INGEKOMEN 1 8 liov Verzenddatum '1 7 NOV Paraaf P- *

Transcriptie

1 provincie ZUID HOLLAND INGEKOMEN 1 8 liov minuten versie voor Provinciale Staten Directie DRM Afdeling Ruimte en Wonen Registratienummer PZH (DOS ) Datum vergadering Gedeputeerde Staten 89 november Ab Verzenddatum '1 7 NOV 2010 Geheim Nee Portefeuillehouder Veldhuijzen, G Paraaf Provinciesecretari@ P- * Ondewerp Resultaten uitvoering Wro - 4e monitor januari - juni 2010 Termijn 24 november Bijlagen Resultaten uitvoering Wro - 4e monitor.doc Voorstel van GS aan PS: kennisnemen van bijgaande stukken op basis van de motie Monitoring Bestemmingsplannen (26 juni 2008) 1. Onderwerp in kort bestek Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Voorafgaand hieraan is door Provinciale Staten de motie "monitoring bestemmingsplannen" aangenomen. Hierin is aan GS de opdracht gegeven om elk ruimtelijk plan (bestemmingsplan en projectbesluit) te toetsen aan provinciale ruimtelijke belangen en naar aanleiding hiervan tijdig gebruik te maken van het instrumentarium uit de Wet ruimtelijke ordening. Het interimbeleid Wro, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte geldt hierbij als toetsingskader. Op 2 juli de Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte vastgesteld. Hiermee komt het interimbeleid te vervallen. Dat betekent dat de plannen, na publicatie, getoetst moeten gaan worden aan de PSV en de Verordening Ruimte. Ook is door PS opdracht gegeven om periodiek geïnformeerd te worden over het aantal reacties, de inhoud hier van en de tijdigheid van de ingediende reacties. Het betreft hier vooroverlegreacties ex artikel Bro, zienswijzen ex artikel 3.8 lid 4 Wro en reactieve aanwijzingen ex artikel 3.8 lid 6 Wro. De voorliggende rapportage is het vervolg op de eerste drie rapportages inzet Wro instrumenten. Deze rapportage betrof de inzet van het instrumentarium in de periode van 1 juli 2008 tim 31 december 2008,l januari 2009 tlm 30 juni 2009 en 1 juli 2009 tim 31 december De thans voorliggende rapportage betreft het tijdvak 1 januari 2010 tim 30 juni In de rapportage is zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve analyse opgenomen. Hierbij wordt een beeld gegeven van de hoeveelheid ruimtelijke plannen die is beoordeeld, een beeld

2 provincie ZUID HOLLAND gegeven van de mate van inzet van instrumentarium. Specifiek wordt ingezoomd op de inhoud van de gegeven reacties, onderverdeelt naar een aantal beleidsvelden. De volgende conclusies worden uit de rapportage getrokken: In absolute zin is het aantal plannen (WRO 1 Wro) toegenomen; De doelstelling van 100% m.b.t. tijdige afhandeling van de plannen is gehaald; Het aantal voorontwerpplannen dat strijdig is met het provinciaal beleid is in relatieve zin gelijk gebleven; Het totaal aantal gemaakte opmerkingen in de voorontwerpfase evenals in de ontwerpfase is in zowel absolute als relatieve zin toegenomen; e e Er is nu drie keer gebruik gemaakt van de reactieve aanwijzing. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit aantal in absolute zin in de komende periode toe gaan nemen; Er is één keer beroep ingesteld. Dit instrument zal naar alle waarschijnlijkheid nauwelijks worden toegepast; Het merendeel van de opmerkingen die gemaakt worden (zowel in het vooroverleg als in de zienswijzen) hebben betrekking op de beleidsvelden milieu, water en cultuurhistorie. Gelet op de aard van deze conclusies kan niet anders dan worden geconstateerd dat er geen concrete aanpassingen nodig zijn in de (bestuurlijke en ambtelijke) werkwijze van de provincie waar het gaat om de inzet van het RO-instrumentarium. Wel is het zaak te blijven sturen op: a. tijdige afhandeling van ruimtelijke plannen b. blijven investeren in het vooroverleg. Op basis van de vijfde monitor kan een eerste inschatting worden gemaakt over de verschillen tussen het interimbeleid Wro en de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. 2. Afbakening van (wettelijk) kader en partijen a. Europeeslnationaallprovinciaal wettelijk en beleidskader Het interimbeleid Wro, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte geldt als provinciaal beleidskader. b. Relatie andere interne beleidsterreinen Nee. c. Relatie externe partijen Nee.

3 provincie ZUID HOLLAND 3. Procesbeschrijving en rol Staten a. Voorgeschiedenis De staten hebben op 26 juni de motie Monitoring bestemmingsplannen aangenomen waarin zij vragen om geinformeerd te worden over de verankering van het interimbeleid in gemeentelijke bestemmingsplannen. b. Waar staan we nu? De fase van beleidsmonitoring en - evaluatie In bijgaande monitor wordt een overzicht gegeven van de verankering van het interimbeleid in gemeentelijke bestemmingsplannen voor de periode vanaf 1 januari 2010 tot en met 30 juni c. Vervolg procedure Over 6 maanden zal een nieuwe rapportage monitoring bestemmingsplannen worden aangeboden. Deze rapportage zal de periode juli 2010 tot en met december 2010 omvatten. 4. Financiële aspecten (dekking en risico's) Het voorstel heeft geen financiële consequenties. Technische & proces vragen en informatie bij Ambtenaar J.C. Wassens Kiran Janki Telefoon Kamer

4

5 provincie ZUID HOLLAND Resultaten uitvoering Wro planmonitor januari tlm juni november Provincie Zuid-Holland

6 1. Inleiding Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Voorafgaand hieraan is door Provinciale Staten de motie "monitoring bestemmingsplannen" aangenomen. Hierin is aan GS de opdracht gegeven om elk ruimtelijk plan (bestemmingsplan en projectbesluit) te toetsen aan provinciale ruimtelijke belangen en naar aanleiding hiervan tijdig gebruik te maken van het instrumentarium uit de Wet ruimtelijke ordening. Het interimbeleid Wro, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte geldt hierbij als toetsingskader. Op 2 juli de Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte vastgesteld. Hiermee komt het interimbeleid te vervallen. Dat betekent dat de plannen, na publicatie, getoetst moeten gaan worden aan de PSV en de Verordening Ruimte. Ook is door PS opdracht gegeven om periodiek geïnformeerd te worden over het aantal reacties, de inhoud hier van en de tijdigheid van de ingediende reacties. Het betreft hier vooroverlegreacties ex artikel 3.1.l Bro, zienswijzen ex artikel 3.8 lid 4 Wro en reactieve aanwijzingen ex artikel 3.8 lid 6 Wro. De voorliggende rapportage is het vervolg op de eerste drie rapportages inzet Wro instrumenten. Deze rapportage betrof de inzet van het instrumentarium in de periode van 1 juli 2008 tlm 31 december 2008, 1 januari 2009 tlm 30 juni 2009 en 1 juli 2009 tlm 31 december De thans voorliggende rapportage betreft het tijdvak 1 januari 2010 Urn 30 juni De rapportage is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 is een kwantitatieve analyse opgenomen. Hierbij wordt enerzijds een beeld gegeven van de hoeveelheid ruimtelijke plannen die is beoordeeld en anderzijds een beeld gegeven van de mate van inzet van instrumentarium. In hoofdstuk 3 wordt een kwalitatieve analyse weergegeven. Daarbij wordt specifiek ingezoomd op de inhoud van de gegeven reacties, onderverdeelt naar een aantal beleidsvelden. In hoofdstuk 4 worden de relevante conclusies samengevat. In de bijlage is een notitie opgenomen waarin een beschouwing wordt gegeven van de consequenties van de Wro voor de werkzaamheden die de provincie uitvoert op het gebied van de wet. Met deze notitie wordt een beeld gegeven van de veranderingen die de provincie doormaakt en hoe dit doorwerkt naar de buitenwereld.

7 2. Kwantitatieve analyse In dit hoofdstuk wordt een kwantitatieve analyse gegeven van het aantal plannen dat is beoordeeld. Daarbij wordt ingegaan op het aantal plannen, in hoeverre een plan past binnen het provinciaal beleid en tenslotte de afhandelingsstatistieken (binnen welke termijn worden plannen afgehandeld). Daarbij wordt elke keer een onderscheid gemaakt tussen voorontwerpplannen, ontwerpplannen en vastgestelde plannen. 2.1 Aantal ingekomen plannen Soort ~ ian Totaal inackomeii olannen I Toelichting Wederom is het aantal plannen dat onder de Wro is behandeld toegenomen (een toename van circa 18%). Daarnaast zijn er nog 59 plannen afgehandeld onder de werking van de oude wet, zodat de totale hoeveelheid behandelde plannen licht is toegenomen (van 651 naar 695). Dit komt met name doordat er nog steeds een toename is te zien van het aantal postzegelplannen, dit als vervanger van het oude artikel 19 lid 1 WRO procedures. 2.2 Afhandelingsstafistieken '08- '09- '09- '10- '08- '09- '09- '10- '08- '09- '09- ' % % % Vooron~ plannon O O ontwerp piannen nvi nvi nvi O O Vammbrde pliinnen nvi nvi nvi O O O O O Toelichtina: Uit de statistieken blijkt dat alle plannen met een harde afhandelingstermijn (ontwerp- en vastgestelde plannen) tijdig zijn afgehandeld. De aanscherping van de termijnbewaking heeft daarmee zijn vruchten te hebben afgeworpen. Het doel om alle plannen tijdig af te handelen is bereikt. Het is nu zaak dit resultaat te continueren. Bij enkele complexe voorontwerpplannen is de termijn van 8 weken niet gehaald, maar wel binnen de 4 maanden.

8 Inhoud plannen plannen Ontvrerpplannrn Vastgestelde plannen (27) (51) (86) (122) 73% 69% 84% 78% (45) (76) (191) (183) 100% 100% 99% 98% (2) (32) (138) (164) (48) (36) (88) (110) 27% 31 % 16% 22% (17) (34) (34) (53) 0% 0% 1 % 2% (O) (O) (2) (4) Toelichting In de afgelopen periode zijn er meer zienswijzen ingediend ten opzichte van de vorige periode. Het aantal vooroverlegreacties is daarnaast toegenomen. Verder is in de afgelopen periode meer gebruik gemaakt van de reactieve aanwijzing dan de periode hiervoor. Het is echter moeilijk in te schatten of deze ontwikkeling doorzet. Wel is het zo dat gemeenten steeds vaker de overlegreacties op goede wijze verwerken in het ontwerpbestemmingsplan. Het is zaak deze trend door te laten zetten, omdat dit ook van invloed is op de vraag in hoeverre er in de vastgestelde fase nog instrumentarium ingezet moet worden.

9 Gemeentelijke plannen: kwalitatief In dit hoofdstuk wordt een kwalitatieve analyse gegeven van de plannen die zijn beoordeeld. Daarbij wordt eerst ingegaan op het vooroverleg en daarna op de zienswijzen ex artikel 3.8 lid 4 Wro. Aangezien er slechts een beperkt aantal aanwijzingen is gegeven, wordt dit niet in een tabel weergegeven, maar wordt de inhoud van de aanwijzingen beschreven. Inhoud vooroverleg Tlierna I % I Aantal % I Aantal % I Aantal % O 3 1 l I I 19 a 27 s O o O o O O O Kwalliatleve analyse: Voorontwerpplannen C) C, 25 D O o 5 O Streekplan - Ctreekplan - hononie Albbiliteit Landelijk Mlieu Water Cuiiuurhistorie Overige Contouren Overig Gebied opmerkingen Beleldsveld Toelichtina: Verreweg de meeste opmerkingen hebben nog steeds betrekking op de aspecten water, milieu en cultuurhistorie. Overigens is er geen grote verschuiving waar te nemen. Voor de beleidsthema's evenals de relatie met het streekplan is het aantal opmerkingen verhoudingsgewijs gelijk gebleven. Wel kan worden geconstateerd dat de hoeveelheid gemaakt opmerkingen met ca. 18% is toegenomen. Dit is niet te relateren aan een bepaald beleidsveld.

10 Kwalitatieve analyse: Ontwerpplannen fa B O g m-l 15 1 o 5 O Streekplan - Streekplan - konoh Mobiliteit Landelgk Mlieu Water uikuurhistorie Overige Contouren Overig Gebied opmerkhgen Balmidsvald Toelichting Het aantal gemaakte opmerkingen in de zienswijzen is ten opzichte van de vorige monitor sterk toegenomen. Verder is globaal een toename van de overige opmerkingen waar te nemen. Het is nog moeilijk in te schatten of deze ontwikkeling doorzet. Inhoud reactieve aanwijzingen Er zijn in het afgelopen half jaar drie reactieve aanwijzingen gegeven en één beroep ingesteld. Deze hadden betrekking op: Vastgesteld bestemmingsplan Landgoederenzone, gemeente Rijswijk In het interimbeleid Wro is bepaald dat cultuurhistorisch waardevolle gebieden dienen te worden beschermd. Conform het voormalige streekplan Zuid-Holland West dienen de cultuurhistorische waarden in de landgoederenzone van Rijswijk te worden gehandhaafd en versterkt. Dit betekent o.a. dat verdichting in de vorm van verdere verkaveling en ook de bouw van appartementencomplexen niet ten koste mag gaan van de ruimtelijke kwaliteit. In het bestemmingsplan wordt afgeweken van de voorwaarden waar het gaat om de hoeveelheid van de bebouwing, hoogte van de bebouwing en het aantal woningen op de locatie, De Opperd (Bestemming Wonen-uit te werken I'). Aangezien in het bestemmingsplan geen zwaarwegende argumenten zijn opgenomen die afwijking van het interimbeleid Wro rechtvaardigden, is gekozen voor de inzet van een reactieve aanwijzing.

11 Huidige stand van zaken De gemeente Rijswijk heeft beroep ingesteld tegen deze aanwijzing. Op het beroepschrift van de gemeente Rijswijk is door middel van een verweerschrift gereageerd. In dit verweerschrift is nogmaals het provinciaal belang en de aanleiding tot de reactieve aanwijzing benadrukt. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer de zitting bij de Raad van State plaats zal vinden. Vastgesteld bestemmingsplan Buitengebied, gemeente Graafstroom In het interimbeleid Wro is opgenomen dat er in het landelijke gebied niet meer dan 10% uitbreiding plaatsvindt van onder meer agrarisch verwante en agrarische hulp- of nevenbedrijven en niet-agrarische bedrijven. De mogelijkheid in artikel en om hiervan voor het gehele plangebied van af te wijken, is ons inziens dusdanig in strijd met het provinciaal belang dat een reactieve aanwijzing noodzakelijk is. Huidige stand van zaken Tegen de reactieve aanwijzing is door een particulier beroep ingesteld. Het gaat hier om een beroepschrift dat feitelijk niet ingaat op de aanleiding om een reactieve aanwijzing te geven, maar op andere gronden is ingediend. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer de zitting bij de Raad van State plaats zal vinden. Vastgesteld bestemmingsplan Buytenland van Rhoon, gemeente Albrandswaard In het interimbeleid Wro is opgenomen dat natuurgebieden en de groenverbindingen daartussen gevrijwaard dienen te worden van bebouwing en andere ingrepen die niet passen binnen de functie van de gebieden. Nieuwe gebouwen en andere ingrepen die niet passen binnen de ontwikkeling van de provinciale EHS zijn uitgesloten. Aangezien in het bestemmingsplan deze regels van het beleid onvoldoende zijn geborgd, is gekozen voor de inzet van een reactieve aanwijzing. Huidige stand van zaken Tegen de reactieve aanwijzing is zowel door de gemeente als door diverse particulieren op basis van procedurele en inhoudelijke gronden beroep ingesteld. Op dit moment wordt gewerkt aan een verweerschrift, nog niet duidelijks is wanneer de zitting bij de Raad van State plaats zal vinden. Beroepschrift vastgesteld bestemmingsplan 'Kom Warmond 2009', gemeente Teylingen Het provinciaal beleid is met name gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid Holland (CHS). Op grond van de CHS geldt dat bij gebieden met een bekende zeer hoge archeologische waarde er geen verstoring van de bodem is toegestaan. Hier wordt onvoldoende rekening mee gehouden. Het instellen van beroep in plaats van een aanwijzing, heeft te maken met het niet tijdig kunnen indienen van een formele reactie op het vastgestelde plan als gevolg van een te late kennisgeving. Huidige stand van zaken De gemeente Teylingen heeft inmiddels schriftelijk laten weten begrip te hebben voor het besluit en is gestart met een partiele herziening van het bestemmingsplan om recht te doen aan deze aanwijzing. De gemeente heeft dit gemeld aan de Raad van State. Naar verwachting zal de Raad van State het beroep gegrond verklaren en de gemeente daarmee ook verplichten tot het vergoeden van het betaalde griffierecht.

12 4. Conclusies Op basis van de hoofdstukken 2 en 3 kan het volgende worden geconcludeerd: e Het aantal plannen (WRO 1 Wro) is toegenomen; e De doelstelling van 100% m.b.t. tijdige afhandeling van de plannen met een harde termijn is e e e gehaald; Het aantal voorontwerpplannen dat strijdig is met het provinciaal beleid is in relatieve zin gelijk gebleven; Het totaal aantal gemaakte opmerkingen in de voorontwerpfase evenals in de ontwerpfase is toegenomen; Er is nu drie keer gebruik gemaakt van de reactieve aanwijzing. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit aantal de komende periode toe gaan nemen; Er is één keer beroep ingesteld. Dit instrument zal naar alle waarschijnlijkheid nauwelijks worden toegepast; Het merendeel van de opmerkingen die gemaakt worden (zowel in het vooroverleg als in de zienswijzen) hebben betrekking op de beleidcvelden milieu, water en cultuurhistorie. Gelet op de aard van deze conclusies kan niet anders dan worden geconstateerd dat er geen concrete aanpassingen nodig zijn in de (bestuurlijke en ambtelijke) werkwijze van de provincie waar het gaat om de inzet van het RO-instrumentarium. Wel is het zaak te blijven sturen op: a. tijdige afhandeling van ruimtelijke plannen b. blijven investeren in het vooroverleg, waarbij de drie onderwerpen, milieu, water en cultuurhistorie wellicht specifiek aandacht vragen. Op basis van de vijfde monitor kan een eerste inschatting worden gemaakt over de verschillen tussen het interimbeleid Wro en de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte.