De vrijgestelde beleggingsinstelling

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De vrijgestelde beleggingsinstelling"

Transcriptie

1 Artikel 6a Wet Vennootschapsbelasting 1969 De vrijgestelde beleggingsinstelling Bachelor Thesis Fiscale Economie Rick de Vlam ANR: Tilburg University Examencommissie: Drs. J.J.H. Gortzak Prof. Dr. J.A.G. van der Geld April

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding Introductie van de VBI Inleiding Doel van de VBI Wat houdt de VBI-regeling in? Conclusie Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het regime van de VBI Inleiding Vormvereisten Open end karakter Beleggingsrestricties Aandeelhoudersvoorwaarden Verzoek ter verkrijging VBI-status en beëindiging Conclusie Wijzen waarop de VBI tot stand kan komen Inleiding Oprichting van een nieuw lichaam Omzetting Juridische splitsing Conclusie Voor- en nadelen Inleiding Voordelen Vrijstelling vennootschapsbelasting Vrijstelling dividendbelasting Geen verplichte winstuitkering Geen financieringsvereisten Geen aandeelhoudersvereisten Nadelen Geen verdragsbescherming Beleggingsrestricties

3 Inkomstenbelasting over forfaitair voordeel Conclusie Vergelijking belastingdruk VBI, reguliere beleggingsvennootschap en beleggen van vermogen in box Inleiding Vennootschapsbelasting Dividendbelasting Inkomstenbelasting Conclusie Conclusie...25 Literatuurlijst...28 Lijst met gepubliceerd beleid

4 1 Inleiding In de strijd om een fiscaal aantrekkelijk vestigingsklimaat voor beleggingsinstellingen te creëren, heeft men in Nederland in 2007 artikel 6a aan de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969) toegevoegd. Het betrof de regeling van de vrijgestelde beleggingsinstelling (hierna: VBI). Deze regeling houdt onder meer in dat beleggingsinstellingen vrijgesteld zijn van het betalen van vennootschapsbelasting over de behaalde winst en van het inhouden van dividendbelasting op uitgekeerd dividend. Hierdoor wordt de belastingdruk verlaagd en wordt het aantrekkelijker voor instellingen om zich in Nederland te vestigen. Het lijkt dus vanzelfsprekend voor beleggingsinstellingen om te kiezen voor de status van de VBI. Er is echter een aantal voorwaarden waar aan moet worden voldaan voordat de instelling in aanmerking kan komen voor het regime van de VBI. In deze thesis ga ik onderzoeken welke voorwaarden dit precies zijn. Tevens ga ik bekijken welke voordelen de VBI-status met zich mee brengt en of er ook nadelen aan verbonden zijn. Uiteindelijk wil ik ook een duidelijk beeld hebben van wat de verschillen in belastingdruk zijn tussen een VBI, een reguliere beleggingsinstelling en het beleggen van vermogen in box drie. Hier heb ik de volgende probleemstelling bij geformuleerd: Wanneer komt een vennootschap in aanmerking voor de status van VBI? Welke voor- en nadelen brengt deze status met zich mee en wat is het daadwerkelijke verschil in belastingdruk tussen de VBI, reguliere beleggingsinstellingen en vermogensbelegging in box III? Deze probleemstelling zal ik aan de hand van de volgende opzet gaan beantwoorden. In hoofdstuk twee zal ik beginnen met een korte introductie van de vrijgestelde beleggingsinstelling. Hierbij zal worden gekeken naar de totstandkoming van deze regeling, met welk doel deze is ingesteld en wat de VBI precies inhoudt. Vervolgens zal ik in hoofdstuk drie ingaan op de voorwaarden die worden gesteld aan een vennootschap om in aanmerking te komen voor het (fiscaal gunstige) regime van de VBI. In hoofdstuk vier komen drie verschillende wijzen aan bod waarop de VBI tot stand kan komen. Daarna wordt in hoofdstuk vijf een aantal voor- en nadelen van de VBI benoemd, en zullen deze tegen elkaar worden afgewogen. Aansluitend hierop zal ik in hoofdstuk zes een vergelijking maken van de belastingdruk tussen een VBI, een reguliere beleggingsvennootschap en het beleggen van vermogen in box III. Leidt de VBI daadwerkelijk tot een groot voordeel in belastingdruk ten opzichte van de overige vormen? Tot slot zal ik met hoofdstuk zeven afsluiten door middel van een conclusie waarin de kernpunten naar voren komen en een antwoord zal worden gegeven op de probleemstelling. 4

5 2 Introductie van de VBI 2.1 Inleiding Wat is de achtergrond van de invoering van de VBI-regeling van artikel 6a Wet Vpb, en met welk doel heeft de wetgever in Nederland deze regeling vervolgens ingevoerd? Op deze vragen wordt een antwoord gegeven in paragraaf 2.2. Eveneens zal in hoofdlijnen worden besproken wat deze regeling inhoudt, in paragraaf 2.3. Het hoofdstuk zal worden afgesloten met een korte conclusie in paragraaf Doel van de VBI Veel beleggingsfondsen kiezen er voor om gezamenlijk met andere fondsen te beleggen. Dit brengt namelijk een aantal voordelen met zich mee, zoals de mogelijkheid tot het spreiden van vermogen over meerdere aandelen en beurzen, waardoor het risico lager wordt en het rendement kan worden vergroot. Dit gemeenschappelijk beleggen is echter pas echt aantrekkelijk voor beleggers indien het geen extra belastingheffing met zich meebrengt ten opzichte van de situatie waarin ze individueel zouden beleggen. Hiertoe bestonden in Nederland vóór 2007 al twee mogelijkheden, namelijk beleggen via de fiscale beleggingsinstelling, welke regeling in artikel 28 van de Wet Vpb 1969 is opgenomen en beleggen via een fiscaal transparante entiteit, te weten een besloten commanditaire vennootschap. Ondanks deze regelingen, was de Nederlandse fiscale concurrentiepositie flink aan het verslechteren. Het werd voor beleggingsinstellingen dus minder aantrekkelijk om zich in Nederland te vestigen ten opzichte van andere landen. De reden hiervoor is te vinden in het feit dat bepaalde andere landen fiscaal gunstigere regelingen hadden te bieden dan Nederland. Voornamelijk Luxemburg en Ierland bleken in dit opzicht uit te blinken en trokken veel beleggingsinstellingen naar zich toe. Het Luxemburgse SICAV regime en het Ierse UCITS regime kenden naast een vrijstelling voor de winstbelasting ook een vrijstelling van heffing op uitgekeerd dividend. Dit had tot gevolg dat in Europees verband het Nederlandse aandeel in de markt voor beleggingsfondsen in 2005 slechts 1,62 procent bedroeg. Luxemburg daarentegen had met 28 procent het grootste aandeel in Europa. 1 Deze gegevens waren voor de Nederlandse wetgever aanleiding om op zoek te gaan naar een nieuwe regeling die de Nederlandse fiscale concurrentiepositie zou verbeteren. De fiscale beleggingsinstelling voldeed op een aantal punten niet meer, en met het oog hierop werd op 1 augustus 2007 de VBIregeling ingevoerd. Met de verbetering van de fiscale concurrentiepositie als doel, zou deze regeling vervolgens gepaard gaan met gunstige economische effecten. Zo brengt de vestiging van een beleggingsinstelling onder meer hoogwaardige werkgelegenheid met zich mee. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan werkgelegenheid voor advocaten, notarissen en adviseurs. 2 1 J.A. Hoefsmit, Een nieuw regime voor beleggingsinstellingen, het werd hoog tijd!, WFR 2007/1189, onderdeel 2. 2 Kamerstukken II 2006/07, , nr. 7, p. 2. 5

6 2.3 Wat houdt de VBI-regeling in? De VBI is een beleggingsinstelling die over de behaalde winsten geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen, op grond van een subjectieve vrijstelling. Deze vrijstelling heeft echter wel gevolgen voor de toepassing van internationale verdragen ter voorkoming van dubbele heffing. Omdat de VBI niet belastingplichtig is in Nederland, zijn verdragen namelijk ook niet van toepassing, waardoor buitenlandse belastingheffing niet verrekend kan worden. Dit nadeel van de VBI wordt verder besproken in hoofdstuk vijf. Een ander element van de VBI-regeling is dat over uitgekeerde winsten geen dividendbelasting ingehouden en afgedragen hoeft te worden. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 1, lid 4 van de Wet op de Dividendbelasting Hierop worden twee uitzonderingen gemaakt in het vijfde lid van dit artikel. In onderdeel a staat dat de vrijstelling van dividendbelasting niet geldt in de eerste acht maanden nadat een lichaam de status van fiscale beleggingsinstelling van artikel 28 Wet Vpb 1969 heeft verruild voor de VBI-status, voor zover de winst die in die acht maanden wordt uitgekeerd, de winst die het lichaam verplicht dient uit te keren op grond van artikel 28, lid 2, onderdeel b van de Wet Vpb niet te boven gaat. De tweede uitzondering waarbij wél dividendbelasting verschuldigd is staat beschreven in onderdeel b. Deze uitzondering geldt voor zover de opbrengst het bedrag van de zuivere winst die reeds aanwezig was op het moment van verkrijging van de VBI-status, niet te boven gaat. 3 Tot slot komt de heffing van inkomstenbelasting bij de VBI aan bod. Ten aanzien van de inkomstenbelasting zijn er geen inkomsten uit de VBI die betrekking hebben op box I. Dit zou immers slechts mogelijk zijn indien de VBI beleggingsactiviteiten verricht die naar hun aard en omvang normaal actief vermogensbeheer te boven gaan. De VBI zal dan echter niet meer aan de eis van risicospreiding voldoen 4, waardoor de VBI als reguliere beleggingsinstelling zal worden belast. Door deze risicospreiding zal een belegging weinig samenhang hebben met de onderneming, waardoor deze belegging volgens de vermogensetikettering als privévermogen zal moeten worden aangemerkt, en dus niet in box I thuishoort. De manier waarop de belangen in een VBI moeten worden aangemerkt is volgens artikel 3.29a van de Wet IB 2001 naar de waarde in het economische verkeer. Voor de heffing over inkomsten uit box II is de Wet IB 2001 met de invoering van de VBI-regeling op enkele plaatsen gewijzigd. Voor de VBI gelden ten aanzien van de aanmerkelijkbelangheffing namelijk aparte regels. Om te beginnen staat in artikel 4.13, lid 1, onderdeel a Wet IB 2001 beschreven dat een forfaitair voordeel uit aandelen in of winstbewijzen van een lichaam dat ingevolge artikel 6a van de Wet Vpb 1969 is vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting, behoort tot de reguliere voordelen uit aanmerkelijk belang. Vervolgens is in lid 1 van artikel 4.14 Wet IB 2001 bepaald dat het forfaitaire voordeel zoals zojuist vermeld, wordt gesteld op vier procent per jaar van de waarde in het economische verkeer (per één januari) die aan de tot het aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen kan worden toegerekend. Dit forfaitaire voordeel verhoogt volgens lid 1 3 Redactie Vakstudie Nieuws, Fiscaal recht: overzicht fiscale jurisprudentie en wet- en regelgeving 2007/2008, Deventer, Kluwer 2008, pagina Zie paragraaf

7 van artikel 4.27 Wet IB 2001 de verkrijgingsprijs van de desbetreffende aandelen of winstbewijzen. Worden deze aandelen of winstbewijzen vervolgens verkocht, dan zal het werkelijke rendement, onder aftrek van het reeds belaste forfaitaire rendement, worden belast. Oftewel, er vindt dan dus 25 procent heffing plaats over het vervreemdingsvoordeel verminderd met de verkrijgingsprijs, waarbij de verkrijgingsprijs is verhoogd met het forfaitaire voordeel dat in aanmerking is genomen. 5 Het forfaitaire voordeel zelf, van vier procent, wordt belast tegen 25 procent heffing, wat neerkomt op een effectieve heffing van één procent over de waarde van de beleggingen. De reden van invoering van de regeling van dit forfaitaire rendement is gelegen in het feit dat VBI s niet verplicht zijn om hun jaarlijkse winst uit te keren. Hierdoor zouden zij de winst oneindig kunnen oppotten, en wordt het moment van heffing uitgesteld totdat de aandelen worden vervreemd. Deze situatie vond de wetgever ongewenst, en heeft daarom het forfaitaire rendement in het leven geroepen. 6 Wordt er wel winst uitgekeerd, dan wordt hierover 25 procent inkomstenbelasting geheven in box II in het geval van een aanmerkelijk belang. Tot slot bestaan er voor beleggers met een belang dat kleiner is dan vijf procent geen verschillen met de heffing van andere vermogensbestanddelen in box III. Ook bij de VBI wordt uitgegaan van een fictief rendement van vier procent (over het gemiddelde belegde vermogen), waarover vervolgens 30 procent inkomstenbelasting wordt geheven, wat neerkomt op een effectieve heffing van 1,2 procent over de waarde van de beleggingen. In hoeverre deze VBI-regeling verschilt van de fiscale beleggingsinstelling van artikel 28 Wet Vpb, en welke voor- en nadelen dit oplevert, wordt besproken in hoofdstuk vijf. 2.4 Conclusie In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat na een reeks jaren waarin beleggingsinstellingen zich in steeds mindere mate in Nederland gingen vestigen, het tijd werd voor een nieuw regime voor beleggingsinstellingen. Dit nieuwe regime werd gevonden in de VBI, welke regeling Nederland een betere fiscale concurrentiepositie moest verschaffen. Ook is in dit hoofdstuk beschreven op welke manier men dit wilde bereiken, namelijk door middel van verlaging van de belastingdruk. In paragraaf 2.3 is naar voren gekomen dat de VBI is vrijgesteld voor zowel vennootschapsbelasting als voor dividendbelasting, en dat ten aanzien van de inkomstenbelasting voor aanmerkelijkbelanghouders slechts een effectief heffingspercentage van één procent geldt over een forfaitair voordeel van vier procent indien er geen winst wordt uitgekeerd. Bij de vervreemding van de aandelen wordt dit forfaitaire voordeel vervolgens wel in aanmerking genomen in de verkrijgingsprijs. In het volgende hoofdstuk zal worden ingegaan op de voorwaarden die worden gesteld aan een vennootschap om in aanmerking te komen voor deze VBI-regeling. 5 Kamerstukken II 2005/06, , nr. 5. p J.A. Hoefsmit, Een nieuw regime voor beleggingsinstellingen, het werd hoog tijd!, WFR 2007/1189, onderdeel

8 3 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor het regime van de VBI 3.1 Inleiding Om in aanmerking te komen voor de status van VBI moet de instelling voldoen aan een aantal voorwaarden. Deze zullen in dit hoofdstuk steeds per paragraaf worden besproken. Om te beginnen zullen in paragraaf 3.2 de vormvereisten worden behandeld. Daarna volgt in paragraaf 3.3 de voorwaarde dat er sprake moet zijn van een open end karakter. Vervolgens komt in paragraaf 3.4 een aantal beleggingsrestricties aan bod waar de instelling zich aan dient te houden. In paragraaf 3.5 worden de eisen besproken ten aanzien van de aandeelhouders binnen de VBI. De laatste voorwaarde die moet worden vervuld is dat er een verzoek moet worden ingediend bij de inspecteur om de status van VBI te verkrijgen, welke wordt behandeld in paragraaf 3.6. Ik besluit het hoofdstuk met een conclusie waarin de verschillende voorwaarden zullen worden opgesomd. 3.2 Vormvereisten De eerste voorwaarde houdt in dat een instelling moet voldoen aan bepaalde vormvereisten. Het moet namelijk gaan om een beleggingsinstelling in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht. In dit artikel staat het begrip beleggingsinstelling gedefinieerd als beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds, en worden vervolgens omschrijvingen gegeven van beide vormen. De beleggingsmaatschappij wordt omschreven als een rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of verkrijgt teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen. Een beleggingsfonds wordt vervolgens omschreven als een niet in een beleggingsmaatschappij ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen. Het verschil tussen beide vormen zit dus in de rechtspersoonlijkheid, welke eigenschap ontbreekt bij een beleggingsfonds. Aan deze twee vormen van beleggingsinstellingen zijn vervolgens bepaalde rechtsvormvereisten verbonden. Niet elke rechtsvorm is geschikt om in aanmerking te komen voor de status van VBI. Zo past het besloten karakter van een BV niet bij het vereiste open end karakter van een VBI, welke voorwaarde verder wordt besproken in paragraaf 3.3. De beleggingmaatschappij, dus met rechtspersoonlijkheid, zal gedreven moeten worden in de vorm van een NV. Indien de beleggingsinstelling een beleggingsfonds betreft, dus zonder rechtspersoonlijkheid, zal deze gedreven moeten worden in de vorm van een open fonds voor gemene rekening. Ook bestaat er een optie voor buitenlandse lichamen om een beroep te doen op de VBI-regeling. Voor wat betreft de rechtsvormvereiste zal het dan moeten gaan om een lichaam dat naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een NV of fonds voor gemene rekening. Daarnaast moet het lichaam een beroep kunnen doen op non-discriminatie, oftewel het lichaam moet zijn opgericht naar het recht van Aruba, de Nederlandse Antillen, een EU-lidstaat of een staat waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten 8

9 ter voorkoming van dubbele heffing, waarin de non-discriminatiebepaling is opgenomen. Deze bepaling verbiedt discriminatie op grond van nationaliteit, zodat een buitenlands lichaam gebruik kan maken van dezelfde fiscale faciliteiten als Nederlandse lichamen. 3.3 Open end karakter De volgende voorwaarde ziet op het open end karakter van de beleggingsinstelling. Hiervan is sprake indien de beleggingsinstelling aan de deelnemers de mogelijkheid biedt om aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid in te kopen of terug te betalen. Uit de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel van artikel 6a Wet Vpb 1969 blijkt dat het vereiste van inkoop of afbetaling van aandelen of bewijzen van deelgerechtigdheid niet op ieder moment strikt gehandhaafd hoeft te worden. Zo is er ook sprake van een open end instelling indien deze op enkele vooraf bekend gemaakte tijdstippen rechten van deelneming inkoopt of uitgeeft. De instelling hoeft hier dus niet op ieder moment toe in staat te zijn Beleggingsrestricties De derde voorwaarde betekent dat de instelling slechts mag beleggen in financiële instrumenten, zoals vermeld staat in lid 1 van artikel 6a Wet Vpb In lid 3 van dit artikel wordt vervolgens beschreven wat moet worden verstaan onder financiële instrumenten. Het moet gaan om financiële instrumenten zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht (artikel 6a, lid 3, sub a Wet Vpb 1969) of om banktegoeden (artikel 6a, lid 3, sub b Wet Vpb 1969). Voorbeelden van de limitatieve opsomming in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht zijn aandelen, obligaties en opties. Onder andere het beleggen in onroerende zaken en het verstrekken van hypothecaire leningen is daarentegen niet toegestaan. 8 Een andere beperking waar de instelling rekening mee moet houden is dat uitsluitend belegd mag worden met toepassing van het beginsel van risicospreiding. Ook deze bepaling staat vermeld in lid 1 van artikel 6a Wet Vpb Het doel van de wetgever om dit beginsel toe te passen bij de VBIregeling is het maken van onderscheid tussen beleggingsactiviteiten en ondernemingsactiviteiten binnen een onderneming. Zonder risicospreiding zouden ondernemingen namelijk de VBI kunnen benutten voor financiële instrumenten die samenhangen met de normale bedrijfsuitoefening. Op deze manier zouden ondernemingswinsten in een VBI kunnen worden ondergebracht en zou hierover geen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn. Een voorbeeld van een situatie die door middel van toepassing van het beginsel van risicospreiding wordt voorkomen en dat in de parlementaire behandeling is gegeven is wanneer een concern dat handelt in grondstoffen, belegt in grondstoffenderivaten. In dat geval is er geen onderscheid te maken tussen beleggingsactiviteiten en 7 Kamerstukken II 2006/07, , nr. 7, p Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p. 4. 9

10 ondernemingsactiviteiten, en is het dus verplicht voor de onderneming om een meer gespreid risicoprofiel te kiezen Aandeelhoudersvoorwaarden De voorwaarden die in deze paragraaf besproken zullen worden zijn niet zozeer bepalend voor de vraag of een beleggingsinstelling de VBI-status kan verkrijgen, in tegenstelling tot de overige voorwaarden, maar geven regels weer ten aanzien van de zeggenschapsverhouding binnen de instelling. Omdat in de praktijk vaak sprake is van een directeur-grootaandeelhouder (hierna: DGA) die gebruik maakt van de VBI-regeling, zal ik aan de hand van de situatie van een DGA de verschillende eisen bespreken die worden gesteld aan de verhouding tussen aandeelhouders binnen de VBI. Vanwege het feit dat de VBI gericht is op collectief beleggen, is het niet mogelijk voor de DGA om 100 procent van de aandelen te houden. In dat geval zou sprake zijn van individueel vermogensbeheer, wat in strijd is met de gedachte van collectief beleggen. Hieruit valt de eerste voorwaarde af te leiden, namelijk dat er minimaal twee aandeelhouders dienen te zijn binnen de VBI. Vanwege deze voorwaarde wordt er vaak een familie-vbi gecreëerd, waarbij iemand uit de familiekring van de DGA medeaandeelhouder wordt. Het is echter niet mogelijk voor de (minderjarige) kinderen en de echtgenoot van de DGA om als medeaandeelhouder gekwalificeerd te worden indien de DGA en echtgenoot in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd. In dat geval worden de aandelen van de echtgenoot en van de kinderen bij de DGA opgeteld, en is niet voldaan aan de eis van ten minste twee aandeelhouders. Er dienen dus huwelijkse voorwaarden opgenomen te worden, waarin wordt bepaald dat beide echtgenoten 50 procent van de aandelen in de VBI krijgen. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel van de VBI-regeling in de Eerste Kamer, werden vragen gesteld naar aanleiding van bovenstaande situatie waarin de VBI slechts twee aandeelhouders heeft, te weten de DGA en de echtgenoot. Men twijfelde eraan of er in dit geval wel sprake was van collectief beleggen. De staatssecretaris antwoordde hierop destijds dat bij de vraag wanneer sprake is van collectief beleggen, centraal staat of sprake is van een materieel oogmerk tot collectieve belegging en of de feitelijke omstandigheden hierop duiden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er ook sprake kan zijn van collectief beleggen indien er slechts twee aandeelhouders zijn, al dan niet de DGA en de echtgenoot. Hier geldt echter wel een voorwaarde voor, namelijk dat de grootste aandeelhouder niet meer dan 90 procent van de aandelen in de VBI mag bezitten. Heeft één aandeelhouder namelijk meer dan 90 procent van de aandelen in bezit, dan is er ook geen sprake van collectief beleggen, maar van individueel vermogensbeheer Kamerstukken II 2006/07, , nr. 7, p Handelingen I 2006/07, , nr. 38, p

11 Ook is ten aanzien van de aandeelhouders binnen een VBI bepaald dat volledige certificering niet mogelijk is, waardoor de situatie wordt uitgesloten dan een aandeelhouder alle zeggenschap heeft binnen de VBI, terwijl de overige aandeelhouders slechts het financiële belang hebben in de VBI. 3.6 Verzoek ter verkrijging van de VBI-status en beëindiging Indien aan alle kwalificatie-eisen is voldaan, kan een beleggingsinstelling bij de inspecteur een verzoek indienen ter verkrijging van de VBI-status. Dit verplichte verzoek dient om onduidelijkheid te voorkomen over het fiscale regime waar de beleggingsinstelling onder valt: het regime van een reguliere beleggingsinstelling 11, van een fiscale beleggingsinstelling van artikel 28 Wet Vpb 1969 of van een VBI van artikel 6a Wet Vpb Volgens lid 5 van artikel 6a Wet Vpb 1969 wordt het verzoek uiterlijk ingediend in het jaar met ingang waarvan het lichaam als vrijgestelde beleggingsinstelling wil worden aangemerkt. Vervolgens zal de inspecteur toetsen of de beleggingsinstelling aan alle eisen voldoet en beslist dan op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking, welke dus bevorderlijk is voor de rechtszekerheid. 12 Nadat een beleggingsinstelling op bovenstaande wijze de status van VBI heeft verkregen, is het uiteraard ook mogelijk om deze status weer kwijt te raken. Indien in een bepaald jaar de VBI niet meer aan alle kwalificatie-eisen voldoet, wordt de beleggingsinstelling met terugwerkende kracht tot het begin van dat jaar niet meer als VBI aangemerkt. Ook dit gebeurt door de inspecteur door middel van een voor bezwaar vatbare beschikking, op grond van lid 6 van artikel 6a Wet Vpb Tevens is het mogelijk dat de VBI op eigen verzoek haar status kwijtraakt, zoals beschreven staat in lid 7 van dit artikel. In tegenstelling tot het verzoek ter verkrijging van de VBI-status, moet het verzoek ter beëindiging van de VBI-status zijn ingediend voorafgaande aan het jaar met ingang waarvan het lichaam niet meer als VBI wil worden aangemerkt, waarop ook hier de inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking Conclusie In dit hoofdstuk zijn de voorwaarden aan de orde gekomen waar een beleggingsinstelling aan dient te voldoen alvorens de status van VBI verkregen kan worden. Uit paragraaf 3.2 volgt dat het moet gaan om een beleggingsinstelling volgens artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht dat gedreven wordt in de vorm van een NV, een fonds voor gemene rekening of een naar aard en inrichting vergelijkbaar buitenlands lichaam. Vervolgens is in paragraaf 3.3 het verplichte open end karakter besproken, waardoor de aandelen of rechten van deelneming op verzoek van de deelnemers door de beleggingsinstelling worden ingekocht of terugbetaald. In paragraaf 3.4 is beschreven dat er slechts 11 Bijvoorbeeld indien de beleggingsinstelling onder toepassing van internationale verdragen ter voorkoming van dubbele belasting wil vallen, waardoor buitenlandse bronbelasting verrekend kan worden. 12 Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p

12 belegd mag worden in financiële instrumenten zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en dat dit dient te gebeuren met toepassing van het beginsel van risicospreiding. Uit paragraaf 3.5 kan geconcludeerd worden dat er binnen de VBI ten minste twee aandeelhouders dienen te zijn, waarvan de grootste aandeelhouder niet meer dan 90 procent van de aandelen mag bezitten. Tevens is het voor een DGA hierbij noodzakelijk om huwelijkse voorwaarden op te maken indien hij met zijn echtgenoot als twee afzonderlijke aandeelhouders in aanmerking wil worden genomen. Tot slot is beschreven dat de instelling een verzoek moet doen bij de inspecteur ter verkrijging van de VBI-status, indien is voldaan aan bovenstaande voorwaarden. 12

13 4 Wijzen waarop de VBI tot stand kan komen 4.1 Inleiding Nu in hoofdstuk drie duidelijk is geworden aan welke voorwaarden moet worden voldaan om de status van VBI te verkrijgen, zal in dit hoofdstuk vanuit drie verschillende situaties worden besproken op welke manier een VBI kan worden opgericht. De eerste situatie, die in paragraaf 4.2 aan bod komt, is die waarin er nog geen rechtsvorm is opgericht, en van daaruit wil men een VBI verkrijgen. Vervolgens wordt in paragraaf 4.3 de situatie besproken waarin er al wel een rechtsvorm bestaat, te weten een BV, en van daaruit wil men een VBI verkrijgen. Dit is mogelijk door middel van omzetting van de BV in een geschikte rechtsvorm. Tot slot volgt in paragraaf 4.4 de situatie waarin door middel van juridische splitsing een VBI opgericht wordt. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie van de bevindingen uit dit hoofdstuk. 4.2 Oprichting van een nieuw lichaam In het vorige hoofdstuk zijn de voorwaarden besproken die in acht moeten worden genomen alvorens de VBI-status verkregen kan worden. De eerste voorwaarde had betrekking op bepaalde vormvereisten. Zo is besproken dat de status van VBI slechts verkregen kan worden indien er sprake is van de rechtsvorm van een NV of fonds voor gemene rekening. Deze paragraaf ziet op de situatie waarin er nog geen sprake is van een bestaand lichaam, in welke vorm ook. Vanuit deze situatie wil men vervolgens een VBI oprichten. Dit betekent dus dat men eerst een NV of fonds voor gemene rekening dient op te richten, voordat daadwerkelijk de VBI kan worden opgericht. Immers, in het vorige hoofdstuk is in paragraaf 3.6 duidelijk geworden dat eerst aan alle voorwaarden dient te worden voldaan, voordat het lichaam een verzoek kan doen bij de inspecteur ter verkrijging van de status van VBI. Voor de oprichting van een NV of fonds voor gemene rekening bestaan uiteraard ook bepaalde eisen waar aan moet worden voldaan. Hier zal in deze paragraaf echter niet verder op in worden gegaan. Wel is van belang om het onderscheid op te merken tussen een open fonds voor gemene rekening en een gesloten fonds voor gemene rekening. Enkel een open fonds voor gemene rekening kan namelijk een verzoek doen ter verkrijging van de VBI-status. Een fonds is open, indien de bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds verhandelbaar zijn in die zin, dat vervreemding daarvan kan plaatsvinden zonder toestemming van alle deelgerechtigden. Voor de bepaling van vrije verhandelbaarheid zal dit kenmerk aan de feitelijke omstandigheden moeten worden getoetst. Het open fonds voor gemene rekening is in beginsel belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting, maar heeft dus de mogelijkheid te opteren voor de VBI-regeling, mits het voldoet aan alle gestelde voorwaarden. Een gesloten fonds voor gemene rekening daarentegen heeft geen vrij verhandelbare 13

14 participaties, en is niet belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De deelnemers worden hierbij namelijk rechtstreeks in de belastingheffing betrokken Omzetting In tegenstelling tot de vorige paragraaf waarin er nog geen lichaam bestond, gaan we nu uit van een bestaande BV die de status van VBI wil verkrijgen. Vanwege de vereiste rechtsvorm van een NV of fonds voor gemene rekening, is het niet mogelijk voor een BV om de status van VBI te verkrijgen. Om toch in aanmerking te komen voor het fiscaal gunstige regime van de VBI, bestaat de mogelijkheid om de BV om te zetten naar een NV, welke mogelijkheid in artikel 2:18 van het Burgerlijk Wetboek staat beschreven. Voor omzetting zijn vereist: a. een besluit tot omzetting, genomen met inachtneming van de vereisten voor een besluit tot statutenwijziging; b. een besluit tot wijziging van de statuten; c. een notariële akte van omzetting die de nieuwe statuten bevat. Door deze omzetting van de BV in een NV is voldaan aan de rechtsvormvereiste. Indien vervolgens ook aan de overige vereisten is voldaan, kan de nieuwe NV een verzoek ter verkrijging van de VBIstatus indienen bij de inspecteur. Op fiscaal gebied brengt de omzetting van BV naar NV overigens geen gevolgen met zich mee. Voor een omzetting van een rechtspersoon in een andere rechtsvorm geldt in principe artikel 28a van de Wet Vpb Hierin staat dat bij een omzetting de rechtspersoon wordt geacht te zijn geliquideerd, het vermogen van de rechtspersoon wordt geacht te zijn uitgekeerd aan de deelgerechtigden, en het vermogen van de andere rechtsvorm wordt geacht daarin te zijn ingebracht. Echter, in lid 1 van dit artikel staat ook dat dit niet geldt voor omzetting van een BV in een NV of omgekeerd. 4.4 Juridische splitsing De derde situatie komt overeen met die van paragraaf 4.3, behalve dat de VBI nu ontstaat door middel van juridische splitsing in plaats van omzetting. Er is sprake van een BV, die dus niet de vereiste rechtsvorm bezit om in aanmerking te komen voor de status van VBI, waar zowel ondernemingsactiviteiten als beleggingsactiviteiten plaatsvinden. Voor deze BV bestaat dan de mogelijkheid om het gedeelte van de onderneming met de beleggingsactiviteiten af te splitsen van het gedeelte met de ondernemingsactiviteiten. Op deze manier kan het beleggingsgedeelte, dat omgevormd wordt tot een NV, een afzonderlijke VBI worden. Het ondernemingsgedeelte gaat vervolgens ook als afzonderlijke onderneming door, in de oorspronkelijke rechtsvorm van BV. De juridische splitsing vindt dus plaats in de vorm van afsplitsing, waarbij de splitsende rechtspersoon (de 14 Kamerstukken II 1967/68, 6000, nr. 17, p. 9 14

15 BV) blijft bestaan, in tegenstelling tot de variant van zuivere splitsing waarbij de splitsende rechtspersoon ophoudt te bestaan, zoals staat beschreven in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek. Een kenmerk van de juridische splitsing is dat er is sprake van vermogensovergang onder algemene titel, waardoor de verschillende vermogensbestanddelen niet afzonderlijk overgedragen hoeven te worden. Ook worden de aandeelhouders van de splitsende rechtspersoon van rechtswege aandeelhouder in de nieuwe rechtspersoon. De gevolgen van deze juridische splitsing voor de vennootschapsbelasting staan beschreven in artikel 14a van de Wet Vpb Hierin staat dat, indien vermogen van een splitsende rechtspersoon onder algemene titel in het kader van een splitsing overgaat en de splitsende rechtspersoon blijft bestaan, de splitsende rechtspersoon wordt geacht de vermogensbestanddelen die in het kader van de splitsing overgaan, ten tijde van de splitsing te hebben overgedragen aan de verkrijgende rechtspersoon. Dit heeft in principe tot gevolg dat de splitsende rechtspersoon moet afrekenen over alle relevante fiscale meerwaarden. Van de mogelijkheid tot geruisloze doorschuiving zoals beschreven in lid 2 van dit artikel kan geen gebruik worden gemaakt, omdat niet aan de voorwaarde wordt voldaan dat dezelfde fiscale winstbepalingsregels van toepassing zijn bij de splitsende en de verkrijgende vennootschap. De verkrijgende vennootschap wordt namelijk een VBI, terwijl de splitsende vennootschap een regulier belaste BV is. Wel kan door de Minister op grond van lid 3 onder bepaalde door hem te stellen voorwaarden worden bepaald dat de meerwaarden die behaald zijn met de splitsing, op verzoek van de splitsende en de verkrijgende vennootschap, buiten aanmerking kunnen worden gelaten. 15 Voor de inkomstenbelasting staan de gevolgen van de juridische splitsing vermeld in artikel 3.56 van de Wet IB De belastingplichtige die is betrokken bij een juridische splitsing, wordt geacht zijn aandelen in de splitsende rechtspersoon ten tijde van de splitsing te hebben vervreemd. Bij het bepalen van de winst hoeft volgens lid 2 van dit artikel het vervreemdingsvoordeel zoals hierboven beschreven echter niet in aanmerking te worden genomen indien de splitsende en de verkrijgende vennootschappen in Nederland zijn gelegen. Op grond van lid 3 wordt vervolgens wel de waarde van de aandelen ten tijde van de splitsing voor een evenredig deel toegerekend aan de aandelen die de belastingplichtige na de splitsing in de verkrijgende vennootschap heeft. Overigens kan er bij de overgang van vermogensbestanddelen bij de juridische splitsing geen sprake zijn van verschuldigde overdrachtsbelasting, vanwege het feit dat een VBI niet in onroerende zaken mag beleggen. 4.5 Conclusie Ik heb in dit hoofdstuk drie verschillende situaties besproken van waaruit een VBI kan ontstaan. De eerste situatie had betrekking op een nieuw op te richten rechtsvorm die vervolgens direct als VBI aangemerkt wordt. Om aan de rechtsvormvereiste van paragraaf 3.2 te voldoen moet het nieuw op te 15 J.A.G. van der Geld, Hoofdzaken vennootschapsbelasting, Deventer, Kluwer 2010, p

16 richten lichaam als NV of fonds voor gemene rekening worden opgericht. Vervolgens is in paragraaf 4.3 de situatie gegeven waarin een bestaande BV in aanmerking wil komen voor het regime van de VBI. Omdat de BV niet kwalificeert als geldige rechtsvorm voor de VBI, dient dit te gebeuren door middel van omzetting van de BV in een NV. Paragraaf 4.4 zag tot slot op de situatie waarin een BV zowel ondernemingsactiviteiten als beleggingsactiviteiten had. Voor deze BV bestaat dan de mogelijkheid om door middel van juridische splitsing een nieuwe NV op te richten waar uitsluitend de beleggingsactiviteiten plaatsvinden, en waar dus de status van VBI kan worden verkregen. Voor de vennootschapsbelasting levert dit in principe een afrekening over de fiscale meerwaarden op, tenzij het verzoek van de splitsende en verkrijgende vennootschap door de Minister wordt gehonoreerd om deze behaalde meerwaarden buiten aanmerking te laten. Als laatste heb ik gekeken naar de inkomstenbelasting. Hiervoor geldt (bij vennootschappen die gelegen zijn in Nederland) dat de waarde van de aandelen ten tijde van de splitsing voor een evenredig deel worden toegerekend aan de aandelen die de belastingplichtige na de splitsing in de verkrijgende vennootschap heeft. 16

17 5 Voor- en nadelen van de VBI 5.1 Inleiding Buiten de voordelen die de VBI biedt, zijn er ook enkele nadelen aan de regeling verbonden. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van zowel de voordelen als de nadelen. De voordelen worden besproken in paragraaf 5.2 en de nadelen vervolgens in paragraaf 5.3. Tevens komen in beide paragrafen de verschillen met de fiscale beleggingsinstelling van artikel 28 Wet Vpb 1969 aan bod, zodat ook duidelijk wordt in welk opzicht het aantrekkelijker is om te kiezen voor de VBI-regeling en in welk opzicht de fiscale beleggingsinstelling aantrekkelijk is. Tot slot volgt in paragraaf 5.4 een conclusie waarin de voor- en nadelen tegen elkaar zullen worden afgewogen. 5.2 Voordelen Vrijstelling vennootschapsbelasting Om te beginnen geldt voor de vrijgestelde beleggingsinstelling een subjectieve vrijstelling voor de vennootschapsbelasting, ingevolge lid 1 van artikel 6a Wet Vpb Zoals in paragraaf 2.2 is vermeld, is collectief beleggen alleen interessant indien het geen extra belastingheffing op het niveau van de beleggingsinstelling met zich meebrengt. Vandaar dat ook de VBI over de voordelen behaald met behulp van collectief beleggen geen vennootschapsbelasting hoeft te betalen. In paragraaf 5.3 zal echter duidelijk worden dat deze vrijstelling niet in alle opzichten gunstig is Vrijstelling dividendbelasting Een tweede voordeel van de VBI is dat over de uitgekeerde dividenden aan de aandeelhouders geen dividendbelasting ingehouden en afgedragen hoeft te worden. In lid 4 van artikel 1 van de Wet op de Dividendbelasting 1965 is namelijk bepaald dat zijn vrijgesteld van dividendbelasting degenen, die gerechtigd zijn tot de opbrengsten van aandelen in of winstbewijzen van een lichaam als bedoeld in artikel 6a van de Wet Vpb Wel dient lid 5 van artikel 1 Wet Dividendbelasting 1965 in de gaten te worden gehouden. Hierin worden uitzonderingen gemaakt voor de situatie waarin een fiscale beleggingsinstelling haar status wil veranderen in vrijgestelde beleggingsinstelling. Er bestaan twee gevallen waarin, in tegenstelling tot het vierde lid van dit artikel, wel dividendbelasting wordt geheven. De eerste uitzondering voor de fiscale beleggingsinstelling die de status van VBI heeft verkregen, houdt in dat de vrijstelling voor dividendbelasting niet geldt voor winsten waarover nog een uitdelingsverplichting van toepassing is en die in de eerste acht maanden nadat de VBI-status is verkregen, uitgekeerd moeten worden. De tweede uitzondering houdt in dat er wel dividendbelasting wordt geheven voor zover de opbrengst het bedrag van de zuivere winst op het moment van de statusovergang niet te boven gaat. In tegenstelling tot de vennootschapsbelasting, bestaat er voor de fiscale beleggingsinstelling geen vrijstelling voor dividendbelasting, waardoor de VBI op dit punt een 17

18 voordeel behaalt ten opzichte van de fiscale beleggingsinstelling Geen verplichte winstuitkering Een groot voordeel naast de fiscaal gunstige regelingen zoals hierboven beschreven is dat een VBI niet verplicht is om de jaarlijkse winst uit te keren. Dit in tegenstelling tot de fiscale beleggingsinstelling, waar de verplichte winstuitkering geregeld is in lid 2, onderdeel b van artikel 28 Wet Vpb Hierin is bepaald dat een (bij algemene maatregel van bestuur te bepalen) gedeelte van de winst niet later dan in de achtste maand na afloop van het jaar ter beschikking moet worden gesteld van aandeelhouders en houders van bewijzen van deelgerechtigdheid. De VBI kan dus de winsten weer herinvesteren en zo kunnen de beleggers hiervan uiteindelijk profiteren. Ook werd vanuit de sector van beleggingsinstellingen aangegeven dat niet alle beleggers de voorkeur hebben voor jaarlijkse winstuitkering. Mede hierdoor vertrokken veel beleggingsinstellingen en beleggers naar het buitenland. Sinds 2007 bestaat door invoering van de VBI-regeling dit voordeel dus ook in Nederland. 16 Dit voordeel heeft echter wel met zich meegebracht dat de wetgever een regeling heeft getroffen om het uitstellen van heffing door middel van het oneindig oppotten van winsten door beleggingsinstellingen te voorkomen, namelijk middels het berekenen van een forfaitair rendement in box II, zoals reeds besproken in paragraaf Geen financieringsvereisten In tegenstelling tot de fiscale beleggingsinstelling gelden er voor de VBI geen financieringsvereisten. In zekere zin is dit ook te beschouwen als een voordeel, omdat door het ontbreken van deze vereiste een mogelijk knelpunt bij de oprichting is weggenomen. De financieringseis bij de fiscale beleggingsinstelling staat beschreven in lid 2, onderdeel a van artikel 28 Wet Vpb 1969, en houdt in dat slechts een beperkt deel van de fiscale boekwaarde van de beleggingen gefinancierd mag zijn met vreemd vermogen. Dit beperkte deel komt neer op 60 procent voor beleggingen in onroerende zaken en 20 procent voor overige beleggingen. Deze vereiste heeft als doel een grens te stellen tussen beleggen en ondernemen. Wanneer namelijk een fiscale beleggingsinstelling haar beleggingen grotendeels met vreemd vermogen financiert, is dat een aanwijzing dat geen normaal vermogensbeheer wordt beoogd. 17 Een ander veel voorkomend argument in de wetsgeschiedenis voor invoering van de financieringseis is dat door middel hiervan wordt voorkomen dat in het buitenland wonende beleggers, die niet belastingplichtig zijn in Nederland, hun belang in de fiscale beleggingsinstelling grotendeels zouden kunnen financieren met leningen. Omdat Nederland alleen een bronheffing kent over dividenden en niet over interest, zouden deze beleggers vervolgens de rente 16 Kamerstukken II 2006/07, , nr. 7, p J.H.J. Borsboom, Fiscale beleggingsinstellingen, Deventer 2010, p

19 zonder heffing in Nederland kunnen ontvangen, terwijl de verschuldigde rente door de fiscale beleggingsinstelling wel de winst zou verminderen die ze verplicht moeten uitkeren. 18 Deze eis werd in de praktijk als knellend ervaren, waardoor bij de invoering van de VBI deze eis buiten toepassing is gelaten. Hiermee heeft men getracht de VBI een flexibel karakter te geven, om zo in te spelen op de wensen van de markt Geen aandeelhoudersvereisten Tot slot gelden er voor de VBI geen aandeelhoudersvereisten zoals voor de fiscale beleggingsinstelling, waarbij de gedachte dat de beleggende particulier via een beleggingsinstelling moet kunnen beleggen zonder dat dit leidt tot extra heffing op het niveau van de instelling tot uitdrukking is gebracht door middel van bepaalde eisen ten aanzien van de aandeelhouders. Deze staan beschreven in artikel 28, tweede lid, onderdelen c en d van de Wet Vpb Onderdeel c ziet op de fiscale beleggingsinstellingen die zich richten op een groot publiek. Hierin is ten eerste bepaald dat ten aanzien van de aandelen het belang bij het lichaam niet voor 25 procent of meer mag berusten bij een enkele natuurlijke persoon. Ten tweede geldt ten aanzien van aandelen dat deze niet voor 45 procent of meer bij een lichaam mag berusten, niet zijnde een beleggingsinstelling die is onderworpen aan een in enige vorm naar de winst geheven belasting. Ook mogen twee verbonden lichamen zoals hiervoor beschreven, niet samen 45 procent of meer van de aandelen in hun bezit hebben. Vervolgens ziet onderdeel d op de fiscale beleggingsinstelling die niet gericht is op een groot publiek. Ten aanzien van aandelen geldt daarvoor dat er geen natuurlijke personen mogen zijn die een aanmerkelijk belang hebben in het lichaam en dat 75 procent of meer van de aandelen moet berusten bij natuurlijke personen, bij lichamen die niet zijn onderworpen aan een in enige vorm naar de winst geheven belasting of die daarvan zijn vrijgesteld, dan wel bij beleggingsinstellingen als bedoeld in onderdeel c. Bij de VBI zijn zoals gezegd deze aandeelhoudersvoorwaarden niet van toepassing, waardoor alle natuurlijke personen, ondernemers en institutionele beleggers erin kunnen deelnemen, mits voldaan is aan de voorwaarden zoals beschreven in hoofdstuk drie. 20 Hierdoor is de VBI ook in dit opzicht toegankelijker dan de fiscale beleggingsinstelling en speelt zo ook meer in op de wensen van de markt, waardoor het ontbreken van deze vereisten in mijn ogen kan worden beschouwd als een voordeel ten opzichte van de fiscale beleggingsinstelling. 18 J. Verburg, Vennootschapsbelasting, fiscale hand- en studieboeken, Deventer, Kluwer 2000, p Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p Ten aanzien van de aandeelhouders geldt slechts dat er ten minste twee aandeelhouders dienen te zijn, waarvan de grootste aandeelhouder niet meer dan 90 procent van de aandelen mag bezitten, zoals beschreven in paragraaf

20 5.3 Nadelen Geen verdragsbescherming Lichamen die in hun vestigingsstaat vrijgesteld zijn van belastingheffing, worden daar niet gekwalificeerd als inwoner van die staat voor de toepassing van belastingverdragen waardoor deze lichamen geen verdragsbescherming genieten. Vanwege het feit dat de VBI is vrijgesteld van vennootschapsbelasting, vindt er geen kwalificatie plaats als inwoner van Nederland voor de toepassing van belastingverdragen en is er dus ook geen sprake van verdragsbescherming. Dit komt erop neer dat de VBI geen aanspraak kan maken op verrekening of teruggave van betaalde bronbelasting. De fiscale beleggingsinstelling daarentegen wordt wel als inwoner gekwalificeerd voor de toepassing van belastingverdragen, en geniet dus ook verdragsbescherming. De reden hiervoor is het nul procent tarief dat voor de vennootschapsbelasting van toepassing is op de fiscale beleggingsinstelling. De instelling betaalt weliswaar geen vennootschapsbelasting, maar is ook niet vrijgesteld, waardoor er wel kwalificatie als inwoner plaatsvindt en er dus sprake is van verdragsbescherming. 21 Het niet als inwoner aangemerkt worden en vervolgens geen verdragsbescherming genieten waardoor betaalde bronbelasting niet verrekend kan worden is dus duidelijk aan te merken als een nadeel van de VBI ten opzichte van de fiscale beleggingsinstelling. Tevens is het ontbreken van verdragsbescherming in mijn ogen een gemiste kans om de fiscale concurrentiepositie van Nederland te verbeteren. Concurrerende buitenlandse regelingen voor beleggingsinstellingen als de Luxemburgse SICAV en de Ierse UCITS 22 hebben eveneens geen verdragsbescherming, waardoor de VBI zich op dit punt had kunnen onderscheiden en waardoor het nog aantrekkelijker had kunnen zijn voor beleggingsinstellingen om zich in Nederland te vestigen. Naast het ontbreken van de mogelijkheid om betaalde buitenlandse bronheffing te verrekenen, is het ook niet mogelijk om Nederlandse dividendbelasting terug te vorderen die is ingehouden over dividenduitkeringen uit de beleggingen, omdat de VBI is uitgesloten van artikel 10 lid 1 van de Wet op de Dividendbelasting Beleggingsrestricties Een ander nadeel is gelegen in de in paragraaf 3.4 besproken beleggingsrestricties. Daaruit volgde dat een VBI slechts mag beleggen in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, zoals aandelen en obligaties. In tegenstelling tot de fiscale beleggingsinstelling is het bij de VBI bijvoorbeeld niet toegestaan om te beleggen in onroerende zaken. Deze beperkingen 21 Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p Zie paragraaf Hierin wordt de mogelijkheid gegeven tot teruggaaf van ingehouden dividendbelasting voor in Nederland gevestigde vennootschappen die niet aan vennootschapsbelasting zijn onderworpen. 20

21 kunnen mijns inziens ook als een nadeel van de VBI worden beschouwd ten opzichte van de fiscale belegginginstelling Heffing over forfaitair voordeel Een derde nadeel van de VBI is het verschuldigd zijn van inkomstenbelasting in box II over een forfaitair voordeel van vier procent, zoals beschreven in paragraaf 2.3. Deze heffing komt voort uit het feit dat de VBI geen verplichte jaarlijkse winstuitkering hoeft te doen, wat bij de fiscale beleggingsinstelling wel het geval is. Bij de VBI zou het moment van heffing hierdoor kunnen worden uitgesteld tot het moment van vervreemding van de aandelen, een situatie die de wetgever ongewenst vond. Daarop werd besloten om een forfaitair voordeel van vier procent in aanmerking te nemen en hierover 25 procent te heffen, wat neerkomt op één procent effectieve heffing. Een VBI wordt in veel gevallen opgericht door een vermogende DGA. Het zal vanwege die vermogendheid dan ook vaak voorkomen dat de DGA het niet nodig acht om winst uit te keren, waardoor deze forfaitaire heffing plaatsvindt. De DGA wordt dan met zijn privévermogen in de heffing betrokken, waardoor dit een nadeel oplevert van de VBI. Wel dient hierbij opgemerkt te worden, dat bij de vervreemding van de aandelen de betaalde forfaitaire belasting in aanmerking wordt genomen bij de verkrijgingsprijs van de aandelen, waardoor uiteindelijk het werkelijke rendement wordt belast. In vergelijking met de fiscale beleggingsinstelling vind ik deze forfaitaire heffing dan ook niet opwegen tegen het voordeel van het niet verplicht zijn om jaarlijks winst uit te keren bij de VBI. 5.4 Conclusie In dit hoofdstuk zijn de voor- en nadelen van de VBI-regeling aan bod gekomen. Buiten de fiscale voordelen die de VBI biedt (vrijstelling voor de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting), is ook naar voren gekomen dat de VBI in vergelijking met de fiscale beleggingsinstelling minder eisen stelt ten aanzien van de financiering en de aandelen, waardoor de VBI een flexibeler karakter heeft en daarom toegankelijker en aantrekkelijker is voor veel beleggingsinstellingen. Daarnaast is echter ook duidelijk geworden dat bepaalde voordelen een keerzijde hebben, en dus een nadeel opleveren ten opzichte van de fiscale beleggingsinstelling. De vrijstelling voor de vennootschapsbelasting zorgt aan de andere kant ervoor dat de VBI geen verdragsbescherming geniet en daardoor betaalde bronbelasting niet kan verrekenen. Ook kan ingehouden (Nederlandse) dividendbelasting niet worden teruggevorderd. Verder heeft het niet verplicht zijn om jaarlijks winst uit te keren als keerzijde dat een forfaitair voordeel in aanmerking wordt genomen dat in de inkomstenbelasting in box II wordt belast. Er kan dus niet gesteld worden dat een beleggingsinstelling altijd beter af is met de status van VBI. Het lichaam zal met inachtneming van de eigen omstandigheden en mogelijkheden moeten beoordelen welke regeling gunstiger is: artikel 6a of artikel 28 Wet Vpb

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Tilburg University Bachelor thesis. De vrijgestelde beleggingsinstelling

Tilburg University Bachelor thesis. De vrijgestelde beleggingsinstelling Tilburg University Bachelor thesis De vrijgestelde beleggingsinstelling Michelle Remmers Administratienummer: 175262 Studierichting: Fiscale Economie Begeleiding: Drs. J.J.H. Gortzak Examencommissie: Prof.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten

Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten Mr. M.J.P.C. Steinbusch 1 Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten 31 In Nederland worden meer dan 10.000 verschillende beleggingsfondsen en verschillende aandelensoorten

Nadere informatie

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen 1. Inleiding In dit memorandum gaan wij in op een aantal fiscale aspecten die een rol kunnen spelen bij het opzetten van een (particulier)

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 269 Wet van 21 juli 2007, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Maarten Jan Brouwer Jan Pieter van Eck Disclaimer vooraf: sinds het opstellen van deze presentatie, is het

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen Auteurs: V.L.M. Bonifacio-Pieters MSc en J.J. Job MSc 1 Behalve voor het zonnige weer, de uitgestrekte zandstranden,

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het beheren van vermogen in Nederland en België Juni 2013 Maurice de Clercq Programma 1. Inleiding 2. Nederland 3. België 4. Synthese Nederland/ België 5. Conclusie

Nadere informatie

Wet op de dividendbelasting 1965

Wet op de dividendbelasting 1965 Wet op de dividendbelasting 1965 Wet van 23 december 1965, houdende vervanging van het Besluit op de Dividendbelasting 1941 door een nieuwe wettelijke regeling, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2009, 611

Nadere informatie

De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 MR. M.VERMEER De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Nr. 76 / augustus 2007 O & F 34 Op 15 februari 2007 heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*]

Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*] Vakblad Financiële Planning, De VBI en het open fonds voor gemene rekening Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: 17-08-2015 Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*] De vrijgestelde belegginginstelling

Nadere informatie

Checklist Deelnemingsvrijstelling

Checklist Deelnemingsvrijstelling Checklist Deelnemingsvrijstelling Wie een (persoonlijke) holding bezit met daarin aandelen in een werkmaatschappij, zal al snel achter het belang van de deelnemingsvrijstelling komen. De deelnemingsvrijstelling

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund te houden op 25 april 2014, om 14:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam

Nadere informatie

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. 1. Algemeen systeem. De wet voorziet in diverse gedetailleerde

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband

Nadere informatie

Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling

Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling De eis van gelijke winstverdeling in het huidige klimaat (van de effectenbeleggingsinstelling) 18 april 2012 Marc Steinbusch For institutional investors 1 Fiscale

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen Ministerie van Justitie en Veiligheid Ingediend op https://www.internetconsultatie.nl/moderniseringpersonenvennootschap Amsterdam, 29

Nadere informatie

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een

Nadere informatie

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht en de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Vrijgesteld beleggen in Nederland. Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden

Vrijgesteld beleggen in Nederland. Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden Vrijgesteld beleggen in Nederland Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden CLAVIS Vermogensstructurering Directievoering Trustdiensten Vermogensbeheer (Infra)structuur

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao

Nadere informatie

Dit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr De wijzigingen zijn de volgende.

Dit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr De wijzigingen zijn de volgende. Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling. Wijziging van het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr. 5544 Belastingdienst/Directie Vaktechniek

Nadere informatie

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2008, 574 HOOFDSTUK 1 REIKWIJDTE

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Wet werken aan winst in Staatsblad

Wet werken aan winst in Staatsblad Wet werken aan winst in Staatsblad De Wet werken aan winst is op 12 december 2006 in het Staatsblad gepubliceerd. Dit betekent dat de meeste wijzigingen ingevolge deze wet op 1 januari 2007 in werking

Nadere informatie

Ruim baan voor de dga?

Ruim baan voor de dga? Ruim baan voor de dga? In hoeverre dienen de Nederlandse regimes voor beleggingsinstellingen open te staan voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder? Naam : Mark Foesenek Administratienummer

Nadere informatie

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) Aan: Van: Staatssecretaris van Financiën Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) Datum: 10 december 2018 Betreft: Reactie op internetconsultatie implementatie ATAD2 Geachte heer Snel,

Nadere informatie

Gedeeltelijke afschaffing afrekenverplichting voor bepaalde saldolijfrenten

Gedeeltelijke afschaffing afrekenverplichting voor bepaalde saldolijfrenten Gedeeltelijke afschaffing afrekenverplichting 31-12-2020 voor bepaalde saldolijfrenten 1. Inleiding Op 17 september 2019 is het pakket Belastingplan 2020 ingediend bij de Tweede Kamer. Een van de voorgestelde

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente

Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente Uitvoeringsbesluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente Artikel 1 Reikwijdte en definities 1. Dit besluit geeft uitvoering aan de artikelen 13l en 15ad van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Nadere informatie

DGAWijzer. Vermogensopbouw. Inhoud

DGAWijzer. Vermogensopbouw. Inhoud DGAWijzer Vermogensopbouw Inhoud Vermogensopbouw door de DGA 1 Beleggen in de BV 2 Beleggen in de BV via stapelaars 2 Beleggen in privé na dividenduitkering 2 Lenen van de BV 3 De vrijgestelde beleggingsinstelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19 Inhoud Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 21 1.1 Inleiding 21 1.2 De DGA fiscaal vergeleken met de IB-ondernemer 22 1.3 Vergelijking box 2 en box 3 Wet

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 17208 1 april 2019 Omzetbelasting. Beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen; bijzonder overheidstoezicht Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsondernemingen (Wet modernisering Vpb-plicht

Nadere informatie

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008)

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008) KPMG Tax & Legal Services Kantooradres Kaya Flamboyan 7 Curaçao Nederlandse Antillen Postadres Postbus 3766 Curaçao Nederlandse Antillen Telefoon (599-9) 732-5400 Telefax (599-9) 737-3409 DE PENSHONADO

Nadere informatie

Dukers & Baelemans FFP Forum Anonimiseren van structuren en vermogen Patrick van Erp

Dukers & Baelemans FFP Forum Anonimiseren van structuren en vermogen Patrick van Erp Dukers & Baelemans FFP Forum 2019 Anonimiseren van structuren en vermogen Patrick van Erp Inhoud Inleiding Actualiteiten rondom anonimiseren van vermogen en structuren Waarom Invoering UBO register Invoering

Nadere informatie

Besluit overdrachtsbelasting Nieuwe goedkeuringen.

Besluit overdrachtsbelasting Nieuwe goedkeuringen. Besluit overdrachtsbelasting Nieuwe goedkeuringen. Den Haag, 30 juni 2014 Het besluit nr. BLKB/2014/194M van 3 juni 2014 vervangt het besluit van 14 december 2011, nr. BLKB2011/1803M en bevat beleid over

Nadere informatie

Vehikels voor estate planning in Nederland

Vehikels voor estate planning in Nederland The BeNeLux Branch of the Society of Trust & Estate Practitioners (STEP) Vehikels voor estate planning in Nederland VBI, Besloten fonds voor gemene rekening en APV 20 februari 2014 Programma Paul Schut:

Nadere informatie

Prinsjesdag 2015 - fiscale actualiteiten

Prinsjesdag 2015 - fiscale actualiteiten 21 september 2015 Prinsjesdag 2015 - fiscale actualiteiten Op Prinsjesdag 2015 is het Belastingplan 2016 gepresenteerd. Dit plan bevat helaas niet de eerder door velen gehoopte radicale aanpassing van

Nadere informatie

Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht

Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht door Mr. P.M. van Schie Prof. dr. CA. de Kam Mr. J. Lamens Mr. drs. F.J.P.M. Haas Twaalfde herziene druk Kluwer Deventer - 2004 INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij

Nadere informatie

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 7 hoofdstuk Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Opgave 7.1 Ja. Samen bezitten ze 5% van het geplaatste aandelenkapitaal. Beiden hebben een aanmerkelijk belang. Opgave 7.2 Nee. Na de echtscheiding

Nadere informatie

1 Maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017

1 Maatregelen in het wetsvoorstel Belastingplan 2017 Inleiding Op Prinsjesdag is aan de Tweede Kamer het pakket Belastingplan 2017 aangeboden. Het pakket Belastingplan 2017 bestaat uit zes wetsvoorstellen. Onder andere in het wetsvoorstel Belastingplan 2017

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Centen en Stenen: Waar moet je wezen Maurice de Clercq Inhoud 1. Aftrekken 2. 10 jaars termijn aanmerkelijk belang 3. 10 jaars termijn successie 4. In Nederland staat

Nadere informatie

Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan.

Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan. Beste klant, Voor wat dividenduitkeringen uit vennootschappen betreft, zijn er verregaande wijzigingen aan het fiscaal regime dat die ondergaan. 1. De belangrijkste wijziging betreft de roerende voorheffing

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 1 Inkomstenbelasting AB 1 programma Inleiding aanmerkelijk belang Ratio regeling Wanneer sprake van AB? Meesleepregeling en meetrekregeling Reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen Verkrijgingsprijs

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 642 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin

Nadere informatie

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs De eigen bijdrage in de AWBZ: Vermogensbescherming zonder te schenken Maurice De Clercq & Harjit Singh Juni 2013 Programma Inleiding Belastingdruk bij eigen bijdrage

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

Checklist Dga en zijn bv Haal het beste uit de fiscale positie van de dga

Checklist Dga en zijn bv Haal het beste uit de fiscale positie van de dga Checklist Dga en zijn bv Haal het beste uit de fiscale positie van de dga 1. Wie is directeur-grootaandeelhouder? De directeur-grootaandeelhouder (dga) is enerzijds directeur van een bv en anderzijds aandeelhouder.

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

Nieuwsbrief december 2012

Nieuwsbrief december 2012 Eindejaar tips voor de onderneming Voorkom toepassing van thin capitalization Zijn er in uw concern groepsleningen afgesloten? U kunt toepassing van de renteaftrekbeperking voor groepsleningen op grond

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking.

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking. 1/7 Leidraad voor de terugvordering van de roerende voorheffing op de eerste schijf van 640 EURO aan gewone dividenden uit aandelen of rechten van deelneming De programmawet van 25 december 2017 bevat

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 207 Wet van 4 juni 2015 tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de modernisering van

Nadere informatie

Ruitenburg University. Belastingheffing privé vs bv

Ruitenburg University. Belastingheffing privé vs bv Ruitenburg University Belastingheffing privé vs bv Inhoud bijeenkomst Introductie belastingheffingssystematiek Ondernemen in privé of in BV Salaris of dividend Vermogen, in BV of eruit? Hypotheek aflossen?

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 2

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54139 11 oktober 2018 Vennootschapsbelasting. Subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen (artikel 6 van

Nadere informatie

Van de regen in de drup?

Van de regen in de drup? Van de regen in de drup? Inleiding Het is geen geheim dat de Nederlandse markt voor beleggingsinstellingen sterke concurrentie ondervindt van landen zoals Luxemburg en Ierland. Deze concurrentie wordt

Nadere informatie

Ontbinding en vereffening

Ontbinding en vereffening Ontbinding en vereffening Art. 208-214 Situering TITEL III : VENNOOTSCHAPSBELASTING Art. 179-219bis HOOFDSTUK I : AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN Art. 179-182 HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN

Nadere informatie

ABN AMRO Investment Management B.V. Jaarrekening 2013

ABN AMRO Investment Management B.V. Jaarrekening 2013 Jaarrekening 2013 Pagina 1 van 12 INHOUD Pagina Directieverslag 3 Balans per 31 december 2013 4 Winst- en verliesrekening 2013 5 Toelichting algemeen 6 Toelichting op de balans per 31 december 2013 8 Toelichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 709 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN I. Inleiding De Europese Commissie lanceerde op 28 januari 2016 haar voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38087 7 juli 2017 Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon 3 april 2017 nr. 2017/116 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen 1 Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 3 april 2017, nr. 2017/116, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende

Nadere informatie

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2

2009 -- Bedrijfsadministratie - GBE3.2 (FE) - Deel 2 GBE3.2 (FE) les 4 programma Wat is een fusie Bedrijfsoverdracht en bedrijfsfusie Bedrijfsfusie Juridische fusie Een fusie is het samengaan van twee meer ondernemingen die daarna als economische eenheid

Nadere informatie

Bepaalde dienstenverleners, zoals bijvoorbeeld artsen, maken veel gebruik van een personenvennootschap

Bepaalde dienstenverleners, zoals bijvoorbeeld artsen, maken veel gebruik van een personenvennootschap Bepaalde dienstenverleners, zoals bijvoorbeeld artsen, maken veel gebruik van een personenvennootschap Ter promotie van Curaçao en zijn financiële sector schreven de advocaten Sueena Francisco en Arthur

Nadere informatie

Financiële bijsluiter VBI Winkelfonds NV Deeluitgifte C

Financiële bijsluiter VBI Winkelfonds NV Deeluitgifte C Financiële bijsluiter VBI Winkelfonds NV Deeluitgifte C De overheid heeft de financiële bijsluiter voor financiële producten als VBI Winkelfonds NV deeluitgifte C verplicht gesteld. De financiële bijsluiter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

EENMANSZAAK OF B.V.?

EENMANSZAAK OF B.V.? EENMANSZAAK OF B.V.? Inleiding Dit memorandum beoogt ondernemers informatie te verschaffen over twee hoofdvormen waarin een onderneming kan worden gedreven: de eenmanszaak en de B.V., en de keuze tussen

Nadere informatie

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland April 2017 Mr. P. Homan Belastingadviseur E-mail: p.homan@edo.nl Internet: www.edo.nl Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal

Nadere informatie