14U december 2014

Transcriptie

1 Aannemersbedrijf A. van Ooijen Woerden bv. Wagenmakersweg HV WOERDEN Beschikking MER-beoordeling Beschikking MER-beoordeling Bagger- en opslagdepot Parallelweg West 1, Woerden Kadastraal Woerden F nr 495, 497,499, 501 Uw kenmerk: Uw brief van: Datum: 14U december 2014 Ons kenmerk: Medewerker/ Telefoonnummer: Verz. / Geachte heer Van Ooijen, Wij hebben op 22 oktober 2014 uw aanmeldingsnotitie voor een M.E.R.-beoordeling ontvangen, voor het veranderen van een inrichting voor de op- en overslag van baggerspecie, grond en andere (afval)stoffen, op de percelen gelegen aan de Parallelweg West 1 in Woerden, kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie F nummer 495, 497,499, 501. Het betreft een aanmeldingsnotitie in het kader van een beoordeling of een Milieu-effectrapportage moet worden opgesteld voor de te wijzigen inrichting, op grond van categorie D18.1 van het Besluit M.E.R. Bij de beoordeling van uw verzoek is uitgegaan van de door u verstrekte gegevens bij indiening van uw aanmeldnotitie. Besluit Wij besluiten dat het niet noodzakelijk is om voor de aangevraagde activiteiten een milieueffectrapportage (m.e.r.) in de zin van artikel 7.18 van de Wet Milieubeheer, op te stellen. Dit besluit is tot stand gekomen op grond van de hierna volgende overwegingen en gelet op de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Bevoegd gezag De gemeente Woerden is het bevoegde gezag omdat de inrichting niet valt onder (categorie 5 van) Bijlage I Richtlijn industriële emissies: IPPC-installaties. Het is een Type-C inrchting als bedoeld in het Activiteitenbesluit. De provincie Utrecht heeft in een mailbericht van 29 oktober 2014 bevestigd dat voor de beoogde situatie (het veranderen van de inrichting), de gemeente Woerden het bevoegde gezag is. Toelichting De voorgenomen activiteiten, waarvoor de aanmeldnotitie is opgesteld zijn niet MER-plichtig. Zij worden niet genoemd in de C-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.). Blad 1 van 8

2 De uitbreiding van de inrichting met een installatie voor het verwijderen van afval met een capaciteit van meer dan 50 ton/dag maakt dat voor dit project wél een m.e.r.-beoordelingsplicht van toepassing is. De betreffende activiteit wordt genoemd in de D-lijst (categorie 18.1) van het Besluit m.e.r.: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor de verwijdering van afval, anders dan bedoeld onder D 18.3, D 18.6 of D 18.7 van het Besluit m.e.r. Omdat de drempelwaarde wordt overschreden is beoordeeld of de voorgenomen activiteiten van de inrichting die in de D-lijst wordt benoemd aanleiding geven tot het uitvoeren van een m.e.r.. Dit betekent dat, gelet op artikel 2, lid 5 onder b van het Besluit m.e.r. het bevoegd gezag, op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing geeft aan een m.e.r. beoordeling als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wm, als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit het verwijderen van afval belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De navolgende criteria zijn beschouwd: 1) de kenmerken van het project; 2) de plaats van het project; 3) de kenmerken van het potentiële effect. Conclusie Uit de m.e.r.-beoordeling ten aanzien van de bovengenoemde criteria is gebleken dat de aangevraagde activiteiten geen ernstige gevolgen heeft voor het milieu. Er bestaat daarom geen aanleiding om een m.e.r. uit te voeren. Blad 2 van 8

3 Onderdeel van deze beschikking vormen: het besluit zelf de overwegingen een beschrijving van de bekendmaking en mogelijkheden voor zienswijzenindiening. Overige bijgevoegde documenten De volgende documenten worden meegezonden met het besluit en zijn als gewaarmerkte stukken bijgevoegd: uw aanmeldnotitie situatie-tekeningen van de inrichting Wij nemen aan dat wij u hiermee voldoende geïnformeerd hebben. Wanneer u meer informatie nodig heeft of wanneer u ons vragen wilt stellen, dan kunt u contact opnemen via het telefoonnummer of via omgevingsloket@woerden.nl. Met vriendelijke groet, namens burgemeester en wethouders,, senior vergunningverlener Team Vergunningen, Toezicht en Handhaving Blad 3 van 8

4 Overwegingen bij het beoordelen of de beoogde activiteiten M.E.R.-plichtig zijn. Omdat de drempelwaarde wordt overschreden is beoordeeld of de voorgenomen activiteiten van de inrichting die in de D-lijst wordt benoemd aanleiding geven tot het uitvoeren van een m.e.r. Dit betekent dat, gelet op artikel 2, lid 5 onder b van het Besluit m.e.r. het bevoegd gezag, op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn 85/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97/11/EG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, toepassing geeft aan een m.e.r. beoordeling als bedoeld in artikel 7.16 t/m 7.19 van de Wm, als niet kan worden uitgesloten dat de activiteit het verwijderen van afval belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De navolgende criteria zijn beschouwd: 1) de kenmerken van het project; 2) de plaats van het project; 3) de kenmerken van het potentiële effect. 1) Kenmerken van het project Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, verontreiniging en hinder, risico s van ongevallen met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën. Overwegingen Ad1 Omvang van het project Het bestaande terrein van Aannemersbedrijf Van Ooijen aan de Parallelweg West 1 te Woerden (groot 4,2 ha) wordt in oostelijke richting uitgebreid met ca.2 ha. Dit met het voornemen de huidige bedrijfsactiviteiten aan de Wagenmakersweg 2 te Woerden te verplaatsen naar, en alle activiteiten geconcentreerd op één locatie aan, de Parallelweg West 1. Hiermee zal intensief (vracht)verkeer niet langer door Woerden gaan, richting de bedrijfsvestiging aan de Wagenmakersweg. Ook ontstaan door de verplaatsing mogelijkheden voor uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten. De huidige grond-, hulp- en afvalstoffen doorzet van ton/jaar wordt hiermee uitgebreid tot een totaal van ton/jaar. De cumulatie met andere projecten Ten zuiden en oosten van het plangebied wordt de infrastructuur aangepast (BRAVO-A12). Daarnaast wordt in de toekomst hier de westelijke randweg Woerden aangelegd. Deze ontwikkelingen isoleren het plangebied steeds verder van het omliggende agrarische buitengebied. Tegelijk wordt de bereikbaarheid van het plangebied door de aanpassing van de infrastructuur hiermee beter. Het terrein van de beoogde uitbreiding van de inrichting van Aannemersbedrijf van Ooijen Woerden B.V. aan de parallelweg 1 is momenteel al in gebruikt als werkterrein voor de aanleg van de nieuwe infrastructuur. Een apart werkterrein voor de ontwikkeling van het te beoordelen project is niet nodig. Het gebruik van natuurlijke hulpbronnen In het project wordt geen gebruik gemaakt van relevante natuurlijke hulpbronnen, waardoor aantasting of een bijzondere omstandigheid niet aan de orde is. De productie van afvalstoffen De aanlegfase levert een zeer beperkt hoeveelheid bouwafval op door onder meer de bouw van het gebouw. Dit wordt op reguliere wijze afgevoerd naar een erkende verwerker. De bedrijfsactiviteit is het op- en overslaan van verschillende stoffen, waaronder diverse afvalproducten. Voor alle materialen geldt dat dezelfde hoeveelheid materiaal het terrein opkomt en weer verlaat. Uitzondering hierop is de baggerspecie die binnen de inrichting wordt ontwaterd waardoor de uitgaande hoeveelheid globaal de helft bedraagt van de ingaande. Blad 4 van 8

5 Milieueffecten De op- en overslag van afvalstoffen en de opslag van materialen en materieel van het aannemersbedrijf in grond-, weg- en waterbouw kan gevolgen hebben voor de kwaliteit van de bodem en afvalwater en de geluidsbelasting vanwege de inrichting. De verontreiniging en hinder van de activiteiten met afvalstoffen vallen binnen de wettelijke normen en effecten op het milieu. De gevolgen en maatregelen voor de, in deze situatie, meest significante milieucompartimenten wordt hieronder toegelicht: Bodem Belasting van de bodem en/of het grondwater treed op doordat (afval)stoffen die op de bodem opgeslagen worden, het zij middels uitlekken of uitlogen dan wel als het gevolg van een calamiteit zich vermengen met die bodem en/of het grondwater. Om dit te voorkomen dient op basis van een bodemrisicoanalyse vastgesteld te worden welke bodembelasting kan optreden en welke voorzieningen getroffen dienen te worden om dit zoveel als mogelijk is te voorkomen. Een dergelijke bodemrisicoanalyse op basis van de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB) is onderdeel van de aanvraag en is de basis voor het verbinden van desbetreffende voorschriften aan de vergunning. Lucht De mogelijke emissies naar de lucht zullen binnen deze inrichting zich hoofdzakelijk beperken tot stof en geur. Hierbij zijn met betrekking tot mogelijke stofoverlast ten aanzien van de opslag van stuifgevoelige stoffen de rechtstreeks werkende voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende Regeling van toepassing. Met betrekking tot de inzet van de puinbreker zullen voorschiften in de vergunning worden opgenomen om stofoverlast te voorkomen. Geur zal in hoofdzaak ontstaan bij de opslag en behandeling van natte en vochtige afvalstoffen als riool-, kolken- en gemalenslib en veegafval (RKGV) en de berging van baggerspecie. Ter voorkoming van hinder door geur zijn in de vigerende vergunning reeds voorschriften opgenomen en zijn op dit moment geen klachten van omwonenden bekend. Deze voorschriften zullen met in achtneming van de meest actuele inzichten opgenomen worden in de vergunning. Water Binnen de inrichting komen zowel nu als ook in de nieuwe situatie verschillende (afval)waterstromen vrij zoals niet verontreinigd hemelwater, water dat vrijkomt bij de ontwatering van baggerspecie, bedrijfs- en sanitair afvalwater afkomstig van de tankplaats en de verblijfsruimten binnen de inrichting en potentieel verontreinigd hemelwater van de overige verharde terreindelen van de inrichting Afvalwater afkomstig van het terrein van de inrichting en het bedrijfsafvalwater zullen via een zuiveringstechnische voorziening tezamen met het sanitaire afvalwater geloosd worden op het openbaar riool. Aan de werking van de zuiveringstechnische voorzieningen en ter bescherming van het riool zullen voorschriften aan de vergunning verbonden worden. Het niet verontreinigde hemelwater en het percolaat uit de baggerdepots wordt geloosd op het oppervlakte water. De waterkwaliteitsbeheerder is het bevoegde gezag voor het afgeven van een watervergunning en het stellen van voorwaarden aan de kwaliteit en kwantiteit van deze afvalwaterstromen. Blad 5 van 8

6 Geluid Het geluid veroorzaakt door de inrichting zal in hoofdzaak het gevolg zijn van de verkeersbewegingen van en naar de inrichting en binnen de inrichting zelf. Tevens zal het in werking zijn van een puinbreker bijdragen aan de geluidbelasting vanwege het in werking zijn van de inrichting op de omgeving. Als onderdeel van de aanvraag zal de aanvrager middels een geluidrapport inzichtelijk moeten maken wat de te verwachten geluidbelasting vanwege het in werking zijn van de inrichting zal zijn. Tevens dient in dat rapport opgenomen te zijn welke maatregelen het bedrijf zal nemen om ontoelaatbare overlast voor de omgeving te voorkomen. In de vergunning zullen de vergunbare geluidbelastingen als mede de te treffen maatregelen en aan te brengen voorzieningen in voorschriften worden opgenomen. Voorts zullen aan het totaal van activiteiten vanwege het in werking zijn van de inrichting, in het milieudeel van de benodigde omgevingsvergunning, voor zover het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende Regeling daarin niet voorzien, voorschriften gesteld worden ter bescherming van de omgeving. Bij het naleven van deze voorschriften wordt het milieu afdoende beschermd. Het risico van ongevallen (in de zin van externe veiligheid) is, gezien de aard van de stoffen, beperkt. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 2) Plaats van het project Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn, is in het bijzonder in overweging genomen het bestaande grondgebruik, de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied en het opnamevermogen van het natuurlijke milieu. Overwegingen Ad2 Het gebied van de uitbreiding was voorheen een agrarisch perceel en ligt momenteel braak. Inmiddels is het perceel opgehoogd en tijdelijk in gebruik voor de ontwikkeling en aanleg van de hiervoor reeds genoemde infrastructurele voorzieningen voor de huidige ontsluitingsweg ten zuiden van het plangebied. Er zijn geen 'niet hernieuwbare hulpbronnen' in het plangebied aanwezig. Zogenoemde 'hernieuwbare hulpbronnen' zijn alleen in die vorm aanwezig dat planten en dieren er gebruik van maken. Milieuvoorraden (water, lucht, ruimte en bodem) worden niet beïnvloed door de voorgenomen werkzaamheden. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is de archeologische verwachtingswaarde aangegeven. Het plangebied heeft overwegend een lage indicatieve waarde. Een smalle strook die het plangebied doorsnijdt kent een hoge archeologische verwachtingswaarde. Het plangebied ligt op ruim 500 meter van het bebouwde gebied van Woerden en in of in de nabije omgeving van het plangebied liggen geen aardkundige waarden of cultuurhistorisch waardevolle gebieden. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap Het Groene Hart. De kernkwaliteiten van het Groene Hart zijn beschreven in de volgende vier kernkwaliteiten: 1. Landschappelijke diversiteit 2. (Veen)weidekarakter (inclusief strokenverkaveling, lintbebouwing) 3. Openheid Blad 6 van 8

7 4. Rust en stilte (bron: kwaliteitsgids utrechtse landschappen - katern Groene Hart, juni 2011) Hierbij ligt de focus op het behouden, benutten en versterken van de contrasten tussen: openheid en intimiteit; rust en reuring; oude en nieuwe overgangen. Het plangebied ligt in het gebied dat wordt gekenmerkt door de 'opstrekkende ontginning' en wordt zuidelijk begrensd door de snelweg. In of in de nabije omgeving van het plangebied liggen geen Natura2000-gebieden of stiltegebieden. Het dichtstbijzijnde gebied dat onderdeel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur (EHS) ligt op circa 2 kilometer en ligt aan de zuidzijde van de A12. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. 3) Kenmerken van het potentiële effect Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project is in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking), het grensoverschrijdende karakter van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. Overwegingen Ad3 Effecten treden mogelijk op ten aanzien van het aspect geluid, bodem, afvalwater, verkeer en geur/stof. Het bereik van deze milieuaspecten (geografisch en naar grootte van de bevolking gemeten) is beperkt. De effecten zijn van een gangbare omvang voor inrichtingen in deze sector. Grensoverschrijdend karakter van het effect is gelet op het voorgaande niet van toepassing. Ten aanzien van de duur, frequentie en omkeerbaarheid van het effect zijn geen specifieke opmerkingen te plaatsen. De inrichting kan voldoen aan de gestelde eisen uit de wet- en regelgeving zoals onder andere de algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Gelet hierop overwegen wij dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Conclusie Uit deze m.e.r.-beoordeling is gebleken dat de aangevraagde activiteiten geen ernstige gevolgen heeft voor het milieu. Er bestaat daarom geen aanleiding om een m.e.r. uit te voeren. Blad 7 van 8

8 Bekendmaking Dit besluit wordt gepubliceerd op 7 januari 2015 en ligt ter inzage van 8 januari tot en met 18 februari Eventuele zienswijzen ten aanzien van MER-beoordelingsbesluit kunnen pas worden ingebracht, nadat de ontwerp-beschikking voor de omgevingsvergunning voor de voorgenomen milieu-activiteiten op grond van de WABO is gepubliceerd. Legeskosten Voor deze M.E.R.-beoordeling worden geen legeskosten is rekening gebracht. Blad 8 van 8