Paraaf Provinciesecretaris

Transcriptie

1 ""v ZUID HOLLAND 5 -minuten versie voor Provinciale Staten Directie DRM Afdeling Ruimte. Wonen en Bodem Registralienummer PZH (DOS ) Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum 30 augustus ^ Geheim Nee Portefeuillehouder Spies, JWE Paraaf Provinciesecretaris Termijn 21 september 2011 Onderwerp Resultaten uitvoering Wro (5^ planmonitor juli 2010 tot en met juni 2011) en overzicht van ontheffi ngsbesl ui ten in de periode 25 juli 2010 tot 11 augustus 2011, inclusief herbezinning voorhangprocedure Bijlagen Resultaten uitvoering Wro - 5^ planmonitor Overzicht van ontheffingsbesluiten in de periode 25 juli 2010 tot 11 augustus 2011 Voorstel van GS aan PS: 1. kennisnemen van 5" planmonitor Wro juli 2010 tot en met juni 2011 inclusief de werkwijze voor beoordeling ruimtelijke plannen (als opgenomen in hoofdstuk 4 van de 5^ planmonitor); 2. kennisnemen van het overzicht ontheffingsbesluiten; 3. GS opdracht verleend tot aanpassing protocolafspraak voorhangprocedure ontheffingen waarbij die procedure gehandhaafd blijft voor verzoeken op basis van artikel 15 en artikel 5 van de Verordening Ruimte. 1. Onderwerp in kort bestek Monitor bestemmingsplannen Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Voorafgaand hieraan is door Provinciale Staten de motie "monitoring bestemmingsplannen" aangenomen. Hierin is aan u de opdracht gegeven om elk ruimtelijk plan (bestemmingsplan en projectbesluit) te toetsen aan provinciale ruimtelijke belangen en naar aanleiding hiervan tijdig gebruik te maken van het instrumentarium uit de Wet ruimtelijke ordening. Het interim-beleid Wro, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte gold hierbij als toetsingskader. Op 2 juli 2010 is de Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte (VR) vastgesteld door PS. Met ingang van 20 juli 2010 is de VR in werking getreden en met ingang van 27 juli 2010 de PSV. Hiermee is het interim-beleid komen te vervallen. Ook is door PS opdracht gegeven om periodiek geïnformeerd te worden over het aantal reacties, de inhoud hier van en de tijdigheid van de ingediende reacties. Het betreft hier vooroverlegreacties ex artikel Bro, zienswijzen ex artikel 3.8 lid 4 Wro, reactieve aanwijzingen ex artikel 3.8 lid 6 Wro en, sinds de vaststelling van de VR, de ontheffingsverzoeken. 1/6

2 p^^ HOLLAND De voorliggende rapportage is het vervolg op de eerste vier rapportages inzet Wro insfrumenten. Eerdere rapportages betroffen de inzet van het instrumentarium in de periode van 1 juli 2008 t/m 31 december 2008, 1 januari 2009 t/m 30 juni 2009, 1 juli 2009 t/m 31 december 2009 en 1 januari t/m 30 juni De thans voorliggende rapportage betreft de periode 1 juli 2010 t/m 30 juni In deze periode zijn de plannen beperkt beoordeeld op grond van het interim-beleid en grotendeels op grond van de PSV en de Verordening Rutmte. In de rapportage is zowel een kwantitatieve als een kwaütatieve analyse opgenomen. Hierbij wordt een beeld gegeven van de hoeveelheid ruimtelijke plannen die is beoordeeld en de mate van inzet van instrumentarium. Specifiek wordt ingezoomd op de inhoud van de gegeven reacties, onderverdeeld naar beleidsvelden. De volgende conclusies worden uit de rapportage getrokken: Er zijn duidelijke verschillen te zien tussen de toepassing van het interim-beleid Wro en de Provinciale Structuurvisie/ Verordening Ruimte. Dat wil zeggen dat, hoewel het aantal te beoordelen plannen is toegenomen, het aantal gemaakte opmerkingen sterk is afgenomen. In absolute zin is het aantal plannen toegenomen to.v. de vorige monitor; De doelstelling van 100% tijdige afhandeling van ontwerpplannen en vastgestelde plannen is nagenoeg gehaald (97% van de ontwerpplannen en 96% van de vastgestelde plannen is tijdig afgedaan). Bij de plannen die niet tijdig zijn afgedaan is wel tijdig beoordeeld dat inzet van het Wro instrumentarium niet nodig was. Het provinciale belang is daarmee niet in het geding gekomen. Het aantal plannen dat strijdig is met het provinciale beleid is in relatieve zin afgenomen ten opzichte van de vorige monitor; Het totale aantal gemaakte opmerkingen in de voorontwerpfase (116) is met ca. 60% afgenomen en het totale aantal opmerkingen in de ontwerpfase (36) is met ca. 68% afgenomen ten opzichte van de vorige monitor. Op basis van onderhavige rapportage wordt aangenomen dat deze trend het effect is van het nieuwe beleid; Tegen 89% van de ontwerpplannen is geen zienswijze ingediend; Er is in de onderzochte periode drie keer gebruik gemaakt van de reactieve aanwijzing. De venwachting is dat dit aantal in de relatieve zin ongeveer gelijk zal blijven; Het merendeel van de opmerkingen die gemaakt worden (in de vooroverieg reacties dan wel in de zienswijzen) hebben betrekking op de beleidsvelden cultuurhistorie en milieu. Het is zaak te blijven sturen op: a. tijdige afhandeling van ruimtelijke plannen; b. blijven investeren in het vooroverleg, waarbij de ondenwerpen, milieu en cultuurhistorie, wellicht specifiek aandachl vragen. Werkwijze ruimtelijke plannen In hoofdstuk 4 van de Planmonitor is de nieuwe wericwijze voor beoordeling ruimtelijke plannen uiteengezet. De eerste tot en met vijfde monitor zijn opgesteld op basis van de overgang van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) naar de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het in dat kader vastgestelde interim-beleid Wro (de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte) in combinatie met de motie "monitoring bestemmingsplannen" van 25 juni In deze motie is aangegeven dat de provincie over ieder voorontwerpbestemmingsplan advies zal uitbrengen. 2/6

3 p^^^^"j^ij HOLLAND Tevens is aangegeven dat bij strijdigheid met de provinciale belangen een zienswijze wordt ingediend bij een ontwerpbestemmingsplan en een reactieve aanwijzing wordt gegeven bij een vastgesteld bestemmingsplan. De motie is aangenomen vlak voor de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli Met het in werking treden van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte ts het interim-beleid komen te vervallen en de motie niet meer actueel. Nu de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zijn vastgesteld kan gerichter worden omgaan met de beoordeling van bestemmingsplannen en vergelijkbare plannen als Wabo projectbesluiten. Het beoordelen van ruimtelijke plannen (1333 plannen in 2010) vergt tot nu toe relatief veel inzet van de provincie, mede gelet op het grote aantal plannen. De komende jaren wordt een extra grote stroom bestemmingsplannen verwacht, omdat per 1 juli 2013 alle bestemmingsplannen actueel moeten zijn. Uit cijfers blijkt dat de inzet wei effectief is. In 2010 zijn 462 adviezen gegeven over voorontwerpplannen (= 100%). Uiteindelijk heeft dit geleid tot 86 zienswijzen over ontwerpplannen (= 18,1%) en slechts 5 reactieve aanwijzingen bij vastgestelde plannen {= 1,26%). Veel bestemmingsplannen hebben geen betrekking op provinciale belangen of hebben betrekking op kleinschalige ontwikkelingen die de provinciale belangen wel raken maar er niet mee in strijd zijn. De provincie wil daarom het halfjaarlijkse overieg met gemeenten benutten om een voorselectie te maken van enerzijds plannen waarvan beoordeling door de provincie wenselijk is en anderzijds plannen waarvan op voorhand duidelijk is dat er geen sprake is van strijdigheid met de provinciale belangen. Ook wordt aan de gemeenten gevraagd om bij het insturen van een bestemmingsplan aan te geven of het plan al dan niet in overeenstemming is met de provinciale belangen. De nieuwe werkwijze houdt in dat niet langer advies zal worden uitgebracht over ieder voorontwerpbestemmingsplan, maar alleen over vooraf geselecteerde plannen. Dit sluit aan bij het in het coalitieakkoord neergelegde uitgangspunt: besturen vanuit vertrouwen. Het benutten van het halfjaariijkse overleg met gemeenten sluit tevens aan bij het streven om vooral te sturen aan de voorkant van de gemeentelijke en regionale planprocessen. Bij ontwerpplannen zal zonodig een zienswijze worden ingediend en bij vastgestelde plannen zal zonodig een reactieve aanwijzing worden gegeven. Het risico dat strijdigheid met de provinciale belangen bij hantering van de nieuwe werkwijze over het hoofd wordt gezien wordt laag ingeschat, maar is niet geheel uit te sluiten. Bovendien wordt de nieuwe werkwijze gecontroleerd met een continue steekproef, zodat zonodig de werkwijze kan worden bijgesteld. Daarnaast wordt een prioriteitenlijst opgesteld. Als een ruimtelijk plan een onderwerp raakt dat op deze lijst staat, wordt het plan in elk geval beoordeeld. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om reserveringen voor provinciale infrastructuurprojecten. Ook kan gedacht worden aan onderwerpen die in het middelpunt van de politieke aandacht staan, zoals op dit moment kantoren. De werkwijze zal worden uitgewerkt in overieg met de VZHG. De gemeenten worden op de hoogte gebracht van de nieuwe werkwijze. 3/6

4 TUID"^^^^^ Evaluatie voorhangprocedure ontheffingen Aanleiding voor de evaluatie van de voorhangprocedure is met name de in de Statencommissie Ruimte en Leefomgeving geuite wens om - nu inmiddels geruime tijd ervaring met ontheffingsverzoeken is opgedaan - te bezien of op dit punt actualisering van de protocolafspraken gewenst is. Daartoe ls een overzicht opgesteld van de genomen besluiten over ontheffingsverzoeken, de situaties waarin daarbij de voorhangprocedure aan de orde is geweest en de zaken die daaruit tot bespreking van GS-voorstellen in de commissie hebben geleid. Het overzicht betreft de door GS genomen besluiten in de periode van 25 juli 2010 (inwerkingtreding Verordening Ruimte) tot 11 augustus Kanttekening daarbij is dat het vastgestelde protocol over de voorhangprocedure ontheffingen pas op 23 februari 2011 is vastgesteld. Voor die tijd bent u over voorgenomen besluiten van GS afzonderiijk geïnformeerd. Het overzicht (ter kennisneming bijgevoegd ) betreft 16 ontheffingsverzoeken en laat het volgende zien: Het grootste aandeel van de verzoeken in totaal 16 verzoeken (12) heeft als basis de algemene ontheffingsmogelijkheid uit 15 van de Verordening ( groot maatschappelijk belang en uitzondering voor specifiek maatwerk) waarvoor - indien GS tot verienen ontheffing willen overgaan - de voorhangprocedure van toepassing is. Daarvan is tweemaal om bespreking in de commissie gevraagd. De 4 overige verzoeken hadden als basis artikel 3 van de Verordening (ontheffing voor gebied buiten de contouren). Daarvan was slechts 1 maal de voorhangprocedure van toepassing; in die situatie werd bespreking niet nodig gevonden. Het totaalbeeld laat zien dat van de 11 door GS voorgenomen besluiten tot veriening van ontheffing waarop de voorhangprocedure van toepassing is 2 maal bespreking in de commissie is gevraagd. Op basis daarvan zou. mede vanwege de wens om procedures zo kort mogelijk te houden, kunnen worden voorgesteld om voor de komende tijd de voorhangprocedure enigszins te beperken tot verzoeken op basis van artikel 15 en artikel 5 lid 4 van de Verordening (algemene ontheffing groot openbaar of individueel belang, algemene ontheffing voor toepassing maatwerk en ontheffing EHS bij groot openbaar belang) de voorhangprocedure te handhaven en verzoeken op basis van artikel 3 lid buiten de voorhangprocedure te brengen en in de jaariijkse rapportage op te nemen. Daarbij moet worden bedacht dat de ontheffingsmogelijkheden uit artikel 3 geclausuleerder zijn dan de "open" geformuleerde criteria in artikel 5 en Afbakening van (wettelijk) kader en partijen a. Europees/nationaal/provinciaai wettelijk en beleidskader De Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte (VR) geldt als provinciaal beleidskader. b. Relatie andere interne beleidsterreinen Alleen de nieuwe werkwijze ruimtelijke plannen heeft relatie met de beleidssectoren. De nieuwe werkwijze is afgestemd met de sectoren in het Coördinatieteam (CT) en Regiegroep Beleid. 4/6

5 p^j HOLLAND c. Relatie externe partijen De PPC en de VZHG worden geïnformeerd over de werkwijze beoordeling ruimtelijke plannen. 3. Procesbeschrijving en rol Staten a. Voorgeschiedenis Op 25 juni 2008 heeft u de motie Monitoring bestemmingsplannen aangenomen, waarin wordt gevraagd geïnformeerd te worden over de verankering van het beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen. Op 23 februari 2011 heeft u het protocol voor de ontheffingsprocedures vastgesteld. b. Waar staan we nu? De fase van beleidsmonitoring en evaluatie In bijgaande monitor wordt een overzicht gegeven van de verankering van het beleid in gemeentelijke bestemmingsplannen voor de periode vanaf 1 juli 2010 tot en met 30 juni Verder wordt een voorstel voor aanpassing van de voorhangprocedure ontheffingprocedure gedaan. De inhoud daarvan is weergegeven onder 1. c. Vervolgprocedure De eerste tot en met vijfde monitor zijn opgesteld op basis van de overgang van de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) naar de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het in dat kader vastgestelde interim-beleid Wro (de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte) in combinatie met de motie "monitoring bestemmingsplannen". Met het inwerking treden van de PSV en de VR is het interim-beleid komen te vervaiien en de motie niet meer actueel. Deze planmonitor (juli 2010 t/m juni 2011) is daarmee in deze vorm en frequentie de laatste monitor. Het bewaken van het provinciale belang is als taak opgenomen in de Begroting De monitoring van bestemmingsplannen i.e. de inzet van het RO-instrumentarium voor de realisering en borging van provinciale ruimtelijke belangen zal geïncorporeerd worden in de tweejaarlijkse Monitor Structuurvisie en Uitvoeringsagenda. Daarnaast zullen PS - in aanvulling op de al in de protocollen afgesproken rapportageplicht over de ontheffingen waarvoor geen voorhangprocedure nodig is - jaariijks achteraf worden geïnformeerd over de door GS gegeven reactieve aanwijzingen. Met betrekking tot de voorhangprocedure ontheffingen zal na gedachtewisseling in de cie. R en L het uiteindelijke voorstel voor aanpassing van de protocolafspraken aan PS ter vaststelling worden voorgelegd. 5/6

6 p "^"j^ij HOLLAND 4. Financiële aspecten (dekking en risico's) Het voorstel heeft geen financiële consequenties Technische & proces vragen en informatie bij Ambtenaar Telefoon L. Berkemeijer Kamer Al 90 6/6