) Ranking Kinderen in Tel* * Kinderen in Tel bundelt gegevens op gemeentelijk en provinciaal niveau over het welzijn van kinderen en jongeren in Nederland. Op basis van 12 indicatoren wordt de leefsituatie van kinderen in gemeenten vergeleken met die in andere gemeenten. De score is zo opgebouwd dat de nummer 1 de slechtst scorende gemeente is en nummer 441 de best scorende gemeente. 8 Bureau Halt levert een bijdrage aan de preventieve bestrijding van jeugdcriminaliteit. Bij licht of matig schoolverzuim kan een leerling worden doorverwezen naar Bureau Halt. Uitgangspunt voor de Halt-afdoening schoolverzuim is de combinatie leerproject en werken. De leerling zal altijd een werkstuk over spijbelen moeten maken en daarnaast een vast aantal uren moeten werken. 9 De Landelijke Vereniging voor Leerplichtambtenaren (LVLA) heeft een adviesnorm vastgesteld voor het aantal Fte leerplichtambtenaren op het aantal leerplichtige leerlingen. 10 Niet van toepassing betekent dat de vraag in 2007 en 2008 niet in de benchmark was opgenomen. 14

20 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal LOKETTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 3) % 66% Prestatieveld 3, het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning, kan zowel een algemene als een individuele component hebben. Met 'het geven van informatie en advies' wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij gaan om algemene activiteiten zoals voorlichtings- en informatiebijeenkomsten of om activiteiten die zijn gericht op de individuele burger, zoals persoonlijk advies of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag. 66% Bepalen van de score De Loketthermometer bestaat hoofdzakelijk uit vragen die ingaan op de inzet van beleid en op het bijhouden van het gebruik van het loket. De effectvraag, namelijk de tevredenheid over het aanvraagproces uit het cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) van SGBO weegt relatief zwaar mee in de uiteindelijke score (33%). Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de benchmark op de loketthermometer. Indicatoren beleid en registratie 1. loket: Wmo-diensten in loket (frontoffice) (verplichte vraag) 2. Loket: Faciliteiten cliëntondersteuning (verplichte vraag) 3. Loket: Direct besluiten op Wmo-producten 4. Loket: Nazorg ondersteunde cliënten 5. Loket: Samenwerking met organisaties binnen het loket 6. Loket: Inzicht in aantallen (informatie en adviesvragen, aanvragen voorzieningen) Indicator effecten 7. Loket: Tevredenheid aanvraagproces bij het loket Het aanbod van diensten in het loket verschilt per gemeente. Sommige gemeenten hebben een smal loket waar burgers alleen terecht kunnen voor het aanvragen van of informatie inwinnen over individuele Wmo-voorzieningen. Een Wmo-breed loket is een loket waar de burger terecht kan voor meerdere diensten die onder de Wmo vallen. Dit is bijvoorbeeld mantelzorg of vrijwilligerswerk, maar dit kunnen ook gerelateerde Wmo-voorzieningen zijn zoals inkomensondersteuning en schuldhulpverlening. Een breed loket helpt de loketmedewerkers om verder te kijken dan de oorspronkelijke hulpvraag en op basis van vraagverheldering een zo gericht mogelijke oplossing te bieden. In onderstaande tabel kunt u de breedte van uw loket vergelijken met die van andere gemeenten in uw grootteklasse. De breedte van het loket zegt overigens niets over de kwaliteit van de dienstverlening. 15

21 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal TABEL 6: BREEDTE LOKET (vraag 3.2) In uw Wmo-loket Informatie Woonvoorzieningen, rolstoelen, vervoersvoorzieningen Hulp bij het huishouden en advies Grootteklasse %ja Benchmark % ja Aanvragen Grootteklasse %ja Benchmark % ja ja 96% 99% ja 93% 99% ja 96% 99% ja 89% 99% ja 96% 98% ja 88% 84% Mantelzorg ja 96% 97% nee 31% 30% Vrijwilligerswerk ja 93% 90% nee 31% 23% Voorzieningen voor en ondersteuning Gehandicaptenparkeerkaart/-plaats inkomensondersteuning (bijzondere bijstand) nee 93% 87% nee 58% 53% Schuldhulpverlening nee 89% 84% nee 35% 36% Maatschappelijk werk ja 96% 89% 24% 17% Jeugd en opvoeding nee 74% 63% 0% 9% Voorzieningen voor vrijetijdsbesteding ja 81% 69% 16% 15% AWBZ ja 89% 94% nee 35% 37% Andere relevante producten zoals persoonsalarmering en gemaksdiensten Overige gemeentelijke dienstverlening ja 96% 96% nee 15% 31% nee 85% 71% nee 28% 25% Het aantal informatie- en adviesvragen aan het loket en het aantal aanvragen van Wmo-voorzieningen kunt u terugvinden in tabel 7, evenals de vergelijking van deze cijfers met voorgaande jaren. TABEL 7: TRENDGEGEVENS LOKET PER 1000 INWONERS (VRAAG 3.8) Indicator Grootteklasse Benchmark Aantallen informatie- en adviesvragen 125,3 968,8 113,9 125,6 Aantallen aanvragen voorzieningen 22,9 25,4 27,5 42,3 42,8 16

22 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal INFORMELE HULPTHERMOMETER (PRESTATIEVELD 4) % 66% Bij prestatieveld 4, het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, gaat het veelal om algemene beleidsmaatregelen en minder vaak om individuele voorzieningen. Maar de Wmo biedt daartoe wel alle ruimte als de gemeente dat wenst. De opdracht aan gemeenten om intensief met mantelzorgondersteuning bezig te zijn, houdt verband met het cruciale belang van mantelzorg voor het welslagen van de Wmo. In de Wmo wordt een appel gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zo veel mogelijk voor elkaar te zorgen. Als dat niet meer lukt, kunnen zij zich tot de gemeente wenden voor voorzieningen en diensten die onder de Wmo vallen. 58% Door de Wmo heeft de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers een wettelijke basis gekregen. De vrijwillige inzet van burgers vormt een onmisbaar onderdeel van de civil society. Dit kan zowel in informeel verband (kleinschalig burgerinitiatief) als in georganiseerd verband zoals sportverenigingen of vrijwilligersorganisaties. Vrijwilligers nemen zelf deel of maken het anderen mogelijk deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld door vrijwillige thuishulp of door het ontlasten van mantelzorgers. Gemeenten ondernemen steeds meer activiteiten om mantelzorgers te bereiken door bijvoorbeeld informatiebijeenkomsten te organiseren of een waarderingsattentie uit te reiken. Andere activiteiten zijn het uitzetten van een campagne in de lokale media of het maken van afspraken met huisartsen en andere instellingen die mantelzorgers attenderen op en doorsturen naar het mantelzorgsteunpunt. Bepalen van de score Omdat gemeenten langzamerhand steeds meer zicht krijgen op de doelgroepen mantelzorgers en vrijwilligers en op hun ondersteuningsbehoefte zijn er vier indicatoren in de thermometer opgenomen die ingaan op het gebruik van en tevredenheid over de ondersteuning aan deze doelgroepen. Een hoge score geeft aan of er binnen uw gemeente veel voorzieningen aanwezig zijn om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen en of u zicht hebt op het gebruik van en de tevredenheid over de ondersteuning. De aanwezigheid van een steunpunt mantelzorg of steunpunt vrijwilligers voor de inwoners weegt minder zwaar mee, omdat het merendeel van de benchmarkdeelnemers deze voorzieningen inmiddels heeft. Deze indicatoren hebben daardoor een beperkte onderscheidende waarde. Indicatoren beleid 1. Hulp: Opname basisfuncties in beleid 2. Hulp: Steunpunt mantelzorg (t.b.v. inwoners gemeente) 3. Hulp: Steunpunt vrijwilligers (t.b.v. inwoners gemeente) 4. Hulp: Ondersteuning mantelzorgers (verplichte vraag) 5. Hulp: Ondersteuning vrijwilligers (verplichte vraag) Indicatoren resultaten en effecten 6. Hulp: Zicht op gebruik ondersteuning aan mantelzorgers 7. Hulp: Zicht op gebruik ondersteuning aan vrijwilligers 8. Hulp: Tevredenheid over ondersteuning aan mantelzorgers 9. Hulp: Tevredenheid over ondersteuning aan vrijwilligers 17

23 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de informele hulpthermometer. 18

24 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal THERMOMETER: WONEN, ZORG EN TOEGANKELIJKHEID (PRESTATIEVELD 5) % 62% Prestatieveld 5 heeft als doel het bevorderen van deelname aan het maatschappelijke verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De gemeente kan dit bewerkstelligen door het inzetten van algemene maatregelen en collectieve voorzieningen die, zonder dat men zich tot de gemeente hoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan iedereen die daaraan behoefte heeft. De gemeente kan bijvoorbeeld aandacht besteden aan levensloopbestendig en 56% aanpasbaar bouwen. Levensloopbestendig bouwen betekent dat bij de bouw rekening wordt gehouden met het feit dat behoeften in de loop van de tijd kunnen verschuiven. Aanpasbaar bouwen houdt in dat een woning eenvoudig is aan te passen. Wat betreft de deelname aan het maatschappelijk verkeer kan gedacht worden aan de toegankelijkheid van ruimten en gebouwen. De gemeente kan hierover afspraken maken en de tevredenheid over toegankelijkheid meten. Bepalen van de score Er zijn nog weinig eenduidige gegevens beschikbaar over wonen, zorg en toegankelijkheid. Daarom zijn in deze thermometer momenteel alleen indicatoren opgenomen die iets zeggen over het beleid. Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van de gemeentegrootte klasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de thermometer wonen, zorg en toegankelijkheid. Indicatoren beleid 1. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Beleid levensloop bestendig bouwen 2. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken levensloop bestendig bouwen 3. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Afspraken fysieke toegankelijkheid openbare ruimte 4. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Meten tevredenheid toegankelijkheid openbare voorzieningen 5. Wonen, zorg en toegankelijkheid: Gehandicaptensport speerpunt van beleid Uit tabel 8 kunt u de financiële betrokkenheid van uw gemeente bij enkele collectieve voorzieningen aflezen in vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met de benchmarkdeelnemers. Tabel 8: Financiële betrokkenheid bij aanbod collectieve voorzieningen (vraag 5.1) Collectieve voorzieningen Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Maaltijdservice aan huis nee 85% 75% Maaltijdservice op gezamenlijke locatie nee 85% 62% (bv buurthuis) Klussendienst ja 85% 79% Sociale alarmering nee 74% 71% Boodschappendienst nee 78% 58% Dagbesteding ja 93% 71% 19

25 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal In tabel 9 staan de percentages vermeld voor 3 verschillende woontypen in vergelijking met uw gemeentegrootteklasse en met de benchmark. De woontypes zijn: aanpasbare woningen, aangepaste woningen en woningen die levensloopbestendig zijn. 11 Een deel van de benchmarkgemeenten registreert deze gegevens niet. Voor deze gemeenten is tabel 9 dan ook niet ingevuld. Tabel 9: Percentages levensloopbestendige, aanpasbare en aangepaste woningen (vraag 5.4a/b/c) Percentage woningen Uw gemeente Grootteklasse % Benchmark % Aanpasbaar 7% 9% Aangepast 17% 22% Levensloopbestendig 17% 14% 11 Aanpasbare woningen zijn woningen die vrij eenvoudig en goedkoop zijn aan te passen voor mensen met een beperking. Aangepaste woningen zijn al aangepast voor mensen met een beperking en levensloopbestendige woningen zijn niet alleen eenvoudig aanpasbaar aan de binnenkant, maar staan ook in een omgeving die is afgestemd op mensen met een beperking. 20

26 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Individuele Voorzieningenthermometer (Prestatieveld 6) % 75% 74% Prestatieveld 6 betreft het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem. Deze voorzieningen zijn gericht op het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. Voor ontvangers van de Wmo-dienst hulp bij het huishouden, die daarnaast gebruikmaken van AWBZ-diensten, is het van belang om te weten of de gemeente de afstemming tussen de verschillende vormen van dienstverlening bevordert. Een goede afstemming komt de kwaliteit van de dienstverlening ten goede. Het gaat dan bijvoorbeeld om het maken van afspraken met het CIZ of met zorgaanbieders. Voor aanvragen hulp bij het huishouden of een Wmo-hulpmiddel kunnen gemeenten een huisbezoek afleggen. In deze thermometer wordt dit positief gewaardeerd. Bepalen van de score De cliënttevredenheid over hulp bij het huishouden, over de overige individuele voorzieningen, over de doorlooptijden en over de kwaliteit van de ondersteuning bepaalt voor een groot deel de score op deze thermometer. Uw gemeente scoort lager dan het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en lager dan het gemiddelde van de benchmark op de individuele voorzieningenthermometer. Indicatoren beleid 1. Individuele Voorzieningen: Afstemming hulp bij het huishouden met zorgfuncties in het kader van de AWBZ (verplichte vraag) 2. Individuele Voorzieningen: Afleggen huisbezoeken individuele voorzieningen 3. Individuele Voorzieningen: Intensiteit afleggen huisbezoeken individuele voorzieningen 4. Individuele Voorzieningen: Afleggen huisbezoeken hulp bij het huishouden 5. Individuele Voorzieningen: Intensiteit afleggen huisbezoeken hulp bij het huishouden Indicatoren effecten 6. Individuele Voorzieningen: Tevredenheid hulp bij het huishouden (CTO) 7. individuele Voorzieningen: Tevredenheid overige individuele voorzieningen (CTO) 8. Individuele Voorzieningen: Tevredenheid doorlooptijden (CTO) 21

27 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal OPVANGTHERMOMETER (PRESTATIEVELDEN 7, 8, 9) % 63% 59% De prestatievelden 7, 8 en 9 gaan over de opvang en ondersteuning van dak- en thuislozen, slachtoffers van huiselijk geweld, zorgwekkende zorgmijders en verslaafden, met als doel dat ook zij kunnen participeren in de samenleving. Bij de interpretatie van de score van de opvangthermometer is het van belang om onderscheid te maken tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Uw gemeente is een regiogemeente. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor de coördinatie van het aanbod van de ondersteuning. Centrumgemeente én regiogemeenten hebben een verantwoordelijkheid in het realiseren van (collectieve) preventie, toeleiding en nazorg. Bepalen van de score Er is in de waardering niet zozeer gekeken naar hoe meer, hoe beter, maar vooral ook naar de inzet van de typen activiteiten. De score op de thermometer is hoger naarmate de gemeente meer ondersteuning verleent dan de gebruikelijke inzet. De ene activiteit wordt dus hoger gewaardeerd dan de andere. De thermometer geeft een vergelijking met de gemeentegrootteklasse en met het benchmarkgemiddelde van de eigen groep weer (centrum- of regiogemeente). De thermometer is opgebouwd uit indicatoren die ingaan op het beleid. Omdat veel gemeenten gegevens op deze prestatievelden nog niet op een eenduidige manier registreren, is het erg lastig om indicatoren te benoemen die gaan over de resultaten en effecten van beleid. Uw gemeente scoort ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse en hoger dan het gemiddelde van de benchmark. Indicatoren beleid 1. Opvang: Beschikbaarheid voorzieningen (verplichte vraag) 2. Opvang: Inzet vrouwenopvang en preventie huiselijk geweld (verplichte vraag) 3. Opvang: Inzet openbare geestelijke gezondheidszorg (verplichte vraag) 4. Opvang: Inzet maatschappelijke zorg aan verslaafden (verplichte vraag) 5. Opvang: Zicht op doelgroepen 6. Opvang: Zicht op succesvolle woonbegeleidingstrajecten van dak- en thuislozen De meldingen van huiselijk geweld bij het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) en het aantal opgelegde huisverboden zijn interessante cijfers om te vergelijken in de tijd en met andere benchmarkdeelnemers. Deze gegevens lenen zich echter niet voor een beoordeling. Immers, meer meldingen huiselijk geweld kan ook betekenen dat het ASHG meer bekendheid heeft gekregen, wat een positief signaal is. In oktober 2008 is de wet tijdelijk huisverbod van kracht geworden. De pleger van huiselijk geweld mag in die periode zijn/haar woning niet betreden of contact zoeken met de huisgenoten. Veel gemeenten voeren beleid op het gebied van het voorkomen van huisuitzettingen. Hierover worden afspraken gemaakt met woningcorporaties. Het aantal huisuitzettingen is een indicator voor het effect van het preventiebeleid ter voorkoming van huisuitzettingen. 22

28 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Het Regionaal Instituut Begeleid Wonen en andere instellingen zoals het Leger des Heils, verslavingszorg of maatschappelijke opvang geven ambulante begeleiding aan dak- en thuislozen voor het terugkeren naar een woning. Uw gemeente heeft geen zicht op een succesvolle uitstroom van dak- en thuislozen naar een reguliere woning. 63% van de benchmarkdeelnemers heeft daar zicht op. TABEL 10: TRENDGEGEVENS HUISELIJK GEWELD, HUISVERBOD, MELDINGEN MELDPUNT OVERLAST EN HUISUITZETTINGEN Indicator Grootteklasse benchmark Aantal meldingen huiselijk geweld per inwoners (vraag 7.2a/b) Aantal huisverboden per inwoners (vraag 7.2c) 2,5 123,6 25,0 20,8 16,1 nvt 12 nvt 0,5 1,6 1,2 Aantal meldingen bij meldpunt overlast per nvt nvt 20,9 24, inwoners (vraag 10.2) 13 Aantal huisuitzettingen per inwoners (vraag 10.3) nvt nvt 7,5 4,6 2,8 12 Niet van toepassing betekent dat de vraag in 2007 en 2008 niet in de benchmark was opgenomen. 13 Een deel van de benchmarkdeelnemers heeft geen meldpunt overlast. Dit vakje is daarom in tabel 10 niet ingevuld. 23

29 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BELEID EN ORGANISATIE WMO De Wmo-thema s en de prestatievelden hangen onderling samen en vertonen ook relaties met andere beleidsterreinen. Dit zijn bijvoorbeeld volksgezondheid, wonen, jeugd en onderwijs, werk en inkomen, armoedebeleid en veiligheidsbeleid. Daarom is binnen de Wmo integraal beleid heel belangrijk. Dit zijn overkoepelende hoofdlijnen die verschillende beleidsterreinen met elkaar verbinden. Een gemeenschappelijke verkenning en visieontwikkeling zijn daarvoor noodzakelijk. De gezamenlijke visie vindt zijn weerslag in het beleidsplan Wmo of in een van de deelplannen. Naast de ontwikkeling van beleid op de 9 prestatievelden zijn er drie onderdelen die een vast onderdeel vormen van het overkoepelende gemeentelijk Wmo-beleid: eigen bijdrage kwaliteit uitgaven Voor de eigen bijdrageregeling en het bepalen van de kwaliteit zijn landelijke richtlijnen opgesteld. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om deze richtlijnen toe te passen. EIGEN BIJDRAGEBELEID In de Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk voor het vormgeven van de gemeentelijke eigen bijdrageregeling. Een eigen bijdrage is een door het college van B&W vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Gemeenten kunnen een eigen bijdrage heffen, maar hoeven dit niet te doen. Het rijk laat de gemeente binnen een aantal ondergrenzen vrij in het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage en de criteria tot het heffen ervan. Een besparingsbijdrage geldt niet als eigen bijdrage. In onderstaande tabel ziet u voor welke voorziening een eigen bijdrage geldt in uw gemeente. TABEL 11: EIGEN BIJDRAGE (VRAAG 6.1, VERPLICHTE VRAAG) Voor welke voorzieningen geldt een eigen bijdrage? Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Hulp bij het huishouden ja 100% 99% Roerende zaken (woonvoorziening) nee 37% 32% Onroerende woonvoorziening ja 48% 47% Individuele vervoersvoorziening ja 37% 33% Andere voorziening nee 12% 18% De eigen bijdrage kan inkomensafhankelijk zijn. In het Besluit maatschappelijke ondersteuning is een maximum aangegeven dat als eigen bijdrage aan de burger gevraagd mag worden. Hierin is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en inkomen. De gemeente kan de eigen bijdrage onder het maximum vaststellen. 24

30 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Maximum eigen bijdrage De gemeente stelt de maximale eigen bijdrage vast op de hoogte van de bedragen zoals deze in het Besluit maatschappelijke ondersteuning vermeld zijn ( 17,20 respectievelijk 24,60 per vier weken bij de minimale inkomens zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning). Minimum inkomen voor vaststellen eigen bijdrage De gemeente stelt het minimale inkomen, vanaf welke de eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen wordt verhoogd, vast op de hoogte die vermeld is in het Besluit maatschappelijke ondersteuning ( , , respectievelijk ). Verhoging eigen bijdrage De eigen bijdrage wordt verhoogd met het maximum zoals dat in het Besluit maatschappelijke ondersteuning is opgenomen. KWALITEIT De gemeente is verantwoordelijk voor zowel de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die de gemeente zelf levert, als voor de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning die in opdracht van de gemeente door een instelling wordt geleverd. Gemeenten kunnen op verschillende manieren aan kwaliteit werken. Voor de verantwoording aan het ministerie is een verplichte vraag opgenomen waarin gemeenten aangeven of zij werken met de volgende kwaliteitscriteria: - het hanteren van servicenormen met betrekking tot het aanvraagproces; - het opnemen van kwaliteitseisen in de contracten met aanbieders; - het monitoren van de geleverde kwaliteit door de aanbieders; - aanbieders verplichten om periodiek klanttevredenheid te meten; - andere kwaliteitsnorm. TABEL 12: KWALITEIT WMO (VRAAG 0.1, VERPLICHTE VRAAG) Hoe werkt de gemeente aan de kwaliteit van Wmo-producten en -diensten? Uw gemeente Grootteklasse % ja Benchmark % ja Door het hanteren van servicenormen met ja 89% 89% betrekking tot het aanvraagproces Door in de contracten met aanbieders ja 100% 99% kwaliteitseisen op te nemen Door de door de aanbieders geleverde kwaliteit ja 93% 93% te monitoren Door de aanbieders te verplichten periodiek nee 86% 87% klanttevredenheid te meten Anders 14 ja 80% 42% MIDDELEN Er zijn geen richtlijnen op basis waarvan de gemeenten op uniforme wijze de begroting en verantwoording opstellen. Het is daardoor voor de hand liggend dat niet alle gemeenten de Wmo- 14 Als u bij categorie anders niets heeft ingevuld, blijft het vakje leeg. 25

31 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal uitgaven onderscheidend begroten en verantwoorden. Er is daarom voor gekozen om de IV3-functies 620, 622, 630 en 652 in de benchmark op te nemen, omdat de uitgaven die hieronder vallen grotendeels Wmo gerelateerd zijn. Voor de functie 714 Openbare gezondheidszorg geldt dit niet, omdat alleen de uitgaven aan openbare geestelijke gezondheidszorg tot de Wmo-uitgaven behoren. De burgers en de gemeente verkrijgen zo op hoofdlijnen inzicht in de gemeentelijke uitgaven voor de algemene collectieve Wmo-voorzieningen, namelijk maatschappelijke dienstverlening en advies (620) en sociaal cultureel werk (630), en in de uitgaven voor individuele Wmo-voorzieningen, namelijk huishoudelijke verzorging (622) en voorzieningen gehandicapten (652). De IV3-posten vormen de kern van de Wmo-uitgaven. Niet alle uitgaven zoals uitgaven jeugdgezondheidszorg (JGZ) of uitgaven voor het toegankelijk maken van openbare gebouwen voor mensen met een beperking vallen onder deze posten. TABEL 13: UITGAVEN WMO IV3 (PER INWONER) (VRAAG 0.7, VERPLICHTE VRAAG) Uitgaven in Grootteklasse Benchmark Maatschappelijke begeleiding en advies 27,23 52,62 48,46 57,55 43,64 Huishoudelijke verzorging 112,18 115,17 131,45 88,01 86,80 Sociaal-cultureel werk 42,77 56,73 61,39 62,21 43,60 Voorzieningen gehandicapten 53,76 64,28 66,77 59,51 57,71 In de benchmark vragen we naast de IV3-posten om een schatting van de totale Wmo-uitgaven. Het gaat hierbij om de programma- en uitvoeringskosten, inclusief de directe personeelskosten (medewerkers belast met uitvoering inclusief 1e-lijnsmanagement en beleidsontwikkeling), maar exclusief gemeentebrede overhead en kosten voor huisvesting. Hieronder vallen ook de uitgaven voor de prestatievelden 7, 8 en 9, evenals de uitgaven aan preventie jeugd, loket, mantelzorg en vrijwilligers. Er kunnen grote verschillen tussen gemeenten zijn in wat wel en niet tot de Wmo wordt gerekend. Daarom geeft deze vraag met name een indicatie hoe breed de Wmo gezien wordt binnen de gemeente en hoe de uitgaven zich in de tijd ontwikkelen. TABEL 14 : UITGAVEN WMO-BREED (PER INWONER) (VRAAG 0.8) Grootteklasse Benchmark Begrote uitgaven ,15 241,26 263,50 267,12 235,75 Realisatie uitgaven ,95 274,62 287,68 271,24 230,07 Om een indicatie te geven of uw gemeente de Wmo-uitgaven breed of smal opvat, zijn de mogelijke Wmouitgaven uitgesplitst naar prestatieveld. In de vragenlijst heeft u kunnen aangeven welke uitgaven uw gemeente onder de Wmo-uitgaven van 2009 schaart. Uit bijlage 2 kunt u aflezen welke uitgaven u tot de Wmo-uitgaven heeft gerekend en welk percentage van de deelnemers dit ook heeft gedaan. 26

32 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BIJLAGE 1: SCOREBEPALING WMO-THERMOMETERS In deze bijlage kunt u exact terugvinden hoe u scoort op de onderliggende factoren van de in dit rapport gehanteerde thermometers. Dit biedt u aanknopingspunten om uw scores toe te lichten. Alle scores op de thermometers lopen van 0 tot 5, waarbij 5 de maximaal haalbare score is. Wmo-thermometer = gemiddelde van de score op de acht onderliggende thermometers. Wanneer er sprake is van een ranking, dan is de score van uw gemeente in uw ranking gezet ten opzichte van de andere deelnemers aan de benchmark. Toelichting berekening De optelling van alle indicatoren per thermometer is niet altijd gelijk aan het totaal van de gemiddelden naar gemeentegrootteklasse en voor de benchmark. Dat komt doordat de afzonderlijke gemiddelden van elke waarde worden weergegeven. En het komt voor dat een indicator niet meetelt voor een specifieke gemeente. Hierdoor krijg je afwijkende waarden in het benchmarkgemiddelde en het gemiddelde van de gemeentegrootteklasse voor het totaal. De benchmarkgemiddelden en de gemiddelden voor de gemeentegrootteklasse zijn alleen berekend voor die gemeenten die de betreffende indicator ingevuld hebben. Bijvoorbeeld: als een gemeente geen tevredenheidsonderzoek bij ons heeft gedaan (CTO) wordt deze indicator niet meegerekend voor het gemiddelde en dus wijkt het gemiddelde dan af. THERMOMETER BELEIDSPARTICIPATIE Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootteklasse Benchmark score Aantal betrokken doelgroepen per ,0 5,1 5,0 prestatieveld en intensiteit Aantal ingezette methoden ,0 6,4 5,3 Bekendheid Wmo-raad CTO 5 1,4 1,3 1,5 Tevredenheid adviezen Wmo-raad CTO 5 4,4 4,3 4,2 Subsidiëring Wmo-raad (ranking) ,0 2,8 2,9 delen door 7 4,3 2,8 2,7 THERMOMETER LEEFBAARHEID Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootteklasse Benchmark score Inzet bevorderen sociale klimaat en ,8 8,0 7,1 leefbaarheid plus woon-zorgzones Inzicht in sociale kwaliteit ,0 6,7 5,9 Inzicht in fysieke kwaliteit ,0 7,2 6,6 Sociale kwaliteit (schaalscore 0-10) 1.4a 10 6,2 6,3 6,6 Fysieke kwaliteit (schaalscore 10-0) 1.4b 10 5,6 6,0 6,1 Onveiligheid (schaalscore 10-0) 1.4c 10 6,9 7,2 7,2 Overlast (schaalscore 10-0) 1.4d 10 7,5 7,7 7,8 Aanwezigheid basisvoorzieningen ,5 6,1 6,2 Speelruimte (ranking) Kinderen in Tel ,2 7,2 7,6 delen door 18 3,4 3,4 3,3 27

33 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal THERMOMETER JEUGD Indicator Vraagnr. Max score Uw score Grootteklasse Benchmark Faciliteiten opvoedondersteuning ,0 6,9 6,4 Voortijdig schoolverlaten OC&W ,4 8,2 7,7 Aandeel herplaatste schoolverlaters ,9 7,1 6,4 (ranking) Aantal vragen opvoedtelefoon/steunpunt ,0 3,6 2,9 bekend Gebruik opvoedondersteuning ,0 3,9 3,5 Deelname doelgroepkinderen VVE 2.7b 5 3,5 2,5 2,4 Realisering CJG ,0 2,1 1,6 Kinderen met delict voor rechter (ranking) Kinderen in Tel ,9 6,0 7,2 Kinderen in jeugdzorg (ranking) Kinderen in Tel ,5 6,9 7,4 Meldingen kindermishandeling (ranking) Kinderen in Tel ,0 6,6 7,3 Delen door 16 3,6 3,4 3,3 LOKETTHERMOMETER Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootteklasse Benchmark score Wmo-diensten in loket ,2 3,7 3,4 Direct besluiten op Wmo-producten 3.3 en ,0 1,0 1,1 Faciliteiten cliëntondersteuning ,8 7,6 6,9 Nazorg ondersteunde cliënten ,0 1,3 2,0 Samenwerking met organisaties binnen het ,0 7,0 7,4 loket Inzicht in aantal vragen 3.8a 5 5,0 3,8 3,8 Inzicht in aantal aanvragen 3.8b 5 5,0 3,9 4,3 Tevredenheid aanvraagprocedure bij loket 3.9/CTO 25 18,2 18,2 18,3 Delen door 14 3,3 3,3 3,4 28

34 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal INFORMELE HULPTHERMOMETER Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootteklasse Benchmark score Opname basisfuncties mantelzorg in beleid ,0 7,3 7,7 Aanwezigheid steunpunt mantelzorg ,0 4,6 4,7 Aanwezigheid steunpunt vrijwilligers ,0 4,8 4,3 Ondersteuning mantelzorgers ,0 7,3 6,8 Zicht op gebruik ondersteuning mantelzorgers ,7 6,3 6,2 Ondersteuning vrijwilligers ,3 7,1 6,4 Zicht op gebruik ondersteuning vrijwilligers ,0 1,3 6,1 Tevredenheid ondersteuning onder ,0 2,1 1,9 vrijwilligers Tevredenheid ondersteuning onder mantelzorgers ,0 2,9 2,0 Delen door 14 2,9 3,5 3,3 WONEN, ZORG EN TOEGANKELIJKHEID THERMOMETER Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootte Benchmark score klasse Beleid levensloopbestendig bouwen ,0 3,6 3,6 Afspraken levensloopbestendig bouwen ,0 3,8 4,0 Afspraken over fysieke toegankelijkheid ,7 6,5 6,7 openbare ruimte Meten tevredenheid fysieke toegankelijkheid ,0 1,1 1,5 openbare voorzieningen Gehandicaptensport speerpunt van beleid ,0 3,8 3,3 Delen door 6 2,8 3,1 3,2 29

35 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal INDIVIDUELE VOORZIENINGENTHERMOMETER Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootte Benchmark score klasse Afstemming huishoudelijke hulp met ,8 6,1 5,9 zorgfuncties AWBZ Huisbezoeken cliënten individuele ,0 4,6 4,7 voorzieningen Intensiteit huisbezoeken individuele ,0 2,9 3,1 voorzieningen Huisbezoeken cliënten huishoudelijke hulp ,0 4,8 6,6 Intensiteit huisbezoeken huishoudelijke hulp ,0 3,2 3,2 Tevredenheid huishoudelijke hulp 6.10a/CTO 10 7,8 7,8 7,8 Tevredenheid individuele voorzieningen 6.10b/CTO 10 7,1 7,3 7,3 Tevredenheid doorlooptijden 6.10c/CTO 10 8,2 8,1 8,1 Delen door 12 3,6 3,7 3,7 OPVANGTHERMOMETER REGIOGEMEENTE Indicator Vraagnr. Max score Uw Grootte Benchmark score klasse Inzet voor vrouwenopvang en huiselijk geweld ,3 12,1 11,3 Beschikbaarheid voorzieningen ,0 5,5 6,4 Inzet OGGZ ,9 12,1 11,4 Inzet verslavingszorg ,4 10,6 9,9 Zicht op doelgroepen ,0 6,8 5,7 Zicht op woonbegeleidingstrajecten dak- en ,0 2,3 1,6 thuislozen Delen door 15 3,2 3,3 3,1 30

36 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BIJLAGE 2: UITGAVEN ALS ONDERDEEL VAN DE WMO-UITGAVEN Uitgaven voor activiteiten Uw gemeente Grootteklasse Benchmark Prestatieveld 1 Wijkbudgetten voor bewonersactiviteiten ja 59% ja; 41% nee; 0% Budget gemeenschapshuizen, jeugdgebouwen, buurthuizen etc. (waaronder beheer en exploitatie) 74% ja; 22% nee; 4% Opbouwwerk 74% ja; 22% nee; 4% Jongerenwerk 78% ja; 22% nee; 0% Ouderenwerk 78% ja; 22% nee; 0% Sociaal cultureel werk 78% ja; 19% nee; 4% Activiteiten dagopvang ja 52% ja; 33% nee; 15% Brede scholen 15% ja; 74% nee; 11% Onderzoek, monitor ja 56% ja; 22% nee; 22% Sport (waaronder BOS, NASB, impuls brede ja 26% ja; 67% nee; 7% school, sport en cultuur) Inburgering en educatie volwassenen 15% ja; 81% nee; 4% Overig leefbaarheid en sociale samenhang 67% ja; 19% nee; 15% Prestatieveld 2 Meldpunt Jeugdzorg/CJG waaronder 37% ja; 56% nee; 7% opvoedtelefoon Jeugdgezondheidszorg uniform deel(jgz) 19% ja; 74% nee; 7% Jeugdgezondheidszorg maatwerk 19% ja; 70% nee; 11% Overig GGD 33% ja; 63% nee; 4% Peuterspeelzaalwerk 26% ja; 70% nee; 4% Kinderopvang 22% ja; 74% nee; 4% Bureau Halt 15% ja; 81% nee; 4% (licht) pedagogisch werk 19% ja; 73% nee; 8% Voor- en Vroegschoolse educatie 19% ja; 81% nee; 0% Onderwijsachterstandenbeleid 19% ja; 81% nee; 0% Leerplicht 15% ja; 85% nee; 0% Overig preventief jeugdbeleid 44% ja; 48% nee; 7% Prestatieveld 3 Bureau Sociaal Raadslieden 52% ja; 41% nee; 7% Wmo-loket ja 93% ja; 7% nee; 0% Indicatiestelling ja 93% ja; 7% nee; 0% Uitvoering Wmo-aanvragen (w.o. ja 85% ja; 7% nee; 7% beschikkingen en controle) Overig Loket 48% ja; 26% nee; 26% 48% ja; 47% nee; 4% 66% ja; 29% nee; 5% 65% ja; 30% nee; 5% 79% ja; 19% nee; 1% 81% ja; 19% nee; 1% 80% ja; 18% nee; 2% 51% ja; 41% nee; 8% 13% ja; 81% nee; 7% 61% ja; 30% nee; 9% 25% ja; 70% nee; 4% 16% ja; 79% nee; 4% 55% ja; 30% nee; 14% 36% ja; 60% nee; 4% 29% ja; 68% nee; 3% 28% ja; 69% nee; 3% 26% ja; 70% nee; 4% 28% ja; 71% nee; 2% 22% ja; 76% nee; 3% 19% ja; 75% nee; 6% 28% ja; 61% nee; 11% 15% ja; 83% nee; 2% 13% ja; 84% nee; 3% 11% ja; 87% nee; 1% 55% ja; 38% nee; 6% 28% ja; 66% nee; 5% 88% ja; 9% nee; 3% 91% ja; 7% nee; 2% 86% ja; 11% nee; 3% 58% ja; 26% nee; 16% 31

37 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal Prestatieveld 4 Vrijwilligerssteunpunt 85% ja; 15% nee; 0% Mantelzorgsteunpunt ja 93% ja; 4% nee; 4% Ondersteuning vrijwilligers 85% ja; 15% nee; 0% Vacaturebank vrijwilligers ja 89% ja; 11% nee; 0% Ondersteuning mantelzorg ja 93% ja; 4% nee; 4% Overige activiteiten vrijwilligers 89% ja; 11% nee; 0% Overige activiteiten mantelzorgers ja 93% ja; 4% nee; 4% Prestatieveld 5 Wmo-diensten wonen en zorg (bv maaltijdservice) 74% ja; 26% nee; 0% Verbeteren toegankelijkheid openbare ja 19% ja; 77% nee; 4% gebouwen Verbeteren toegankelijkheid openbare ja 19% ja; 77% nee; 4% ruimte Overig wonen, zorg en welzijn 67% ja; 19% nee; 15% Prestatieveld 6 Collectief vervoer ja 92% ja; 8% nee; 0% Individueel vervoer ja 93% ja; 0% nee; 0% Woningaanpassingen/verhuiskostenvergoe ja 93% ja; 0% nee; 0% ding Rolstoelen ja 93% ja; 0% nee; 0% Hulp bij het huishouden ja 93% ja; 0% nee; 0% Leerlingenvervoer ja 32% ja; 68% nee; 0% ja 92% ja; 4% nee; 4% Overige kosten voorzieningen gehandicapten Prestatieveld 7/8/9 Algemeen maatschappelijk werk 81% ja; 19% nee; 0% Collectieve preventie GGZ ja 67% ja; 33% nee; 0% Preventie Zorg ja 56% ja; 37% nee; 7% Palliatieve zorg 27% ja; 58% nee; 15% Maatschappelijke opvang ja 67% ja; 33% nee; 0% Vrouwenopvang ja 56% ja; 41% nee; 4% Verslavingszorg ja 70% ja; 30% nee; 0% Aanpak huiselijk geweld waaronder ASHG ja 70% ja; 30% nee; 0% Begeleid of beschermd wonen ja 35% ja; 54% nee; 12% Reclassering 8% ja; 77% nee; 15% Overige uitgaven voor kwetsbare groepen 48% ja; 33% nee; 19% 70% ja; 29% nee; 1% 87% ja; 12% nee; 1% 78% ja; 20% nee; 2% 66% ja; 31% nee; 2% 89% ja; 9% nee; 2% 73% ja; 23% nee; 4% 83% ja; 14% nee; 4% 77% ja; 20% nee; 3% 24% ja; 69% nee; 7% 20% ja; 71% nee; 8% 52% ja; 31% nee; 18% 86% ja; 13% nee; 1% 98% ja; 1% nee; 1% 99% ja; 0% nee; 1% 99% ja; 0% nee; 1% 99% ja; 0% nee; 1% 14% ja; 85% nee; 1% 88% ja; 6% nee; 6% 79% ja; 20% nee; 1% 63% ja; 34% nee; 2% 48% ja; 40% nee; 12% 21% ja; 65% nee; 14% 61% ja; 37% nee; 2% 51% ja; 48% nee; 1% 56% ja; 43% nee; 1% 58% ja; 40% nee; 1% 26% ja; 66% nee; 8% 6% ja; 84% nee; 11% 40% ja; 41% nee; 20% 32

38 BENCHMARK WMO 2010 BASISBENCHMARK RAPPORT GEMEENTE Roosendaal BIJLAGE 3: DEELNEMENDE GEMEENTEN Gemeentegrootte naar inwoneraantal Deelnemende gemeenten Grootteklasse 1: inwoners Asten; Bedum; Beesel; Blaricum; Brielle; Bunnik; Bunschoten; Cromstrijen; Eemnes; Eijsden; Enkhuizen; Groesbeek; Gulpen-Wittem; Haaren; Heeze- Leende; Korendijk; Landerd; Laren; Margraten; Meerssen; Menterwolde; Noordwijkerhout; Ommen; Schagen; Someren; Strijen; Vaals; Valkenburg aan de Geul; Vlagtwedde; Waalre; Wervershoof; West Maas en Waal; Westervoort; Zijpe Grootteklasse 2: inwoners Aalten; Baarn; Berkelland; Beuningen; Beverwijk; Binnenmaas; Borger- Odoorn; Borne; Boxtel; Bronckhorst; Brummen; Coevorden; Cranendonck; Dalfsen; De Bilt; De Wolden; Dongen; Duiven; Epe; Ermelo; Etten-Leur; Geldrop-Mierlo; Haaksbergen; Halderberge; Harderwijk; Heemskerk; Heerenveen; Heiloo; Hellendoorn; Hellevoetsluis; Hillegom; Hof van Twente; Houten; Huizen; Kampen; Kerkrade; Langedijk; Leiderdorp; Leusden; Lisse; Lochem; Maasdriel; Maasgouw; Maassluis; Medemblik; Meppel; Montferland; Noordoostpolder; Noordwijk; Oegstgeest; Oisterwijk; Oldebroek; Oldenzaal; Oost Gelre; Ooststellingwerf; Opsterland; Oud-Beijerland; Overbetuwe; Pekela en Veendam; Pijnacker-Nootdorp; Renkum; Rheden; Ridderkerk; Rijswijk; Skarsterlân; Stadskanaal; Steenwijkerland; Stein; Teylingen; Tiel; Tubbergen; Twenterand; Utrechtse Heuvelrug; Voorschoten; Voorst; Vught; Waddinxveen; Wageningen; Weert; Werkendam en Woudrichem; Weststellingwerf; Wierden; Wijchen; Wijdemeren; Wijk bij Duurstede; Zuidplas; Zundert; Zwartewaterland Grootteklasse 3: inwoners Almelo; Alphen aan den Rijn; Amstelveen; Assen; Barneveld; Capelle aan den IJssel; Delft; Deventer; Doetinchem; Gouda; Heerhugowaard; Hengelo; Hilversum; Hoogeveen; Hoorn; Katwijk; Leidschendam-Voorburg; Lelystad; Nieuwegein; Oss; Purmerend; Roosendaal; Schiedam; Sittard-Geleen; Smallingerland; Velsen; Vlaardingen; Westland Grootteklasse 4: meer dan inwoners 's-gravenhage; Almere; Apeldoorn; Arnhem; Ede; Emmen; Enschede; Groningen; Haarlemmermeer; Leiden; Maastricht; Nijmegen; Rotterdam; Tilburg; Utrecht; Zaanstad; Zoetermeer; Zwolle 33

39 OVER SGBO EN BMC ONDERZOEK Met ingang van april 2009 zijn de onderzoekactiviteiten van SGBO en BMC gebundeld in BMC onderzoek. Hiermee beogen wij een kwaliteitsverdieping te realiseren en differentiatie in onderzoeksvormen aan te bieden. Per 1 januari 2008 heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het eigendom van SGBO overgedragen aan de BMC Groep. Sindsdien werken wij stelselmatig aan verbetering van het aanbod van onderzoek en advies. Analyse van het aanbod en de werkwijze van beide organisaties heeft aangetoond dat klanten nog beter bediend worden door een gestroomlijnd aanbod vanuit BMC van onderzoek, advies, management, training, coaching en daaraan verwante diensten. Dezelfde analyse maakte duidelijk dat de benchmarks die u kent van SGBO optimaal gedijen in een eigen organisatorische context. De benchmarks, waaraan de meerderheid van alle gemeenten deelneemt, blijven de verantwoordelijkheid van SGBO. De vertrouwelijkheid van de benchmarkgegevens en - processen en de steeds verdere verfijning van technieken blijven door SGBO gegarandeerd. Voor onderzoeksvormen zoals beleidsanalyses, haalbaarheidsstudies, verkenningen, audits, evaluaties en dergelijke is BMC onderzoek opgericht. De van SGBO bekende vormen van gestructureerd onderzoek en onderzoeksmethoden worden hier verder ontwikkeld en uitgebreid en doelgericht verbonden met de bij BMC beschikbare inhoudelijke expertise. De onderzoekers van SGBO en BMC en de inhoudelijke experts vinden in BMC onderzoek een gezamenlijk en vruchtbaar platform dat op het hoogste kwaliteitsniveau onderzoek aanbiedt aan publieke organisaties.

40 Jaarrapport Mantelzorg Benchmark Wmo 2010

41 COLOFON Samenstelling Anja van Lonkhuijzen Lieke Salomé Nora Kornalijnslijper Vormgeving binnenwerk SGBO Benchmarking Druk Bakker Baarn SGBO Benchmarking Postbus HE Den Haag SGBO /juli 2010 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO. Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.

42 INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1 Inleiding op mantelzorg 1 2 Visie op mantelzorg Ontwikkelingen Regierol gemeente Breed of smal beleid Doelen mantelzorgbeleid Samenvattend 9 3 Beleid voor mantelzorg Doelgroepen van beleid Opstellen beleid met relevante samenwerkingspartners Aanleiding basisfuncties Basisfunctie Informatie Basisfunctie Advies en begeleiding Basisfunctie Emotionele steun Basisfunctie Educatie Basisfunctie Praktische hulp Basisfunctie Respijtzorg Basisfunctie Financiële tegemoetkoming Basisfunctie Materiële hulp Extra basisfunctie: Arbeid en zorg Invulling basisfuncties Samenvattend 21 4 Zicht op mantelzorg Informatiebronnen Loketfunctie en steunpunt mantelzorg Respijtzorg Samenvattend 25

43 Voorwoord Binnen de Benchmark Wmo is het mogelijk om aan verdiepende modules deel te nemen. Als deelnemer aan één of meer verdiepende modules ontvangt u bijgaand het Jaarrapport Mantelzorg In dit rapport beschrijven we enkele recente ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein en voorzien we de uitkomsten van de verdiepende module van een achtergrond. Tevens beschrijven we in dit rapport enige uitkomsten van de benchmark en presenteren we enkele voorbeelden. Als u uw prestaties op dit beleidsonderdeel wilt vergelijken met die van andere deelnemende gemeenten dan kunt u als deelnemer een groepsrapport downloaden. Het opvragen van een groepsrapport kan via onze website Tevens kunt u hier uw eigen referentiegroep van 5 gemeenten samenstellen. De integrale weergave van de uitkomsten van de verdiepende module Mantelzorg treft u daar in aan. In totaal hebben 52 gemeenten de online vragenlijst van deze verdiepende module ingevuld. De voornaamste resultaten vindt u terug in deze rapportage, gecombineerd met praktijkervaringen die op de benchmarkdagen of via telefonische gesprekken naar voren zijn gebracht. We hopen met dit Jaarrapport een bijdrage te leveren aan de gemeentelijke prestaties op het gebied van de maatschappelijke ondersteuning en de bijbehorende prestatievelden.

44 1 Inleiding op mantelzorg Voor de term mantelzorg zijn veel verschillende definities en beschrijvingen te vinden. Wat alle definities gemeen hebben, is dat het gaat om vrijwillige, niet-betaalde, zorg voor een naaste, bijvoorbeeld een familielid, vriend, buur of kennis. Mantelzorgers zijn voor de samenleving een belangrijke groep burgers. Ze spelen een rol bij het vergroten van sociale samenhang en vervullen een voorbeeldfunctie als actieve burger. Door mantelzorgers kunnen burgers met een zorgbehoefte of beperking langer thuis blijven wonen en meedoen aan de maatschappij. Daarnaast zorgen de mantelzorgers voor het betaalbaar houden van de Nederlandse zorg door de betaalde zorg te ontlasten. Voor gemeenten is de mantelzorger een onmisbare partner in het lokale zorgbeleid. Hun inzet helpt het beroep op Wmo voorzieningen te beperken of uit te stellen. Kortom: alle reden om de mantelzorgers te koesteren. Binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) hebben de gemeenten per 1 januari 2007 onder andere een verantwoordelijkheid gekregen voor mantelzorgers. Het is de taak van de gemeente om mantelzorgers te ondersteunen in het uitvoeren van hun zorgtaak en te voorkomen dat de mantelzorgers overbelast raken. Mantelzorg kan de mantelzorger veel voldoening geven, maar soms komt het eigen leven in de knel. Zeker als de zorg lang gaat duren. De mantelzorger loopt dan het risico om overbelast te raken, zijn of haar werknemerschap niet meer naar behoren te vervullen of geen tijd meer te hebben voor vrienden, bekenden en familieleden. In de Wmo gaat prestatieveld 4 expliciet over het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. Het is voor het eerst dat mantelzorgers en vrijwilligers zijn opgenomen in een wet en als verantwoordelijkheid bij de gemeenten zijn neergelegd. De bedoeling van de Wmo is dat mensen eerst terugvallen op hun directe omgeving als ze zorg nodig hebben, voordat een beroep wordt gedaan op de gemeente. De gemeente kan vervolgens zwaardere, professionele vormen van zorg bieden door middel van veelal algemene beleidsmaatregelen, en veel minder vaak individuele voorzieningen. De Wmo is gebaseerd op het compensatiebeginsel, dat bestaat uit een viertal aspecten. De vier aspecten van het compensatiebeginsel zijn: het voeren van een huishouden; het verplaatsen in en om het huis; het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan. Deze aspecten kunnen worden samengevat als het zelfstandig kunnen wonen en meedoen aan de maatschappij. Voor de mantelzorger zijn vooral het voeren van hun eigen huishouden en het afspreken met vrienden of kennissen (aspect 1 en 4 van het SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

45 compensatiebeginsel) van belang. Deze activiteiten kunnen in de knel komen en dan kan de gemeente op basis van het compensatiebeginsel inspringen. Mantelzorgers voldoen niet aan één bepaald profiel; de mantelzorger bestaat niet. Verschillen kunnen bijvoorbeeld zitten in de eigenschappen van de mantelzorger, de eigenschappen van de zorgvrager, de relatie tussen de mantelzorger en de zorgvrager, de aard en duur van de aandoening of beperking, de woonsituatie, de mantelzorgtaken en het sociale netwerk. De ondersteuningsbehoefte zal dan ook per mantelzorger verschillen; de ondersteuning vraagt om maatwerk. Het is van belang om de thuissituatie van de mantelzorger en de zorgvrager in kaart te brengen bij het inventariseren van de ondersteuningsbehoefte. Vooral vrouwen en ouderen verlenen mantelzorg. Vrouwen en ouderen zijn niet per se meer bereid om te zorgen, maar de trefkans is voor hen groter. Dat wil zeggen dat voor hen de kans dat er een hulpbehoevende in het sociale netwerk aanwezig is, groter is. Voor het uitvoeren van het mantelzorgbeleid is een aantal struikelblokken. Veel mantelzorgers herkennen zich niet in de omschrijving van mantelzorg en herkenning is de eerste stap in het proces om ondersteuning te vragen. Dit betekent in de praktijk dat het woord mantelzorger niet zo geschikt is, maar dat er meer aangesloten moet worden bij vragen als: zorgt u voor een naaste? Daarnaast vinden veel mantelzorgers het vanzelfsprekend dat zij die zorg geven aan hun partner, familielid, buur of kennis. Vragen om hulp is al helemaal niet aan de orde en zeker niet bij de gemeente. Een tweede struikelblok is het vinden van de weg naar de juiste ondersteuning; dit geldt voor mantelzorgers en ook voor zorgvragers. Het is veelal onduidelijk met welke vraag je bij welke gemeente en bij welk loket terecht kan; het ontbreekt aan informatie hierover. Kortom er zijn genoeg redenen, randvoorwaarden en uitdagingen voor gemeenten om invulling te geven aan de ondersteuning van mantelzorgers. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

46 2 Visie op mantelzorg Bij het formuleren van een visie op het beleid voor mantelzorg dient rekening gehouden te worden met de verschillende landelijke ontwikkelingen, maar ook met de lokale ontwikkeling en situatie. Daarnaast is van het belang om vast te stellen wat de rol van de gemeente zal zijn bij de uitvoering van het beleid. Verder is bepalend of mantelzorg smal of breed zal worden ingezet. Samen met de concrete en heldere doelstellingen is het mogelijk om aan de slag te gaan met het beleid voor mantelzorg, daar waar mogelijk met lokale partijen en burgers. Volgens de Benchmark Wmo 2010 heeft 85% van de gemeenten een visie geformuleerd. 2.1 Ontwikkelingen Landelijk spelen verschillende ontwikkelingen die van invloed zijn op het beleid van gemeenten. Soms is een ontwikkeling van invloed op één terrein of prestatieveld, maar veelal zijn het ontwikkelingen die meerdere terreinen of prestatievelden raken. Onderstaand wordt een aantal ontwikkelingen besproken. In eerste instantie wordt ingegaan op een viertal ontwikkelingen die uit de Benchmark Wmo naar voren komen. Vervolgens komen nog twee andere ontwikkelingen aan bod. Vergrijzing en ontgroening De babyboomgeneratie zorgt voor een vergrijzing van onze samenleving. De toenemende vergrijzing zorgt voor een grotere vraag naar zorg. De informele zorg wordt veelal door mantelzorgers en vrijwilligers gegeven, maar zij vergrijzen ook. Met het ouder worden kan de mantelzorger zelf ook problemen krijgen met de gezondheid, waardoor het mantelzorgen zwaarder of zelfs niet meer mogelijk wordt. De vergrijzende mantelzorger stroomt uit als mantelzorger en de zorgtaken moeten worden overgenomen. Wie gaat dit doen? Samenwerking professionals en mantelzorgers Onder formele zorg wordt verstaan de zorg die geleverd wordt door professionals. Voor het leveren van deze zorg ontvangen de professionals een salaris en behoren zij tot een organisatie. Tussen de formele en informele zorg bestaat een nauwe relatie. De formele zorg kan de informele zorg ontlasten en ook omgekeerd. Het is van belang dat beide vormen van zorg samenwerken om de zorg van nu te kunnen waarborgen voor de toekomst. Een goede samenwerking tussen de formele en informele zorg draagt bij aan: SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

47 - het in staat stellen van mensen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen en zelfredzaam te blijven. Dit heeft een positief effect op de kwaliteit van leven. - het goed kunnen invullen van de taken van zowel de mantelzorger, de vrijwilliger als de professional en het met voldoening uitvoeren hiervan. De vergrijzing en de toename van het aantal chronische zieken in Nederland zal leiden tot een grotere vraag naar zorg en daarmee ook een grotere vraag naar mantelzorg. De samenwerking tussen de professionals en de mantelzorger zal onder druk komen te staan. Toenemende arbeidsparticipatie Het langer moeten doorwerken en de stijging van de arbeidsparticipatie van vrouwen zijn beide landelijke ontwikkelingen die het mantelzorgen van de burgers kunnen bemoeilijken. De combinatie van werk met mantelzorg wordt veelal als zwaar ervaren door de mantelzorger; de mantelzorger zal wellicht gedwongen zijn om keuzes te maken. Dit kan ertoe leiden dat mantelzorgers hun baan geheel of gedeeltelijk opzeggen. Stimuleren van zorgen voor elkaar Tijden veranderen en daarmee ook gewoonten en gebruiken. Zorgen voor elkaar werd vroeger gewoon gedaan; het hoorde zo. Ook de angst voor afhankelijkheid zorgt ervoor dat burgers niet om hulp van anderen vragen. We zitten liever in de rol van hulpgever, maar hierbij willen wij vooral niet opdringerig overkomen 1. Tegenwoordig is het zorgen voor elkaar echter niet meer zo vanzelfsprekend en ziet de lokale overheid een taak voor zichzelf weggelegd. Basisfuncties mantelzorg Actieve deelname aan de samenleving stond centraal in het coalitieakkoord van het vorige kabinet. Voorbeelden van een actieve deelname zijn vrijwilligers en mantelzorgers. Om deze actieve deelname te kunnen ondersteunen hebben gemeenten via de Wmo de taak gekregen om de vrijwilligers en mantelzorgers te ondersteunen. Het ministerie heeft in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) en Mezzo (landelijke vereniging mantelzorgers en vrijwilligerszorg) een handreiking geschreven om de gemeenten handvaten te geven voor het invullen van de ondersteuning. Een handreiking voor vrijwilligerswerk 2 en één voor mantelzorg. Deze handvaten worden ook wel de basisfuncties genoemd. Achterliggend idee van deze basisfuncties is dat de ondersteuning voor de vrijwilligers en mantelzorgers goed moet zijn, ongeacht de gemeente. 1 Voor meer informatie over de basisfuncties voor vrijwilligerswerk verwijzen wij u naar het Jaarrapport Vrijwilligerswerk, Benchmark Wmo Panische angst voor afhankelijkheid door Evelien Tonkens, Volkskrant 10 maart SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

48 De handreikingen zijn in 2009 opgesteld en het ministerie heeft als streven om in 75% van de nieuwe beleidsplannen voor de Wmo de basisfuncties voor mantelzorg en vrijwilligerswerk terug te vinden. AWBZ wijziging (inkrimping van de professionele zorg) Zoals eerder aangegeven bij de ontwikkeling stimuleren van zorgen voor elkaar, staan de informele en formele zorg met elkaar in verbinding. Een verandering in de formele zorg, zoals de wijziging in de AWBZ, heeft duidelijke gevolgen voor de informele zorg. De wijziging in de AWBZ komt vanuit de wens om een scherpe afbakening van aanspraken te maken tussen de AWBZ en de Wmo met als beoogd resultaat een bezuiniging. De aanscherping is uitgevoerd bij de vormen van begeleiding (ondersteunende en activerende begeleiding), maar in de praktijk ook bij andere functies. De overheid heeft bij deze wijziging het zelfstandig kunnen blijven wonen en meedoen aan de maatschappij genoemd als punten die niet in het gedrang mogen komen. Oplossingen voor het (gedeeltelijk) wegvallen van de begeleiding worden veelal in de informele kring gezocht en komen daarmee bij de mantelzorger terecht. Meer zorg- en regeltaken voor de mantelzorger en daarmee komt hun participatie in het gedrang. Ook werd de functie begeleiding ingezet voor respijtzorg, zoals begeleiding in uren (vervanging aan huis), begeleiding in dagdelen (dagopvang, activiteitencentrum) en kortdurend verblijf (logeervakantie, weekendopvang, vakantieopvang) en dit komt hiermee veelal te vervallen. De mogelijkheid van een adempauze voor de mantelzorger is niet meer aanwezig en de gevolgen hiervan zijn nog niet bekend. Het beroep op de gemeente kan hierdoor toenemen. De overbelasting onder mantelzorgers kan stijgen. Uit de benchmark Wmo 2010 blijkt dat zorgen voor elkaar de ontwikkeling is waar de meeste gemeenten in het lokale beleid rekening mee houden (82%). 2.2 Regierol gemeente De eerder genoemde landelijke ontwikkelingen moeten worden omgezet naar het lokale beleid. Dit vereist veelal een actieve rol van de gemeente en de betrokken maatschappelijke organisaties. Voor de uitvoering van het beleid moet de gemeente zichzelf de vraag stellen: Welke rol willen wij spelen? Maar ook de vraag: Om welke invulling van de regierol vraagt onze lokale situatie? is van belang. De gemeente kan de regierol op verschillende manieren invullen; hier is geen goed of fout. De rol van de gemeente kan variëren tussen het geven van een (zeer) sterke sturing of het zich terughoudend opstellen. Op basis van de regierol van de gemeente en een brede of smalle insteek van het beleid heeft het Expertisecentrum Mantelzorg een typetest Wmo en mantelzorg opgezet. Op basis van een veertiental vragen wordt bepaald tot welk van de vier gemeentetypen uw SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

49 gemeente behoort. Het gemeentetype is bepalend voor de wijze waarop de samenwerking met relevante maatschappelijke organisaties wordt weergegeven. In de bijlage van het rapport is de uitwerking van de gemeentetypen gegeven. De typetest is op de website van het Expertisecentrum Mantelzorg te vinden. Bij een sterke sturing neemt de gemeente zelf de verantwoordelijkheid en stuurt de relevante maatschappelijke organisaties aan. Deze maatschappelijke organisaties, zoals bijvoorbeeld het steunpunt voor mantelzorg, zorgen voor de uitvoering van het gemeentelijke beleidsplan. Een gemeente met een terughoudende opstelling gaat uit van de kracht van de civil society; zij vervullen voornamelijk een faciliterende rol richting de zorgvragers, mantelzorgers, vrijwilligers en mantelzorgondersteuners. In de Benchmark Wmo 2010 is gevraagd welke vorm van regie het beste aansluit bij de uitvoering van de gemeenten. Hierbij zijn vier varianten voorgelegd, gebaseerd op twee assen. De eerste as heeft betrekking op de mate waarin de resultaten en effecten zijn uitgewerkt of benoemd door de gemeente en de tweede as geeft de mate van sturing aan op de uitvoering door de gemeente. De mate van sturing wordt ook gebruikt in de typetest. Uit de resultaten blijkt dat 60% van de gemeenten een sterke sturing aanhangt en de overige 40% een afhoudende opstelling kiest. 2.3 Breed of smal beleid Een breed beleid koestert alle vormen van mantelzorgondersteuning en de ondersteuning wordt vanuit allerlei verschillende maatschappelijke organisaties aangeboden. De gemeente stimuleert en moedigt dit ook aan. Bij een smal beleid maakt de gemeente de keuze om de focus te leggen op bepaalde vormen van mantelzorgondersteuning of bij bepaalde groepen mantelzorgers. Mantelzorgers worden door de gemeente gestimuleerd om hiermee doelgericht aan de slag te gaan. Een hulpmiddel bij het bepalen van de keuze voor een breed of smal beleid komt ook terug in de typetest Wmo en mantelzorg uit de vorige paragraaf. Zie bijlage. 2.4 Doelen mantelzorgbeleid Voor het neerzetten van een visie is het wenselijk om de doelstellingen van het mantelzorgbeleid vooraf vast te stellen. Wat wil de gemeente bereiken met haar beleid? SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

50 In de Benchmark Wmo 2010 zijn een vijftal doelen voorgelegd aan de deelnemers met de vraag welke zij opgenomen hebben in hun beleidsplan. De volgorde waarin de vijf doelen genoemd zijn: 1. Goede ondersteuning (100%) 2. Terugdringen van overbelaste mantelzorgers (96%) 3. Samenspel tussen informele en formele zorg (71%) 4. Bevorderen maatschappelijke participatie (68%) 5. Combineren van arbeid en mantelzorg (38%) Onderstaand wordt een korte toelichting op de verschillende doelen gegeven. Goede ondersteuning: Om een goede ondersteuning voor mantelzorgers te kunnen waarborgen is mantelzorg met de Wmo overgeheveld naar de gemeente. Idee hierachter is dat de gemeente beter in staat is om maatwerk te leveren. Om dit maatwerk te kunnen leveren is het van belang om de behoeften van de mantelzorger te achterhalen en dit is niet heel makkelijk. Daarnaast is de situatie voor iedere mantelzorger verschillend en daarmee ook de ondersteuningsbehoefte. Als we kijken naar ondersteuning dan zijn er twee vormen aanwezig: - Directe mantelzorgondersteuning: dit zijn voorzieningen specifiek voor de mantelzorger. - Indirecte mantelzorgondersteuning: hier gaat het om voorzieningen die primair gericht zijn op de zorgvrager, maar rekening houden met de mantelzorger of deze verlichting bieden. Bij het bespreken van de basisfuncties wordt dieper ingegaan op de verschillende vormen van ondersteuning voor de mantelzorger die de gemeente kan verlenen. Hierbij kan de gemeente de ondersteuning zelf bieden (directe betrokkenheid) of via een maatschappelijke organisatie (indirecte betrokkenheid). Terugdringen van overbelaste mantelzorgers Overbelasting van mantelzorgers is niet wenselijk; niet voor de mantelzorger zelf en ook niet voor de zorgvrager. Om deze overbelasting te voorkomen zijn gemeenten druk bezig om mantelzorgers te bereiken en te informeren, zodat zij (tijdig) bij de gemeente kunnen aankloppen voor ondersteuning. Overbelasting bij een mantelzorger is niet eenvoudig te herkennen, want overbelasting is afhankelijk van de draaglast en draagkracht van de mantelzorger. Hierbij spelen objectieve en subjectieve zaken een rol. Voorbeelden hiervan zijn: eigenschappen van de mantelzorger zelf, eigenschappen van de zorgvrager, de relatie tussen de mantelzorger en de zorgvrager, de aard en duur van de aandoening/beperking, de woonsituatie, de omvang van het sociale netwerk en de samenwerking met de professionele zorg. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

51 Een hulpmiddel om de mate van overbelasting vast te stellen bij de mantelzorger is het afnemen van een vragenlijst met 9 stellingen. De stellingen hebben allemaal betrekking op mantelzorg. De vragenlijst heet Ervaren Druk door Informele Zorg (EDIZ). Het resultaat is een score tussen de 0 en 9 punten, waarbij geldt des te hoger de score des te hoger de mate van belasting. Deze stellingen worden meegenomen in de tevredenheidsonderzoeken van SGBO specifiek voor mantelzorgers. Het is voor de mantelzorger belangrijk om een evenwicht te vinden tussen draaglast en draagkracht voor het verlenen van mantelzorg. De gemeente kan de mantelzorger helpen om dit evenwicht te zoeken, te vinden, te behouden of te herstellen door het bieden van ondersteuning. Samenspel tussen informele en formele zorg: De doelstelling met betrekking tot het samenspel tussen informele en formele zorg hangt nauw samen met de ontwikkeling samenwerking professional en mantelzorger. Het is belangrijk dat beide vormen van zorg goed samenwerken; dit is in het belang van de zorgvrager, de mantelzorger en de professional. De gemeente kan hier bijvoorbeeld een bemiddelende rol in spelen door het bij elkaar brengen van deze partijen om het gesprek aan te gaan. Bevorderen maatschappelijke participatie: Mantelzorgen draagt bij aan het zelfstandig wonen en meedoen van de zorgvrager, maar het is niet de bedoeling dat dit ten koste gaat van de maatschappelijke participatie van de mantelzorger. Voor gemeenten is het belangrijk om mantelzorgers te bereiken en te informeren over de ondersteuning die zij kunnen krijgen bij het uitoefenen van hun mantelzorgtaken. Mantelzorgers weten dan bij welke gemeente zij terecht kunnen en wat voor ondersteuningsmogelijkheden beschikbaar zijn voor als zij als mantelzorger een beperking ervaren in hun dagelijkse leven door het mantelzorgen. Combineren van arbeid en mantelzorg: Arbeid en mantelzorg vragen beide om aandacht, tijd en energie. Voor sommige burgers is dit een reden om niet te gaan werken, omdat de combinatie voor hen niet te doen is. Andere mantelzorgers hebben zich vanwege het mantelzorgen gedwongen gevoeld om hun baan (deels) op te zeggen. Anderzijds blijven sommige mantelzorgers juist werken vanwege de afleiding die het werk biedt als afwisseling op het mantelzorgen. Sommigen combineren mantelzorg met een volledige baan, anderen met een deeltijdbaan. Een aantal mantelzorgers kiest bewust voor een baan op oproepbasis; als de situatie met de zorgvrager het op dat moment toestaat, kunnen zij werken en anders niet. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

52 Voor iedere mantelzorger is de situatie anders en daarmee ook hoe de combinatie met arbeid en mantelzorg wordt ervaren. De mogelijke ondersteuning die de mantelzorger nodig heeft, is hiermee voor iedere werkende mantelzorger anders. Zaken waardoor de werkende mantelzorger zich veelal gesteund voelt zijn: een begripvolle cultuur (bespreekbaar maken) en maatwerkoplossingen, waarvan zowel de werknemer als de werkgever profijt hebben. Voorbeelden van maatwerkoplossingen zijn flexibele werktijden en werkplek of arbeidsduurverkorting. De gemeente kan zichzelf als doel stellen om de werkende mantelzorger te ondersteunen bij het combineren van arbeid en mantelzorg. Dit kan door het bieden van ondersteuning, maar ook door het vervullen van een voorbeeldfunctie richting andere werkgevers. 2.5 Samenvattend Bij het opstellen van een visie voor het beleid van mantelzorg is het nodig om de onderstaande stappen te doorlopen: Inventariseer landelijke ontwikkelingen. Breng de lokale situatie in kaart. Bepaal de regierol van de gemeente. Inventariseer de doelstellingen. Combineer het bovenstaande in een visie op het mantelzorgbeleid. Betrek in dit proces vooral relevante maatschappelijke organisaties of mogelijk de doelgroep zelf. Op deze manier komt het tot een afstemming en (mogelijk) een zelfde uitgangspunt. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

53 3 Beleid voor mantelzorg Gemeenten zijn in staat om lokaal verbindingen te maken tussen verschillende beleidsterreinen om daarmee samenhang te creëren voor ondersteuning van de mantelzorgers. Met de overgang van de verantwoordelijkheid voor mantelzorgers van het Rijk naar de gemeente, heeft het Rijk een drietal speerpunten gedefinieerd om mantelzorg te kunnen waarborgen voor nu en voor de toekomst. Het gaat om de volgende speerpunten: 1. goede ondersteuning van mantelzorgers, ongeacht de gemeente. 2. meer mogelijkheden om arbeid en mantelzorg te combineren. 3. terugdringen van overbelaste mantelzorgers. Deze drie speerpunten zijn veelal terug te vinden in het mantelzorgbeleid van gemeenten. In 2009 zijn een achttal basisfuncties gedefinieerd ter ondersteuning van de gemeenten bij het uitvoeren van het beleid voor mantelzorgers; dit heeft betrekking op het eerste speerpunt. Deze basisfuncties zijn ontwikkeld met een vertegenwoordiging van belangrijke, relevante partijen. Voor het combineren van arbeid en mantelzorg is helaas geen basisfunctie gedefinieerd, maar dit punt zal als een extra basisfunctie worden besproken. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op de doelgroepen van het beleid, het opstellen van het beleid, de partners bij de beleidsontwikkeling, de basisfuncties en een afsluitende paragraaf. 3.1 Doelgroepen van beleid Binnen de Benchmark Wmo 2010 heeft ongeveer 69% van de deelnemers de doelgroepen gedefinieerd voor het mantelzorgbeleid. De top 3 genoemde doelgroepen zijn: 1. Jonge mantelzorgers (77%) 2. Oudere mantelzorgers (72%) 3. Werkende mantelzorgers (58%) Jongere mantelzorgers: Jonge mantelzorgers zijn vaak niet zichtbaar; zij laten niet zien dat zij mantelzorger zijn. Mantelzorg is immers niet hip of ze schamen zich ervoor, daarom vertellen zij er niet over. Zij hebben echter verantwoordelijkheden die niet bij hun leeftijd horen en lopen daardoor extra risico op vroegtijdig schooluitval. Deze doelgroep is lastig te bereiken. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

54 Hieronder worden een tweetal voorbeelden genoemd in relatie tot de jongere mantelzorger. Jonge mantelzorgers De gemeente Capelle aan den IJssel heeft jonge mantelzorgers in haar gemeente opgezocht in een afasiecentrum en heeft de jongeren een film laten maken over het mantelzorgen. Doel van de workshop was de jonge mantelzorgers met elkaar in contact brengen, omdat zorgen voor bijvoorbeeld een ouder erg ingrijpend kan zijn. In contact komen met lotgenoten kan dan helpen en is bovendien leerzaam. De film wordt gebruikt als voorlichtingsmateriaal voor andere jonge mantelzorgers en is te vinden op de internet site van youtube. Mantelzorg en Maatschappelijke stages Scholieren kunnen in het kader van hun maatschappelijke stage worden betrokken bij het organiseren van de dag van de mantelzorg (10 november). Op deze wijze vervullen de scholieren hun stage en wordt ook het onderwerp mantelzorg bespreekbaar gemaakt. Wederom een manier om de aandacht voor mantelzorg te krijgen en mogelijk nieuwe, jonge mantelzorgers te vinden. Oudere mantelzorgers: Bij het bespreken van de ontwikkeling is reeds aan bod gekomen dat met de vergrijzing ook de mantelzorgers aan het vergrijzen zijn en dat dit aandacht behoeft. De mantelzorger van nu kan vanwege de ouderdom gezondheidsproblemen ontwikkelen en daarmee zelf in een zorgvrager veranderen. Wie zorgt er dan voor de oorspronkelijke zorgvrager en de nieuw geworden zorgvrager? Werkende mantelzorgers: Opvallend aan de top 3 notering van deze doelgroep is dat de doelstelling met betrekking tot het combineren van arbeid en mantelzorg als vijfde van de vijf naar voren is gekomen bij de genoemde doelstellingen van het mantelzorgbeleid. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat de andere doelgroepen behoorlijk specifiek zijn. De werkende mantelzorger behoort zeker tot een doelgroep die belangrijk genoeg is om aandacht aan te besteden. Het is één van de speerpunten bij de overdracht vanuit het ministerie naar de gemeenten, maar daarnaast doet de werkende mantelzorger zo volledig mogelijk mee in de maatschappij. Het is een actieve burger, die betrokken is en zorg verleent aan een naaste en daarnaast ook arbeid verricht. 3.2 Opstellen beleid met relevante samenwerkingspartners Het opstellen van het mantelzorgbeleid biedt de mogelijkheid om het kader uit te zetten, om de samenwerking met relevante partijen vorm te geven en de rollen plus bijbehorende SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

55 verantwoordelijkheden vast te stellen. Een stappenplan voor het opstellen van het beleidsplan kan zijn: 1. Ken de doelgroep. 2. Ken de mantelzorgorganisaties en andere relevante samenwerkingspartners. 3. Activeer partijen en breng ze bij elkaar. 4. Ontwikkel een visie. 5. Maak een uitvoeringsplan. 6. Schep randvoorwaarden voor samenwerking. Bij het opstellen van het beleidsplan moeten de relevante partijen zo spoedig mogelijk in het proces worden betrokken. Op deze wijze kunnen zij hun kennis en ervaring over de doelgroep en de huidige ondersteuningsvormen delen met de gemeente. Door samen met de relevante partijen het beleid op te zetten, is het veelal eenvoudiger om tot afstemming en overeenstemming te komen. De partijen voelen zich gewaardeerd als zij in een vroeg stadium betrokken worden bij de beleidsontwikkeling. In de Benchmark Wmo 2010 wordt voor verschillende (mogelijke) samenwerkingspartners geïnventariseerd welke rol zij spelen bij de beleidsontwikkeling. De gedefinieerde rollen zijn: (i) niet interactief, waarbij de partner niet wordt betrokken, (ii) semi-interactief, waarbij de partner participeert, consulteert en voorlicht en (iii) interactieve beleidsvorming, waarbij de partner samenwerkt, delegeert en zelfbestuurt. In de onderstaande figuur worden de resultaten weergegeven. Figuur 1 Samenwerkingspartners bij beleidsontwikkeling Individuele mantelzorgers Steunpunt mantelzorg Org. vrijwillige thuishulp Buddy/ vriendendiensten Belangenbehartigende org Wmo loket Wmo platform/ raad % 20% 40% 60% 80% 100% Interactief Semi-interactief Niet interactief SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

56 Andere gemeenten Provincie Ouderenorganisaties Welzijnswerk Maatschappelijk Werk Professionele zorgaanbieders Religieuze organisaties Anders % 20% 40% 60% 80% 100% Interactief Semi-interactief Niet interactief De belangrijkste samenwerkingspartners bij de beleidsontwikkeling zijn het steunpunt mantelzorg, het Wmo-loket en het Wmo-platform/raad. Deze partners zijn voor de hand liggend, maar mogelijk kunnen de andere genoemde partijen als inspiratie dienen. Misschien zijn de andere partijen niet altijd relevant om te betrekken bij de ontwikkeling, maar het zijn belanghebbende partijen om het uiteindelijke beleidsplan mee te delen. Deze andere partijen ondersteunen soms niet de mantelzorger, maar zij kunnen de mantelzorger veelal doorverwijzen naar de juiste organisatie. Het betrekken van de individuele mantelzorgers zorgt voor draagvlak, een ondersteuningsaanbod dat tegemoet komt aan de behoeften en ook recht doet aan de verschillende type mantelzorgers. Om mantelzorgers interactief te betrekken bij de beleidsontwikkeling is een brochure opgesteld door Expertisecentrum Mantelzorg. 3.3 Aanleiding basisfuncties Zoals eerder aangegeven is een van de speerpunten vanuit het Rijk bij het overgaan van de ondersteuning van mantelzorgers naar de gemeente: een goede ondersteuning van mantelzorgers, ongeacht de gemeente. Om dit speerpunt een concretere invulling te geven zijn in samenspraak met relevante partijen een achttal basisfuncties ontwikkeld ter ondersteuning van de gemeenten. Uitgangspunten van het beleid voor mantelzorgondersteuning bij deze ontwikkeling zijn 3 : Inspraak en belangenbehartiging: de stem van de mantelzorger dient gehoord te worden. Doelgroepbenadering: de verschillen tussen de mantelzorgsituaties vragen een verschillend aanbod aan ondersteuning, maar ook een verschillende manier in benadering. 3 De uitgangspunten van het beleid voor mantelzorgers zijn afkomstig uit Basisfuncties Lokale ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 30 maart SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

57 Regie en keuzevrijheid voor mantelzorgers: mantelzorgers moeten de mogelijkheid hebben om zelf de regie te behouden en keuzes te maken. Er- en herkenning van en waardering voor mantelzorg: blijvende aandacht voor mantelzorg door gemeente en andere partijen zorgen voor een indirecte vorm van mantelzorgondersteuning. Samenhang in beleid en samenwerking tussen partijen: mantelzorg maakt onderdeel uit van verschillende beleidsterreinen. Daarnaast kan de gemeente verbindingen leggen tussen diverse betrokken partijen, die ook zelf verantwoordelijkheden hebben om aandacht te schenken aan mantelzorgondersteuning. Met deze uitgangspunten in het achterhoofd zijn een achttal basisfuncties gedefinieerd: Informatie, Advies en begeleiding, Emotionele steun, Educatie, Praktische hulp, Respijtzorg, Financiële tegemoetkoming en Materiële hulp. De basisfuncties hebben als doel om een kwalitatief goed ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers neer te zetten. Insteek is dat in de nieuwe beleidsplannen voor de Wmo deze acht basisfuncties in 75% van de gemeentelijke beleidsplannen zijn terug te vinden, hiervoor wordt een onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek Goed voor Elkaar bestaat uit een 0-meting die begin 2010 is gehouden en op een later moment een tweede meting. Bij de 0-meting wordt de lokale situatie in kaart gebracht en mogelijke ruimte voor verbetering benoemd. Meer informatie kunt u vinden op de website In de onderstaande paragrafen worden de acht basisfuncties nader bekeken, inclusief de extra basisfunctie voor het combineren van arbeid en mantelzorg. De resultaten uit de Benchmark Wmo 2010 worden hierin meegenomen. 3.4 Basisfunctie Informatie De basisfunctie informatie kan heel specifiek gericht zijn op de mantelzorger zelf, maar heeft ook een algemene functie. Informatie richting het brede publiek over mantelzorg en mantelzorgondersteuning draagt bij aan bewustwording over, (h)erkenning van mantelzorg en het belang van ondersteuning daarbij. De informatie kan zich richten op: mantelzorg, hoe mantelzorg in te passen in het leven in combinatie met arbeid, op welke wijze belangenbehartiging geregeld is (100%); ziekten, beperkingen, handicaps en patiëntenverenigingen (94%); het aanbod van hulp, ondersteuning, zorg (voorzieningen en aanbieders) (100%); de wet- en regelgevingen (98%); het mantelzorgcompliment (92%); de nulurenindicatie (55%). SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

58 Bij de nulurenindicatie gaat het om het aanvragen van een AWBZ-indicatie, maar deze niet benutten. Door deze aanvraag komt de mantelzorger in aanmerking voor het landelijke mantelzorgcompliment. Binnen het gemeentelijke loket hoort informatie over mantelzorg een vaste plaats te hebben. Daarnaast kunnen samenwerkingspartners en andere, relevante partijen ook een belangrijke rol spelen bij het invullen van de basisfunctie informatie. Veelal wordt de informatie via het steunpunt mantelzorg verzorgd. 3.5 Basisfunctie Advies en begeleiding Veelal vinden mantelzorgers het fijn om in eerste instantie een luisterend oor te hebben. Op basis van het verhaal kan in samenspraak met de mantelzorger worden gekeken of er sprake is van een (ondersteunings)vraag en hoe deze te verhelderen. De mantelzorger kan vervolgens worden ondersteund en begeleid in het vinden van een oplossing. Voorbeelden van de invulling van deze basisfunctie zijn: adviesgesprek (98%), ondersteuning bij aanvraag materiële en financiële hulp (98%), doorverwijzing naar mantelzorgondersteuning (98%), doorverwijzing naar respijtzorg (96%), zorgregisseur / casemanagement (58%) of mantelzorgmakelaar (62%). Het invullen van deze basisfuncties kan door verschillende professionals worden gedaan en betreft een individuele benadering. Mantelzorgers kunnen niet alleen ondersteuning krijgen vanuit de gemeente en/of het mantelzorgsteunpunt, maar ook uit een hele andere hoek. Zorgverzekeraar Univé, VGZ, Trias en Collectief Zorgzaam hebben bijvoorbeeld in hun aanvullende zorgverzekering mantelzorg opgenomen. Zij bieden onder andere een speciale Mantelzorgmakelaar voor hun klanten. 3.6 Basisfunctie Emotionele steun Het mantelzorgen gaat veelal gepaard met emoties en deze emoties kunnen van invloed zijn op het overbelast raken van de mantelzorger. Het is daarom van belang om emotionele steun beschikbaar te hebben voor de mantelzorger. Dit kan op individuele basis, maar ook in groepen. In de onderstaande tabel zijn verschillende vormen van emotionele steun opgenomen, samen met de resultaten uit de Benchmark Wmo SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

59 Tabel 1 Emotionele steun % gemeenten waar de steun wordt geboden Inloopspreekuur 82% Individuele begeleiding 94% Lotgenotengroepen mantelzorgers 94% Mantelzorgsalon / café 85% Verwendagen / ontspanningsactiviteiten 87% Chatbox / sms-service 8% Vriendschappelijk huisbezoek 73% Maatjescontact, zoals vriendendienst, buddyzorg 82% Lotgenotencontact wordt door 94% van de gemeenten aangeboden. De ervaring van mantelzorgers met lotgenotencontact zijn wisselend; sommigen vinden het fijn om ervaringen te kunnen delen. Zij ervaren begrip van de lotgenoten en ontvangen soms ook tips over hoe bepaalde zaken aan te pakken of te regelen. Anderen ervaren een negatieve sfeer tijdens de bijeenkomsten; het is vanuit hun gezichtpunt vooral een geklaag over hoe slecht het gaat. Een vrijwilliger, die als vriend of buddy naast de mantelzorger staat, kan een mantelzorger passende ondersteuning geven en op weg helpen. De bedoeling is dat de mantelzorger dankzij de ondersteuning na verloop van tijd zelfstandig goed verder kan. Het is niet de bedoeling dat de metgezel taken overneemt van de mantelzorger. Wel kan de metgezel samen met de mantelzorger bijvoorbeeld regeltaken doen met als doel de mantelzorger te stimuleren en te helpen om dit zelf te doen. 3.7 Basisfunctie Educatie Bij de basisfunctie educatie gaat het om voorlichting en training gericht op het verlenen van zorg en ziekteverloop. Ook worden er voorlichting en training aangeboden die gericht is op de mantelzorger zelf, bijvoorbeeld over hoe om te gaan met de zorgvrager. Voor educatie van de mantelzorger kan het gaan om: Instructie hulpmiddelen, praktische trainingen (76%) Cursussen over (omgaan met) ziekten, houding, communicatie (90%) Grenzen stellen / goed voor jezelf zorgen / time management / empowerment (81%) Sommige mantelzorgers volgen bepaalde vormen van educatie vanuit patiëntenverenigingen, waarvan zij lid zijn geworden. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

60 3.8 Basisfunctie Praktische hulp De praktische hulp is vaak gericht op de zorgvrager. Per situatie zal in kaart moeten worden gebracht welke vorm van praktische ondersteuning ook verlichting in de mantelzorgtaken kan betekenen. Tabel 2 Vormen van praktische hulp % gemeenten waar de hulp wordt geboden Huishoudelijke hulp 86% Klussendienst 82% Maaltijdservice 92% Boodschappendienst 74% Personenalarmering 68% Vrijwillige hulp 90% Administratieve hulp 90% (Extra) kinderopvang 24% Praktische hulp in de vorm van (extra) kinderopvang is ook een van de onderwerpen binnen mantelzorg die in de prestatiegegevens wordt uitgevraagd. In de praktijk blijken relatief weinig gemeenten hier invulling aan te geven. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor deze vormen van ondersteuning, maar voor een aantal vormen van ondersteuning geldt dat deze ook particulier worden aangeboden. 3.9 Basisfunctie Respijtzorg Respijtzorg heeft als doel om de mantelzorg tijdelijk en volledig over te nemen om zo de mantelzorger ruimte te geven om op adem te komen. De mantelzorger kan deze tijd benutten om eigen activiteiten te ontplooien, zoals werk, opleiding en ontspanning. Op respijtzorg wordt in paragraaf 4.3 uitgebreid ingegaan. Voorbeelden van respijtzorg zijn: Vrijwillige oppas (81%); Vrijwillige bezoekservice (87%); Vrijwillige thuishulp (88%); Vrijwillige vervangende mantelzorg (75%); Professionele oppas (35%); Professionele ondersteunende begeleiding (72%); Professionele thuisondersteuning (65%); Dagvoorziening (92%); Meerdaagse voorzieningen (56%); Aangepaste vakanties (58%); SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

61 Activiteiten ter ontspanning van de mantelzorger gecombineerd met respijtzorgvoorzieningen (72%). Mantelzorg is niet altijd een term die bekend is bij de mantelzorger. Hetzelfde geldt voor de term respijtzorg. Uit de kwalitatief verdiepende onderzoeken die SGBO uitvoert noemen mantelzorgers soms een voorbeeld van respijtzorg, maar realiseren zich niet dat dit een vorm van respijtzorg is. Bij de zorgverzekeraar Menzis krijgen mantelzorgers korting op de zorgverzekering; zij hebben een collectieve zorgverzekering speciaal voor mantelzorgers ontwikkeld in samenwerking met Mezzo. De voordelen zijn onder andere een korting op de (aanvullende) verzekering, een vergoeding voor ontspanningsarrangement voor mantelzorgers plus de vervangende zorg en een eenmalig lidmaatschap van één jaar Basisfunctie Financiële tegemoetkoming Een groep van mantelzorgers met een laag inkomen kan financieel in de knel komen door het verlenen van mantelzorg. Sommige mantelzorgers hebben hun baan opgegeven om de zorg te kunnen verlenen; voor hen is de combinatie werk en zorg teveel. Om mantelzorgers tegemoet te komen die vanwege het zorgen in financiële problemen raken is een aantal tegemoetkomingen mogelijk. Tabel 3 Vormen van Financiële tegemoetkoming % gemeenten waar de tegemoetkoming wordt geboden Bijzondere bijstand 58% Onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 40% Mantelzorgcompliment 86% Tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang 41% Vervoerskostenvergoeding voor de mantelzorger 30% Tegemoetkoming kosten respijtweekend of vakantie 26% Beperkingen eigen bijdrage mantelzorgontvanger 14% Kortingspassen 22% Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de basisfunctie Financiële tegemoetkoming nog niet door veel gemeenten wordt ingevuld. Hier liggen kansen voor de gemeente Basisfunctie Materiële hulp Ook de materiële hulp is primair gericht op de zorgvrager, maar maakt het verlenen van mantelzorg eenvoudiger. Het is van belang om bij de toewijzing van de ondersteuning en/of voorzieningen het belang van de mantelzorger te betrekken. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

62 Voorbeelden van materiële hulp gericht op de mantelzorger zijn: woningaanpassingen (67%), mantelzorgwoning /-kamer (48%), parkeerpas (29%), hulpmiddelen zowel praktisch als ICT (41%) en aangepast vervoer (47%). De gemeente Amstelveen heeft in samenwerking met een tweetal woningcorporaties afspraken gemaakt om dit jaar 10 woningen ter beschikking te kunnen stellen aan mantelzorgers die dichter in de buurt willen wonen van de persoon die zij verzorgen. Het gaat hierbij om mantelzorgers die voldoen aan een aantal voorwaarden Extra basisfunctie: Arbeid en zorg Het combineren van arbeid en mantelzorg is één van de speerpunten geweest bij het overdragen van de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van mantelzorgers van het Rijk naar de gemeenten. Dit speerpunt is niet vertaald in een basisfunctie, maar dit punt zal als een extra basisfunctie worden besproken. Werk kan fungeren als afleiding van de zorg en een uitlaatklep. Soms kan de combinatie voor de mantelzorger zwaar zijn en zetten zij vrije dagen en vakantie in om te kunnen zorgen. Van verlofregelingen wordt wel gebruik gemaakt, maar deze zijn niet altijd haalbaar (onbetaald) of niet voldoende (maximaal aantal dagen per jaar). Gemeenten hebben een aantal middelen tot hun beschikking om de werkende mantelzorger te ondersteunen. Hier wordt echter door relatief weinig gemeenten op ingezet, zoals uit de Benchmark Wmo 2008 en 2009 is gebleken. Voorbeelden van ondersteuning en/ of faciliteiten zijn: afstemming met re-integratie WWB (37%); vrijstelling sollicitatieplicht (51%); gemeenten als werkgever heeft specifieke regelingen voor mantelzorgers (35%); werkgevers stimuleren om specifieke regelingen voor mantelzorgers op het werk te treffen, zoals flexibele werktijden, thuiswerken (24%). De Wet werk en bijstand (WWB) biedt mogelijkheden ter compensatie van extra kosten als gevolg van een ziekte of handicap. De gemeente heeft daar als uitvoerder van regelingen en als adviseur mee te maken. Belangrijke uitgangspunten van de wet zijn de levering van maatwerk en het rekening houden met zorgtaken. Re-integratie bureaus kunnen de opdracht krijgen om tijdens een re-integratie traject overname van zorg tijdens werktijden te regelen en te bemiddelen bij afstemming van werktijden op de zorg. Een vrijstelling van sollicitatieplicht kan (tijdelijk) worden verleend aan de kleine categorie mantelzorgers die langdurig en intensief zorgt. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

63 Soms zijn de zorgtaken zo zwaar dat een volledige werkweek niet haalbaar is voor een mantelzorger. Als de mantelzorger een deeltijdbaan accepteert, kan de gemeente een aanvulling op het (parttime) loon verzorgen. De gemeenten Hof van Twente en Haaksbergen hebben naar aanleiding van hun eigen ervaringen binnen het project Mantelzorg en Arbeid een handreiking geschreven voor andere gemeenten, die zich willen richten op de werkende mantelzorger. Het gaat zowel om de bewustwording als de invoering van mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid. De handreiking is te downloaden via Invulling basisfuncties Aan de deelnemers van de Benchmark Wmo is gevraagd hoe zij de invulling van de basisfuncties zien binnen hun eigen gemeente. De basisfuncties Informatie en Advies & Begeleiding komen hierbij als beste naar voren en de extra basisfunctie Mantelzorg met arbeid als basisfunctie met de meeste ruimte voor verbetering. Figuur 2 Invulling basisfuncties Informatie Advies en begeleiding Emotionele steun Educatie mantelzorgers Educatie zorgvrijwilligers Praktische hulp Respijtzorg Finan. tegemoetkoming Materiële hulp Mantelzorg met arbeid % 20% 40% 60% 80% 100% Ruim voldoende uitgewerkt Verbetermogelijkheden Onvoldoende uitgewerkt Uit de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken onder mantelzorgers van cliënten van individuele voorzieningen blijkt dat mantelzorgers het meeste behoefte hebben aan een financiële tegemoetkoming. Dit is echter één van de drie basisfuncties die de meeste ruimte voor verbetering biedt. Bij het tevredenheidsonderzoek zijn niet alle basisfuncties uitgevraagd (mantelzorg en arbeid) en de eerste twee basisfuncties zijn samengenomen. In de onderstaande tabel zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen voor alle deelnemende gemeenten. De tabel laat zien of de mantelzorgers de ondersteuningsvorm kennen en of zij er behoefte aan hebben. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

64 Tabel 4 Ondersteuning: kennen, behoefte (% ja) Kennen Informatie, advies en begeleiding 59% 22% Emotionele steun 42% 14% Educatie (cursussen, voorlichtingsbijeenkomst) 46% 11% Praktische hulp (bijv. kinderopvang, administratieve hulp) 42% 9% Respijtzorg (zorg deels en/of tijdelijk overgenomen) 38% 15% Financiële tegemoetkoming 42% 36% Materiële hulp (bijv. woningaanpassing t.b.v. mantelzorger, parkeerpas) 54% 33% Behoefte Over het algemeen kan worden gezegd dat de mantelzorgers niet veel behoefte tonen voor de ondersteuning. De bekendheid met de ondersteuning is groter dan de behoefte en dit is gunstig. De mantelzorgers zijn op de hoogte van de mogelijkheden en daarmee weten zij de ondersteuning te vinden op het moment dat de behoefte aan ondersteuning ontstaat. Wel biedt de bekendheid van de ondersteuningsvormen ruimte voor verbetering; deze kan hoger Samenvattend Voor het beleid mantelzorg is het van belang om het beleid samen met relevante partners vorm te geven. Door samen te werken met relevante partners kan veel kennis over de mantelzorgers worden uitgewisseld en worden ingezet om een goed beleid neer te zetten. Ook draagt de samenwerking bij aan het creëren van draagvlak bij alle betrokken partijen. De basisfuncties kunnen als handvat dienen om de ondersteuning aan mantelzorgers concreet in te vullen. Sommige basisfuncties zijn volgens de deelnemende gemeenten voldoende ingevuld, maar sommige zijn voor verbetering vatbaar. Inspiratie voor een concrete invulling van de basisfuncties kan uit dit hoofdstuk worden gehaald. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

65 4 Zicht op mantelzorg In dit hoofdstuk wordt ingegaan op mogelijke informatiebronnen om zicht te krijgen op mantelzorgers en hun behoeften, de rol van het loket en de rol van het mantelzorgsteunpunt. Daarnaast komt het onderwerp respijtzorg aan bod, inclusief het zicht op de beschikbaarheid van het aantal plaatsen van de gemeenten hierop. 4.1 Informatiebronnen Mantelzorgers herkennen zich veelal niet in de term mantelzorger en dit maakt het lastig om deze betrokken burgers te vinden. 45% van deelnemers van de benchmark geeft aan gedeeltelijk zicht te hebben op het aantal mantelzorgers met een ondersteuningsbehoefte. Ongeveer 4% geeft aan dit zicht volledig te hebben. Het zicht in de aard van de ondersteuningsbehoefte is groter; hier geeft 55% aan gedeeltelijk zicht te hebben en wederom 4% volledig. Manieren om meer zicht te krijgen op mantelzorgers zijn bijvoorbeeld gezondheidsenquêtes (veelal door GGD uitgevoerd) of stadspeilingen of burgerpeilingen. Daarnaast kan een gemeente kiezen om een onderzoek uit te voeren onder mantelzorgers middels een vragenlijst of via rondetafelgesprekken. Alternatieve mogelijkheden zijn het benaderen van sleutelfiguren, professionals, belangenverenigingen, verzorgingstehuizen of andere zorginstellingen. Uiteraard kan de gemeente ook informatie over de mantelzorgers dichter bij de eigen organisatie vinden door bijvoorbeeld met de medewerkers van het loket of het steunpunt voor mantelzorg of de welzijnsinstellingen in gesprek te gaan. 4.2 Loketfunctie en steunpunt mantelzorg Veelal blijkt achter iedere cliënt individuele voorzieningen een mantelzorger te staan. De mantelzorger kent daarom vaak het loket van de gemeente, omdat zij vaak het aanvragen van voorzieningen voor de zorgvrager regelen. Hier ligt een kans voor de gemeente. De medewerkers van het loket kunnen informatie geven rondom de voorzieningen, maar tegelijk ook informatie aan de mantelzorgers verstrekken over de mogelijkheden aan ondersteuning voor de mantelzorger zelf. De meeste gemeenten kiezen voor een informatie- en doorverwijsfunctie van het loket. De uitvoering van de ondersteuning van mantelzorgers wordt vaak door een steunpunt mantelzorg uitgevoerd of een welzijnsstichting. Uit de module blijkt dat 90% van de deelnemers een steunpunt mantelzorg heeft. Van de gemeenten met een steunpunt mantelzorg heeft 78% prestatieafspraken gemaakt. In de onderstaande tabel zijn de prestatieafspraken terug te vinden. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

66 Tabel 5 Prestatieafspraken over Bereik 97% Aantal activiteiten 83% Tevredenheid 40% Anders 17% % gemeenten met de betreffende prestatieafspraken Een ruime meerderheid van de deelnemende gemeenten heeft prestatieafspraken met het mantelzorgsteunpunt. Onderdeel van de prestatieafspraken kan ook zijn het uitwisselen van kennis en ervaringen over de mantelzorgers. Het steunpunt is immers de organisatie die activiteiten organiseert voor mantelzorgers en daardoor contact met ze heeft. Het steunpunt kan deze informatie en kennis delen met de gemeente om zo samen een goede invulling te kunnen geven aan de ondersteuning van de mantelzorgers. Hier ligt een kans voor gemeenten. Ga in gesprek met het steunpunt. Om het bereik van het steunpunt mantelzorg te vergroten of nog breder, de bekendheid van mantelzorgen zelf, organiseert 94% van de gemeenten de Dag van de Mantelzorg. Op 10 november worden vaak activiteiten georganiseerd voor mantelzorgers om een stukje waardering uit te spreken en tegelijk (h)erkenning te geven. Vaak wordt deze dag georganiseerd vanuit het steunpunt en wordt op verschillende manieren publiciteit gezocht. In lokale kranten wordt aandacht besteed aan de dag met als doel om mantelzorgers uit te nodigen. Hierdoor komen er wellicht ook nieuwe mantelzorgers op af. Wijze waarop de Dag van de Mantelzorg wordt ingevuld: - een financiële beloning uitdelen aan mantelzorgers (4%); - een cadeau uitdelen aan mantelzorgers (47%); - een dag met activiteiten voor mantelzorgers georganiseerd (89%); - respijtzorg geregeld voor mantelzorgers (34%); - anders (11%). Let bij het communiceren richting de mantelzorger op hoe de doelgroep wordt aangesproken. Niet iedereen zal zich herkennen in de term mantelzorg en daardoor mogelijk de informatie missen. Een algemene omschrijving leent zich hier beter voor. 4.3 Respijtzorg Respijtzorg is voor mantelzorgers geen luxe, maar noodzaak. Door respijtzorg kunnen de mantelzorgers op adem komen om zo het mantelzorgen langer vol te kunnen houden. Mantelzorg is goed voor de zorgvrager, de mantelzorger en de onderlinge relatie. De meeste mantelzorgers en zorgvragers zijn niet bekend met de term mantelzorg en dan al helemaal niet met de term respijtzorg. Daarnaast beseffen de mantelzorger en de SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

67 zorgvragers zelf niet altijd het belang van respijtzorg en ervaren zij nogal wat drempels om er gebruik van te maken. Zorgvragers willen vaak niet dat de mantelzorger de zorg (tijdelijk) overdraagt en de mantelzorger voelt zich schuldig voor het (tijdelijk) overdragen van de zorg. Daarnaast zullen mantelzorgers niet snel vragen om respijtzorg of deze behoefte uiten. Hier zal de mantelzorger bij moeten worden ondersteund in het proces van het herkennen van deze behoefte tot aan het werkelijke gebruik van de respijtzorg. Achterliggend idee van respijtzorg is dat: Wie goed voor zichzelf zorgt, kan effectiever voor anderen zorgen. Om een mantelzorger door het proces van herkenning tot gebruik van respijtzorg te leiden moet aan een aantal randvoorwaarden en kwaliteitskenmerken worden voldaan. Het Expertisecentrum Mantelzorg heeft hiervoor in de discussienota Ruimte voor Respijt de piramide effectieve respijtzorg geïntroduceerd. De piramide is als volgt opgebouwd (van onder naar boven): - De basis: De randvoorwaarden voor het gebruik van mantelzorg staan in de basis van de piramide. Hier gaat het om informatie, verwijzing, ondersteuning & begeleiding, betaalbaarheid en materiële hulp. - De middenlaag: In de middenlaag wordt een aantal kwaliteitskenmerken genoemd, waar respijtzorg aan moet voldoen. Op deze manier voelt de mantelzorger zich gerust gesteld bij het overdragen van de zorg, zodat hij of zij respijt kan ervaren. Kernwoorden hierbij zijn: veilig & verantwoord, vertrouwd en passend, vroegtijdig & regelmatig en flexibel. - De top: De top van de piramide bestaat uit het doel: Respijt, adempauze voor de mantelzorgers. Als aan deze randvoorwaarden en kwaliteitsvoorwaarden wordt voldaan, zal de mantelzorger de respijtzorg als effectief ervaren. Binnen de Benchmark Wmo blijkt dat het grootste deel van de gemeenten niet weet of er voldoende plaatsen beschikbaar zijn voor respijtzorg. Dit loopt op van 43% voor respijtzorg binnenshuis via 52% voor buitenshuis (incidenteel) tot 58% voor buitenshuis (structureel). Hier ligt duidelijk een aandachtspunt. Van de gemeenten die op de hoogte zijn van de beschikbaarheid wisselt de mate waarin de plaatsen beschikbaar zijn. In de onderstaande tabel zijn de resultaten terug te vinden. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

68 Tabel 6 Beschikbaarheid plaatsen voor respijtzorg volgens gemeenten Ruim voldoende Voldoende Onvoldoende Ruim onvoldoende Respijtzorg binnenshuis 2% 30% 23% 2% 43% Respijtzorg buitenhuis (structureel) Respijtzorg buitenshuis (incidenteel) 0% 21% 17% 4% 58% 2% 19% 23% 4% 52% Onbekend Uit de bovenstaande tabel blijkt dat soms voldoende en soms onvoldoende plaatsen beschikbaar zijn. Ook hier is ruimte voor verbetering. 4.4 Samenvattend Gemeenten kunnen meer doen om zicht te krijgen op mantelzorgers. Hier zijn mogelijkheden voor verbetering. Daarbij gaat het om: - het aantal mantelzorgers - de ondersteuningsbehoefte - het aantal beschikbare plaatsen voor respijtzorg Informatie kan uit verschillende bronnen komen, maar zeker het steunpunt mantelzorg kan hier een belangrijke rol bij vervullen. Zij hebben contact met de mantelzorgers en kunnen daarmee waardevolle informatie uitwisselen met de gemeenten met als doel om de geboden ondersteuning te verbeteren. Respijtzorg is zeker een onderwerp dat de komende tijd nauwlettend gevolgd moet worden (zie paragraaf 2.1). Door de AWBZ wijziging is de mogelijkheid tot respijtzorg voor een deel van de cliënten komen te vervallen, soms volledig en soms gedeeltelijk. Daarbij komt dat er meer druk komt op de mantelzorger, waardoor de behoefte aan respijtzorg juist kan stijgen. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

69 Bijlage 1 Referenties Literatuur - 5 e Nationale Mantelzorglezing Relatie tussen formele en informele zorg. Uitgesproken door Anton Westerlaken. 3 juni Basisfuncties Lokale ondersteuning vrijwilligerswerk en mantelzorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 30 maart Gemeente en mantelzorgondersteuning. Marjolein Morée, Marleen Goumans. NIZW/EIZ De mantel verlicht. MOVISIE en Mezzo. Januari Intensieve respijtzorg. Complexe hulpvragen vrijwillig ondersteund. - Pakketmaatregelen AWBZ. Effecten op de informele zorg. Mezzo door Anneke van der Vlist. Bunnik, januari Panische angst voor afhankelijkheid door Evelien Tonkers, Volkskrant 10 maart Ruimte voor Respijt. State of the Art. Discussienotitie. Marjolein Morée, Trudy Schreuder Goedheijt, Geraldine Visser en Ina Wilbrink. Expertisecentrum Mantelzorg (MOVISIE en Vilans). Utrecht, 13 juli Typetest Wmo en mantelzorg. Wendy van Lier, Roos Scherpenzeel en Oka Storms. Expertisecentrum Mantelzorg (MOVISIE en Vilans), april Gebruikte websites

70 Bijlage 2 Visies mantelzorgbeleid De ambitie voorbij! Aan ambities en doortastendheid geen gebrek: uw gemeente heeft precies voor ogen hoe mantelzorgondersteuning optimaal in het Wmo-beleid te benutten. De lat ligt dus hoog. En dat vraagt om een strakke regie, waarbij de middelen gericht en sanctionerend worden ingezet. Zo wordt de hoogte van subsidies rechtstreeks gekoppeld aan de mate waarin maatschappelijke en vrijwilligersorganisaties bijdragen aan de lokale Wmo-doelen. Op die manier komt de ondersteuning terecht bij de groepen die het het hardst nodig hebben. Maar om resultaten te boeken, moeten organisaties wel meewerken. Dat lukt alleen als bij het bepalen van koers en kaders voldoende rekening wordt gehouden met de grenzen en mogelijkheden van de civil society. Enige differentie en flexibiliteit is bovendien geboden om te voorkomen dat de achterblijvers in het veld omvallen en goede initiatieven een vroege dood sterven. Op termijn kunnen dergelijke initiatieven en organisaties immers ook Wmo-rijp worden. Een behouden koers Uw gemeente combineert twee op het eerst gezicht tegenstrijdige uitgangspunten. Enerzijds wil uw gemeente mantelzorgondersteuning niet te veel sturen: vanuit de gedachte dat de civil society van binnenuit moet worden versterkt, wordt het maatschappelijke middenveld niet opgezadeld met de gemeentelijke Wmo-doelen; de civil society (burger, zorgvrager mantelzorger, vrijwilliger) moet haar eigen keuzes maken. Anderzijds houdt de gemeente de regie wel strak in handen door met organisaties prestatieafspraken te maken over wat ze gaat doen om mantelzorgers te ondersteunen. Voordeel van deze combinatie is dat organisaties worden afgerekend op zaken waar zij zelf voor hebben gekozen. Aan de andere kant kan deze aanpak ook leiden tot (een weliswaar strak georganiseerde) versnippering van aandacht en middelen, met als risico dat kwetsbare groepen onvoldoende worden bereikt. Op hoop van zegen! Uw gemeente hinkt op twee gedachten. Enerzijds wordt het wenselijk geacht dat het maatschappelijke middenveld zich meer gaat richten op kwetsbare groepen en dat het eigen organiserend vermogen van de samenleving beter wordt benut. Anderzijds worden de veldorganisaties hier vrij in gelaten; wie kan en wil haakt aan en doet mee met de Wmo, maar er wordt geen druk op uitgeoefend. Dat biedt als voordeel dat het kaf van het koren wordt gescheiden; de kracht van de goeden wordt benut, terwijl de minder goeden niet onnodig worden belast. Het is echter zeer de vraag hoeveel goeden zich spontaan melden als een sterke prikkel om mee te doen ontbreekt. Een goed incentive voor degenen die bijdragen aan Wmo-doelen, zoals korting op accommodatiehuur of extra subsidie, gekoppeld aan prestatieafspraken kan wellicht geen kwaad. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

71 De leunstoel Uw gemeente houdt haar rol en taak graag overzichtelijk. Ze beperkt zich grotendeels tot faciliteren en ondersteunen van organisaties en burgerinitiatieven die mantelzorgers ondersteunen. Dit vanuit de visie dat mantelzorg(ondersteuning) iets is wat vanzelf ontstaat en niet valt af te dwingen. Het maatschappelijke middenveld of burgers moet je niet opzadelen met allerlei overheidsdoelen. Je moet haar juist waarderen om de intrinsieke waarde die ze vertegenwoordigt. Uw gemeente gaat daarom grotendeels af op de wensen en behoeften van de civil society zelf. Kort door de bocht geformuleerd: de burger c.q. het veld bepaalt en de gemeente betaalt. Die terughoudende rol voorkomt dat het middenveld wordt overvraagd, maar heeft ook een keerzijde. Het kan ertoe leiden dat in de verdeling van de gemeentelijke middelen niet de kwaliteit van plannen de doorslag geeft, maar de kennis van organisaties over de weg naar subsidiepotjes. Bovendien moeten organisaties die mantelzorgers ondersteunen ook niet worden onderschat. Weliswaar ogen ze soms kwetsbaar, maar met de nodige aansporing en ondersteuning zijn zij vaak tot meer in staat dan je denkt. SGBO JAARRAPPORT MANTELZORG, BENCHMARK WMO

72 Benchmark Wmo 2010 Rapport Individuele Voorzieningen: aantallen en uitgaven 2009 Roosendaal SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo 2010. Resultaten over 2009, Basisbenchmark. Gemeente LEIDEN. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2010. Resultaten over 2009, Basisbenchmark. Gemeente LEIDEN. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2010 Resultaten over 2009, Basisbenchmark Gemeente LEIDEN SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Na ruim drie jaar Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een veelgehoorde

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2010. Resultaten over 2009, Basisbenchmark. Gemeente HOUTEN. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2010. Resultaten over 2009, Basisbenchmark. Gemeente HOUTEN. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2010 Resultaten over 2009, Basisbenchmark Gemeente HOUTEN SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Na ruim drie jaar Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een veelgehoorde

Nadere informatie

Hieronder wordt kort ingegaan op de verklarende factoren voor de thermometers waarop lager gescoord wordt,

Hieronder wordt kort ingegaan op de verklarende factoren voor de thermometers waarop lager gescoord wordt, 0 Rooseridaal j Datum: 18 oktober 2011 Van: het college van burgemeester en wethouders Raadsmededeling Nr.: Aan: de raad van de gemeente Roosendaal Kopie aan: T. Hakkert, A, Kerstens, T, Schijven, B, van

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Houten. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Houten. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Houten SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Lelystad. SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Lelystad. SGBO Postbus HE Den Haag Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Lelystad SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Roermond. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2011. Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Roermond. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Roermond SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Utrechtse Heuvelrug. SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Resultaten over 2010, Basisbenchmark. Utrechtse Heuvelrug. SGBO Postbus HE Den Haag Wmo 2011 Resultaten over 2010, Basisbenchmark Utrechtse Heuvelrug SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim vier jaar geven gemeenten invulling aan de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Benchmark Wmo Rapport Basisbenchmark Gemeente Maassluis 17 November SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Rapport Basisbenchmark Gemeente Maassluis 17 November SGBO Postbus HE Den Haag Benchmark Wmo 008 Rapport Basisbenchmark Gemeente Maassluis 7 November 008 SGBO Postbus 0 0 HE Den Haag 070 0 800 VOORWOORD De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per januari 007 ingegaan. De

Nadere informatie

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 6

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 6 RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 6 Datum: 21 februari 2012. Deelsessie: 20.25 21.15 uur in de Raadzaal. Doel: Beeldvorming. Onderwerp: Tevredenheidonderzoek en benchmark Wmo. Toelichting: Het college is

Nadere informatie

ons kenmerk Wmo

ons kenmerk Wmo Gemeente Heerhugowaard Aan mevrouw L. Waltmann - Van Andel Postbus 390 1700 AJ HEERHUGOWAARD doorkiesnummer (070) 310 3883 uw kenmerk datum 30 oktober 2012 onderwerp Samenvatting Benchmark Wmo 2012 ons

Nadere informatie

Rapportage Wmo-benchmark 2008

Rapportage Wmo-benchmark 2008 ** Concept 20 mei 2009 Sectie wz Rapportage Wmo-benchmark 2008 April 2009 Auteur(s): C. Jansens ism WZ en SoZa INHOUD 1. Horizontale verantwoording 2. Samenvatting resultaten 3. Conclusie Pagina 2 van

Nadere informatie

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013

Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Samenvatting Klanttevredenheidsonderzoek Wmo en de Benchmarks Wmo resultaten over 2013 Klanttevredenheidsonderzoek Het KTO is een wettelijke verplichting wat betreft de verantwoording naar de Gemeenteraad

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Asten

Benchmark Wmo Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Asten + Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Asten Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Asten 04-04-2012 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim

Nadere informatie

Samenvatting Benchmark Wmo 2012

Samenvatting Benchmark Wmo 2012 Samenvatting Benchmark Wmo 2012 Gemeente Helmond heeft in 2012 samen met 123 andere gemeenten deelgenomen aan de Benchmark Wmo. Hiervan hebben 69 gemeenten, inclusief Helmond, naast de basisbenchmark meegedaan

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2012. Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Velsen

Benchmark Wmo 2012. Resultaten over 2011, Basisbenchmark. Velsen + Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Velsen Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Velsen 01-06-2012 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim

Nadere informatie

+ Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Aalten Benchmark Wmo 2012 Resultaten over 2011, Basisbenchmark Aalten 01-06-2012 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Ruim

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Westland

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Westland Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Westland Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Westland 06-06-2013 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD

Nadere informatie

Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo Gemeente Almere

Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo Gemeente Almere Maatwerksamenvatting Resultaten Benchmark Wmo 2013 Gemeente Almere Inleiding De gemeente Almere heeft in 2013 deelgenomen aan de Benchmark Wmo, inclusief de module Individuele Voorzieningen. In deze samenvatting

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Houten

Benchmark Wmo 2013. Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Houten Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Houten Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Houten 06-06-2013 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD Het

Nadere informatie

Rapportage Wmo-benchmark 2011

Rapportage Wmo-benchmark 2011 Rapportage Wmo-benchmark 2011 Wmo in balans November 2011 Auteur(s): M. Barends en C. Jansens INHOUD 1. Horizontale verantwoording 2. Samenvatting resultaten 2.1. Basisbenchmark 2.2. Rapport Individuele

Nadere informatie

Benchmark Wmo Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Sittard-Geleen

Benchmark Wmo Resultaten over 2012, Basisbenchmark. Sittard-Geleen Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Sittard-Geleen Benchmark Wmo 2013 Resultaten over 2012, Basisbenchmark Sittard-Geleen 06-06-2013 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Nadere informatie

ons kenmerk Wmo

ons kenmerk Wmo Gemeente Heerhugowaard Aan mevrouw L. Waltmann - van Andel Postbus 390 1700 AJ HEERHUGOWAARD doorkiesnummer (070) 310 3883 uw kenmerk datum 8 november 2013 onderwerp Samenvatting Benchmark Wmo 2013 ons

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Ridderkerk Vrijdag 27 juni 2014 Projectnummer: 107634 Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Etten-Leur Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634 Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Landerd Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634 Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op de

Nadere informatie

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Emmen. Voorwoord

BENCHMARK WMO 2014, RESULTATEN OVER 2013, Emmen. Voorwoord Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op de Wmo in de huidige vorm. U heeft daarmee een belangrijke informatiebron in handen: u heeft inzicht in de inzet

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark

Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Renkum Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634 Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op de

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2014. Vlagtwedde. Resultaten over 2013, Basisbenchmark. Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634

Benchmark Wmo 2014. Vlagtwedde. Resultaten over 2013, Basisbenchmark. Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634 Benchmark Wmo 2014 Resultaten over 2013, Basisbenchmark Vlagtwedde Vrijdag 16 mei 2014 Projectnummer: 107634 Voorwoord Met deze benchmarkrapportage blikken we samen met u voor de laatste keer terug op

Nadere informatie

Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll /10/2012

Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll /10/2012 Beleid Cluster Maatschappij (071)54 54 838 ppaardekoper@leiderdorp.nl Ingekomen: Afdeling ; Kopie ; Cj rif Hll lllllllllllllllllllllllllllllllilllllll 2012.06557 26/10/2012 Gemeente Leiderdorp A Aan de

Nadere informatie

Benchmark Wmo Rapport Basisbenchmark Gemeente Brummen 17 November SGBO Postbus HE Den Haag

Benchmark Wmo Rapport Basisbenchmark Gemeente Brummen 17 November SGBO Postbus HE Den Haag Benchmark Wmo 008 Rapport Basisbenchmark Gemeente Brummen 17 November 008 SGBO Postbus 104 501 HE Den Haag 070 310 3800 VOORWOORD De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 007 ingegaan.

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2008 Rapport Mantelzorg Gemeente Gouda 17 november 2008

Benchmark Wmo 2008 Rapport Mantelzorg Gemeente Gouda 17 november 2008 Benchmark Wmo 2008 Rapport Mantelzorg Gemeente Gouda 17 november 2008 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3800 VOORWOORD De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan.

Nadere informatie

MANAGEMENTSAMENVATTING MANTELZORG & VRIJWILLIGERS GEMEENTE HOUTEN

MANAGEMENTSAMENVATTING MANTELZORG & VRIJWILLIGERS GEMEENTE HOUTEN MANAGEMENTSAMENVATTING MANTELZORG & VRIJWILLIGERS GEMEENTE HOUTEN Gemeente Houten heeft in 2007 samen met 32 2 andere gemeenten deelgenomen aan de module Mantelzorg en Vrijwilligers van de benchmark Wmo.

Nadere informatie

Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo

Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo Samenvatting basisbenchmark en cliënttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen Wmo Inleiding Hoewel het gaat om twee afzonderlijke onderzoeken is vanwege de samenhang (de Wmo) ervoor gekozen om

Nadere informatie

Bijlageboekje Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning

Bijlageboekje Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning Bijlageboekje Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 uitgave juli 2009 Inhoud pagina 1. rapport basisbenchmark 3 2. rapport prestatieveld 1 17 3. rapport mantelzorg prestatieveld

Nadere informatie

Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen

Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen ** Concept 15 december 2010 Sectie soza/wz Rapportage Wmo-benchmark 2010 en Klanttevredenheidsonderzoek individuele voorzieningen De Wmo op koers! Oktober 2010 Auteur(s): I. Avontuur en C. Jansens INHOUD

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2008 Rapport Vrijwilligers Gemeente Gouda 17 november 2008

Benchmark Wmo 2008 Rapport Vrijwilligers Gemeente Gouda 17 november 2008 Benchmark Wmo 2008 Rapport Vrijwilligers Gemeente Gouda 17 november 2008 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3800 VOORWOORD De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1 januari 2007 ingegaan.

Nadere informatie

Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning. Hoe doen we het? Hoe doen we het landelijk? uitgave juli 2009

Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning. Hoe doen we het? Hoe doen we het landelijk? uitgave juli 2009 Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 Hoe doen we het? Hoe doen we het landelijk? uitgave juli 2009 Horizontale verantwoording Wet maatschappelijke ondersteuning 2008 2 Inhoud

Nadere informatie

Benchmark Wmo 2009. Resultaten over 2008, Basisbenchmark. Gemeente Doetinchem 1 juli 2009. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883

Benchmark Wmo 2009. Resultaten over 2008, Basisbenchmark. Gemeente Doetinchem 1 juli 2009. SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 Benchmark Wmo 2009 Resultaten over 2008, Basisbenchmark Gemeente Doetinchem 1 juli 2009 SGBO Postbus 10242 2501 HE Den Haag 070 310 3883 VOORWOORD De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is per 1

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning

Wet maatschappelijke ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning Benchmark en cliënttevredenheidonderzoek 2007 Gemeente Dalfsen juni 2008 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Uitkomsten Benchmark en de thema s binnen de Wmo.... 4 Algemeen...

Nadere informatie

l * JUL am 9 SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag Korte Houtstraat 20 a-b T 070 3103800 F 070 3103899 E infoosgbo.nl www.sgbo.

l * JUL am 9 SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag Korte Houtstraat 20 a-b T 070 3103800 F 070 3103899 E infoosgbo.nl www.sgbo. Gemeente Twenterand T.a.v. de heer Koppelman Postbus 67 7670 AB Vriezenveen l * JUL am 2014-12808 Gemeente Twenterand 22/07/2014 9 SGBO Benchmarking Postbus 10242 2501 HE Den Haag Korte Houtstraat 20 a-b

Nadere informatie

Subsidie uitvraag Welzijnswerk 2017

Subsidie uitvraag Welzijnswerk 2017 Subsidie uitvraag Welzijnswerk 2017 In beweging komen Ontwikkelen Meedoen Met lef! Oktober, 2016 1. Inleiding In 2015 en 2016 gingen wij Meiinoar op reis en die reis gaat verder. De reis wordt intensiever

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning. Voorlichtingsbijeenkomsten voor inwoners van Bernheze in oktober/november 2006

Wet maatschappelijke ondersteuning. Voorlichtingsbijeenkomsten voor inwoners van Bernheze in oktober/november 2006 Wet maatschappelijke ondersteuning Voorlichtingsbijeenkomsten voor inwoners van Bernheze in oktober/november 2006 Doel informatieavonden: U informeren over de betekenis van de Wmo. U informeren over de

Nadere informatie

Rapportage doelstellingen 2009 Kadernota Wmo.

Rapportage doelstellingen 2009 Kadernota Wmo. Rapportage doelstellingen 2009 Kadernota Wmo. Overzicht volgens beleidsdoelen uit kadernota Wmo 2008-2012 Mee(r)doen in Dalfsen* 2009 Thema Wmo-loket Informatie geven over wonen, welzijn en zorg Wmo-loket

Nadere informatie

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014

Sociale kracht in Houten Burgerpeiling 2014 in Houten Burgerpeiling 2014 Onderzoek uitgevoerd in opdracht van: Gemeente Houten Projectnummer 598 / 2015 Samenvatting Goede score voor Sociale Kracht in Houten Houten scoort over het algemeen goed als

Nadere informatie

Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015

Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015 Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015 Datum: maart 2015 Afdeling: Samenlevingszaken In- en aanleiding Voor u ligt de startnotitie voor de aankomende beleidsnota van de gemeente

Nadere informatie

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING December 2012 INLEIDING Het beleidsplan Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) 2008-2011 heeft een wettelijk bepaalde werkingsduur van vier jaren. In 2012 is besloten dit beleidsplan met één jaar te

Nadere informatie

Natuurlijk... NUTH. NUTH... Natuurlijk DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (WMO)

Natuurlijk... NUTH. NUTH... Natuurlijk DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (WMO) DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (WMO) Natuurlijk... NUTH NUTH... Natuurlijk Gemeente Nuth - Deweverplein 1 - Postbus 22000-6360 AA Nuth - 045-5659100 - www.nuth.nl VOORWOORD wethouder J.J.C van den

Nadere informatie

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen

Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen Tevredenheids- en ervaringsonderzoek Wmo over 2010 Klanten hulp bij het huishouden, mantelzorgondersteuning en andere individuele voorzieningen Gemeente Huizen Inleiding... 3 1. Verantwoording onderzoek...

Nadere informatie

COLLEGENOTA. Onderwerp: Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Aantal bijlage(n): 1. Beslispunten:

COLLEGENOTA. Onderwerp: Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Aantal bijlage(n): 1. Beslispunten: COLLEGENOTA Portefeuillehouder: E. Janissen Paraaf Datum Afdeling: MRB Steller: F. Muller-De Vos Afd. Manager Medewerker Datum: 22-10-2013 Openbaar: Ja x Nee Fin. Jur. Pers. Naar griffier: Ja Nee Consulent

Nadere informatie

De Wmo adviesraad en het gemeentelijk beleid

De Wmo adviesraad en het gemeentelijk beleid De Wmo adviesraad en het gemeentelijk beleid Alle hens aan dek Presentatie door Gerda van der Lee, Voorzitter Wmo adviesraad s-hertogenbosch 12 maart 2013 De Wet Maatschappelijke Ondersteuning wil dat

Nadere informatie

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014. Te besluiten om:

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014. Te besluiten om: COLLEGEVOORSTEL Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 Te besluiten om: 1. De resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014 in het kader van artikel 9 Wmo juncto artikel 8.9 vierde lid

Nadere informatie

Wmo-kanteling. Raadpleging Inwonerpanel Dongen

Wmo-kanteling. Raadpleging Inwonerpanel Dongen Wmo-kanteling Raadpleging Inwonerpanel Dongen Even voorstellen 2 Stephan Dijcks GfK onderzoekt gedrag consumenten en burgers Beheer en onderzoek Inwonerpanel Dongen Uitvoerder landelijke Wmo-evaluatie

Nadere informatie

Deze tijd vraagt om creativiteit

Deze tijd vraagt om creativiteit 12 april 2012 Werkplaats Onderneem met zin! Deze tijd vraagt om creativiteit Participeren/ Meedoen naar vermogen Schakelen en verbinden Wim Roelofs Integrale aanpak en noodzaak om te schakelen en te verbinden

Nadere informatie

Werkplan. Versie 30 september 2015

Werkplan. Versie 30 september 2015 Werkplan 2016 Versie 30 september 2015 Werkplan 2016 mfc t Marheem Woord vooraf t Marheem is een brede welzijnsinstelling die gemeentelijk beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning uitvoert.

Nadere informatie

Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Toelichting uitkomsten Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016 Inleiding Op basis van de Wmo 2015 zijn gemeenten verplicht jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek uit te voeren. De vier Westerkwartiergemeenten

Nadere informatie

Noorden veldwerker. Zorg. De Noordenveldwerker Wegwijzer in welzijn, wonen en zorg. Brochure Noorderveldwerker.indd :26

Noorden veldwerker. Zorg. De Noordenveldwerker Wegwijzer in welzijn, wonen en zorg. Brochure Noorderveldwerker.indd :26 Welzijn Noorden veldwerker Wonen Zorg De Noordenveldwerker Wegwijzer in welzijn, wonen en zorg Brochure Noorderveldwerker.indd 1 04-05-12 13:26 1 Inleiding De uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS

Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS Bijlage 2 Bestuursrapportage uitvoeringsplannen Beleidsplan Wmo 2012-2015 Asten-Someren Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS Inleiding In het kader van de kerntakendiscussie is besloten dat

Nadere informatie

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Dit hoofdstuk presenteert in vogelvlucht de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De bedoeling van dit hoofdstuk is een beeld te geven van hoe de wet in elkaar

Nadere informatie

t Marheem is een brede welzijnsinstelling die gemeentelijk beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning uitvoert.

t Marheem is een brede welzijnsinstelling die gemeentelijk beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning uitvoert. Werkplan 2014 Werkplan 2014 Woord vooraf t Marheem is een brede welzijnsinstelling die gemeentelijk beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning uitvoert. Het werkveld maatschappelijke ondersteuning

Nadere informatie

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; Oude en nieuwe Wmo De Tweede Kamer is akkoord met het Voorstel van wet Wmo 2015. Na behandeling in de Eerste Kamer zal dit voorstel eind 2014 de huidige Wmo gaan vervangen. Tussen de huidige Wmo en het

Nadere informatie

Vraag 1: In 2017 wordt een pilot gestart voor gezinsondersteuning vanuit het sociaal team. Graag willen wij uitleg hoe de pilot eruit ziet?

Vraag 1: In 2017 wordt een pilot gestart voor gezinsondersteuning vanuit het sociaal team. Graag willen wij uitleg hoe de pilot eruit ziet? Datum : 13 februari 2017 Van : Het college Bijlagen : Onderwerp : Raadsvoorstel Beleidsplan Wmo en Jeugd 2017-2020 Zaak- / Docnummer : 17-22420/ 20012 Op grond van artikel 34b Reglement van Orde stelt

Nadere informatie

Bijlage 1 Vragenlijst websurvey

Bijlage 1 Vragenlijst websurvey Bijlage 1 Vragenlijst websurvey Wmo monitor 2011 - uw organisatie Vraag 1 Welk type organisatie vertegenwoordigt u? (meerdere antwoorden mogelijk) Professionele organisaties Welzijnsorganisatie Vrijwilligerscentrale

Nadere informatie

informatiebrief raad/commissie

informatiebrief raad/commissie Informatiebrief over tevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Datum: 27 juni 2012 Docmannr.: 2012/9368 Onderwerp: Eindrapport naar de participatie en individueel welzijn binnen de Wmo in de Gemeente Schinnen Bijlagen

Nadere informatie

Advies 109. Advies van de Goudse Adviesraad voor mensen met een beperking over het Wmo-product: tevredenheidsonderzoek en horizontale verantwoording

Advies 109. Advies van de Goudse Adviesraad voor mensen met een beperking over het Wmo-product: tevredenheidsonderzoek en horizontale verantwoording Advies 109 Advies van de Goudse Adviesraad voor mensen met een beperking over het Wmo-product: tevredenheidsonderzoek en horizontale verantwoording 1. Inleiding Het College van burgemeester en wethouders

Nadere informatie

Welzijn nieuwe stijl. Thema-avond gemeenteraad Geldermalsen. 19 oktober 2010 Marjon Breed

Welzijn nieuwe stijl. Thema-avond gemeenteraad Geldermalsen. 19 oktober 2010 Marjon Breed Welzijn nieuwe stijl Thema-avond gemeenteraad Geldermalsen 19 oktober 2010 Marjon Breed Presentatie Welzijn nieuwe stijl Welzijn in Geldermalsen De Wmo Welzijn Actuele ontwikkelingen Welzijn nieuwe stijl

Nadere informatie

Cliëntondersteuning. Tips voor het keukentafelgesprek. Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente?

Cliëntondersteuning. Tips voor het keukentafelgesprek. Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente? Cliëntondersteuning Tips voor het keukentafelgesprek Hoe kan ik mij voorbereiden op het gesprek met de Wmo-consulent van de gemeente? Inleiding...3 Leeswijzer...4 Wet maatschappelijke ondersteuning...5

Nadere informatie

Rapportage Wmo 2014 1

Rapportage Wmo 2014 1 Rapportage Wmo 2014 1 INHOUD 1. Leeswijzer 2. Horizontale verantwoording 2014 3. Resultaten 3.1. Prestatiegegevens Wmo 3.2. Het Sociaal Loket 3.3. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 3.4. Overige acties 3.5.

Nadere informatie

9 WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning

9 WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning Over de auteur: Wicher Pattje Wicher Pattje is oud-wethouder van de gemeente Groningen en beleidsadviseur in de sociale sector, gericht op overheden en non-profit instellingen. Voor meer informatie: www.conjunct.nl.

Nadere informatie

De slimste route? Vormgeven toegang

De slimste route? Vormgeven toegang De slimste route? Vormgeven toegang Grote veranderingen in zorg en ondersteuning Taken vanuit AWBZ, Jeugdzorg, Werk en inkomen. Passend onderwijs (toegang tot onderwijs) De slimste route (voor Hengelo)

Nadere informatie

Wet Maatschappelijke Ondersteuning ( Wmo) Wmo-raad Westland

Wet Maatschappelijke Ondersteuning ( Wmo) Wmo-raad Westland Wet Maatschappelijke Ondersteuning ( Wmo) Wmo-raad Westland Wmo Wie of wat is de Wmo? Wet maatschappelijke ondersteuning. Deze wet is op 1 januari 2007 ingevoerd. - Zorgt ervoor dat iedereen zo lang mogelijk

Nadere informatie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus250 21 30 AG Hoofddorp Bezoekadres: Raadhuisplein l Hoofddorp Telefoon 0900 1852 Telefax 023 563 95 50 Beleid Contactpersoon Han Tuller Doorkiesnummer

Nadere informatie

Gezond meedoen in Schinnen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Schinnen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 Gezond meedoen in Schinnen Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Dit is de samenvatting van het lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Een nieuwe kijk op gezondheid

Nadere informatie

Startnotitie. Vrijwilligerswerk Vrijwilligers maken het verschil! 2011 2014. Versie: 21 april 2011 1

Startnotitie. Vrijwilligerswerk Vrijwilligers maken het verschil! 2011 2014. Versie: 21 april 2011 1 Startnotitie Vrijwilligerswerk Vrijwilligers maken het verschil! 2011 2014 Versie: 21 april 2011 1 1. Aanleiding 1.1. Voor u ligt de startnotitie vrijwilligersbeleid, directe aanleiding voor deze startnotitie

Nadere informatie

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar

Alleen ter besluitvorming door het College Actief informeren van de Raad. Collegevoorstel Openbaar Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Rapportage Individuele Voorzieningen Wmo & Rapportages SGBO Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / 1051 Portefeuillehouder B. Frings Samenvatting Ten behoeve van

Nadere informatie

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders

Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders Informatienotitie AAN VAN Raadsleden College van Burgemeester en Wethouders ONDERWERP plan van aanpak Centrum voor Jeugd en Gezin 2012 2013 DATUM 21 juni 2012 KOPIE AAN S. Rijninks BIJLAGE 1 REGISTRATIENUMMER

Nadere informatie

Gezond meedoen in Simpelveld. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Simpelveld. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 Gezond meedoen in Simpelveld Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Dit is de samenvatting van het lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Een nieuwe kijk op

Nadere informatie

DE GGZ IN DE 9 PRESTATIEVELDEN

DE GGZ IN DE 9 PRESTATIEVELDEN WMO W A A I E R Obstakels - Voorwaarden en Aanbevelingen DE GGZ IN DE 9 PRESTATIEVELDEN 1 Het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen wijken en buurten Obstakels Isolement Vooroordelen

Nadere informatie

WMO-beleidsnotitie van het Land van Cuijk participatie en vrijwilligers

WMO-beleidsnotitie van het Land van Cuijk participatie en vrijwilligers WMO-beleidsnotitie van het Land van Cuijk participatie en vrijwilligers 05.12.2011 In de WMO-beleidsnotitie van Land van Cuijk is het volgende in hoofdstuk 6 opgenomen: 6.3.2 Vrijwilligers in de zorg Voor

Nadere informatie

Decentralisaties Ook de gemeente Waddinxveen heeft er mee te maken. Wat houden de decentralisaties in? Waar komt het vandaan? Waarom? 7 Oktober 2014 Waar komt het vandaan? Samen voor elkaar: de samenleving

Nadere informatie

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel Hanneke Henkens Congres Herstelwerkzaamheden 14 december 2006 WMO, WIA, WWB, Poortwachter AWBZ ZVW Forensisch wettelijk kader GGz Maatschappelijke

Nadere informatie

Versie: februari Meerjarig beleidsplan Stichting Welzijn Diemen

Versie: februari Meerjarig beleidsplan Stichting Welzijn Diemen Versie: februari 2016 Meerjarig beleidsplan 2016 2018 Stichting Welzijn Diemen Inhoudsopgave Inleiding 3 Deel 1: Ontwikkelingen 4 1.1 Algemene maatschappelijke en politieke ontwikkelingen op 4 het gebied

Nadere informatie

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost Regionale visie op welzijn Brabant Noordoost-oost Inleiding Als gemeenten willen we samen met burgers, organisaties en instellingen inspelen op de wensen en behoeften van de steeds veranderende samenleving.

Nadere informatie

De Wmo en de decentralisaties

De Wmo en de decentralisaties De Wmo en de decentralisaties Presentatie Alice Makkinga Adviseur programma Aandacht voor Iedereen Inhoud Landelijk programma Aandacht voor iedereen Belangrijke maatschappelijke trends? Belangrijkste wettelijke

Nadere informatie

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten: Opdrachtformulering kwartiermaker integrale welzijnsopdracht Aanleiding De gemeenteraad van de gemeente Tiel heeft in haar vergadering van juli 2014 het besluit genomen om een inhoudelijke discussie te

Nadere informatie

Gezond meedoen in Kerkrade. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Kerkrade. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 Gezond meedoen in Kerkrade Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Dit is de samenvatting van het lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Een nieuwe kijk op gezondheid

Nadere informatie

Regeling burgerparticipatie Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Regeling burgerparticipatie Wet Maatschappelijke Ondersteuning Burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn gelet op de verplichting tot burgerparticipatie in het kader van de artikel 1 1 en 1 2 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning gelet op artikel

Nadere informatie

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018

Empel. Wijk- en buurtmonitor 2018 Wijk- en buurtmonitor 2018 Empel Empel ligt ten noordoosten van s-hertogenbosch. De wijk bestaat uit een ouder en een nieuwer gedeelte. De eerste woningen zijn in 1946 gebouwd. Deze oorspronkelijke kern

Nadere informatie

Doetinchem Inwonerklasse Benchmark

Doetinchem Inwonerklasse Benchmark Doetinchem Inwonerklasse Benchmark Doetinchem Gemiddelde klasse 3: Gemiddelde benchmark 50.000 tot 100.000 inwoners Waarborgen voor kwaliteit (0.2) Cliëntondersteuning 2 items 2,7 1,9 Indicatiestelling

Nadere informatie

Hoe staan we ervoor? Transformatie in wording. Inge Bakker Kennispunt Twente

Hoe staan we ervoor? Transformatie in wording. Inge Bakker Kennispunt Twente Hoe staan we ervoor? Transformatie in wording Inge Bakker Kennispunt Twente 1 Met Respect Versterken eigen kracht Zorg op maat Eén gezin, één plan Behoud het goede Ontwikkelen van werkwijze eigen kracht

Nadere informatie

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015 1. Algemeen In het Westerkwartier is het cliëntervaringsonderzoek Wmo over 2015 afgerond en zijn de resultaten hiervan inmiddels bekend. In 18 van de 23 Groningse

Nadere informatie

Middels deze brief wordt de raad over de onderzoeksresultaten geïnformeerd.

Middels deze brief wordt de raad over de onderzoeksresultaten geïnformeerd. Aan de raad van de gemeente LEIDSCHENDAM-VOORBURG Datum 5 december 2017 Onderwerp Raadsbrief: Aanbieding monitorgegevens Categorie B Verseonnummer 2008280 / 2017507 Portefeuillehouder Wethouder Stemerdink

Nadere informatie

Klantonderzoek Wmo over 2012. Wmo-voorzieningen Gemeente Velsen

Klantonderzoek Wmo over 2012. Wmo-voorzieningen Gemeente Velsen Klantonderzoek Wmo over 2012 Wmo-voorzieningen Gemeente Velsen Klantonderzoek Wmo over 2012 Wmo-voorzieningen Gemeente Velsen COLOFON Samenstelling Ingrid Dooms Annelieke van den Heuvel SGBO Benchmarking

Nadere informatie

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat WMO Rotterdam Van verzorgingstaat naar - stad en - straat Beleidskader Wmo: voor wie? Inwoners van Rotterdam Circa 525.00 zelfredzame burgers Circa 62.000 beperkt zelfredzame burgers Circa 30.000 kwetsbare

Nadere informatie

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM

CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM CLIËNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK BREED SOCIAAL LOKET GEMEENTE EDAM-VOLENDAM Cliënttevredenheidsonderzoek Breed Sociaal Loket gemeente Edam-Volendam Colofon Opdrachtgever Gemeente Edam-Volendam Datum April

Nadere informatie

Wij wensen u de komende tijd veel succes met het invullen van prestatieveld 4 van de Wmo, zodat ook uw gemeente in 2012 kan zeggen:

Wij wensen u de komende tijd veel succes met het invullen van prestatieveld 4 van de Wmo, zodat ook uw gemeente in 2012 kan zeggen: Goed Voor Elkaar Checklist basisfuncties lokale ondersteuning mantelzorg Toelichting Voor u ligt een vragenlijst over mantelzorgondersteuning binnen uw gemeente. Deze vragenlijst ligt er niet zomaar. Vanuit

Nadere informatie

JAARVERSLAG WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM 2010-2011

JAARVERSLAG WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM 2010-2011 JAARVERSLAG WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM 2010-2011 Inleiding Sinds 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van kracht. Het doel van de wet is dat iedereen kan meedoen in de maatschappij,

Nadere informatie

Gezond meedoen in Stein. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Stein. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 Gezond meedoen in Stein Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Dit is de samenvatting van het lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Een nieuwe kijk op gezondheid

Nadere informatie

9 DEC. DIV TE f. Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus AA Dordrecht. Datum: 14 december 2005

9 DEC. DIV TE f. Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus AA Dordrecht. Datum: 14 december 2005 DIV TE f Gemeente Dordrecht T.a.v. mevrouw J. Storm Hoofd afdeling Zorg Sociale dienst Postbus 8 3300 AA Dordrecht A5DELJNG 9 DEC Datum: 14 december 2005 Betreft: Brief op maat gemeente Dordrecht j :...,,>..

Nadere informatie

Gezond meedoen in Meerssen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Meerssen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014 Gezond meedoen in Meerssen Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Dit is de samenvatting van het lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 214 Een nieuwe kijk op gezondheid

Nadere informatie