Ruim baan voor de dga?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ruim baan voor de dga?"

Transcriptie

1 Ruim baan voor de dga? In hoeverre dienen de Nederlandse regimes voor beleggingsinstellingen open te staan voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder? Naam : Mark Foesenek Administratienummer : Adres : Kapelakker BT Zundert Telefoonnummer : Studie : Faculteit : MSc Fiscale Economie, Universiteit van Tilburg Economie en bedrijfswetenschappen Afstudeerdatum : 15 februari 2011 Examencommissie : Prof.dr. J.A.G. van der Geld Mr. D.S. Smit

2 Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van de afronding van de masteropleiding Fiscale Economie aan de Universiteit van Tilburg. Omdat zowel de vakken ten aanzien van de inkomstenbelastingheffing als de vakken ten aanzien van de vennootschapsbelastingheffing mij tijdens mijn studie erg aanspraken, heb ik gekozen voor een onderwerp dat beide heffingen raakt. Ik heb gekozen mijn scriptie te schrijven over de beleggingsregimes op grond van art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb In deze scriptie worden deze regimes benaderd vanuit de invalshoek van de beleggende directeur-grootaandeelhouder. Op deze plaats wil ik graag kort stilstaan bij het overlijden van de heer Te Niet. Dat hij gedurende het begeleiden van mijn scriptie zo plotseling op zeer jonge leeftijd overleed, vind ik ontzettend triest. Graag wil ik hem alsnog bedanken voor zijn aandeel in de begeleiding van mijn scriptie. Graag wil ik ook de heer Smit bedanken. Hij heeft de begeleiding van mijn scriptie op uitstekende wijze van de heer Te Niet overgenomen. Met zijn deskundigheid en kritische blik, wist hij me steeds weer te motiveren en werd ik steeds weer aangemoedigd me kritisch op te stellen ten opzichte van mijn eigen werk. Hij heeft me absoluut geholpen deze scriptie tot een hoger niveau te tillen. Daarnaast wil ik graag mijn werkgever KPMG Meijburg & Co bedanken voor de mogelijkheden die zij mij boden om deze scriptie met succes af te ronden. Van de tijd en de enorme hoeveelheid vaktechnische bronnen die zij beschikbaar hebben gesteld, heb ik dankbaar gebruik gemaakt. Als laatste wil ik graag mijn vriendin, ouders, collega s en vrienden bedanken. Mijn vriendin, ouders en vrienden waren er wanneer ik mijn scriptie even van me af wilde zetten. Mijn vriendin was er daarnaast wanneer ik een kritische of motiverende opmerking nodig had. Mijn collega s wil ik graag bedanken voor de mogelijkheden die zij boden om te sparren over mijn onderwerp. Het resultaat is de scriptie die hier voor u ligt. Mark Foesenek Zundert, januari

3 Inhoudsopgave Voorwoord...2 Inhoudsopgave...3 Hoofdstuk 1 Inleiding...6 Paragraaf 1.1 Introductie...6 Paragraaf 1.2 Probleemstelling...6 Paragraaf 1.3 Onderzoeksopzet...7 Hoofdstuk 2 Beschrijving fbi-regime...9 Paragraaf 2.1 Inleiding...9 Paragraaf 2.2 Ratio Intermediaire functie...9 Paragraaf 2.3 Fiscale gevolgen Vennootschapbelasting Dividendbelasting Belastingheffing van aandeelhouders in Nederland Belastingheffing van aandeelhouders buiten Nederland...14 Paragraaf 2.4 Voorwaarden Rechtsvorm Doel en feitelijke werkzaamheid Financiering Winstuitdeling Aandeelhouders in het buitenland Overige vereisten...24 Paragraaf 2.5 Conclusie...25 Hoofdstuk 3 Beschrijving vbi-regime...27 Paragraaf 3.1 Inleiding...27 Paragraaf 3.2 Ratio Intermediaire functie Vestigingsklimaat

4 Paragraaf 3.3 Fiscale gevolgen Vennootschapsbelasting Dividendbelasting Belastingheffing van aandeelhouders in Nederland Belastingheffing van aandeelhouders buiten Nederland...31 Paragraaf 3.4 Voorwaarden Rechtsvorm Open-end karakter Beleggingsinstelling Doel en feitelijke werkzaamheid Financiële instrumenten Risicospreiding Overige vereisten...46 Paragraaf 3.5 Conclusie...47 Hoofdstuk 4 Fbi en vbi als beleggingsvehikel voor de dga...48 Paragraaf 4.1 Inleiding...48 Paragraaf 4.2 De fiscale beleggingsinstelling als beleggingsvehikel voor de dga Voorwaarden fbi vanuit dga-perspectief Aandeelhoudersvereisten en bestuurders- en commissarissenvereiste fbi...52 Paragraaf 4.3 De vrijgestelde beleggingsinstelling als beleggingsvehikel voor de dga Voorwaarden vbi vanuit dga-perspectief Collectiviteitsvereiste vbi...60 Paragraaf 4.4 Gevolgen volledige openstelling fbi- en/of vbi-regime voor de dga Zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder in Nederland Zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder in het buitenland...72 Paragraaf 4.5 Conclusie...75 Hoofdstuk 5 Rechtvaardiging voorwaarden fbi- en vbi-regime...76 Paragraaf 5.1 Inleiding...76 Paragraaf 5.2 Argumenten vóór aandeelhouders-/collectiviteitsvereisten Inleiding Ratio: intermediaire functie Oneigenlijk gebruik Directeur-grootaandeelhouder vs. ondernemer

5 5.2.5 Conclusie...85 Paragraaf 5.3 Argumenten tegen aandeelhouders-/collectiviteitsvereisten Inleiding Ratio: concurrentiepositie verbeteren Directeur-grootaandeelhouder vs. belegger Conclusie...93 Paragraaf 5.4 Afweging Inleiding Ratio Gelijkheid Aandachtspunten Paragraaf 5.5 Conclusie Hoofdstuk 6 Conclusie Literatuuroverzicht Jurisprudentieregister

6 Hoofdstuk 1 Inleiding Paragraaf 1.1 Introductie Op 1 augustus 2007 heeft de wetgever naast het reeds lange tijd bestaande regime voor fiscale beleggingsinstellingen in art. 28 Wet Vpb 1969 een nieuw regime geïntroduceerd, het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen in art. 6a Wet Vpb De wetgever meende met de introductie van dit regime een belangrijke stap te zetten in het versterken van de nationale, fiscale infrastructuur voor beleggingsinstellingen en stelde dat met de nieuwe regeling een breed spectrum van de beleggersmarkt werd bediend. 1 In hoeverre de wetgever er in geslaagd is de Nederlandse fiscale regelgeving op het vlak van beleggingsinstellingen in het spoor te brengen met de regimes in de omringende landen kan men zich afvragen. Dit geldt met name voor de breedte van het nu door de wetgever bediende spectrum van de beleggersmarkt. Voor zelfstandig beleggende vermogende directeurengrootaandeelhouders zijn de huidige Nederlandse regelingen, in tegenstelling tot bepaalde buitenlandse regimes, bijvoorbeeld niet of slechts onder beperkende voorwaarden van toepassing. Paragraaf 1.2 Probleemstelling De centrale probleemstelling in dit onderzoek luidt: In hoeverre is het gerechtvaardigd dat de voorwaarden ten aanzien van fiscale beleggingsinstellingen in art. 28 Wet Vpb 1969 en vrijgestelde beleggingsinstellingen in art. 6a Wet Vpb 1969 zodanig zijn vormgegeven dat deze regimes (de facto) niet of slechts beperkt open staan voor de directeur-grootaandeelhouder die zelfstandig beleggingsactiviteiten verricht? Reeds voorafgaand aan de introductie van art. 6a Wet Vpb 1969 werd er in de literatuur over gediscussieerd of de vereisten in art. 28 Wet Vpb 1969 dienden te worden versoepeld. 2 Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot invoering van art. 6a Wet Vpb 1969 werd deze discussie nieuw leven ingeblazen. Daarnaast kwam de vraag op in hoeverre de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder toegang diende te krijgen tot het nieuwe regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen. 3 In beide discussies stond in feite dezelfde vraag centraal, 1 Zie MvT, Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, blz.2. 2 Zie o.a. E.J.W. Heithuis, 'De fbi in het ab: de wetgever ontspoort', NTFR 2002/ Zie o.a. E.J.W. Heithuis, 'Evaluatie Wet IB 2001; het aanmerkelijkbelangregime van box 2', WFR 2006/291, E.J.W. Heithuis, Ruim baan voor de FBI!, WFR 2007/709, W. Bruins Slot, De vrijgestelde beleggingsinstelling, NTFR Beschouwingen 2007/40 en W. Bruins Slot, 'De ruime baan voor de vbi', NTFR Beschouwingen 2008/25. 6

7 namelijk: dienen zelfstandig beleggende directeuren-grootaandeelhouders toegang te hebben tot de Nederlandse fiscale regelingen voor beleggingsinstellingen? Met de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder in deze vraag wordt gedoeld op een natuurlijke persoon die in privé, via een transparant lichaam of via een non-transparant lichaam zelfstandig beleggingsactiviteiten verricht of wenst te verrichten. Met dit onderzoek wordt op deze discussies ingegaan. In dit onderzoek wordt getracht te bepalen in hoeverre het gerechtvaardigd is dat de wetgever de huidige Nederlandse fiscale regelingen voor beleggingsinstellingen voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder niet of slechts onder beperkende voorwaarden openstelt. Om te toetsen of dit het geval is, dient het gelijkheidsbeginsel als leidraad. Daarnaast wordt de ratio van de wetgever in ogenschouw genomen. Paragraaf 1.3 Onderzoeksopzet Om te kunnen beoordelen in hoeverre de wetgever de regimes in art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969 dient open te stellen voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder is het belangrijk voor ogen te hebben wat deze regimes inhouden. In hoofdstuk 2 en 3 worden de bepalingen art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969 daarom inhoudelijk beschreven. Het regime voor fiscale beleggingsinstellingen in art. 28 Wet Vpb 1969 komt in hoofdstuk 2 aan bod en het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen in art. 6a Wet Vpb 1969 in hoofdstuk 3. Naast de directe fiscale gevolgen, de door de wetgever gestelde voorwaarden en de wijze waarop deze voorwaarden dienen te worden uitgelegd, wordt besproken met welke bedoelingen de wetgever de regelingen in art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969 in het leven heeft geroepen. Na de inhoudelijke bespreking van de regimes voor fiscale- en vrijgestelde beleggingsinstellingen in hoofdstuk 2 en 3, wordt in hoofdstuk 4 geanalyseerd hoe de positie van de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder zich verhoudt tot de regimes in art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb In dit hoofdstuk wordt nagegaan in hoeverre de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder toegang heeft tot de regimes voor fiscale- en vrijgestelde beleggingsinstellingen en wordt besproken welke invloed de openstelling van deze regimes heeft op de fiscale positie van de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder. In hoofdstuk 5 wordt gekomen tot de kern van dit onderzoek. In dit hoofdstuk komen de argumenten vóór en tegen de openstelling van de regimes voor fiscale- en vrijgestelde beleggingsinstellingen in art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969 voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder aan bod. Een centrale rol hierin speelt het gelijkheidsbeginsel zoals dat geldt op grond van art. 26 van het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (hierna: IVBPR) en art. 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). 7

8 Rekening houdend met het gelijkheidsbeginsel in de zin van deze bepalingen en de ratio van art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969, worden de verschillende argumenten pro en contra afgewogen en wordt beoordeeld of en in hoeverre de regimes in art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969 dienen te worden opengesteld voor de zelfstandig beleggende directeurgrootaandeelhouder. In hoofdstuk 6 wordt besloten met mijn conclusie en daaruit volgende aanbevelingen. Aan de hand van de in hoofdstuk 5 gemaakte afweging zal ik de wetgever adviseren de poort voor directeuren-grootaandeelhouders tot de regimes in art. 28 Wet Vpb 1969 en art. 6a Wet Vpb 1969 volledig te openen of juist niet. 8

9 Hoofdstuk 2 Beschrijving fbi-regime Paragraaf 2.1 Inleiding Om te kunnen beoordelen in hoeverre de wetgever de regimes in art. 6a Wet Vpb 1969 en art. 28 Wet Vpb 1969 dient open te stellen voor de zelfstandig beleggende directeur-grootaandeelhouder is het belangrijk voor ogen te hebben wat deze regimes inhouden. In dit hoofdstuk wordt daarom nagegaan wat toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen in de zin van art. 28 Wet Vpb 1969 met zich meebrengt. In het volgende hoofdstuk wordt het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen in de zin van art. 6a Wet Vpb 1969 besproken. In paragraaf 2.2 wordt nagegaan met welke bedoelingen de wetgever de fiscale beleggingsinstelling in het leven heeft geroepen. In paragraaf 2.3 worden de fiscale gevolgen van toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen besproken, waarna in paragraaf 2.4 wordt stilgestaan bij de aan het regime verbonden voorwaarden. De vereisten ten aanzien van de aandeelhouders, bestuurders en commissarissen van een fiscale beleggingsinstelling worden niet in dit hoofdstuk besproken. Vanwege de bijzondere rol die deze voorwaarden spelen voor de directeur-grootaandeelhouder die het regime voor fiscale beleggingsinstellingen wil toepassen, wordt op deze voorwaarden ingegaan in hoofdstuk 4. Tot slot van dit beschrijvende hoofdstuk wordt in paragraaf 2.5 aangegeven in hoeverre de centrale probleemstelling, na hetgeen in dit hoofdstuk is beschreven, is beantwoord. Paragraaf 2.2 Ratio In deze paragraaf wordt besproken waarom de wetgever het regime in art. 28 Wet Vpb 1969 in de wet heeft opgenomen. Centraal hierbij staat de intermediaire functie van beleggingsinstellingen. De wetgever ziet beleggingsinstellingen als de schakel tussen vele particuliere beleggers en de markt. Hieronder wordt besproken waarom de wetgever deze schakelfunctie zo van belang acht en hoe de wetgever met deze schakelfunctie in het achterhoofd tot de regeling voor fiscale beleggingsinstellingen in art. 28 Wet Vpb 1969 is gekomen Intermediaire functie De wetgever neemt als uitgangspunt dat beleggen met veel vermogen structureel een hoger rendement oplevert dan beleggen met minder vermogen. Met grotere vermogens kunnen schaalvoordelen en een betere risicospreiding worden gerealiseerd. Doordat de gemiddelde kosten en het risico van een beleggingsportefeuille dalen naarmate deze groter is, kan op een omvangrijke beleggingsportefeuille op lange termijn tegen een lager risico een hoger rendement worden gerealiseerd. Omdat de wetgever het niet wenselijk acht dat de voordelen van beleggen met veel vermogen slechts zijn voorbehouden aan een kleine groep (zeer) vermogenden, heeft 9

10 zij een regeling willen treffen die ook kleine particulieren toegang biedt tot de voordelen van beleggen met veel vermogen. Een beleggingsinstelling kan worden beschouwd als een intermediair tussen vele kleine particuliere beleggers en de markt waarop met veel vermogen kan worden belegd. Door samenvoeging en (professionele) belegging van het vermogen van vele particuliere beleggers biedt een beleggingsinstelling de kleine particuliere belegger toegang tot de voordelen van beleggen met veel vermogen. Collectief beleggen biedt particuliere beleggers de mogelijkheid volgens een zelf gekozen risicoprofiel samen te beleggen en daarmee schaalvoordelen te realiseren. 4 De fiscale drempel die particuliere beleggers er van kan weerhouden vermogen collectief te beleggen wenst de wetgever weg te nemen. De wetgever wenst de kleine particuliere belegger die belegt via een beleggingsinstelling even zwaar te belasten als een particuliere belegger die rechtstreeks belegt. 5 Zonder bijzondere regelgeving is dit niet het geval. Zonder een bijzondere regeling wordt een particuliere belegger die gebruik maakt van een beleggingsinstelling als intermediair namelijk zwaarder belast dan een particuliere belegger die zijn vermogen rechtstreeks belegt. Het fiscale nadeel voor de particulier die belegt via een beleggingsinstelling is gelegen in de belastingheffing op het niveau van de beleggingsinstelling. Terwijl over het rendement op beleggingen van rechtstreeks beleggende particulieren slechts enkelvoudig belasting wordt geheven op het niveau van henzelf, wordt over het rendement op beleggingen van particulieren die een intermediair inschakelen, zonder bijzondere regelgeving, meervoudig belasting geheven op het niveau van henzelf en op het niveau van de intermediair. Om de hierboven geschetste ongelijkheid in fiscale behandeling weg te nemen heeft de wetgever reeds in 1970 de regeling voor fiscale beleggingsinstellingen in de wet opgenomen. Indien een beleggingsinstelling kwalificeert als fiscale beleggingsinstelling in de zin van art. 28 Wet Vpb 1969 wordt de (vennootschaps)belastingdruk op het niveau van de beleggingsinstelling weggenomen. Hierdoor resteert ook voor de particuliere belegger die belegt via een intermediair nog slechts enkelvoudig de heffing van inkomstenbelasting. Paragraaf 2.3 Fiscale gevolgen Vennootschapbelasting De meest in het oog springende faciliteit binnen het regime voor fiscale beleggingsinstellingen is opgenomen in art. 9 Besluit beleggingsinstellingen. Op grond van deze bepaling bedraagt de 4 Zie ook NV, Kamerstukken II 2006/07, , nr. 7, blz Zie o.a. Conclusie van A-G Wattel, 3 mei 2005, nr , onderdeel 4.1, V-N 2005/

11 door fiscale beleggingsinstellingen in de zin van art. 28 Wet Vpb 1969 verschuldigde vennootschapsbelasting nul percent van het belastbare bedrag. Effectief betekent dit dat over de fiscale winsten van een fiscale beleggingsinstelling geen vennootschapsbelasting wordt geheven. Zoals in de vorige paragraaf is opgemerkt, wordt de vennootschapsbelastingdruk op het niveau van de fiscale beleggingsinstelling weggenomen. Hoewel van fiscale beleggingsinstellingen materieel geen vennootschapsbelasting wordt geheven, zijn fiscale beleggingsinstellingen wel belastingplichtig voor de heffing van vennootschapsbelasting. Dit is van groot belang voor de toepassing van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Belastingplichtigen hebben tot dergelijke verdragen namelijk slechts toegang indien zij in één van de verdragsstaten worden onderworpen aan een belasting naar de winst. Omdat fiscale beleggingsinstellingen voor de heffing van vennootschapsbelasting als belastingplichtig worden aangemerkt, hebben zij onbeperkt toegang tot de Nederlandse verdragen ter voorkoming van dubbele belasting Dividendbelasting Hoewel over de winsten van een fiscale beleggingsinstelling geen vennootschapsbelasting wordt geheven, blijven deze winsten niet onbelast. Evenals dividenduitkeringen van standaard vennootschappen leidt het uitkeren van dividend door een fiscale beleggingsinstelling in beginsel namelijk tot belastingheffing bij de achterliggende aandeelhouders en tot heffing van dividendbelasting. De belastingheffing bij de aandeelhouders komt in het volgende onderdelen aan bod, in dit onderdeel wordt de heffing van dividendbelasting besproken. Ook in de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB 1965) is voor fiscale beleggingsinstellingen een tweetal bijzondere bepalingen opgenomen. De eerste bijzondere bepaling betreft art. 3b Wet DB Op grond van deze bepaling worden vermogens- en koersresultaten van een fiscale beleggingsinstelling die zijn ondergebracht in een zogenoemde herbeleggingsreserve 6 aangemerkt als op aandelen gestort kapitaal, waardoor uitdelingen uit deze reserve zonder inhouding van dividendbelasting kunnen plaatsvinden. 7 De achtergrond van deze bepaling kan worden gevonden in de wijze waarop particuliere beleggers die rechtstreeks beleggen sinds 1 januari 2001 in de inkomstenbelastingheffing worden betrokken. Omdat rechtstreeks beleggende particulieren sinds 1 januari 2001 volgens Box III niet meer voor de daadwerkelijke vermogens- en koersresultaten in de inkomstenbelastingheffing worden betrokken, acht de wetgever het niet wenselijk dat voor de heffing van dividendbelasting van particuliere beleggers die beleggen via een fiscale beleggingsinstelling wel de daadwerkelijke 6 In onderdeel wordt kort op deze herbeleggingsreserve ingegaan. 7 Mits de instelling uitdrukkelijk in haar boekhouding en jaarrekening en tegenover haar aandeelhouders vastlegt dat sprake is van een uitdeling ten laste van de herbeleggingsreserve, blijft art. 3, lid 1, onderdeel d, Wet DB 1965 buiten toepassing. Zie Besluit Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2009, nr. CPP2009/813M, onderdeel

12 vermogens- of koersresultaten in aanmerking worden genomen. Beide categorieën particuliere beleggers wil de wetgever namelijk even zwaar belasten. 8 Vóór 2001 bestond de herbeleggingsreserve voor fiscale beleggingsinstellingen ook al. Echter, omdat dotaties aan de herbeleggingsreserve tot 1 januari 2001 niet op grond van art. 3b Wet DB 1965 als op aandelen gestort kapitaal werden aangemerkt, werd over uitkeringen uit de herbeleggingsreserve vóór 2001 wel dividendbelasting geheven. Tot 1 januari 2001 was de herbeleggingsreserve slechts van belang voor de hoogte van de uitdelingsverplichting. Dotaties aan de herbeleggingsreserve kwamen hierop in mindering en onttrekkingen uit deze reserve verhoogden de uitdelingsverplichting. 9 De tweede bijzondere bepaling voor fiscale beleggingsinstellingen in de Wet DB 1965 houdt verband met de behandeling van dividend- en bronbelasting in de Wet Vpb In beginsel worden vennootschappen namelijk voor de hen ten laste gebrachte dividend- en bronbelasting op ontvangen dividenden gecompenseerd in de heffing van vennootschapsbelasting. 10 Echter, voor fiscale beleggingsinstellingen geldt dit niet. Volgens art. 25, lid 1, Wet Vpb 1969 geldt de dividendbelasting voor fiscale beleggingsinstellingen in de zin van art. 28 Wet Vpb 1969 niet als voorheffing. Omdat een fiscale beleggingsinstellingen door toepassing van het nultarief materieel geen vennootschapsbelasting verschuldigd is, zou compensatie van de ten laste gebrachte dividend- en bronbelasting in de vennootschapsbelasting leiden tot een negatieve aanslag vennootschapsbelasting. De wetgever voorzag dat een dergelijke negatieve aanslag voor buitenlands belastingplichtige fiscale beleggingsinstellingen een onbeperkte mogelijkheid tot terugvordering van Nederlandse dividendbelasting zou bieden en achtte dat niet wenselijk. 11 Omdat de wetgever fiscale beleggingsinstellingen wel tot zekere hoogte wenst te compenseren voor ingehouden dividend- en bronbelastingen, geldt sinds 1 januari 2008 art. 11a, lid 1, Wet DB Op grond van deze bepaling wordt de door fiscale beleggingsinstellingen af te dragen dividendbelasting verminderd met de haar ten laste gebrachte ingehouden dividend- en bronbelasting op door haar ontvangen dividenden. Om ter zake van ingehouden buitenlandse 8 Zie MvT, Kamerstukken II, 1998/99, , nr. 3, blz. 10, 46 en 47, Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II 1987/88, , nr. B, onderdeel 2 en in dezelfde zin Cursus Belastingrecht, Dividendbelasting, onderdeel 2.0.5, Deventer: Kluwer (losbl.) en Fiscale Encyclopedie De Vakstudie, Commentaar op art. 3b van de Wet op de dividendbelasting 1965, aantekening 1.4, Deventer: Kluwer (losbl.). 9 Zie o.a. Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II 1998/99, , nr. A, blz. 29 en in dezelfde zin J. Kluft en E.B. Barten, 'Gewijzigde regelgeving ten aanzien van de fiscale beleggingsinstelling', TFO 2001/46, onderdeel en onderdeel en Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting (oud), onderdeel C.e.1, Deventer: Kluwer (losbl.). 10 Zie art. 25, lid 1, Wet Vpb 1969 en art. 36 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (hierna: BvdB 2001). Ingehouden dividendbelasting wordt als voorheffing in mindering gebracht op de verschuldigde vennootschapsbelasting o.g.v. art. 25, lid 1, Wet Vpb Ingehouden buitenlandse bronheffingen worden doorgaans verrekend volgens de verrekeningsmethode in art. 36 BvdB Zie MvT, Kamerstukken II 2007/08, , nr. 3, blz Zie B. Pijnaker, Commentaar artikel 11a Wet DB 1965 Vermindering, Commentaar < bijgewerkt tot 30 januari Tot 1 januari 2008 gold art. 10, lid 2 (oud), Wet DB Omdat het de reikwijdte van dit onderzoek te buiten gaat deze bepaling te bespreken, wordt aan deze oude regeling verder geen aandacht besteed. 12

13 bronheffingen niet meer compensatie te bieden dan ter zake van ingehouden Nederlandse dividendbelasting heeft de wetgever de in aanmerking te nemen ingehouden buitenlandse bronheffing gemaximeerd tot 15% van het bruto dividend Belastingheffing van aandeelhouders in Nederland Hoe de aandeelhouders van een fiscale beleggingsinstelling in de belastingheffing worden betrokken is sterk afhankelijk van de betreffende situatie. In dit onderdeel wordt stilgestaan bij de belastingheffing van in Nederland woonachtige aandeelhouders van een fiscale beleggingsinstelling, in het volgende onderdeel komen de buiten Nederland woonachtige aandeelhouders aan bod. Indien het belang in een fiscale beleggingsinstelling behoort tot het ondernemingsvermogen van een in Nederland woonachtige IB-ondernemer, worden de voordelen daaruit als winst uit onderneming belast met inkomstenbelasting volgens Box I. Indien de aandelen in een fiscale beleggingsinstelling rechtstreeks worden gehouden door een in Nederland woonachtige natuurlijk persoon maar niet gelden als ondernemingsvermogen, wordt inkomstenbelasting geheven volgens Box II of Box III. Box III is van toepassing voor particulieren met een beperkt belang in een fiscale beleggingsinstelling en Box II geldt voor beleggers met een aanmerkelijk belang. Indien Box III van toepassing is doen de werkelijke inkomsten uit een fiscale beleggingsinstelling voor de belastingheffing niet ter zake en wordt over de waarde van het belang 1,2% inkomstenbelasting per jaar geheven. 14 Indien Box II van toepassing is wordt wel geheven over de daadwerkelijke inkomsten. In dat geval wordt 25% inkomstenbelasting geheven over reguliere- en vervreemdingsvoordelen. 15 Indien de aandelen in een fiscale beleggingsinstelling rechtstreeks door een in Nederland gevestigd lichaam worden gehouden verloopt de belastingheffing anders. In dat geval wordt bij de uiteindelijke aandeelhouders natuurlijke personen ook inkomstenbelasting geheven, maar wordt over het resultaat uit de beleggingsactiviteiten van een fiscale beleggingsinstelling per saldo toch eerst vennootschapsbelasting geheven. Deze vennootschapsbelastingheffing vindt plaats op het niveau van de houder van de aandelen in een fiscale beleggingsinstelling. Een eerste belangrijk aspect in dit verband is de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Omdat de deelnemingsvrijstelling op grond van art. 13, lid 9, Wet Vpb 1969 niet van toepassing op voordelen uit zogenoemde laagbelaste beleggingsdeelnemingen, is de deelnemingsvrijstelling 13 Zie art. 11a, lid 2, Wet DB Zie art. 5.2 Wet IB 2001 en 2.13 Wet IB Op grond van de eerste bepaling wordt het rendement uit vermogensbestanddelen in Box III forfaitair vastgesteld op 4% van de rendementsgrondslag per begin van het kalenderjaar en op grond van de tweede bepaling wordt hierover 30% belasting geheven. Per saldo is sprake van een inkomstenbelastingheffing van 1,2% over de waarde. Tot 1 januari 2011 bedroeg de rendementsgrondslag op grond van art. 5.2 Wet IB 2001 het gemiddelde van de waarde daarvan per begin en einde van het kalenderjaar. 15 Zie art Wet IB 2001 en art Wet IB

14 namelijk niet van toepassing op dividenden uit een fiscale beleggingsinstelling. 16 Een tweede belangrijk aspect betreft het bepaalde in art. 13a, lid 1, Wet Vpb Indien een aandeelhouder, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam, een belang van 25% of meer heeft in een fiscale beleggingsinstelling, wordt dit belang op grond van deze bepaling namelijk verplicht jaarlijks op de waarde in het economische verkeer gesteld Belastingheffing van aandeelhouders buiten Nederland In dit onderdeel wordt stilgestaan bij de fiscale positie van aandeelhouders van een fiscale beleggingsinstelling die niet in Nederland wonen of zijn gevestigd. Ook de wijze waarop deze aandeelhouders in de Nederlandse belastingheffing worden betrokken is sterk afhankelijk van de situatie. Indien het belang in een fiscale beleggingsinstelling behoort tot het vermogen van een Nederlandse vaste inrichting van een buitenlandse transparante onderneming, wordt de natuurlijke persoon achter deze transparante onderneming als buitenlands belastingplichtige in de Nederlandse inkomstenbelastingheffing betrokken en progressief belast volgens de regels van Box I. 17 Indien een natuurlijke persoon, niet-inwoner van Nederland, een aanmerkelijk belang in de zin van afdeling 4.3 Wet IB 2001 heeft in een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling, wordt deze persoon evengoed als buitenlands belastingplichtige in de Nederlandse inkomstenbelastingheffing betrokken. In dat geval wordt inkomstenbelasting geheven volgens de regels van Box II. 18 Indien een natuurlijk persoon, niet-inwoner van Nederland, een belang heeft in een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling dat niet kwalificeert als aanmerkelijk belang wordt in beginsel geen Nederlandse inkomstenbelasting van deze persoon geheven. 19 Hetzelfde geldt indien een natuurlijke persoon, niet-inwoner van Nederland, een belang heeft in een buiten Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling. In deze gevallen zal doorgaans belasting naar inkomen worden geheven in het buitenland. Indien het belang in een fiscale beleggingsinstelling in handen is van een buitenlands nontransparant lichaam, wordt over de voordelen hieruit onder meer Nederlandse vennootschapsbelasting geheven indien dit belang dienstbaar is aan een Nederlandse vaste inrichting en indien tot het vermogen van deze fiscale beleggingsinstelling in Nederland gelegen 16 Op de toepassing van deelnemingsvrijstelling wordt hier niet nader ingegaan. 17 Zie art. 7.2, lid 1 en lid 2, onderdeel a, Wet IB Zie art. 7.5, lid 1, Wet IB Echter, deze situatie is momenteel niet reëel vanwege de aan toepassing van art. 28 Wet Vpb 1969 gestelde aandeelhoudersvoorwaarden. Deze aandeelhoudersvoorwaarden komen later in dit onderzoek uitgebreid aan de orde. 19 Zie art. 7.7, lid 2, onderdeel c, Wet IB Indien dit belang niet geldt als effectenbezit ligt dit anders. Op deze uitzonderlijke situatie wordt hier echter niet ingegaan. 14

15 onroerende zaken behoren. 20 Indien dit het geval is, wordt het buitenlands non-transparant lichaam als buitenlands belastingplichtige in de vennootschapsbelastingheffing betrokken voor de winst van haar Nederlandse vaste inrichting respectievelijk de voordelen uit het in Nederland gelegen onroerend goed. De wijze waarop de verschuldigde belasting wordt bepaald is in beginsel gelijk aan de wijze waarop de verschuldigde belasting wordt berekend voor binnenlands belastingplichtigen. 21 Indien een buiten Nederland gevestigd lichaam, zonder Nederlandse vaste inrichting, een belang houdt in een buiten Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling, zonder in Nederland gelegen onroerende zaken, is Nederlandse (vennootschaps)belastingheffing doorgaans niet aan de orde. Hoe de fiscale positie van de aandeelhouders in een fiscale beleggingsinstelling er in deze situatie uitziet is afhankelijk van de belastingwetgeving buiten Nederland. Hierboven is slechts het nationale Nederlandse belastingrecht aan de orde gekomen. In internationale verhoudingen is echter ook het internationale Nederlandse belastingrecht van toepassing. Het internationale Nederlandse belastingrecht omvat onder meer de door Nederland gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Op grond van deze verdragen mag Nederland niet heffen over de voordelen uit vermogensbestanddelen indien het heffingsrecht over deze voordelen niet aan Nederland wordt toegewezen. Hierna wordt nagegaan wat dit voor de aandeelhouders van een fiscale beleggingsinstelling betekent. Indien het belang in een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling behoort tot het vermogen van een Nederlandse vaste inrichting van een transparante of non-transparante buitenlandse onderneming, is art. 7 OESO-modelverdrag (hierna: OMV) 22 van toepassing. Deze bepaling wijst het heffingsrecht over de ondernemingsvoordelen van een vaste inrichting toe aan het land waarin de buitenlandse onderneming een vaste inrichting heeft. In het geval het belang in een fiscale beleggingsinstelling behoort tot het vermogen van een vaste inrichting in Nederland, mag Nederland dus onbeperkt over de voordelen hieruit heffen. Indien het belang in een fiscale beleggingsinstelling behoort tot het vermogen van een buiten Nederland woonachtige natuurlijke persoon of een buiten Nederland gevestigd lichaam zonder Nederlandse vaste inrichting, is de toepassing van de door Nederland gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting minder evident. In dat geval is het van belang of een 20 Zie art. 17, lid 3, onderdeel a, Wet Vpb 1969 en art. 17a, lid 1, onderdeel a, Wet Vpb Op de overige uitbreidingen in art. 17, lid 3, onderdeel b, Wet Vpb 1969 en art. 17a Wet Vpb 1969 wordt hier niet ingegaan. 21 Zie art. 18, lid 1, Wet Vpb Omdat het de reikwijdte van dit onderzoek te buiten gaat in te gaan op alle door Nederland gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, wordt in dit onderzoek in beginsel slechts het OESO-modelverdrag in ogenschouw genomen. 15

16 aandeelhouder van een fiscale beleggingsinstelling de voordelen hieruit geniet in de vorm van dividenden of in de vorm van vervreemdingsvoordelen. Het heffingsrecht over dividenden wordt toegewezen op grond van art. 10 OMV. Op grond van deze bepaling mogen dividenden die worden betaald door een inwoner van één van de verdragsstaten aan een inwoner van de andere verdragsstaat beperkt worden belast in de verdragsstaat waarvan de dividendbetaler inwoner is. Over dividenduitkeringen aan een nontransparant lichaam met een belang van 25% of meer, mag de verdragsstaat waarvan de dividendbetaler inwoner is maximaal 5% heffen. Over overige dividenduitkeringen mag de verdragsstaat waarvan de dividendbetaler inwoner is maximaal 15% heffen. Daarnaast geldt voor de verdragsstaat waarvan de dividendontvanger inwoner is een onbeperkt heffingsrecht. Het heffingsrecht over vervreemdingsvoordelen wordt toegewezen op grond van art. 13 OMV. Ten aanzien van belangen in een fiscale beleggingsinstelling is in beginsel art. 13, lid 5, OMV van toepassing. Op grond van art. 13, lid 5, OMV komt het heffingsrecht over vervreemdingsvoordelen toe aan de verdragsstaat waarvan de vervreemder inwoner is. 23 Indien een fiscale beleggingsinstelling in grote mate belegt in onroerend goed, kan echter ook art. 13, lid 4, OMV van toepassing zijn. Indien meer dan de helft van de waarde van de aandelen in een fiscale beleggingsinstelling kan worden toegerekend aan onroerende zaken, wijst art. 13, lid 4, OMV het heffingsrecht over de vervreemdingsvoordelen uit deze aandelen toe aan de verdragsstaat waarin het onroerend goed is gelegen. Het bovenstaande betekent dat Nederland haar heffingsrecht over dividenduitkeringen van een fiscale beleggingsinstelling in internationale verhoudingen niet volledig mag effectueren. Over dividenden aan buitenlandse aandeelhouders, natuurlijke personen met een aanmerkelijk belang mag Nederland niet 25%, maar slechts 15% inkomstenbelasting heffen. Echter, hoe zwaar deze aandeelhouders per saldo belast worden hangt af van de wijze waarop het land waarvan zij inwoner zijn de dividenden in de belastingheffing betrekt. Het heffingsrecht van Nederland over vervreemdingsvoordelen van buitenlandse aandeelhouders van een fiscale beleggingsinstelling wordt eveneens beperkt. Omdat het heffingsrecht over vervreemdingsvoordelen uit een belang in een fiscale beleggingsinstelling in beginsel op grond van art. 13, lid 5, OMV wordt toegewezen aan de verdragsstaat waarvan de vervreemder inwoner 23 In veel van de door Nederland gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting is een voorbehoud gemaakt voor vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang. Op grond van dit voorbehoud, ook wel het aanmerkelijkbelangvoorbehoud genoemd en onder meer opgenomen in art. 13, lid 5 van het Nederlands Standaardverdrag 1987, wordt het heffingsrecht over vervreemdingsvoordelen uit een aanmerkelijk belang in een in Nederland gevestigde vennootschap binnen vijf of tien jaar na emigratie van een natuurlijke persoon uit Nederland aan Nederland toegewezen. Vanwege de beperkte reikwijdte van dit onderzoek wordt echter niet nader op dit voorbehoud ingegaan. 16

17 is, mag Nederland niet heffen over het vervreemdingsvoordeel van een buitenlandse aandeelhouder van een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling. Dit geldt ook ten aanzien van de buitenlandse aandeelhouder van een fiscale beleggingsinstelling die grotendeels (meer dan 50%) belegt in buiten Nederland gelegen onroerende zaken. Echter, in dat geval wordt het heffingsrecht van Nederland beperkt op grond van art. 13, lid 4, OMV. In beide gevallen is de wijze waarop de vervreemdingsvoordelen van een buitenlandse aandeelhouder worden belast afhankelijk van de belastingwetgeving buiten Nederland. Indien een fiscale beleggingsinstelling grotendeels belegt in Nederlands onroerend goed, mag door Nederland over de vervreemdingswinsten wel naar de nationale Nederlandse wetgeving belasting worden geheven. Paragraaf 2.4 Voorwaarden Aan de kwalificatie beleggingsinstellingen in de zin van art. 28, lid 1, Wet Vpb 1969 is een aantal strenge voorwaarden verbonden. De voorwaarden zijn opgenomen in art. 28, lid 2, Wet Vpb Zoals opgemerkt in de inleiding van dit hoofdstuk worden de vereisten ten aanzien van de aandeelhouders, bestuurders en commissarissen van een fiscale beleggingsinstelling in hoofdstuk 4 besproken. De overige voorwaarden komen hierna aan bod Rechtsvorm De eerste voorwaarde voor de kwalificatie als fiscale beleggingsinstelling in de zin van art. 28 Wet Vpb 1969 betreft het rechtsvormvereiste. Dit vereiste is reeds opgenomen in de aanhef van art. 28, lid 2, Wet Vpb Een beleggingsinstelling kan de status fiscale beleggingsinstelling verkrijgen indien zij wordt gedreven in de vorm van een naamloze vennootschap, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een open fonds voor gemene rekening of een naar aard en inrichting vergelijkbaar buitenlands lichaam. 24 In art. 28 Wet Vpb 1969 worden geen voorwaarden gesteld aan de vestigingsplaats van een lichaam. Tot 1 augustus 2007 was dit laatste anders. Tot dat moment konden slechts in Nederland gevestigde naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en fondsen voor gemene rekening het regime op grond van art. 28 Wet Vpb 1969 toepassen Doel en feitelijke werkzaamheid De tweede voorwaarde voor toepassing van het regime op grond van art. 28 Wet Vpb 1969 betreft het doel- en werkzaamhedenvereiste. Op grond van art. 28, lid 2, Wet Vpb 1969 kan een instelling slechts kwalificeren als een fiscale beleggingsinstelling indien het doel en de feitelijke werkzaamheid van deze instelling bestaan in het beleggen van vermogen. 24 dat is opgericht of aangegaan naar het recht van de Nederlandse Antillen, Aruba, een lidstaat van de Europese Unie of een staat in de relatie waarmee een met Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting van toepassing is waarin een bepaling is opgenomen die discriminatie naar nationaliteit verbiedt voor lichamen die overigens in dezelfde situatie verkeren als naar Nederlands recht opgerichte of aangegane lichamen. 17

18 Het 'doel' in art. 28, lid 2, Wet Vpb 1969 betreft de statutaire doelstelling van een instelling. 25 Indien een instelling volgens haar statuten uitsluitend belegt in vermogen is aan het doelvereiste in art. 28, lid 2, Wet Vpb 1969 voldaan. Indien de statutaire doelstelling van een instelling ruimer is geformuleerd of niet spreekt over beleggen in vermogen, wordt de status in beginsel geweigerd. 26 Ten aanzien van het doelvereiste in art. 28, lid 2, Wet Vpb 1969 heeft de staatssecretaris in zijn Besluit van 15 september 2009 echter enige versoepeling aangebracht. Indien een instelling voldoet aan alle overige voorwaarden voor toepassing van het regime krachtens art. 28 Wet Vpb 1969, hoeft een tijdelijk niet kwalificerende statutaire doelstelling niet aan de toepassing van het regime krachtens art. 28 Wet Vpb 1969 in de weg te staan. Voor gevallen waarin een instelling met een niet kwalificerende statutaire doelstelling al bepaalde stappen tot wijziging van haar statuten heeft ondernomen, heeft de staatssecretaris een goedkeuring opgenomen op grond waarvan art. 28 Wet Vpb 1969 toch al kan worden toegepast. 27 De voorwaarde in art. 28, lid 2, Wet Vpb 1969 dat de 'feitelijke werkzaamheden' van een beleggingsinstelling bestaan uit het beleggen van vermogen vereist dat ook de daadwerkelijke activiteiten van een fiscale beleggingsinstelling zich beperken tot beleggen. 28 Als algemeen uitgangspunt geldt de definitie van het begrip belegging die de Hoge Raad hanteerde in HR 8 november 1989, BNB 1990/ Volgens de Hoge Raad is sprake van beleggen 'indien het bezit van aandelen in een werkmaatschappij slechts is gericht op het verkrijgen van de waardestijging en het rendement daarvan die bij normaal vermogensbeheer kunnen worden verwacht.' 30 Indien de werkzaamheden van een instelling onmiskenbaar ten doel hebben een rendement te behalen dat hoger is dan het bij normaal vermogensbeheer gebruikelijke rendement, is sprake van ondernemen en kan art. 28 Wet Vpb 1969 niet worden toegepast. Op de vraag waar exact het onderscheid ligt tussen beleggen en ondernemen wordt hier niet dieper ingegaan. 31 In art. 28, lid 3, Wet Vpb 1969 heeft de wetgever het begrip beleggen van vermogen zoals dat in de jurisprudentie is ontwikkeld voor de toepassing van art. 28, lid 1, Wet Vpb 1969 voor een aantal specifieke situaties uitgebreid. De uitbreidingen zien op het ontwikkelen, aanhouden en 25 Zie Nadere MvA, Kamerstukken 1968/69, 6000, nr. 22, blz Zie bijvoorbeeld HR 1 oktober 1980, nr , BNB 1980/304 en Hof Amsterdam 21 mei 1991, nr. 874/89, BNB 1992/ Zie Besluit Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2009, nr. CPP2009/813M, onderdeel Zie o.a. Nadere MvA, Kamerstukken 1968/69, 6000, nr. 22, blz. 16 en over het beleggingsbegrip H.M.N. Schonis, 'Modernisering van de fiscale beleggingsinstelling', NTFR 2003/780, blz Zie o.a. P.J.C.B. de Winter, Commentaar artikel 6a Wet VPB 1969 Vrijgestelde beleggingsinstelling, Commentaar < bijgewerkt tot 6 augustus 2010, onderdeel Zie HR 8 november 1989, nr , BNB 1990/73, onderdeel Voor een uitgebreide bespreking op dit vlak verwijs ik naar H.A.J.P. te Niet, Het beleggingsbegrip in de directe belastingen, Fiscale monografieën, nr. 125, blz , Deventer: Kluwer 2007 en P.J.M. Bongaarts en P.H.J. Essers, Het fiscale regime voor beleggingsinstellingen, Fiscale monografieën, nr. 36, Deventer: Kluwer

19 financieren van vastgoed en vastgoedontwikkeling door fiscale beleggingsinstellingen. Hoewel deze activiteiten op basis van de jurisprudentie niet vanzelfsprekend kwalificeren als het beleggen van vermogen, heeft de wetgever het regime voor fiscale beleggingsinstellingen in 2007 ook nadrukkelijk voor deze activiteiten opengesteld Financiering In art. 28, lid 2, onderdeel a, Wet Vpb 1969 heeft de wetgever het hiervoor besproken doel- en feitelijke werkzaamhedenvereiste aangevuld. In art. 28, lid 2, onderdeel a, Wet Vpb 1969 is namelijk het financieringsvereiste opgenomen. Een fiscale beleggingsinstelling mag haar beleggingen slechts met vreemd vermogen financieren tot het bedrag dat overeenkomt met 60% van de boekwaarde van haar onroerende zaken en de daaraan onderworpen rechten vermeerderd met 20% van de boekwaarde van haar overige beleggingen. Belangen van 30% of meer in lichamen waarvan de bezittingen, geconsolideerd bezien, doorgaans nagenoeg uitsluitend bestaan uit onroerende zaken of daaraan onderworpen rechten worden voor het financieringsvereiste beschouwd als onroerende zaken. Aan het financieringsvereiste dient in beginsel op ieder moment gedurende de gehele periode waarin een instelling kwalificeert als fiscale beleggingsinstelling te worden voldaan. Echter, gedurende de eerste 24 maanden na oprichting van een beleggingsinstelling kan dit vereiste op verzoek buiten toepassing worden gelaten. Dit laatste heeft de staatssecretaris goedgekeurd in zijn Besluit van 15 september Van de goedkeuring kan gebruik worden gemaakt zolang de opstartfase van de beleggingsinstelling voldoening aan de financieringslimiet onmogelijk dan wel zeer bezwaarlijk maakt, maar dus maximaal tot 24 maanden na oprichting. Met het financieringsvereiste in art. 28, lid 2, onderdeel a, Wet Vpb 1969 stelt de wetgever in feite een forfaitaire grens tussen wat zij verstaat onder beleggings- en ondernemingsactiviteiten. 34 Zoals eerder is besproken, is sprake van beleggingsactiviteiten indien activiteiten vallen binnen het normaal vermogensbeheer en is bij meer dan normaal vermogensbeheer sprake van ondernemingsactiviteiten. Het in overwegende mate financieren van beleggingen met vreemd vermogen duidt er volgens de wetgever op dat activiteiten tot de laatste categorie vermogensbeheer behoren. 35 Omdat het gebruikelijk(er) is beleggingsactiviteiten met "eigen" geld 32 Voor een uitvoerige bespreking van de uitbreidingen van het begrip beleggingen voor toepassing van art. 28 Wet Vpb 1969 verwijs ik naar S.A.W.J. Strik en N.H. de Vries, Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Studenteneditie , Deventer: Kluwer 2009, onderdeel C., P.J.C.B. de Winter, Commentaar artikel 28 Wet VPB 1969 Fiscale beleggingsinstelling, Commentaar < bijgewerkt tot 6 augustus 2010, onderdeel 4.5, J.N. Bouwman, Wegwijs in de Vennootschapsbelasting, Amersfoort: Sdu 2009 (elfde druk), onderdeel en T.M. Berkhout en J.M. van der Heijden, Projectontwikkeling door fiscale beleggingsinstellingen, WFR 2008/ Zie Besluit Staatssecretaris van Financiën van 15 september 2009, nr. CPP2009/813M, onderdeel Zie o.a. S.A.W.J. Strik en N.H. de Vries, Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Studenteneditie , Deventer: Kluwer 2009, onderdeel B.b3. 35 Zie Verslag mondeling overleg, Kamerstukken II 1968/69, 6000, nr. 25, blz. 13 en H.A.J.P. te Niet, 'Beleggingslichamen in Nederland', TFO 2008/29, onderdeel

20 te financieren, valt het in grote mate financieren van beleggingen met vreemd vermogen volgens de wetgever niet binnen de grenzen van het normaal vermogensbeheer. Als 'bijkomende reden' voor het stellen van het financieringsvereiste voor toepassing van art. 28 Wet Vpb 1969 heeft de staatssecretaris aangedragen, dat dit vereiste de mogelijkheden tot omzeiling van de dividendbelastingheffing in internationale verhoudingen beperkt. Door het stellen van dit vereiste meent de wetgever de mate waarin buitenlandse aandeelhouders dividenden en opbrengsten uit onroerend goed kunnen omzetten in rente, waarover Nederland doorgaans niet kan heffen 36, te beperken. Met name de situatie waarin rentebetalingen van een fiscale beleggingsinstelling neerslaan in een tax-haven, maar uiteindelijk ten goede komen aan de aandeelhouders van een Nederlandse fiscale beleggingsinstelling, acht de wetgever onwenselijk. 37 Bij de beoordeling van de vraag of aan het financieringsvereiste in art. 28, lid 2, onderdeel a, Wet Vpb 1969 wordt voldaan, hoeven niet alle schulden van een beleggingsinstelling in aanmerking te worden genomen. In de wettekst is duidelijk te lezen dat het financieringsvereiste ziet op schulden die zijn aangegaan voor de verkrijging van de te beleggen middelen. Evenals Strik en De Vries 38 en De Winter 39 ben ik van mening dat het financieringsvereiste in art. 28, lid 2, onderdeel a, Wet Vpb 1969 daarom geen vereisten stelt aan de financiering van de nietbeleggingsactiva van een beleggingsinstelling. In hoeverre het pand en de inventaris waarin waarmee een beleggingsinstelling haar beleggingsactiviteiten verricht is gefinancierd met vreemd vermogen doet voor het financieringsvereiste dus niet ter zake. Een aspect van het financieringsvereiste waarover de wettekst minder duidelijkheid geeft is de vraag of er een historisch verband vereist is tussen bepaalde schulden en concrete beleggingsobjecten. De wettekst lijkt te suggereren dat een dergelijk verband vereist is. Echter, in de parlementaire geschiedenis heeft de staatssecretaris hierover een andersluidend oordeel gegeven 40 en in de literatuur lijkt eenstemmigheid te bestaan dat een dergelijk verband niet vereist is. 41 Gezien het oordeel van de staatssecretaris en de eenstemmigheid in de literatuur 36 Op grond van de door Nederland gesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting mag Nederland in veel gevallen wel, tot zekere hoogte, heffen over rente betaald door een Nederlandse rechtspersoon (zie art. 11 OMV). Echter, omdat Nederland volgens de nationale belastingwetgeving geen bronheffing op interest kent, kan Nederland dit heffingsrecht niet effectueren. 37 Zie Verslag mondeling overleg, Kamerstukken II 1968/69, 6000, nr. 25, blz. 13, Advies Raad van State en nader rapport, Kamerstukken II, /90, nr. B, onderdeel 4 en P.J.C.B. de Winter, Commentaar artikel 28 Wet VPB 1969 Fiscale beleggingsinstelling, Commentaar < bijgewerkt tot 3 november 2010, onderdeel Zie S.A.W.J. Strik en N.H. de Vries, Cursus Belastingrecht, Vennootschapsbelasting, Studenteneditie , Deventer: Kluwer 2009, onderdeel B.b3. 39 Zie P.J.C.B. de Winter, Commentaar artikel 6a Wet VPB 1969 Vrijgestelde beleggingsinstelling, Commentaar < bijgewerkt tot 6 augustus 2010, onderdeel Zie Nadere MvA, Kamerstukken I 1989/90, , nr. 78d, blz Zie o.a. R.E.C.M. Niessen, De balans van de beleggingsinstelling: activiteitstoets, WFR 1980/1077, P.J.C.B. de Winter, Commentaar artikel 6a Wet VPB 1969 Vrijgestelde beleggingsinstelling, Commentaar < 20

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen

Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen Fiscale aandachtspunten bij de structurering van Investeringsfondsen 1. Inleiding In dit memorandum gaan wij in op een aantal fiscale aspecten die een rol kunnen spelen bij het opzetten van een (particulier)

Nadere informatie

De vrijgestelde beleggingsinstelling

De vrijgestelde beleggingsinstelling Artikel 6a Wet Vennootschapsbelasting 1969 De vrijgestelde beleggingsinstelling Bachelor Thesis Fiscale Economie Rick de Vlam ANR: 285165 Tilburg University Examencommissie: Drs. J.J.H. Gortzak Prof. Dr.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten

Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten Mr. M.J.P.C. Steinbusch 1 Particuliere beleggers in een beleggingsinstelling, een aantal fiscale aspecten 31 In Nederland worden meer dan 10.000 verschillende beleggingsfondsen en verschillende aandelensoorten

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 269 Wet van 21 juli 2007, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Tilburg University Bachelor thesis. De vrijgestelde beleggingsinstelling

Tilburg University Bachelor thesis. De vrijgestelde beleggingsinstelling Tilburg University Bachelor thesis De vrijgestelde beleggingsinstelling Michelle Remmers Administratienummer: 175262 Studierichting: Fiscale Economie Begeleiding: Drs. J.J.H. Gortzak Examencommissie: Prof.

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

Checklist Deelnemingsvrijstelling

Checklist Deelnemingsvrijstelling Checklist Deelnemingsvrijstelling Wie een (persoonlijke) holding bezit met daarin aandelen in een werkmaatschappij, zal al snel achter het belang van de deelnemingsvrijstelling komen. De deelnemingsvrijstelling

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling

Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling Toekomst van de fiscale beleggingsinstelling De eis van gelijke winstverdeling in het huidige klimaat (van de effectenbeleggingsinstelling) 18 april 2012 Marc Steinbusch For institutional investors 1 Fiscale

Nadere informatie

EVALUATIE VAN HET REGIME VOOR FISCALE BELEGGINGSINSTELLINGEN EN EEN VOORSTEL VOOR EEN NIEUW REGIME

EVALUATIE VAN HET REGIME VOOR FISCALE BELEGGINGSINSTELLINGEN EN EEN VOORSTEL VOOR EEN NIEUW REGIME Evaluatie van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen en een voorstel voor een nieuw regime Gepubliceerd in Weekblad Fiscaal Recht 2012/6948, blz. 476-485 J. Vleggeert, Associate Professor at the

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum

1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 1.1 Inleiding In het onderhavige en de navolgende vier hoofdstukken staat de DGA binnen de Wet IB 2001 centraal. Gestart wordt met de afbakening van de

Nadere informatie

Dit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr De wijzigingen zijn de volgende.

Dit besluit wijzigt het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr De wijzigingen zijn de volgende. Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling. Wijziging van het besluit van 18 februari 2014, nr. BLKB 2014/15M, Staatscourant 2014, nr. 5544 Belastingdienst/Directie Vaktechniek

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Projectontwikkeling binnen de fiscale. Beleggingsinstelling; een verstorend effect?

Projectontwikkeling binnen de fiscale. Beleggingsinstelling; een verstorend effect? Projectontwikkeling binnen de fiscale Beleggingsinstelling; een verstorend effect? Naam: Inge Wouters Adres: Ravenhoflaan 33, 4706 WD Roosendaal Telefoonnummer: 06 50515984 Administratienummer: s172476

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2011 2012 33 056 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Sultanaat Oman tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Maarten Jan Brouwer Jan Pieter van Eck Disclaimer vooraf: sinds het opstellen van deze presentatie, is het

Nadere informatie

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht

KPMG Meijburg & Co ABCD. Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Invoering van de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht Op 12 juni 2012 heeft de Eerste Kamer de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht en de Invoeringswet vereenvoudiging en flexibilisering

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund te houden op 25 april 2014, om 14:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam

Nadere informatie

Reactie op conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

Reactie op conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Reactie op conceptwetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Joanknecht 1 heeft met veel belangstelling kennis genomen van het ter consultatie voorgelegde conceptwetsvoorstel Wet excessief

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 689 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 teneinde beleggingsinstellingen de mogelijkheid te bieden om vastgoed te ontwikkelen

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

Heffing over lucratieve belangen, effectief of nutteloos?

Heffing over lucratieve belangen, effectief of nutteloos? Heffing over lucratieve belangen, effectief of nutteloos? Masterthesis in het kader van het afstudeertraject van de master Fiscaal Recht aan de Universiteit van Tilburg. Titel: Heffing over lucratieve

Nadere informatie

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.

Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. 1. Algemeen systeem. De wet voorziet in diverse gedetailleerde

Nadere informatie

De flexibilisering van het B.V. recht

De flexibilisering van het B.V. recht Seminar De flexibilisering van het B.V. recht 6 juni 2012 Dagvoorzitter: Kees Goeman Sprekers: Dirk School Lisan Vermeer Govert Vorstenbosch Sirik Goeman 1 www.bgadvocaten.nl Bogaerts & Groenen advocaten

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

WindShareFund. Beknopte toelichting op de op te zetten structuur. Arnhem, maart 2014

WindShareFund. Beknopte toelichting op de op te zetten structuur. Arnhem, maart 2014 WindShareFund Beknopte toelichting op de op te zetten structuur Arnhem, maart 2014 Voorbehouden De hierna weergegeven toelichting op de gekozen structuur is zeer globaal van aard en derhalve niet op te

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 7 oktober 2008

Nadere informatie

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen

Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen Curaçaos fiscaal vestigingsklimaat Fiscaal aantrekkelijke investeringslichamen en regelingen Auteurs: V.L.M. Bonifacio-Pieters MSc en J.J. Job MSc 1 Behalve voor het zonnige weer, de uitgestrekte zandstranden,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs !i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen mr. drs. S.A.W.J. Strik voorzitter Commissie Wetsvoorstellen De Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

NEDERBELGENMAIL DECEMBER 2017

NEDERBELGENMAIL DECEMBER 2017 In deze Nederbelgenmail brengen wij u op de hoogte van wat het ondernemen in Nederland voor Belgische inwoners aantrekkelijk maakt, kapitaalvermindering en DBI aftrek. De inhoud van deze mail is louter

Nadere informatie

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 32 129 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1 Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting. Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden

Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting. Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden Grondslagen van de interne markt De interne markt omvat een ruimte

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het beheren van vermogen in Nederland en België Juni 2013 Maurice de Clercq Programma 1. Inleiding 2. Nederland 3. België 4. Synthese Nederland/ België 5. Conclusie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 479 Wet van 30 november 2016, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen

Nadere informatie

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! Bovenmatig lenen bij eigen vennootschap wordt ontmoedigd! Algemeen De belastingdienst stelt de laatste jaren steeds

Nadere informatie

De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 MR. M.VERMEER De vrijgestelde beleggingsinstelling in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Nr. 76 / augustus 2007 O & F 34 Op 15 februari 2007 heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen

Nadere informatie

Reactie internetconsultatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

Reactie internetconsultatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Reactie internetconsultatie Wet excessief lenen bij eigen vennootschap Van HVK Stevens Belastingadvies Aan Ministerie van Financiën Datum 31 maart 2019 HVK Stevens maakt graag gebruik van de mogelijkheid

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*]

Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*] Vakblad Financiële Planning, De VBI en het open fonds voor gemene rekening Vindplaats: VFP 2015/78 Bijgewerkt tot: 17-08-2015 Auteur: Mr. C.A. Goosen en mevr. Mr. J. Kroonenberg [*] De vrijgestelde belegginginstelling

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao

Nadere informatie

Wet op de dividendbelasting 1965

Wet op de dividendbelasting 1965 Wet op de dividendbelasting 1965 Wet van 23 december 1965, houdende vervanging van het Besluit op de Dividendbelasting 1941 door een nieuwe wettelijke regeling, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2009, 611

Nadere informatie

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2008, 574 HOOFDSTUK 1 REIKWIJDTE

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 1 Inkomstenbelasting AB 1 programma Inleiding aanmerkelijk belang Ratio regeling Wanneer sprake van AB? Meesleepregeling en meetrekregeling Reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen Verkrijgingsprijs

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) Nr. 11 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 oktober 2011

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband

Nadere informatie

Financiële bijsluiter VBI Winkelfonds NV Deeluitgifte C

Financiële bijsluiter VBI Winkelfonds NV Deeluitgifte C Financiële bijsluiter VBI Winkelfonds NV Deeluitgifte C De overheid heeft de financiële bijsluiter voor financiële producten als VBI Winkelfonds NV deeluitgifte C verplicht gesteld. De financiële bijsluiter

Nadere informatie

Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden. Maurice de Clercq 11 april 2011

Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden. Maurice de Clercq 11 april 2011 Fiscale mogelijkheden van het land Curaçao en de randvoorwaarden Maurice de Clercq 11 april 2011 Onderwerpen Gebiedsafbakening Het land Curaçao Niet BESgebied (Bonaire, St. Eustatius en Saba) Mogelijkheden

Nadere informatie

DGAWijzer. Vermogensopbouw. Inhoud

DGAWijzer. Vermogensopbouw. Inhoud DGAWijzer Vermogensopbouw Inhoud Vermogensopbouw door de DGA 1 Beleggen in de BV 2 Beleggen in de BV via stapelaars 2 Beleggen in privé na dividenduitkering 2 Lenen van de BV 3 De vrijgestelde beleggingsinstelling

Nadere informatie

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL

Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! CROP.NL Geld geleend van de eigen vennootschap? Mogelijk dubbele heffing door nieuwe wetgeving! Belastingdienst gaat bovenmatig lenen bij eigen vennootschap aanpakken. Inleiding De Belastingdienst stelt de laatste

Nadere informatie

ABN AMRO Investment Management B.V. Jaarrekening 2013

ABN AMRO Investment Management B.V. Jaarrekening 2013 Jaarrekening 2013 Pagina 1 van 12 INHOUD Pagina Directieverslag 3 Balans per 31 december 2013 4 Winst- en verliesrekening 2013 5 Toelichting algemeen 6 Toelichting op de balans per 31 december 2013 8 Toelichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 709 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de

Nadere informatie

De afdrachtvermindering Strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer?

De afdrachtvermindering Strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer? Masterscriptie Universiteit van Tilburg De afdrachtvermindering Strijd met de vrijheid van kapitaalverkeer? 24 mei 2014 W.M. van den Akker S211501 Examencommissie: mr.dr. D.S. Smit prof.mr. E.C.C.M. Kemmeren

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

Wat zijn de financiële risico s van een belegging in aandelen in DIM Vastgoed? DIM Vastgoed N.V.

Wat zijn de financiële risico s van een belegging in aandelen in DIM Vastgoed? DIM Vastgoed N.V. Deze financiële bijsluiter is bijgewerkt tot en met 13 juni 2005. Bij of krachtens wet voorgeschreven productinformatie over een belegging in aandelen in Over de financiële bijsluiter Voor producten als

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao Second Home oktober 2017 - Utrecht Maurice De Clercq Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP)

Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) Aan: Van: Staatssecretaris van Financiën Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP) Datum: 10 december 2018 Betreft: Reactie op internetconsultatie implementatie ATAD2 Geachte heer Snel,

Nadere informatie

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen Inhoudsopgave 1 Introductie 13 1.1 Wat is internationaal belastingrecht? 13 1.2 De samenstellende onderdelen van het IBR 14 1.3 Nederlands IBR 14 1.4 Opbouw boek 15 Kennisvragen hoofdstuk 1 16 2 De bronnen

Nadere informatie

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Het Nederlandse fiscale regime voor beleggingsinstellingen

Het Nederlandse fiscale regime voor beleggingsinstellingen Bella Vista 4 6824 HC Arnhem T: 088 400 4800 F: (026) 20 20 503 E: info@bleijerveldjuridischadvies.nl KvK: 62289187 Het Nederlandse fiscale regime voor beleggingsinstellingen Een vergelijking tussen de

Nadere informatie

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011

Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 Inhoud Voorwoord 9 Lijst van afkortingen 11 1 Het verdragsbeleid op hoofdlijnen 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Kerninzet 14 1.2.1 Hoofddoelen

Nadere informatie

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

JJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Aan de Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mr. R.F. Berck Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam, 10 april 2008 Betreft:

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1

HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 INHOUDSOPGAVE Woord vooraf V Lijst van gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1: INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING 1 1.1 Inleiding 1 1.2 Doelstelling en onderzoeksvraag 4 1.3 Opzet scriptie 7 HOOFDSTUK 2: DOGMATISCHE

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Centen en Stenen: Waar moet je wezen Maurice de Clercq Inhoud 1. Aftrekken 2. 10 jaars termijn aanmerkelijk belang 3. 10 jaars termijn successie 4. In Nederland staat

Nadere informatie

Checklist Dga en zijn bv Haal het beste uit de fiscale positie van de dga

Checklist Dga en zijn bv Haal het beste uit de fiscale positie van de dga Checklist Dga en zijn bv Haal het beste uit de fiscale positie van de dga 1. Wie is directeur-grootaandeelhouder? De directeur-grootaandeelhouder (dga) is enerzijds directeur van een bv en anderzijds aandeelhouder.

Nadere informatie

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen

Nadere informatie

Vrijgesteld beleggen in Nederland. Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden

Vrijgesteld beleggen in Nederland. Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden Vrijgesteld beleggen in Nederland Wat aan belasting niet verschuldigd is, hoeft aan rendement niet gemaakt te worden CLAVIS Vermogensstructurering Directievoering Trustdiensten Vermogensbeheer (Infra)structuur

Nadere informatie

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren.

Tip! Het onderbrengen van het bedrijfspand in een aparte bv maakt een toekomstige bedrijfsoverdracht gemakkelijker te structureren en te financieren. Als directeur-grootaandeelhouder (dga) bent u in de unieke positie om zaken te doen met uw eigen bv. Partijen moeten dan wel zakelijk met elkaar omgaan en afspraken moeten goed zijn vastgelegd. Wie de

Nadere informatie

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008)

DE PENSHONADO REGELING (tekst 2008) KPMG Tax & Legal Services Kantooradres Kaya Flamboyan 7 Curaçao Nederlandse Antillen Postadres Postbus 3766 Curaçao Nederlandse Antillen Telefoon (599-9) 732-5400 Telefax (599-9) 737-3409 DE PENSHONADO

Nadere informatie

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Landal Volendam Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Zelfstandigheid en verhuurorganisatie 2.3 Aftrek van voorbelasting 2.3.1 Geen

Nadere informatie

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2

Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Consultatie wetsvoorstel implementatie ATAD2 Op 29 mei 2017 is een aanpassing van de EU-richtlijn ter bestrijding van belastingontwijking aangenomen, zodat deze richtlijn zich (ook) richt tegen hybridemismatches

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling

Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling 1 Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Fiscale beleggingsinstelling Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling,

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home maart 2017 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26c 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 633 Wet van 15 december 1995, houdende wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van tijdelijke

Nadere informatie

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen

Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING

Nadere informatie