vacon 100 flow frequentieregelaars applicatie handleiding

Transcriptie

1 vacon 100 flow frequentieregelaars applicatie hanleiing

2

3 VOORWOORD VACON 3 VOORWOORD DOCUMENTGEGEVENS Document-ID: DPD01253F Datum: Softwareversie: FW0159V016 INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING Het auteursrecht op eze hanleiing berust bij Vacon Lt. Alle rechten voorbehouen. Deze hanleiing kan zoner voorafgaane kennisgeving woren gewijzig. De originele taal van eze instructies is Engels. In eze hanleiing leest u over e functies van e VACON frequentieregelaar en hoe u eze kunt gebruiken. De structuur van e hanleiing komt overeen met e menustructuur van e frequentieregelaar (hoofstuk 1 en 4 8). Hoofstuk 1 Snelstartgis Aan e slag met het beieningspaneel Hoofstuk 2 Wizars Toepassingsconfiguraties selecteren Snel toepassingen instellen De verschillene applicaties met voorbeelen Hoofstuk 3 Gebruikersinterfaces De typen isplays en het gebruik van het beieningspaneel De pc-tool VACON Live. De functies van e velbus Hoofstuk 4 Menu Monitoring Een overzicht van alle monitoringwaaren Hoofstuk 5 Menu Parameters Een overzicht van alle parameters van e frequentieregelaar Hoofstuk 6 Menu Diagnose Hoofstuk 7 Menu I/O en harware Hoofstuk 8 Menu's Gebruikersinstellingen, Favorieten en Gebruikersniveau LOCAL CONTACTS:

4 VACON 4 VOORWOORD Hoofstuk 9 Beschrijving van controlewaaren Hoofstuk 10 Parameterbeschrijvingen Parameters gebruiken Digitale en analoge ingangen programmeren Applicatiespecifieke functies Hoofstuk 11 Fouttracering Fouten en bijbehorene oorzaken Fouten resetten Hoofstuk 12 Bijlage Informatie over e verschillene stanaarwaaren van e applicaties Deze hanleiing bevat een groot aantal tabellen met parameters. Hieroner wort uitgeleg hoe u eze tabellen moet interpreteren. A B C D E F G H Inex Parameter Min Max Unit Default ID Description A. De locatie van e parameter in het menu. Dit is ook het parameternummer. B. De naam van e parameter. C. De minimumwaare van e parameter. D. De maximumwaare van e parameter. E. De eenhei van e parameterwaare. De eenhei wort getoon als eze beschikbaar is. F. De fabrieksinstelling. G. Het ID-nummer van e parameter. H. Een korte beschrijving van e waaren van e parameter en/of e functie. LOCAL CONTACTS:

5 VOORWOORD VACON 5 FUNCTIES VAN DE VACON FREQUENTIEREGELAAR Selecteer e gewenste applicatie voor uw proces: Stanaar, HVAC, PID-besturing, Multi-pomp (SingleDrive) of Multi-pomp (MultiDrive). Op basis van uw keuze wort e frequentieregelaar alvast automatisch geeeltelijk ingestel, zoat e inberijfstelling nog gemakkelijker wort. Wizars voor e eerste keer opstarten en voor e Fire mous. Wizars voor elke applicatie: Stanaar, HVAC, PID-besturing, Multi-pomp (SingleDrive) en Multi-pomp (MultiDrive). FUNCT-knop voor het eenvouig schakelen tussen lokale en externe beiening. De externe beieningsplaats kan een I/O- of velbusverbining zijn. U kunt e externe beieningsplaats selecteren met een parameter. 8 vaste frequenties. Motorpotentiometerfuncties. Een spoelfunctie. 2 programmeerbare rampingtijen, 2 bewakingen en 3 verboen frequentiebereiken. Gewongen stop. Een beieningspagina voor snelle beiening en bewaking van e belangrijkste waaren. Velbusatamap. Automatische reset. Verschillene voorverwarmingsmoi om conensatie te voorkomen. Maximale uitgangsfrequentie van 320 Hz. Interne klok (RTC) en timerfuncties (optionele klokbatterij vereist). U kunt rie tijkanalen programmeren voor verschillene functies van e frequentieregelaar. Onersteuning voor externe PID-regelaar. Hiermee kunt u bijvoorbeel een klep beienen met e I/O van e frequentieregelaar. Een slaapmous ie e frequentieregelaar automatisch in- en uitschakelt om energie te besparen. PID-regelaar met twee zones en twee verschillene terugkoppelsignalen: minimum- en maximumbesturing. Twee referentiebronnen voor e PID-regelaar. U kunt e gewenste bron selecteren met een igitale ingang. Een functie voor PID-referentieversterking. Vooruitsturing voor een betere respons bij procesveraneringen. Bewaking van proceswaaren. Multipompbesturing voor singlerive- en multirive-systemen. Multi-master- en multi-followermoi voor multirive-systemen. Een multipompsysteem met een real-time klok voor het autowisselen van pompen. Onerhousteller. Pompbesturingsfuncties: besturing preparatiepomp, besturing jockeypomp, autoreinigen turbine, bewaking pompingangsruk en vorstbescherming. LOCAL CONTACTS:

6 VACON 6 LOCAL CONTACTS:

7 INHOUDSOPGAVE VACON 7 INHOUDSOPGAVE Voorwoor Documentgegevens 3 Informatie over eze hanleiing 3 Functies van e VACON frequentieregelaar 5 1 Snelstartgis Beieningspaneel De isplays De eerste keer opstarten Beschrijving van e applicaties Stanaar- en HVAC-applicatie Applicatie PID-besturing Applicatie Multi-pomp (SingleDrive) Applicatie Multi-pomp (MultiDrive) 44 2 Wizars De wizar voor e applicatie Stanaar Applicatiewizar HVAC De wizar voor e applicatie PID-besturing Wizar voor e applicatie Multi-pomp (SingleDrive) Wizar voor e applicatie Multi-pomp (MultiDrive) Fire mous wizar 91 3 Gebruikersinterfaces Navigatie met het beieningspaneel Het grafische isplay Waaren bewerken Fouten resetten De FUNCT-knop Parameters kopiëren Parameters vergelijken Helpteksten Het menu Favorieten gebruiken Het tekstisplay Waaren bewerken Fouten resetten De FUNCT-knop Menustructuur Quick setup Monitor VACON Live 115 LOCAL CONTACTS:

8 VACON 8 INHOUDSOPGAVE 4 Menu Monitoring Menugroep Monitor Multimonitor Trencurve Basis I/O Temperatuuringangen Extra's/geavanceer Bewaking van timerfuncties Bewaking van e PID-regelaar Bewaking externe PID-regelaar Bewaking multi-pomp Onerhoustellers Bewaking van velbusprocesata Monitoring Frequentieregelaar Customizer Menu Parameters Groep 3.1: Motorinstellingen Groep 3.2: Start/Stop-instellingen Groep 3.3: Referenties Groep 3.4: Instellingen voor Ramping en Remmen Groep 3.5: I/O-configuratie Groep 3.6: Velbusatamap Groep 3.7: Verboen frequenties Groep 3.8: Bewakingen Groep 3.9: Beveiligingen Groep 3.10: Automatische reset Groep 3.11: Instellingen voor applicaties Groep 3.12: Timerfuncties Groep 3.13: PID-regelaar Groep 3.14: Externe PID-regelaar Groep 3.15: Multi-pomp Groep 3.16: Onerhoustellers Groep 3.17: Fire mous Groep 3.18: Parametergroep Motorvoorverwarming Groep 3.19: Frequentieregelaar Customizer Groep 3.21: Pompbesturing Groep 3.23: Geavanceer harmonisch filter Menu Diagnose Actieve fouten Reset Fouten Foutenhistorie Totaaltellers Triptellers Software info 200 LOCAL CONTACTS:

9 INHOUDSOPGAVE VACON 9 7 Menu I/O en harware Basis I/O Optiekaartsleuven Real-time klok Instellingen powerunit Beieningspaneel Velbus De menu's Gebruikersinstellingen, Favorieten en Gebruikersniveaus Gebruikersinstellingen Gebruikersinstellingen Parameter back-up Favorieten Items toevoegen aan Favorieten Items verwijeren uit Favorieten Gebruikersniveaus De toegangscoe voor gebruikersniveaus wijzigen Beschrijving van monitoring waares Basis I/O Temperatuuringangen Extra's/geavanceer Timerfuncties PID-regelaar Externe PID-regelaar Multi-pomp Onerhoustellers Velbusgegevens Frequentieregelaar Customizer Parameterbeschrijvingen Trencurve Motorinstellingen Parametergroep Motor naamplaat Parametergroep Motorregeling Motorlimieten Parametergroep Open loop Functie I/f-start Start/Stop-instellingen Referenties frequentiereferentie Vaste frequenties Parametergroep Motorpotentiometer Parametergroep Spoelen 256 LOCAL CONTACTS:

10 VACON 10 INHOUDSOPGAVE 10.5 Instellingen voor Ramping en Remmen Ramp Ramp Startmagnetisering DC-rem Fluxremmen I/O-configuratie Programmering van igitale en analoge ingangen Stanaarfunctie van programmeerbare ingangen Digitale ingangen Analoge ingangen Digitale uitgangen Analoge uitgangen Velbusatamap Verboen frequenties Bewakingen Beveiligingen Algemeen Thermische motorbeveiligingen Beveiliging motorblokkering Onerbelastingsbescherming (roogloop) Snelle stop AI laag niveau beveiliging Automatische reset Applicatie-instellingen Timerfuncties PID-regelaar Basisinstellingen Referentiepunten Terugkoppeling Vooruitsturing Slaapfunctie Terugkoppelbewaking Drukverlies compensatie Rustig Vullen Ingangsruk bewaking Slaapfunctie wanneer geen vraag is geetecteer (SNDD) Externe PID-regelaar Functie Multi-pomp Checklist voor inberijfstelling Multi-pomp (MultiDrive) Systeemconfiguratie Vergreneling Verbining van terugkoppelingssensor met een multipompsysteem Overrukbewaking Pompraaitijtellers Geavanceere instellingen Onerhoustellers 354 LOCAL CONTACTS:

11 INHOUDSOPGAVE VACON Fire mous De functie Motorvoorverwarming Frequentieregelaar Customizer Pompbesturing Autoreinigen Jockeypomp Preparatiepomp Antiblokkeringsfunctie Vorstbescherming Tellers Teller berijfsuren Tripteller berijfsuren Teller raaitij Teller netvoeing-aanwezig tij Energieteller Energie tripteller Geavanceer harmonisch filter Fouttracering Er wort een fout getoon Resetten met e resetknop Resetten met een parameter in het grafische isplay Resetten met een parameter in het tekstisplay Foutenhistorie De foutenhistorie bekijken in het grafische isplay De Foutenhistorie bekijken in het tekstisplay Foutcoes Bijlage De stanaarwaaren van parameters in e verschillene applicaties 394 LOCAL CONTACTS:

12 VACON 12 SNELSTARTGIDS 1 SNELSTARTGIDS 1.1 BEDIENINGSPANEEL Het beieningspaneel vormt e interface tussen e frequentieregelaar en e gebruiker. Met het beieningspaneel kunt u het toerental van een motor regelen en e status van e frequentieregelaar bewaken. Bovenien kunt u hiermee e parameters van e frequentieregelaar instellen. A B C I H D G F E Afb. 1: De knoppen op het beieningspaneel A. De BACK/RESET-knop. Hiermee kunt u teruggaan in het menu, e bewerkingsmous afsluiten en fouten resetten. B. De pijlknop OMHOOG. Hiermee kunt u omhoog blaeren in een menu en waaren verhogen. C. De FUNCT-knop. Hiermee kunt u e raairichting van e motor wijzigen, e beieningspagina openen en e beieningsplaats kiezen. Voor meer informatie, zie De FUNCT-knop. D. De pijlknop RECHTS. E. De START-knop. F. De pijlknop OMLAAG. Hiermee kunt u omlaag blaeren in een menu en waaren verlagen. G. De STOP-knop. H. De pijlknop LINKS. Hiermee kunt u e cursor naar links verplaatsen. I. De OK-knop. Hiermee kunt u een geselecteer niveau of item openen of een keuze bevestigen. 1.2 DE DISPLAYS Er zijn twee typen isplays: het grafische isplay en het tekstisplay. Het beieningspaneel heeft altij ezelfe toetsen en knoppen. Het isplay toont e volgene gegevens: De status van e motor en e frequentieregelaar. Fouten in e motor en in e frequentieregelaar. Uw locatie in e menustructuur. 1 LOCAL CONTACTS:

13 SNELSTARTGIDS VACON 13 A B C D E STOP READY I/O Main Menu ID: Quick Setup ( 17 ) Monitor ( 5 ) Parameters ( 12 ) M1 F G H Afb. 2: Het grafische isplay A. Het eerste statusvel: STOP/RUN B. De raairichting van e motor C. Het tweee statusvel: GEREED/NIET GEREED/FOUT D. Het alarmvel: ALARM/- E. Het beieningsplaatsvel: PC/IO/ BEDIENINGSPANEEL/VELDBUS A F. Het locatievel: het ID-nummer van e parameter en e huiige locatie in het menu G. De geselecteere groep of parameter H. Het aantal items in e esbetreffene groep B C D F Afb. 3: Het tekstisplay. Als e tekst te lang is om in één keer te woren weergegeven, schuift eze automatisch over het isplay. A. De statusinicatoren B. De alarm- en foutinicatoren C. De naam van e huiige groep of het huiige item 1.3 DE EERSTE KEER OPSTARTEN E D. De huiige locatie in het menu E. De inicatoren voor e beieningsplaats F. De inicatoren voor e raairichting Als u e frequentieregelaar inschakelt, wort e opstartwizar gestart. De opstartwizar helpt u bij het instellen van e gegevens ie noig zijn voor een juiste besturing van uw proces. LOCAL CONTACTS: 1

14 VACON 14 SNELSTARTGIDS 1 2 Taalkeuze (P6.1) Zomertij* (P5.5.5) De opties zijn verschillen voor alle verschillene taalpakketten. Ruslan US EU UIT 3 Tij* (P5.5.2) uu:mm:ss 4 Jaar* (P5.5.4) jjjj 5 Datum* (P5.5.3).mm. * Deze stappen woren alleen weergegeven als er een klokbatterij is geplaatst. 6 Opstartwizar uitvoeren? Ja Nee Selecteer Ja en ruk op OK. Als u Nee selecteert, wort e opstartwizar afgesloten. Als u e parameterwaaren hanmatig wilt instellen, selecteert u Nee en rukt u op OK. 7 Applicatiekeuze (P1.2 Applicatie, ID212) Stanaar HVAC PID-besturing Multi-pomp (SingleDrive) Multi-pomp (MultiDrive) Selecteer Ja en ruk op OK om oor te gaan met e wizar voor e applicatie ie u in stap 7 hebt geselecteer. Zie hoofstuk 2 Wizars voor een beschrijving van e applicatiewizars. Als u Nee selecteert en op OK rukt, wort e opstartwizar afgesloten en moet u alle parameters hanmatig instellen. U kunt e opstartwizar op twee manieren opnieuw starten. Ga naar e parameter P6.5.1 Fabrieksinstellingen herstellen of e parameter B1.1.2 Opstartwizar. Selecteer vervolgens Activeren. 1.4 BESCHRIJVING VAN DE APPLICATIES Met e parameter P1.2 (Applicatie) kunt u e applicatie voor e frequentieregelaar selecteren. Zora u e parameter P1.2 wijzigt, woren er stanaarwaaren ingestel voor een specifieke groep parameters STANDAARD- EN HVAC-APPLICATIE De applicaties Stanaar en HVAC zijn bijvoorbeel geschikt voor e besturing van pompen of ventilatoren. 1 LOCAL CONTACTS:

15 SNELSTARTGIDS VACON 15 U kunt e frequentieregelaar beienen vanaf het beieningspaneel of via e velbus of I/Oklemmen. Wanneer u e frequentieregelaar bestuurt via e I/O-klemmen, wort het frequentiereferentiesignaal verbonen met AI1 (0 10 V) of AI2 (4 20 ma). De verbining wort bepaal oor het type signaal. Er zijn ook rie vaste frequentiereferenties beschikbaar. U kunt e vaste frequentiereferenties activeren met DI4 en DI5. De start/stopsignalen van e frequentieregelaar zijn gekoppel aan DI1 (start vooruit) en DI2 (start achteruit). Alle uitgangen van e frequentieregelaar kunnen in alle applicaties vrij woren geconfigureer. Op e basis-i/o-kaart zijn één analoge uitgang (uitgangsfrequentie) en rie relaisuitgangen (run, fout, geree) beschikbaar. Zie hoofstuk 10 Parameterbeschrijvingen voor een beschrijving van e parameters. LOCAL CONTACTS: 1

16 VACON 16 SNELSTARTGIDS Stanaar-I/O-kaart Klem Signaal Beschrijving Vref Referentie-uitgang Potentiometerreferentie kω 2 3 AI1+ AI1- Analoge ingang 1 + Analoge ingang 1 - Frequentiereferentie (stanaar V) 4 AI2+ Analoge ingang 2 + Frequentiereferentie (stanaar ma) 5 AI2- Analoge ingang Vout 24 V hulpspanning 7 8 GND DI1 I/O-aare Digitale ingang 1 start vooruit 9 DI2 Digitale ingang 2 Start achteruit 10 DI3 Digitale ingang 3 Externe fout 11 CM Gemeenschappelijk voor DI1 DI Vout GND DI4 DI5 24 V hulpspanning I/O-aare Digitale ingang 4 Digitale ingang 5 DI4 DI5 Freq.ref. Open Open Analoge ingang 1 Gesloten Open Vaste freq. 1 Open Gesloten Vaste freq. 2 Gesloten Gesloten Vaste freq DI6 Digitale ingang 6 Fout reset 17 CM Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 ma AO1+ AO1- Analoge uitgang 1 + Analoge uitgang 1 - Uitgangsfrequentie (0 20 ma) V in 24 V hulpingangsspanning A B RS-485 RS-485 Seriële bus, negatief Seriële bus, positief Mobus RTU, N2, BACnet RUN RO1/1 NC RO1/2 CM RO1/3 NO Relaisuitgang 1 RUN FOUT RO2/1 NC RO2/2 CM RO2/3 NO TI1+ TI1- Relaisuitgang 2 Thermistoringang FOUT *) RO3/2 CM RO3/3 NO Relaisuitgang 3 GEREED **) Afb. 4: De stanaarbesturingsaansluitingen voor e applicaties Stanaar en HVAC * = Alleen beschikbaar in VACON 100 X. 1 LOCAL CONTACTS:

17 SNELSTARTGIDS VACON 17 ** = Raapleeg e installatiehanleiing van e VACON 100 X voor e DIPswitchconfiguratie van VACON 100 X-systemen. B A C Afb. 5: DIP-switch A. Digitale ingangen B. Zweven C. Verbonen met massa (stanaar) Tabel 2: M1.1 Wizars Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving Opstartwizar Fire mous wizar = Niet geactiveer 1 = Activeren Selecteer Activeren om e opstartwizar te starten (zie Tabel 1 De opstartwizar). Selecteer Activeren om e Fire mous wizar te starten (zie 2.6 Fire mous wizar). LOCAL CONTACTS: 1

18 VACON 18 SNELSTARTGIDS Tabel 3: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.2 Applicatie = Stanaar 1 = HVAC 2 = PID-besturing 3 = Multi-pomp (SingleDrive) 4 = Multi-pomp (Multi- Drive) 1.3 Minimumfrequentiereferentie 0.00 P1.4 Hz De acceptabele minimumfrequentiereferentie. 1.4 Maximumfrequentiereferentie P Hz 50.0 / De acceptabele maximumfrequentiereferentie. 1.5 Acceleratietij s Deceleratietij s Stroomlimiet (motor) IH * 0,1 IS A varieert 107 De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om op te lopen van 0 tot e ingestele maximumfrequentie. De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om terug te lopen van e ingestele maximumfrequentie naar 0. De maximale motorstroom van e frequentieregelaar. 1.8 Motortype = Inuctiemotor 1 = Permanente-magneetmotor 2 = Reluctantiemotor Neem e waare Un over van e motornaamplaat. 1.9 Nominale motorspanning varieert varieert V varieert 110 AANWIJZING! Controleer of e motor is aangesloten in riehoeks- of sterconfiguratie. 1 LOCAL CONTACTS:

19 SNELSTARTGIDS VACON 19 Tabel 3: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.10 Nominale motorfrequentie Hz 50 / Neem e waare fn over van e motornaamplaat Nominaal motortoerental Rpm varieert 112 Neem e waare nn over van e motornaamplaat Nominale motorstroom IH * 0,1 IH * 2 A varieert 113 Neem e waare In over van e motornaamplaat Motor Cos Phi (vermogensfactor) varieert 120 Neem e waare over van e motornaamplaat Energie-optimalisatie De frequentieregelaar zoekt e minimale motorstroom, voor een lager energieverbruik en miner motorgelui. Deze functie kunt u bijvoorbeel gebruiken bij ventilator- of pompregeling. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel Tijens e ientificatierun woren e motorparameters gemeten of bereken ie noig zijn voor een correcte besturing van e motor en het toerental Ientificatie = Geen actie 1 = Bij stilstan 2 = Met raaiene motor Voorat u e ientificatierun kunt uitvoeren, moet u e motorparameters overnemen van e motortypeplaat Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start LOCAL CONTACTS: 1

20 VACON 20 SNELSTARTGIDS Tabel 3: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.17 Stopfunctie = Vrij uitlopen 1 = Ramping 1.18 Automatische reset = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel 1.19 Respons bij externe fout = Geen actie 1 = Alarm 2 = Fout (stop volgens stopmous) 3 = Fout (stop oor uitlopen) 1.20 Respons bij Fout AI te laag = Geen actie 1 = Alarm 2 = Alarm + vaste foutfrequentie (P ) 3 = Alarm + laatste frequentie 4 = Fout (stop volgens stopmous) 5 = Fout (stop oor uitlopen) 1.21 Externe beieningsplaats Selectie van e externe beieningsplaats (start/stop). 0 = Besturing I/O 1 = Velbusbeiening 1 LOCAL CONTACTS:

21 SNELSTARTGIDS VACON 21 Tabel 3: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving De frequentiereferentiebron wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A Referentieselectie I/O A = PC 1 = Vaste frequentie 0 2 = Beieningspaneelreferentie 3 = Velbus 4 = AI1 5 = AI2 5 = AI1+AI2 7 = PID-referentie 8 = Motorpotentiometer 11 = Blok 1 uit 12 = Blok 2 uit 13 = Blok 3 uit 14 = Blok 4 uit 15 = Blok 5 uit 16 = Blok 6 uit 17 = Blok 7 uit 18 = Blok 8 uit 19 = Blok 9 uit 20 = Blok 10 uit De stanaarwaare is afhankelijk van e applicatie ie u instelt met parameter Selectie beieningspaneel referentie De frequentiereferentiebron wanneer het beieningspaneel is ingestel als beieningsplaats. Zie P Velbus referentieselectie De frequentiereferentiebron wanneer e velbus is ingestel als e beieningsplaats. Zie P AI1 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.26 AI2 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma LOCAL CONTACTS: 1

22 VACON 22 SNELSTARTGIDS Tabel 3: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.27 RO1 Functie Zie P RO2 Functie Zie P RO3 Functie Zie P AO1 Functie Zie P Tabel 4: M1.31 Stanaar/M1.32 HVAC Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving Vaste frequentie 1 P1.3 P1.4 Hz Vaste frequentie 2 P1.3 P1.4 Hz Vaste frequentie 3 P1.3 P1.4 Hz Selecteer eze vaste frequentie met igitale ingang DI4. Selecteer eze vaste frequentie met igitale ingang DI5. Selecteer eze vaste frequentie met igitale ingang DI4 en DI APPLICATIE PID-BESTURING U kunt e applicatie PID-besturing gebruiken voor processen waarbij e procesvariabele (bijvoorbeel ruk) moet woren geregel met het toerental van e motor. In eze applicatie wort e interne PID-regelaar van e frequentieregelaar geconfigureer voor één referentiewaare en één feebacksignaal. U kunt gebruikmaken van 2 beieningsplaatsen. Selecteer beieningsplaats A of B met DI6. Wanneer beieningsplaats A actief is, geeft DI1 e start- en stopoprachten en wort e frequentiereferentie van e PID-regelaar gebruikt. Wanneer beieningsplaats B actief is, geeft DI4 e start- en stopoprachten en wort e frequentiereferentie van AI1 gebruikt. Alle uitgangen van e frequentieregelaar kunnen in alle applicaties vrij woren geconfigureer. Op e basis-i/o-kaart zijn één analoge uitgang (uitgangsfrequentie) en rie relaisuitgangen (run, fout, geree) beschikbaar. Zie hoofstuk Tabel 1 De opstartwizar voor een beschrijving van e parameters. 1 LOCAL CONTACTS:

23 SNELSTARTGIDS VACON 23 Stanaar-I/O-kaart Klem Signaal Beschrijving Referentiepotentiometer kΩ 2-raas zener Vref AI1+ AI1- referentie-uitgang Analoge ingang 1 + Analoge ingang 1 - Plaats A: PID-referentie Plaats B: Frequentiereferentie (stanaar: 0 10 V) Werkelijke waare I = (0)4...20mA AI2+ AI2-24Vout Analoge ingang 2 + Analoge ingang 2-24 V hulpspanning PID-terugkoppeling (werkelijke waare) (stanaar: 4 20 ma) 7 GND I/O-aare 8 9 DI1 DI2 Digitale ingang 1 Digitale ingang 2 Plaats A: Start vooruit (PID-regelaar) Externe fout DI3 CM 24 V out Digitale ingang 3 Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24 V hulpspanning Fout reset 13 GND I/O-aare 14 DI4 Digitale ingang 4 Plaats B: Start vooruit (freq.referentie P ) 15 DI5 Digitale ingang 5 Vaste frequentie 1 16 DI6 Digitale ingang 6 Selectie beieningsplaats A/B 17 CM Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 ma AO1+/GND AO1- Analoge uitgang 1 + Analoge uitgang 1 - Uitgangsfrequentie (stanaar: 0 20 ma) Vin 24 V hulpingangsspanning A B RS485 RS485 seriële bus, negatief seriële bus, positief Mobus RTU RUN R O1/1 NC R O1/2 CM Relaisuitgang 1 RUN 23 R O1/3 NO FOUT R O2/1 NC R O2/2 CM Relaisuitgang 2 FOUT 26 R O2/3 NO TI1+ TI1- Thermistoringang *) R O3/2 CM R O3/3 NO Relaisuitgang 3 GEREED **) Afb. 6: De stanaaraansluitingen voor besturing met e applicatie PID-besturing * = Alleen beschikbaar in VACON 100 X. LOCAL CONTACTS: 1

24 VACON 24 SNELSTARTGIDS ** = Raapleeg e installatiehanleiing van e VACON 100 X voor e DIPswitchconfiguratie van VACON 100 X-systemen. B A C Afb. 7: DIP-switch A. Digitale ingangen B. Zweven C. Verbonen met massa (stanaar) Tabel 5: M1.1 Wizars Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving Opstartwizar Fire mous wizar = Niet geactiveer 1 = Activeren Selecteer Activeren om e opstartwizar te starten (zie 1.3 De eerste keer opstarten). Selecteer Activeren om e Fire mous wizar te starten (zie 2.6 Fire mous wizar). 1 LOCAL CONTACTS:

25 SNELSTARTGIDS VACON 25 Tabel 6: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.2 Applicatie = Stanaar 1 = HVAC 2 = PID-besturing 3 = Multi-pomp (SingleDrive) 4 = Multi-pomp (Multi- Drive) 1.3 Minimumfrequentiereferentie 0.00 P1.4 Hz De acceptabele minimumfrequentiereferentie. 1.4 Maximumfrequentiereferentie P Hz 50.0 / De acceptabele maximumfrequentiereferentie. 1.5 Acceleratietij s Deceleratietij s Stroomlimiet (motor) IH * 0,1 IS A varieert 107 De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om op te lopen van 0 tot e ingestele maximumfrequentie. De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om terug te lopen van e ingestele maximumfrequentie naar 0. De maximale motorstroom van e frequentieregelaar. 1.8 Motortype = Inuctiemotor 1 = Permanente-magneetmotor 2 = Reluctantiemotor Neem e waare Un over van e motornaamplaat. 1.9 Nominale motorspanning varieert varieert V varieert 110 AANWIJZING! Controleer of e motor is aangesloten in riehoeks- of sterconfiguratie. LOCAL CONTACTS: 1

26 VACON 26 SNELSTARTGIDS Tabel 6: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.10 Nominale motorfrequentie Hz 50.0 / Neem e waare fn over van e motornaamplaat Nominaal motortoerental Rpm varieert 112 Neem e waare nn over van e motornaamplaat Nominale motorstroom IH * 0,1 IS A varieert 113 Neem e waare In over van e motornaamplaat Motor Cos Phi (vermogensfactor) varieert 120 Neem e waare over van e motornaamplaat Energie-optimalisatie De frequentieregelaar zoekt e minimale motorstroom, voor een lager energieverbruik en miner motorgelui. Deze functie kunt u bijvoorbeel gebruiken bij ventilator- of pompregeling. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel Tijens e ientificatierun woren e motorparameters gemeten of bereken ie noig zijn voor een correcte besturing van e motor en het toerental Ientificatie = Geen actie 1 = Bij stilstan 2 = Met raaiene motor Voorat u e ientificatierun kunt uitvoeren, moet u e motorparameters overnemen van e motortypeplaat Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 1 LOCAL CONTACTS:

27 SNELSTARTGIDS VACON 27 Tabel 6: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.17 Stopfunctie = Vrij uitlopen 1 = Ramping 1.18 Automatische reset = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel 1.19 Respons bij externe fout = Geen actie 1 = Alarm 2 = Fout (stop volgens stopmous) 3 = Fout (stop oor uitlopen) 1.20 Respons bij Fout AI te laag = Geen actie 1 = Alarm 2 = Alarm + vaste foutfrequentie (P ) 3 = Alarm + laatste frequentie 4 = Fout (stop volgens stopmous) 5 = Fout (stop oor uitlopen) 1.21 Externe beieningsplaats Selectie van e externe beieningsplaats (start/stop). 0 = Besturing I/O 1 = Velbusbeiening LOCAL CONTACTS: 1

28 VACON 28 SNELSTARTGIDS Tabel 6: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving De frequentiereferentiebron wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A Referentieselectie I/O A = PC 1 = Vaste frequentie 0 2 = Beieningspaneelreferentie 3 = Velbus 4 = AI1 5 = AI2 6 = AI1+AI2 7 = PID-referentie 8 = Motorpotentiometer 11 = Blok 1 uit 12 = Blok 2 uit 13 = Blok 3 uit 14 = Blok 4 uit 15 = Blok 5 uit 16 = Blok 6 uit 17 = Blok 7 uit 18 = Blok 8 uit 19 = Blok 9 uit 20 = Blok 10 uit De stanaarwaare is afhankelijk van e applicatie ie u instelt met parameter Selectie beieningspaneel referentie Zie P Velbus referentieselectie Zie P AI1 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.26 AI2 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.27 RO1 Functie Zie P RO2 Functie Zie P RO3 Functie Zie P AO1 Functie Zie P LOCAL CONTACTS:

29 SNELSTARTGIDS VACON 29 Tabel 7: M1.33 PID-besturing Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving PID Versterking % PID Integratietij s PID Dempingstij s Als e waare van e parameter wort ingestel op 100%, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar ook met 10% oen wijzigen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00%/s oen wijzigen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% geurene 1,00 s in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00% oen wijzigen Selectie Proceseenhei Selecteer e proceseenhei. Zie P Min. proceseenhei varieert varieert varieert Max. proceseenhei varieert varieert varieert 1034 De waare (in e proceseenhei) ie gelijkstaat aan 0% van het PID-terugkoppelsignaal. De waare (in e proceseenhei) ie gelijkstaat aan 100% van het PID-terugkoppelsignaal Terugkoppeling 1 bronselectie Zie P Referentie 1 bronselectie Zie P Beieningspaneel Referentie 1 varieert varieert varieert LOCAL CONTACTS: 1

30 VACON 30 SNELSTARTGIDS Tabel 7: M1.33 PID-besturing Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving Ref 1 slaapfrequentielimiet Hz De frequentieregelaar gaat over naar e slaapmous wanneer e uitgangsfrequentie langer beneen eze grenswaare blijft an is opgegeven in e parameter Slaapvertraging. 0 = Niet gebruikt Ref 1 slaapvertraging s Ref 1 ontwaakniveau varieert varieert varieert varieert Vaste frequentie 1 P1.3 P1.4 Hz De minimale tijsuur ie e frequentie oner het slaapniveau moet blijven voorat e frequentieregelaar stopt. 0 = Niet gebruikt De ontwaakwaare van e PID-terugkoppelingsbewaking. Ontwaakniveau 1 gebruikt e geselecteere proceseenhei. 0 = Niet gebruikt De vaste frequentie ie met igitale ingang DI5 kan woren geselecteer APPLICATIE MULTI-POMP (SINGLEDRIVE) U kunt e applicatie Multi-pomp (SingleDrive) gebruiken in toepassingen waarbij 1 frequentieregelaar een systeem bestuurt at bestaat uit maximaal 8 parallelle motoren, zoals pompen, ventilatoren of compressoren. De applicatie Multi-pomp (SingleDrive) is stanaar geconfigureer voor 3 parallelle motoren. De frequentieregelaar is verbonen met één van e motoren. Dit wort e regulerene motor. De interne PID-regelaar van e frequentieregelaar regelt e snelhei van e regulerene motor en zent stuursignalen uit (via relaisuitgangen) voor het starten en stoppen van e hulpmotoren. De hulpmotoren woren ingeschakel met externe magneetschakelaars in e netvoeing. U kunt een procesvariabele, bijvoorbeel e ruk, reguleren oor e snelhei van e regulerene motor te controleren en het aantal actieve motoren te variëren. Zie hoofstuk 10 Parameterbeschrijvingen voor een beschrijving van e parameters. 1 LOCAL CONTACTS:

31 SNELSTARTGIDS VACON 31 Start/Stop RO2 RO3 PT Afb. 8: Configuratie Multi-pomp (SingleDrive) De functie Autowissel varieert e startvolgore van e motoren en zorgt aarmee at alle motoren in het systeem gelijkmatiger slijten. De autowisselfunctie bewaakt het aantal berijfsuren en stelt op basis aarvan e startvolgore van e motoren in. De motor met het laagste aantal berijfsuren start als eerste en e motor met het hoogste aantal als laatste. De autowissel wort uitgevoer op basis van het autowisselinterval. Dat wort bijgehouen met e interne klok van e frequentieregelaar (RTC-batterij vereist). De autowissel kan woren toegepast op alle motoren in het systeem of alleen op e hulpmotoren. LOCAL CONTACTS: 1

32 VACON 32 SNELSTARTGIDS K2 K3 Afb. 9: Besturingsiagram waarbij alleen hulpmotoren zijn opgenomen in e autowissellogica K1 K1.1 K2 K2.1 K2 K3.1 Afb. 10: Besturingsiagram waarbij alle motoren zijn opgenomen in e autowissellogica U kunt gebruikmaken van 2 beieningsplaatsen. Selecteer beieningsplaats A of B met DI6. Als beieningsplaats Selecteer beieningsplaats A of B met DI6. Wanneer beieningsplaats A actief is, geeft DI1 e start- en stopoprachten en wort e frequentiereferentie van e PIDregelaar gebruikt. Wanneer beieningsplaats B actief is, geeft DI4 e start- en stopoprachten en wort e frequentiereferentie van AI1 gebruikt. 1 LOCAL CONTACTS:

33 SNELSTARTGIDS VACON 33 Alle uitgangen van e frequentieregelaar kunnen in alle applicaties vrij woren geconfigureer. Op e basis-i/o-kaart zijn één analoge uitgang (uitgangsfrequentie) en rie relaisuitgangen (run, fout, geree) beschikbaar. LOCAL CONTACTS: 1

34 VACON 34 SNELSTARTGIDS Stanaar-I/O-kaart Klem Signaal Beschrijving Potentiometerreferentie kω 2-raas zener Vref AI1+ AI1- Referentie-uitgang Analoge ingang 1 + Analoge ingang 1 - Plaats A: Niet gebruikt Plaats B: Frequentiereferentie (stanaar: V) Werkelijke waare I = (0) ma AI2+ AI2-24 Vout Analoge ingang 2 + Analoge ingang 2-24 V hulpspanning PID-terugkoppeling (werkelijke waare) (stanaar:...20 ma) 7 GND I/O-aare 8 DI1 Digitale ingang 1 Plaats A: Start vooruit (PID-regelaar) 9 10 DI2 DI3 Digitale ingang 2 Digitale ingang 3 Plaats B: Start vooruit (freq.ref. P ) Selectie beieningsplaats A/B CM 24 Vout Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24 V hulpspanning 13 GND I/O-aare 14 DI4 Digitale ingang 4 Motor 1 vergreneling 15 DI5 Digitale ingang 5 Motor 2 vergreneling DI6 CM Digitale ingang 6 Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 Motor 3 vergreneling ma AO1+ AO1-/GND Analoge uitgang 1 + Analoge uitgang 1 - Uitgangsfrequentie (stanaar: ma) V in 24 V hulpingangsspanning A B RS-485 RS-485 Seriële bus, negatief Seriële bus, positief Mobus RTU A1 A RO1/1 NC RO1/2 CM RO1/3 NO Relaisuitgang 1 Besturing motor 1 (Magneetschakelaar multipomp K2) A1 A RO2/1 NC RO2/2 CM RO2/3 NO Relaisuitgang 2 Besturing motor 2 (Magneetschakelaar multipomp K2) A1 A TI1+ TI1- RO3/2 CM RO3/3 NO Thermistoringang Relaisuitgang 3 Besturing motor 3 (Magneetschakelaar multipomp K2) *) **) Afb. 11: De stanaarbesturingsaansluitingen van e applicatie Multi-pomp (SingleDrive) * = Alleen beschikbaar in VACON 100 X. 1 LOCAL CONTACTS:

35 SNELSTARTGIDS VACON 35 ** = Raapleeg e installatiehanleiing van e VACON 100 X voor e DIPswitchconfiguratie van VACON 100 X-systemen. B A C Afb. 12: DIP-switch A. Digitale ingangen B. Zweven C. Verbonen met massa (stanaar) Tabel 8: M1.1 Wizars Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving Opstartwizar Fire mous wizar = Niet geactiveer 1 = Activeren Selecteer Activeren om e opstartwizar te starten (zie 1.3 De eerste keer opstarten). Selecteer Activeren om e Fire mous wizar te starten (zie 2.6 Fire mous wizar). LOCAL CONTACTS: 1

36 VACON 36 SNELSTARTGIDS Tabel 9: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.2 Applicatie = Stanaar 1 = HVAC 2 = PID-besturing 3 = Multi-pomp (SingleDrive) 4 = Multi-pomp (Multi- Drive) 1.3 Minimumfrequentiereferentie 0.00 P1.4 Hz De acceptabele minimumfrequentiereferentie. 1.4 Maximumfrequentiereferentie P Hz 50.0 / De acceptabele maximumfrequentiereferentie. 1.5 Acceleratietij s Deceleratietij s Stroomlimiet (motor) IH * 0,1 IS A varieert 107 De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om op te lopen van 0 tot e ingestele maximumfrequentie. De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om terug te lopen van e ingestele maximumfrequentie naar 0. De maximale motorstroom van e frequentieregelaar. 1.8 Motortype = Inuctiemotor 1 = Permanente-magneetmotor 2 = Reluctantiemotor Neem e waare Un over van e motornaamplaat. 1.9 Nominale motorspanning varieert varieert V varieert 110 AANWIJZING! Controleer of e motor is aangesloten in riehoeks- of sterconfiguratie. 1 LOCAL CONTACTS:

37 SNELSTARTGIDS VACON 37 Tabel 9: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.10 Nominale motorfrequentie Hz 50.0 / Neem e waare fn over van e motornaamplaat Nominaal motortoerental Rpm varieert 112 Neem e waare nn over van e motornaamplaat Nominale motorstroom IH * 0,1 IS A varieert 113 Neem e waare In over van e motornaamplaat Motor Cos Phi (vermogensfactor) varieert 120 Neem e waare over van e motornaamplaat Energie-optimalisatie De frequentieregelaar zoekt e minimale motorstroom, voor een lager energieverbruik en miner motorgelui. Deze functie kunt u bijvoorbeel gebruiken bij ventilator- of pompregeling. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel Tijens e ientificatierun woren e motorparameters gemeten of bereken ie noig zijn voor een correcte besturing van e motor en het toerental Ientificatie = Geen actie 1 = Bij stilstan 2 = Met raaiene motor Voorat u e ientificatierun kunt uitvoeren, moet u e motorparameters overnemen van e motortypeplaat Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start LOCAL CONTACTS: 1

38 VACON 38 SNELSTARTGIDS Tabel 9: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 1.17 Stopfunctie = Vrij uitlopen 1 = Ramping 1.18 Automatische reset = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel 1.19 Respons bij externe fout = Geen actie 1 = Alarm 2 = Fout (stop volgens stopmous) 3 = Fout (stop oor uitlopen) 1.20 Respons bij Fout AI te laag = Geen actie 1 = Alarm 2 = Alarm + vaste foutfrequentie (P ) 3 = Alarm + laatste frequentie 4 = Fout (stop volgens stopmous) 5 = Fout (stop oor uitlopen) 1.21 Externe beieningsplaats Selectie van e externe beieningsplaats (start/stop). 0 = Besturing I/O 1 = Velbusbeiening 1 LOCAL CONTACTS:

39 SNELSTARTGIDS VACON 39 Tabel 9: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving De frequentiereferentiebron wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A Referentieselectie I/O A = PC 1 = Vaste frequentie 0 2 = Beieningspaneelreferentie 3 = Velbus 4 = AI1 5 = AI2 6 = AI1+AI2 7 = PID-referentie 8 = Motorpotentiometer 11 = Blok 1 uit 12 = Blok 2 uit 13 = Blok 3 uit 14 = Blok 4 uit 15 = Blok 5 uit 16 = Blok 6 uit 17 = Blok 7 uit 18 = Blok 8 uit 19 = Blok 9 uit 20 = Blok 10 uit De stanaarwaare is afhankelijk van e applicatie ie u instelt met parameter Selectie beieningspaneel referentie Zie P Velbus referentieselectie Zie P AI1 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.26 AI2 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.27 RO1 Functie Zie P RO2 Functie Zie P RO3 Functie Zie P AO1 Functie Zie P LOCAL CONTACTS: 1

40 VACON 40 SNELSTARTGIDS Tabel 10: M1.34 Multi-pomp (SingleDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving PID Versterking % PID Integratietij s PID Dempingstij s Als e waare van e parameter wort ingestel op 100%, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar ook met 10% oen wijzigen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00%/s oen wijzigen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% geurene 1,00 s in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00% oen wijzigen Selectie Proceseenhei Selecteer e proceseenhei. Zie P varieert varieert Min. proceseenhei varieert 1033 De waare (in e proceseenhei) ie gelijkstaat aan 0% van het PID-terugkoppelsignaal varieert varieert Max. proceseenhei varieert 1034 De waare (in e proceseenhei) ie gelijkstaat aan 100% van het PIDterugkoppelsignaal Terugkoppeling 1 bronselectie Zie P LOCAL CONTACTS:

41 SNELSTARTGIDS VACON 41 Tabel 10: M1.34 Multi-pomp (SingleDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Referentie 1 bronselectie Zie P Beieningspaneel Referentie 1 varieert varieert varieert Ref 1 slaapfrequentielimiet Hz De frequentieregelaar gaat over naar e slaapmous wanneer e uitgangsfrequentie langer beneen eze grenswaare blijft an is opgegeven in e parameter Slaapvertraging. 0 = Niet gebruikt Ref 1 slaapvertraging s De minimale tijsuur ie e frequentie oner het slaapniveau moet blijven voorat e frequentieregelaar stopt. 0 = Niet gebruikt varieert varieert varieert Ref 1 ontwaakniveau varieert 1018 De ontwaakwaare van e PID-terugkoppelingsbewaking. Ontwaakniveau 1 gebruikt e geselecteere proceseenhei. 0 = Niet gebruikt Hiermee selecteert u e multipompmous Multi-pomp mous = Enkele frequentieregelaar 1 = Multi-follower 2 = Multi-master Aantal pompen Totaalaantal motoren (pompen/ventilatoren) at in een multipompsysteem wort gebruikt LOCAL CONTACTS: 1

42 VACON 42 SNELSTARTGIDS Tabel 10: M1.34 Multi-pomp (SingleDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Pompvergreneling Vergrenelingen Inschakelen/ Uitschakelen. Aan e han van vergrenelingen weet het systeem of een motor is aangesloten of niet. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel Autowissel Hiermee kunt u e autowisselfunctie voor e startvolgore en prioriteit van motoren in- of uitschakelen. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel (interval) 2 = Ingeschakel (weekagen) Autowissel pompen = Hulppomp 1 = Alle pompen Autowissel interval u De autowisselproceure start wanneer e perioe ie is ingestel in eze parameter, is verlopen. De autowisselproceure start alleen als e capaciteit lager is an het niveau at is ingestel met parameters P en P LOCAL CONTACTS:

43 SNELSTARTGIDS VACON 43 Tabel 10: M1.34 Multi-pomp (SingleDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Bereik: Autowissel agen B0 = Zonag B1 = Maanag B2 = Dinsag B3 = Woensag B4 = Donerag B5 = Vrijag B6 = Zaterag Autowissel tijstip 00:00:00 23:59:59 Tij Bereik: 00:00:00-23:59: Autowissel: frequentielimiet Autowissel: pomplimiet 0.00 P Hz 25: Deze parameters bepalen het niveau waaroner e gebruikte capaciteit moet blijven om e autowisselproceure te kunnen starten. Percentage van e referentiewaare. Bijvoorbeel: Banbreete % Referentiepunt = 5 bar Banbreete = 10% Zolang e terugkoppelwaare tussen e 4,5 en 5,5 bar ligt, blijft e motor ingeschakel Banbreetevertraging s Zora e terugkoppelwaare buiten e banbreete komt, start e tijsvertraging waarna pompen woren toegevoeg of verwijer Pomp 1 vergreneling DigIN Slot OPEN = Niet actief GESLOTEN = Actief Pomp 2 vergreneling DigIN Slot Zie LOCAL CONTACTS: 1

44 VACON 44 SNELSTARTGIDS Tabel 10: M1.34 Multi-pomp (SingleDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Pomp 3 vergreneling DigIN Slot Zie Pomp 4 vergreneling DigIN Slot Zie Pomp 5 vergreneling DigIN Slot Zie Pomp 6 vergreneling DigIN Slot Zie Pomp 7 vergreneling DigIN Slot Zie Pomp 8 vergreneling DigIN Slot Zie APPLICATIE MULTI-POMP (MULTIDRIVE) Gebruik e applicatie Multi-pomp (MultiDrive) in een systeem met maximaal 8 parallelle motoren met variabele snelhei, zoals pompen, ventilatoren of compressoren. De applicatie Multi-pomp (MultiDrive) is stanaar geconfigureer voor 3 parallelle motoren. Zie hoofstuk 10 Parameterbeschrijvingen voor een beschrijving van e parameters. De checklist voor inberijfstelling van een multipompsysteem (MultiDrive) vint u in hoofstuk Checklist voor inberijfstelling Multi-pomp (MultiDrive). Elke motor heeft een eigen frequentieregelaar. De frequentieregelaars in het systeem communiceren met elkaar via Mobus RTU-communicatie. 1 LOCAL CONTACTS:

45 SNELSTARTGIDS VACON 45 Start/Stop VB PT Afb. 13: Configuratie Multi-pomp (MultiDrive) U kunt een procesvariabele, bijvoorbeel e ruk, reguleren oor e snelhei van e regulerene motor te controleren en het aantal actieve motoren te variëren. De interne PIDregelaar in e frequentieregelaar van e regulerene motor bepaalt het toerental en het inen uitschakelen van motoren. De werking van het systeem is afhankelijk van e geselecteere berijfsmous. In e mous Multi-follower volgen hulpmotoren e snelhei van e regulerene motor. Pomp 1 reguleert en pompen 2 en 3 volgen het toerental van pomp 1, zoals getoon bij A in e curve. LOCAL CONTACTS: 1

46 VACON 46 SNELSTARTGIDS RPM f max A f min t P1 P2 P3 Afb. 14: Besturing in e mous Multi-follower De onerstaane afbeeling geeft een voorbeel weer van e mous Multi-master, waarin e snelhei van e regulerene motor op een constante prouctiesnelhei (B) wort vergrenel wanneer e volgene motor wort gestart. Curve A toont e regulerene werking van e pompen. RPM B f max f min A t P1 P2 P3 Afb. 15: Besturing in e mous Multi-master De functie Autowissel varieert e startvolgore van e motoren en zorgt aarmee at alle motoren in het systeem gelijkmatiger slijten. De autowisselfunctie bewaakt het aantal berijfsuren en stelt op basis aarvan e startvolgore van e motoren in. De motor met het laagste aantal berijfsuren start als eerste en e motor met het hoogste aantal als laatste. De autowissel wort toegepast op basis van het autowisselinterval, of op basis van e interne klok van e frequentieregelaar (RTC-batterij vereist). 1 LOCAL CONTACTS:

47 SNELSTARTGIDS VACON 47 Stanaar-I/O-kaart Klem Signaal Beschrijving V ref Referentie-uitgang 2-raas omvormer Werkelijke waare - + (0) ma AI1+ AI1- AI2+ AI2-24 V out Analoge ingang 1 + Analoge ingang 1 - Analoge ingang 2 + Analoge ingang 2-24 V hulpspanning Stanaar niet gebruikt (stanaar: V) PID-terugkoppeling (werkelijke waare) (stanaar 4 20 ma) 7 8 GND DI1 I/O-aare Digitale ingang 1 start vooruit 9 DI2 Digitale ingang 2 Spoelen (start vooruit + spoelref.) 10 DI3 Digitale ingang 3 PID SP-selectie (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) 11 CM Gemeenschappelijk voor DI1 DI V out 24 V hulpspanning 13 GND I/O-aare 14 DI4 Digitale ingang 4 Fout reset 15 DI5 Digitale ingang 5 Pompvergreneling (Open = Niet beschikbaar, Gesloten = Beschikbaar) 16 DI6 Digitale ingang 6 Externe fout 17 CM Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 ma AO1+ AO1- Analoge uitgang 1 + Analoge uitgang 1 - Uitgangsfrequentie ( ma) V in 24 V hulpvoeing ingangsspanning A B RS-485 RS-485 Seriële bus, negatief Seriële bus, positief Communicatie tussen aanrijvingen (Mobus RTU) RUN RO1/1 NC RO1/2 CM Relaisuitgang 1 RUN 23 RO1/3 NO Naar klem A op FOUT anere frequentieregelaars RO2/1 NC RO2/2 CM RO2/3 NO Relaisuitgang 2 FOUT Naar klem B op anere frequentieregelaars TI1+ TI1- RO3/2 CM RO3/3 NO Thermistoringang Relaisuitgang 3 GEREED *) **) Afb. 16: De stanaarbesturingsaansluitingen van e applicatie Multi-pomp (MultiDrive) * = Alleen beschikbaar in VACON 100 X. LOCAL CONTACTS: 1

48 VACON 48 SNELSTARTGIDS ** = Raapleeg e installatiehanleiing van e VACON X voor e DIP-switchconfiguratie van VACON 100 X-systemen. B A C Afb. 17: DIP-switch A. Digitale ingangen B. Zweven C. Verbonen met massa (stanaar) Elke frequentieregelaar heeft een ruksensor. Als zowel e frequentieregelaar als e ruksensoren reunant zijn, is het reunantieniveau hoog. Als er is een fout optreet in een frequentieregelaar, neemt e volgene frequentieregelaar e masterfunctie over. Als er een sensorfout optreet, neemt e volgene frequentieregelaar (met een eigen sensor) e masterfunctie over. Elke frequentieregelaar is voorzien van een eigen schakelaar met e instellingen Auto, Uit en Hanmatig 1 LOCAL CONTACTS:

49 AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR 2 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) SNELSTARTGIDS VACON 49 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW S S S S1 0 AUTO MAN 2-DRAADS ZENDER P I FREQUENTIEREGELAAR 1 VACON 100 FLOW P1.2 Applicatie = Multi-pomp (MultiDrive) P Pomp ID-nummer = 1 DRUKSENSOR 1 P Start & terugkoppeling= Signalen verbonen A B +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) DIO S ZWEVEND GND AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Afb. 18: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 1A LOCAL CONTACTS: 1

50 AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR 2 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) VACON 50 SNELSTARTGIDS FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW S S S S1 0 AUTO MAN 2-DRAADS ZENDER P I FREQUENTIEREGELAAR 2 VACON 100 FLOW P1.2 Applicatie = Multi-pomp (MultiDrive) P Pomp ID-nummer = 2 DRUKSENSOR 2 P Start & terugkoppeling= Signalen verbonen A B +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) DIO S ZWEVEND GND AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Afb. 19: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 1B 1 LOCAL CONTACTS:

51 AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR 2 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 2-WIRE TRANSMITTER MAN P I PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) SNELSTARTGIDS VACON 51 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW S S S S1 0 AUTO MAN 2-DRAADS ZENDER P I FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW P1.2 Applicatie = Multi-pomp (MultiDrive) P Pomp ID-nummer = 3 DRUKSENSOR 3 P Start & terugkoppeling= Signalen verbonen A B +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) DIO S ZWEVEND GND AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Afb. 20: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 1C LOCAL CONTACTS: 1

52 VACON 52 SNELSTARTGIDS Eén sensor is verbonen met alle frequentieregelaars. Het reunantieniveau van het systeem is laag omat alleen e frequentieregelaars reunant zijn. Als er is een fout optreet in een frequentieregelaar, neemt e volgene frequentieregelaar e masterfunctie over. Als er een sensorfout optreet, stopt het systeem. Elke frequentieregelaar is voorzien van een eigen schakelaar met e instellingen Auto, Uit en Hanmatig Klem 17 verbin +24 V met frequentieregelaar 1 en 2. Klemmen 1 en 2 zijn verbonen via externe ioes. De igitale ingangssignalen gebruiken negatieve logica (AAN = OV). 1 LOCAL CONTACTS:

53 2-WIRE TRANSMITTER + P AUTO 0 I - MAN PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON = Signals Connecte Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 MAN P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM Common for DI1-DI AUTO V out 24V auxilary voltage out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) MAN 1 3 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) SNELSTARTGIDS VACON 53 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW 1S S S S1 2-DRAADS ZENDER P I AUTO MAN DRUKSENSOR FREQUENTIEREGELAAR 1 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 1 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 21: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 2A LOCAL CONTACTS: 1

54 2-WIRE TRANSMITTER + P AUTO 0 I - MAN PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON = Signals Connecte Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 MAN P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM Common for DI1-DI AUTO V out 24V auxilary voltage out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) MAN 1 3 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) VACON 54 SNELSTARTGIDS FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW 1S S S S1 0 AUTO MAN FREQUENTIEREGELAAR 2 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 2 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 22: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 2B 1 LOCAL CONTACTS:

55 2-WIRE TRANSMITTER + P AUTO 0 I - MAN PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON = Signals Connecte Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 MAN P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM Common for DI1-DI AUTO V out 24V auxilary voltage out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) MAN 1 3 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) SNELSTARTGIDS VACON 55 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW 1S S S S1 0 AUTO MAN FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 3 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 23: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 2C LOCAL CONTACTS: 1

56 VACON 56 SNELSTARTGIDS 2 frequentieregelaars hebben eigen ruksensoren. Het reunantieniveau van het systeem is gemiel omat e frequentieregelaars en e ruksensoren ubbel zijn. Als er is een fout optreet in een frequentieregelaar, neemt e tweee frequentieregelaar e masterfunctie over. Als er een sensorfout optreet, neemt e tweee frequentieregelaar (met een eigen sensor) e masterfunctie over. Elke frequentieregelaar is voorzien van een eigen schakelaar met e instellingen Auto, Uit en Hanmatig 1 LOCAL CONTACTS:

57 AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER + MAN P I - PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER + MAN P I - PRESSURE SENSOR 2 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM Common for DI1-DI AUTO +24V out 24V auxilary voltage out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) MAN 1 3 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Start Signal Only 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) SNELSTARTGIDS VACON 57 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. 1S S S S1 0 AUTO MAN 2-DRAADS ZENDER P I + - DRUKSENSOR FREQUENTIEREGELAAR 1 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 1 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 24: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 3A LOCAL CONTACTS: 1

58 AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER + MAN P I - PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER + MAN P I - PRESSURE SENSOR 2 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM Common for DI1-DI AUTO +24V out 24V auxilary voltage out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) MAN 1 3 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Start Signal Only 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) VACON 58 SNELSTARTGIDS FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. 1S S S S1 0 AUTO MAN 2-DRAADS ZENDER P I + - DRUKSENSOR FREQUENTIEREGELAAR 1 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 1 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 25: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 3B 1 LOCAL CONTACTS:

59 AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER + MAN P I - PRESSURE SENSOR P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 1 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 DIO S FLOAT GND AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) AUTO 0 2-WIRE TRANSMITTER + MAN P I - PRESSURE SENSOR 2 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 2 P Start & Feeback = Signals Connecte 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM Common for DI1-DI AUTO +24V out 24V auxilary voltage out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) MAN 1 3 P1.2 Application = Multipump(MultiDrive) P Pump ID Number = 3 P Start & Feeback = Start Signal Only 1 +10V ref 2 AI1 + 3 AI1-4 AI2 + 5 AI V out 7 GND 8 DIN1 9 DIN2 10 DIN3 11 CM V out 13 GND 14 DIN4 15 DIN5 16 DIN6 17 CM 18 AO AO V in A B DIO S FLOAT GND RS485 RS RO1 22 RO1 23 RO1 24 RO2 25 RO2 26 RO2 32 RO3 33 RO3 AI1 U I AI2 U I Reference voltage NOT USED (0...10V) PID FEEDBACK (4...20mA) 24V auxilary voltage out I/O groun START FORWARD FLUSHING (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. (Open=Keypa SP1, Close=Keypa SP2) Common for DI1-DI6 24V auxilary voltage out I/O groun FAULT RESET PUMP INTERLOCK (Not in use by efault) EXTERNAL FAULT Common for DI1-DI6 OUTPUT FREQUENCY (0...20mA) 24V auxilary voltage in Drive-To-Drive Communication (Mobus RTU) AO U I RS485 termination OFF ON Relay Output 1 (RUN) Relay Output 2 (FAULT) Relay Output 3 (READY) SNELSTARTGIDS VACON 59 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW VACON 100 FLOW (Start Forwar + Flushing Freq.) PID SETPOINT SELECT. 1S S S S1 0 AUTO MAN FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 3 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 26: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 3C LOCAL CONTACTS: 1

60 VACON 60 SNELSTARTGIDS Eén gemeenschappelijke ruksensor is verbonen met twee frequentieregelaars. Het reunantieniveau van het systeem is laag omat alleen e frequentieregelaars reunant zijn. Als er is een fout optreet in een frequentieregelaar, neemt e tweee frequentieregelaar e masterfunctie over. Als er een sensorfout optreet, stopt het systeem. Elke frequentieregelaar is voorzien van een eigen schakelaar met e instellingen Auto, Uit en Hanmatig Klem 17 verbin +24 V met frequentieregelaar 1 en 2. Klemmen 1 en 2 zijn verbonen via externe ioes. De igitale ingangssignalen gebruiken negatieve logica (AAN = OV). 1 LOCAL CONTACTS:

61 SNELSTARTGIDS VACON 61 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 1S1 2-DRAADS ZENDER P I AUTO MAN DRUKSENSOR FREQUENTIEREGELAAR 1 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 1 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 27: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 4A LOCAL CONTACTS: 1

62 VACON 62 SNELSTARTGIDS FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 FREQUENTIEREGELAAR 2 VACON 100 FLOW P1.2 P P Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling = Multi-pomp (MultiDrive) = 2 = Signalen verbonen 2S1 0 AUTO MAN A B +10 Vref AI2+ AI1- AI2+ AI2- Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) +24 Vout 24V-hulpspanning UIT GND I/O-aare DIN1 START VOORUIT DIN2 SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) DIN3 PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) CM Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 +24 Vout 24V-hulpspanning UIT GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 28: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 4B 1 LOCAL CONTACTS:

63 SNELSTARTGIDS VACON 63 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 3S1 0 AUTO MAN FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 3 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) DIO S ZWEVEND GND RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 29: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 4C LOCAL CONTACTS: 1

64 VACON 64 SNELSTARTGIDS Eén ruksensor is verbonen met e eerste frequentieregelaar. Het systeem is niet reunant omat het systeem stopt als er een fout in een frequentieregelaar of sensor optreet. 1 LOCAL CONTACTS:

65 SNELSTARTGIDS VACON 65 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 2-DRAADS ZENDER P I + - STARTOPDRACHT SYSTEEM 1S1 STOP START 1 2 FREQUENTIEREGELAAR 1 VACON 100 FLOW P1.2 Applicatie = Multi-pomp (MultiDrive) P Pomp ID-nummer = 1 DRUKSENSOR 1 P Start & terugkoppeling= Signalen verbonen A B +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) DIO S ZWEVEND GND AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN Afb. 30: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 5A LOCAL CONTACTS: 1

66 VACON 66 SNELSTARTGIDS FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 FREQUENTIEREGELAAR 2 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B DIO S ZWEVEND GND Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 Vref AI2+ AI1- AI2+ AI Vout GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 Vout GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 AI1 U I AI2 U I Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) AO U I RS485- afsluiter UIT AAN = Multi-pomp (MultiDrive) = 2 = Signalen verbonen Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) Afb. 31: Aansluitschema van een multipompsysteem (MultiDrive), voorbeel 5B 1 LOCAL CONTACTS:

67 SNELSTARTGIDS VACON 67 FREQUENTIEREGELAAR 1 FREQUENTIEREGELAAR 2 FREQUENTIEREGELAAR 3 FREQUENTIEREGELAAR 3 VACON 100 FLOW P1.2 P P A B Applicatie Pomp ID-nummer Start & terugkoppeling +10 V ref AI2+ AI1- AI2+ AI V out GND DIN1 DIN2 DIN3 CM +24 V out GND DIN4 DIN5 DIN6 CM AO1+ AO V in RS-485 RS-485 Referentiespanning NIET GEBRUIKT ( V) PID-TERUGKOPPELING ( ma) 24V-hulpspanning UIT I/O-aare = Multi-pomp (MultiDrive) = 3 = Signalen verbonen START VOORUIT SPOELEN (Start vooruit + spoelreferentie) PID SP-SELECTIE (Open = Be.Paneel Referentie 1, gesloten = Be.Paneel Referentie 2) Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 24V-hulpspanning UIT I/O-aare FOUT RESET POMPVERGRENDELING (stanaar niet gebruikt) EXTERNE FOUT Gemeenschappelijk voor DI1 DI6 UITGANGSFREQUENTIE (0 20 ma) 24V-hulpspanning IN Communicatie tussen frequentieregelaars (Mobus RTU) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 RO3 RO3 Relaisuitgang 1 (RUN) Relaisuitgang 2 (FOUT) Relaisuitgang 3 (GEREED) DIO S ZWEVEND GND AI1 U I AI2 U I AO U I RS485- afsluiter UIT AAN LOCAL CONTACTS: 1

68 VACON 68 SNELSTARTGIDS Tabel 11: M1.1 Wizars Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaar ID Beschrijving 0 = Niet geactiveer 1 = Activeren Opstartwizar Fire mous wizar Selecteer Activeren om e opstartwizar te starten (zie hoofstuk 1.3 De eerste keer opstarten). Selecteer Activeren om e wizar Fire mous te starten (zie hoofstuk 1.3 De eerste keer opstarten). 1 LOCAL CONTACTS:

69 SNELSTARTGIDS VACON 69 Tabel 12: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaa r ID Beschrijving 1.2 Applicatie = Stanaar 1 = HVAC 2 = PID-besturing 3 = Multi-pomp (SingleDrive) 4 = Multi-pomp (MultiDrive) 1.3 Minimumfrequentiereferentie 0.00 P1.4 Hz De acceptabele minimumfrequentiereferentie. 1.4 Maximumfrequentiereferentie P Hz 50.0 / De acceptabele maximumfrequentiereferentie. 1.5 Acceleratietij s De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om op te lopen van 0 tot e ingestele maximumfrequentie. 1.6 Deceleratietij s De tij ie e uitgangsfrequentie erover oet om terug te lopen van e ingestele maximumfrequentie naar Stroomlimiet (motor) IH * 0,1 IS A varieert 107 De maximale motorstroom van e frequentieregelaar. 1.8 Motortype = Inuctiemotor 1 = Permanentemagneetmotor 2 = Reluctantiemotor Neem e waare Un over van e motornaamplaat. 1.9 Nominale motorspanning varieert varieert V varieert 110 AANWIJZING! Controleer of e motor is aangesloten in riehoeks- of sterconfiguratie. LOCAL CONTACTS: 1

70 VACON 70 SNELSTARTGIDS Tabel 12: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaa r ID Beschrijving 1.10 Nominale motorfrequentie Hz 50.0 / Neem e waare fn over van e motornaamplaat Nominaal motortoerental Rpm varieert 112 Neem e waare nn over van e motornaamplaat Nominale motorstroom IH * 0,1 IS A varieert 113 Neem e waare In over van e motornaamplaat Motor Cos Phi (vermogensfactor) varieert 120 Neem e waare over van e motornaamplaat Energieoptimalisatie De frequentieregelaar zoekt e minimale motorstroom, voor een lager energieverbruik en miner motorgelui. Deze functie kunt u bijvoorbeel gebruiken bij ventilator- of pompregeling. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel Tijens e ientificatierun woren e motorparameters gemeten of bereken ie noig zijn voor een correcte besturing van e motor en het toerental Ientificatie = Geen actie 1 = Bij stilstan 2 = Met raaiene motor Voorat u e ientificatierun kunt uitvoeren, moet u e motorparameters overnemen van e motortypeplaat. 1 LOCAL CONTACTS:

71 SNELSTARTGIDS VACON 71 Tabel 12: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaa r ID Beschrijving 1.16 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 1.17 Stopfunctie = Vrij uitlopen 1 = Ramping 1.18 Automatische reset = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel 1.19 Respons bij externe fout = Geen actie 1 = Alarm 2 = Fout (stop volgens stopmous) 3 = Fout (stop oor uitlopen) 1.20 Respons bij Fout AI te laag = Geen actie 1 = Alarm 2 = Alarm + vaste foutfrequentie (P ) 3 = Alarm + laatste frequentie 4 = Fout (stop volgens stopmous) 5 = Fout (stop oor uitlopen) 1.21 Externe beieningsplaats Selectie van e externe beieningsplaats (start/stop). 0 = Besturing I/O 1 = Velbusbeiening LOCAL CONTACTS: 1

72 VACON 72 SNELSTARTGIDS Tabel 12: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaa r ID Beschrijving De frequentiereferentiebron wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A Referentieselectie I/O A = PC 1 = Vaste frequentie 0 2 = Beieningspaneelreferentie 3 = Velbus 4 = AI1 5 = AI2 6 = AI1+AI2 7 = PID-referentie 8 = Motorpotentiometer 11 = Blok 1 uit 12 = Blok 2 uit 13 = Blok 3 uit 14 = Blok 4 uit 15 = Blok 5 uit 16 = Blok 6 uit 17 = Blok 7 uit 18 = Blok 8 uit 19 = Blok 9 uit 20 = Blok 10 uit De stanaarwaare is afhankelijk van e applicatie ie u instelt met parameter Selectie beieningspaneel referentie Zie P Velbus referentieselectie Zie P AI1 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.26 AI2 signaalbereik = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma 1.27 RO1 Functie Zie P LOCAL CONTACTS:

73 SNELSTARTGIDS VACON 73 Tabel 12: M1 Quick setup Inex Parameter Min. Max. Eenhei Stanaa r ID Beschrijving 1.28 RO2 Functie Zie P RO3 Functie Zie P AO1 Functie Zie P LOCAL CONTACTS: 1

74 VACON 74 SNELSTARTGIDS Tabel 13: M1.35 Multi-pomp (MultiDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving PID Versterking % PID Integratietij s PID Dempingstij s Als e waare van e parameter wort ingestel op 100%, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar ook met 10% oen wijzigen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00%/s oen wijzigen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% geurene 1,00 s in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00% oen wijzigen Selectie Proceseenhei Selecteer e proceseenhei. Zie P varieert varieert Min. proceseenhei varieert 1033 De waare (in e proceseenhei) ie gelijkstaat aan 0% van het PID-terugkoppelsignaal varieert varieert Max. proceseenhei varieert 1034 De waare (in e proceseenhei) ie gelijkstaat aan 100% van het PIDterugkoppelsignaal Terugkoppeling 1 bronselectie Zie P LOCAL CONTACTS:

75 SNELSTARTGIDS VACON 75 Tabel 13: M1.35 Multi-pomp (MultiDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Referentie 1 bronselectie Zie P Beieningspaneel Referentie 1 varieert varieert varieert Ref 1 slaapfrequentielimiet Hz De frequentieregelaar gaat over naar e slaapmous wanneer e uitgangsfrequentie langer beneen eze grenswaare blijft an is opgegeven in e parameter Slaapvertraging. 0 = Niet gebruikt Ref 1 slaapvertraging s De minimale tijsuur ie e frequentie oner het slaapniveau moet blijven voorat e frequentieregelaar stopt. 0 = Niet gebruikt varieert varieert varieert Ref 1 ontwaakniveau varieert 1018 De ontwaakwaare van e PID-terugkoppelingsbewaking. Ontwaakniveau 1 gebruikt e geselecteere proceseenhei. 0 = Niet gebruikt Hiermee selecteert u e multipompmous Multi-pomp mous = Enkele frequentieregelaar 1 = Multi-follower 2 = Multi-master Aantal pompen Totaalaantal motoren (pompen/ventilatoren) at in een multipompsysteem wort gebruikt LOCAL CONTACTS: 1

76 VACON 76 SNELSTARTGIDS Tabel 13: M1.35 Multi-pomp (MultiDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Pomp ID-nummer Het volgnummer van e frequentieregelaar in het pompsysteem. Deze parameter wort alleen gebruikt in e moi Multi-follower en Multi-master Start- en terugkoppelingssignalen Met eze parameter kunt u instellen of het startsignaal en/of e PID-terugkoppelsignalen verbonen zijn met e frequentieregelaar. 0=Niet verbonen 1 = Alleen startsignaal verbonen 2 = Beie signalen verbonen Pompvergreneling Vergrenelingen Inschakelen/ Uitschakelen. Aan e han van vergrenelingen weet het systeem of een motor is aangesloten of niet. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel Autowissel Hiermee kunt u e autowisselfunctie voor e startvolgore en prioriteit van motoren in- of uitschakelen. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel (interval) Autowissel pompen = Hulppomp 1 = Alle pompen 1 LOCAL CONTACTS:

77 SNELSTARTGIDS VACON 77 Tabel 13: M1.35 Multi-pomp (MultiDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Autowissel interval u De autowisselproceure start wanneer e perioe ie is ingestel in eze parameter, is verlopen. De autowisselproceure start alleen als e capaciteit lager is an het niveau at is ingestel met parameters P en P Autowissel agen Bereik: Maanag zonag Autowissel tijstip Tij 1787 Bereik: 00:00:00 23:59: Autowissel: frequentielimiet Autowissel: pomplimiet 0.00 P Hz 25: Deze parameters bepalen het niveau waaroner e gebruikte capaciteit moet blijven om e autowisselproceure te kunnen starten. Zolang e terugkoppelwaare tussen e 4,5 en 5,5 bar ligt, blijft e motor ingeschakel Banbreete % Referentiepunt = 5 bar Banbreete = 10% Zolang e terugkoppelwaare tussen e 4,5 en 5,5 bar ligt, blijft e motor ingeschakel. LOCAL CONTACTS: 1

78 VACON 78 SNELSTARTGIDS Tabel 13: M1.35 Multi-pomp (MultiDrive) Inex Parameter min. Max. Eenhei Stana ar ID Beschrijving Banbreetevertraging s Zora e terugkoppelwaare buiten e banbreete komt, start e tijsvertraging waarna pompen woren toegevoeg of verwijer Constante prouctiesnelhei % Het constante toerental waarop e pomp wort vastgezet wanneer e pomp zijn maximale toerental bereikt. De volgene pomp neemt e regeling over in e mous Multimaster Pomp 1 vergreneling DigIN Slot OPEN = Niet actief GESLOTEN = Actief Spoelreferentie Maximumreferentie Maximumreferentie Hz De frequentiereferentie wanneer e spoelfunctie actief is. 1 LOCAL CONTACTS:

79 WIZARDS VACON 79 2 WIZARDS 2.1 DE WIZARD VOOR DE APPLICATIE STANDAARD De applicatiewizar helpt u om e basisparameters voor e geselecteere applicatie in te stellen. Als u e wizar voor e applicatie Stanaar wilt starten, stelt u e waare Stanaar in voor e parameter P1.2 Applicatie (ID 212) op het beieningspaneel. AANWIJZING! Als u e stanaarapplicatiewizar start vanuit e opstartwizar, gaat e wizar irect oor naar stap Stel een waare in voor P Motortype (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorspanning (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorfrequentie (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominaal motortoerental (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorstroom (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). PM-motor Inuctiemotor Reluctantiemotor Bereik: varieert Bereik: Hz Bereik: rpm Bereik: varieert Stap 6 wort alleen getoon als e optie Inuctiemotor is geselecteer in stap 1. LOCAL CONTACTS: 2

80 VACON 80 WIZARDS 6 Stel een waare in voor P Motor Cos Phi. Bereik: Stel een waare in voor P Minimumfrequentiereferentie. Stel waare in voor P Maximum frequentiereferentie Bereik: 0,00 P Hz Bereik: P ,00 Hz 9 Stel een waare in voor P Acceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s 10 Stel een waare in voor P Deceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s 11 Selecteer e beieningsplaats ie e start- en stopoprachten en e frequentiereferentie voor e frequentieregelaar geeft. I/O-klemmen Velbus Beieningspaneel De wizar voor e applicatie Stanaar is nu voltooi. 2.2 APPLICATIEWIZARD HVAC De applicatiewizar helpt u om e basisparameters voor e geselecteere applicatie in te stellen. Als u e wizar voor e applicatie HVAC wilt starten, stelt u e waare HVAC in voor e parameter P1.2 Applicatie (ID 212) op het beieningspaneel. 1 Selecteer het type proces (of toepassing) at u wilt besturen. Compressor Ventilator Pomp Overige Sommige parameters hebben vaste waaren op basis van e instellingen in stap 1. Zie e parameters en hun waaren aan het ein van it hoofstuk in Tabel Stel een waare in voor P Herstartvertraging. Bereik: 0 20 min Stap 2 wort alleen getoon als e optie Compressor is geselecteer in stap 1. 2 LOCAL CONTACTS:

81 WIZARDS VACON Stel een waare in voor P Motortype (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorspanning (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorfrequentie (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominaal motortoerental (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorstroom (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Motor Cos Phi (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). PM-motor Inuctiemotor Reluctantiemotor Bereik: varieert Bereik: Hz Bereik: rpm Bereik: varieert Bereik: Stap 8 wort alleen getoon als e optie Inuctiemotor is geselecteer in stap Stel een waare in voor P Minimumfrequentiereferentie. Stel een waare in voor P Maximumfrequentiereferentie. Bereik: Hz Bereik: P ,00 Hz Stappen 11 en 12 woren alleen getoon als Overige is geselecteer in stap Stel een waare in voor P Acceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s 12 Stel een waare in voor P Deceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s Vervolgens gaat e opstartwizar verer met e stappen voor e esbetreffene applicatie. 13 Selecteer e beieningsplaats (e plek waarvan u e start/stop-oprachten geeft en waarvan e frequentiereferentie wort gebruikt). I/O-klemmen Velbus Beieningspaneel De wizar voor e applicatie HVAC is nu voltooi. LOCAL CONTACTS: 2

82 VACON 82 WIZARDS Tabel 14: Vaste waaren van parameters Inex Parameter Type proces Pomp Ventilator Compressor P U/f-ratio Lineair Kwaratisch Lineair P3.2.4 Startfunctie Ramping Vliegene start Ramping P3.2.5 Stopfunctie Ramping Vrij uitlopen Ramping P Acceleratietij 5.0 s 30.0 s 30 s P Deceleratietij 5.0 s 30.0 s 30 s 2.3 DE WIZARD VOOR DE APPLICATIE PID-BESTURING De applicatiewizar helpt u om e basisparameters voor e geselecteere applicatie in te stellen. Als u e wizar voor e applicatie PID-besturing wilt starten, stelt u e waare PID-besturing in voor e parameter P1.2 Applicatie (ID 212) op het beieningspaneel. AANWIJZING! Als u e applicatiewizar start vanuit e opstartwizar, gaat e wizar irect oor naar stap Stel een waare in voor P Motortype (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorspanning (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorfrequentie (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominaal motortoerental (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorstroom (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). PM-motor Inuctiemotor Reluctantiemotor Bereik: varieert Bereik: 8,00 320,00 Hz Bereik: rpm Bereik: varieert Stap 6 wort alleen getoon als e optie Inuctiemotor is geselecteer in stap 1. 2 LOCAL CONTACTS:

83 WIZARDS VACON 83 6 Stel een waare in voor P Motor Cos Phi. Bereik: Stel een waare in voor P Minimumfrequentiereferentie. Stel waare in voor P Maximum frequentiereferentie Bereik: 0,00 P Hz Bereik: P ,00 Hz 9 Stel een waare in voor P Acceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s 10 Stel een waare in voor P Deceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s Selecteer een beieningsplaats (e plek waarvan u e start/stop-oprachten geeft en waarvan e frequentiereferentie wort gebruikt). Stel een waare in voor P Selectie Proceseenhei. I/O-klemmen Velbus Beieningspaneel Meer an één optie. Als u een anere optie selecteert an %, woren e volgene vragen weergegeven. Als u % selecteert, gaat e wizar irect oor naar stap Stel een waare in voor P Min. proceseenhei. Stel een waare in voor P Max. proceseenhei. Stel een waare in voor P Decimale Proceseenhei. Stel een waare in voor P Terugkoppeling 1 bronselectie Het bereik wort opgegeven in stap 12. Het bereik wort opgegeven in stap 12. Bereik: 0-4 Zie e tabel Instellingen voor terugkoppeling in hoofstuk Tabel 75 Instellingen voor terugkoppeling Als u een analoog ingangssignaal selecteert, wort stap 18 getoon. Als u een anere optie selecteert, gaat e wizar oor naar stap Stel het signaalbereik van e analoge ingang in. 0 = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma Stel een waare in voor P Inversie fout. Stel een waare in voor P Referentie bronselectie. 0 = Normaal 1 = Geïnverteer Zie e tabel Referentiewaaren in hoofstuk Tabel 75 Instellingen voor terugkoppeling Als u een analoog ingangssignaal selecteert, wort stap 21 getoon. Als u een anere optie selecteert, gaat e wizar oor naar stap 23. LOCAL CONTACTS: 2

84 VACON 84 WIZARDS Als u Beieningspaneel Referentie 1 of Beieningspaneel Referentie 2 instelt, gaat e wizar irect oor naar stap Stel het signaalbereik van e analoge ingang in. Stel een waare in voor P (Beieningspaneel Referentie 1) en P (Beieningspaneel Referentie 2). Slaapfunctie gebruiken 0 = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma Afhankelijk van het bereik at is ingestel in stap = Nee 1 = Ja Als u Ja selecteert bij vraag 22, woren e volgene rie vragen weergegeven. Als u Nee selecteert, is e wizar voltooi Stel een waare in voor P Ref 1 slaapfrequentielimiet Stel een waare in voor P Ref 1 slaapvertraging Stel een waare in voor P Ref 1 ontwaakniveau Bereik: Hz Bereik: s Het bereik is afhankelijk van e ingestele proceseenhei. De wizar voor e applicatie PID-besturing is nu voltooi. 2.4 WIZARD VOOR DE APPLICATIE MULTI-POMP (SINGLEDRIVE) De applicatiewizar helpt u om e basisparameters voor e geselecteere applicatie in te stellen. Als u e wizar voor e applicatie Multi-pomp (SingleDrive) wilt starten, stelt u e waare Multi-pomp (SingleDrive) in voor e parameter P1.2 Applicatie (ID 212) op het beieningspaneel. AANWIJZING! Als u e applicatiewizar start vanuit e opstartwizar, gaat e wizar irect oor naar stap LOCAL CONTACTS:

85 WIZARDS VACON Stel een waare in voor P Motortype (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorspanning (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorfrequentie (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominaal motortoerental (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorstroom (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). PM-motor Inuctiemotor Reluctantiemotor Bereik: varieert Bereik: Hz Bereik: rpm Bereik: varieert Stap 6 wort alleen getoon als e optie Inuctiemotor is geselecteer in stap 1. 6 Stel een waare in voor P Motor Cos Phi. Bereik: Stel een waare in voor P Minimumfrequentiereferentie. Stel waare in voor P Maximum frequentiereferentie Bereik: 0,00 P Hz Bereik: P ,00 Hz 9 Stel een waare in voor P Acceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s 10 Stel een waare in voor P Deceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s Selecteer een beieningsplaats (e plek waarvan u e start/stop-oprachten geeft en waarvan e frequentiereferentie wort gebruikt). Stel een waare in voor P Selectie Proceseenhei. I/O-klemmen Velbus Beieningspaneel Meer an één optie. Als u een anere optie selecteert an %, woren e volgene 3 stappen getoon. Als u % selecteert, gaat e wizar irect oor naar stap 16. LOCAL CONTACTS: 2

86 VACON 86 WIZARDS Stel een waare in voor P Min. proceseenhei. Stel een waare in voor P Max. proceseenhei. Stel een waare in voor P Decimale Proceseenhei. Stel een waare in voor P Terugkoppeling 1 bronselectie Het bereik wort opgegeven in stap 12. Het bereik wort opgegeven in stap 12. Bereik: 0-4 Zie e tabel Instellingen voor terugkoppeling in hoofstuk Tabel 75 Instellingen voor terugkoppeling Als u een analoog ingangssignaal selecteert, wort stap 17 getoon. Als u een anere optie selecteert, gaat e wizar oor naar stap Stel het signaalbereik van e analoge ingang in. 0 = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma Stel een waare in voor P Inversie fout. Stel een waare in voor P Referentie bronselectie. 0 = Normaal 1 = Geïnverteer Zie e tabel Referentiewaaren in hoofstuk Tabel 74 Instellingen voor referentiewaaren Als u een analoog ingangssignaal selecteert, woren eerst stap 20 en an stap 22 getoon. Als u een anere optie selecteert, gaat e wizar oor naar stap 21. Als u Beieningspaneel Referentie 1 of Beieningspaneel Referentie 2 instelt, gaat e wizar irect oor naar stap Stel het signaalbereik van e analoge ingang in. Stel een waare in voor P (Beieningspaneel Referentie 1) en P (Beieningspaneel Referentie 2). Slaapfunctie gebruiken 0 = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma Afhankelijk van het bereik at is ingestel in stap = Nee 1 = Ja Als u Ja selecteert in stap 22, woren e volgene 3 stappen getoon. Als u Nee selecteert, gaat e wizar oor naar stap LOCAL CONTACTS:

87 WIZARDS VACON Stel een waare in voor P Ref 1 slaapfrequentielimiet Stel een waare in voor P Ref 1 slaapvertraging Stel een waare in voor P Ref 1 ontwaakniveau Bereik: Hz Bereik: s Het bereik is afhankelijk van e ingestele proceseenhei. 26 Stel een waare in voor P Aantal pompen. Bereik: Stel een waare in voor P Pompvergreneling. 0 = Niet gebruikt 1 = Ingeschakel 28 Stel een waare in voor P Autowissel. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel (interval) 2 = Ingeschakel (real-time) Als u Ingeschakel (Interval of Real-time) selecteert voor e parameter Autowissel, woren stappen getoon. Als u Uitgeschakel selecteert voor e parameter Autowissel, gaat e wizar irect naar stap Stel een waare in voor P Autowissel pompen. 0 = Hulppompen 1 = Alle pompen Stap 30 wort alleen getoon als u in stap 28 Ingeschakel (interval) selecteert voor e parameter Autowissel. 30 Stel een waare in voor P Autowissel interval. Bereik: u Stappen 31 en 32 woren alleen getoon als u in stap 28 Ingeschakel (real-time) selecteert voor e parameter Autowissel. 31 Stel een waare in voor P Autowissel agen. Bereik: Maanag zonag 32 Stel een waare in voor P Autowissel tijstip. Bereik: 00:00:00 23:59: Stel een waare in voor P Autowissel frequentielimiet. Stel een waare in voor P Autowissel pomplimiet. Bereik: P P Hz Bereik: Stel een waare in voor P Banbreete. Bereik: 0-100% 36 Stel een waare in voor P Banbreetevertraging. Bereik: s De wizar voor e applicatie Multi-pomp (SingleDrive) is nu voltooi. LOCAL CONTACTS: 2

88 VACON 88 WIZARDS 2.5 WIZARD VOOR DE APPLICATIE MULTI-POMP (MULTIDRIVE) De applicatiewizar helpt u om e basisparameters voor e geselecteere applicatie in te stellen. Als u e wizar voor e applicatie Multi-pomp (MultiDrive) wilt starten, stelt u e waare Multi-pomp (MultiDrive) in voor e parameter P1.2 Applicatie (ID 212) op het beieningspaneel. AANWIJZING! Als u e applicatiewizar start vanuit e opstartwizar, gaat e wizar irect oor naar stap Stel een waare in voor P Motortype (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorspanning (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorfrequentie (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominaal motortoerental (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). Stel een waare in voor P Nominale motorstroom (zoat eze overeenkomt met e motortypeplaat). PM-motor Inuctiemotor Reluctantiemotor Bereik: varieert Bereik: Hz Bereik: rpm Bereik: varieert Stap 6 wort alleen getoon als e optie Inuctiemotor is geselecteer in stap 1. 2 LOCAL CONTACTS:

89 WIZARDS VACON 89 6 Stel een waare in voor P Motor Cos Phi. Bereik: Stel een waare in voor P Minimumfrequentiereferentie. Stel waare in voor P Maximum frequentiereferentie Bereik: 0,00 P Hz Bereik: P ,00 Hz 9 Stel een waare in voor P Acceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s 10 Stel een waare in voor P Deceleratietij 1. Bereik: 0,1 3000,0 s Selecteer een beieningsplaats (e plek waarvan u e start/stop-oprachten geeft en waarvan e frequentiereferentie wort gebruikt). Stel een waare in voor P Selectie Proceseenhei. I/O-klemmen Velbus Beieningspaneel Meer an één optie. Als u een anere optie selecteert an %, woren e volgene 3 stappen getoon. Als u % selecteert, gaat e wizar irect oor naar stap Stel een waare in voor P Min. proceseenhei. Stel een waare in voor P Max. proceseenhei. Stel een waare in voor P Decimale Proceseenhei. Stel een waare in voor P Terugkoppeling 1 bronselectie Het bereik wort opgegeven in stap 12. Het bereik wort opgegeven in stap 12. Bereik: 0-4 Zie e tabel Instellingen voor terugkoppeling in hoofstuk Tabel 74 Instellingen voor referentiewaaren Als u een analoog ingangssignaal selecteert, wort stap 17 getoon. Als u een anere optie selecteert, gaat e wizar oor naar stap Stel het signaalbereik van e analoge ingang in. 0 = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma Stel een waare in voor P Inversie fout. Stel een waare in voor P Referentie bronselectie. 0 = Normaal 1 = Geïnverteer Zie e tabel Referentiewaaren in hoofstuk Tabel 74 Instellingen voor referentiewaaren Als u een analoog ingangssignaal selecteert, woren eerst stap 20 en an stap 22 getoon. Als u een anere optie selecteert, gaat e wizar oor naar stap 21. LOCAL CONTACTS: 2

90 VACON 90 WIZARDS Als u Beieningspaneel Referentie 1 of Beieningspaneel Referentie 2 instelt, gaat e wizar irect oor naar stap Stel het signaalbereik van e analoge ingang in. Stel een waare in voor P (Beieningspaneel Referentie 1) en P (Beieningspaneel Referentie 2). Slaapfunctie gebruiken 0 = 0 10 V/0 20 ma 1 = 2 10 V/4 20 ma Afhankelijk van het bereik at is ingestel in stap = Nee 1 = Ja Als u Ja selecteert in stap 22, woren e volgene 3 stappen getoon. Als u Nee selecteert, gaat e wizar oor naar stap Stel een waare in voor P Ref 1 slaapfrequentielimiet Stel een waare in voor P Ref 1 slaapvertraging Stel een waare in voor P Ref 1 ontwaakniveau Stel een waare in voor P Multi-pomp mous. Bereik: Hz Bereik: s Het bereik is afhankelijk van e ingestele proceseenhei. Multi-slaaf Multi-master 27 Stel een waare in voor P Pomp ID-nummer. Bereik: Stel een waare in voor P Start & terugkoppeling. 0=Niet verbonen 1 = Alleen startsignaal verbonen 2 = Beie signalen verbonen 29 Stel een waare in voor P Aantal pompen. Bereik: Stel een waare in voor P Pompvergreneling. 0 = Niet gebruikt 1 = Ingeschakel 31 Stel een waare in voor P Autowissel. 0 = Uitgeschakel 1 = Ingeschakel (interval) 2 = Ingeschakel (weekagen) Als u Ingeschakel (interval) selecteert voor e parameter Autowissel, wort stap 33 getoon. Als u Ingeschakel (weekagen) selecteert voor e parameter Autowissel, wort stap 34 getoon. Als u Uitgeschakel selecteert voor e parameter Autowissel, gaat e wizar irect naar stap LOCAL CONTACTS:

91 WIZARDS VACON Stel een waare in voor P Autowissel pompen. 0 = Hulppompen 1 = Alle pompen Stap 33 wort alleen getoon als u in stap 31 Ingeschakel (interval) selecteert voor e parameter Autowissel. 33 Stel een waare in voor P Autowissel interval. Bereik: u Stappen 34 en 35 woren alleen getoon als u in stap 31 Ingeschakel (weekagen) selecteert voor e parameter Autowissel. 34 Stel een waare in voor P Autowissel agen. Bereik: Maanag zonag 35 Stel een waare in voor P Autowissel tijstip. Bereik: 00:00:00 23:59:59 36 Stel een waare in voor P Banbreete. Bereik: 0-100% 37 Stel een waare in voor P Banbreetevertraging. Bereik: s De wizar voor e applicatie Multi-pomp (MultiDrive) is nu voltooi. 2.6 FIRE MODUS WIZARD Als u e Fire mous wizar wilt starten, selecteert u e optie Activeren voor parameter in het menu Quick setup. LET OP! Lees voorat u oorgaat over het wachtwoor en e garantiebepalingen in hoofstuk Fire mous. 1 Stel een waare in voor parameter P Fire mous-frequentiebron. Meer an één optie. Als u een anere waare instelt an Fire mous frequentie, gaat e wizar irect oor naar stap Stel een waare in voor parameter P Fire mous frequentie. Stel in of het signaal moet woren geactiveer wanneer het contact wort geopen of gesloten. Bereik: varieert 0 = Open contact 1 = Gesloten contact Als u Open contact selecteert in stap 3, gaat e wizar irect naar stap 5. Als u Gesloten contact selecteert in stap 3, is stap 5 niet meer noig. LOCAL CONTACTS: 2

92 VACON 92 WIZARDS 4 5 Stel een waare in voor e parameters P Fire mous activering openen / P Fire mous activering sluiten. Stel een waare in voor parameter P Fire mous achteruit. Selecteer een igitale ingang voor het activeren van e Fire mous. Zie ook hoofstuk Programmering van igitale en analoge ingangen. Selecteer een igitale ingang voor het activeren van e omgekeere raairichting in e Fire mous. DigIn Slot0.1 = VOORUIT DigIN Slot0.2 = ACHTERUIT 6 Stel een waare in voor P Fire mous wachtwoor. Stel een wachtwoor in voor het inschakelen van e functie Fire mous = Testmous inschakelen 1002 = Fire mous inschakelen De Fire mous wizar is voltooi. 2 LOCAL CONTACTS:

93 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 93 3 GEBRUIKERSINTERFACES 3.1 NAVIGATIE MET HET BEDIENINGSPANEEL De gegevens van e frequentieregelaar zijn onergebracht in menu's en submenu's. Met e pijlknoppen Omhoog en Omlaag op het beieningspaneel kunt u oor e menu's navigeren. Druk op OK om een groep of parameter te openen. Druk op e knop BACK/RESET om terug te keren naar het vorige niveau. Uw huiige locatie in het menu wort op het scherm weergegeven als M Daarnaast wort e naam van e huiige groep of parameter weergegeven. LOCAL CONTACTS: 3

94 VACON 94 GEBRUIKERSINTERFACES Hoofmenu Submenu's Hoofmenu Submenu's Hoofmenu Submenu's M1 Snelle instelling M2 Monitor M1.1 Wizars (inhou hangt af van P1.2 Applicatie keuze) M2.1 Multicontrole M2.2 Trencurve M2.3 Basis M2.4 I/O M2.5 Temperatuuringangen M2.6 Extra/geavanceer M2.7 Timerfuncties M2.8 PID-regelaar M2.9 Ext PID-regelaar M2.10 Multi-pomp M2.11 Onerhoustellers M2.12 Velbusgegevens M3 Parameters M3.1 Motorinstellingen M3.2 Start/stop-instelling M3.3 Referenties M3.4 Ramps en remmen M3.5 I/O-configuratie M3.6 Velbusatamap M3.7 Verboen frequentie M3.8 Bewakingen M3.9 Beveiligingen M3.10 Automatisch resetten M3.11 Applicatie-instellingen M3.12 Timerfuncties M3.13 PID-regelaar M3.14 Ext PID-regelaar M3.15 Multi-pomp M3.16 Onerhouscentra M3.17 Vuurmous M3.18 Motor voorverwarmen M3.19 Regelaar Customizer M3.21 Pompcontrole M4 Diagnose M5 I/O en harware M6 Gebruikersinstellingen M7 Favorieten M8 Gebruikersniveaus M4.4 Totaal-tellers M4.5 Trip-tellers M4.6 Software-info M5.1 Basis-I/O M5.2...M5.4 Slots C,D,E M5.5 Realtime klok M5.6 Instellingen voeingseenhei M5.8 RS-485 M5.9 Ethernet M6.1 Taal keuze M6.5 Parameterback-up M6.6 Parameters vergelijken M6.7 Naam frequentieregelaar M8.1 Gebruikersniveau M8.2 Toegangscoe Afb. 32: De menustructuur van e frequentieregelaar 3 LOCAL CONTACTS:

95 GEBRUIKERSINTERFACES VACON HET GRAFISCHE DISPLAY A B C D E STOP READY I/O Main Menu F ID: Quick Setup ( 17 ) Monitor ( 5 ) Parameters ( 12 ) M1 G H Afb. 33: Het hoofmenu van het grafische isplay A. Het eerste statusvel: STOP/RUN B. De raairichting C. Het tweee statusvel: GEREED/NIET GEREED/FOUT D. Het alarmvel: ALARM/- E. De beieningsplaats: PC/IO/ BEDIENINGSPANEEL/VELDBUS F. Het locatievel: e parameter-id en e huiige locatie in het menu G. De geselecteere groep of parameter: ruk op OK om te openen H. Het aantal items in e esbetreffene groep WAARDEN BEWERKEN In het grafische isplay kunt u e waare van een parameter op twee manieren bewerken. In e meeste gevallen kunt u slechts één waare selecteren voor een parameter. Selecteer e gewenste optie in e reeks numerieke of tekstwaaren. DE TEKSTWAARDE VAN EEN PARAMETER WIJZIGEN 1 Ga met e pijltoetsen naar e parameter. STOP READY I/O Start / Stop Setup ID:172 M3.2.1 Rem Control Place I/O Control KeypaStopButton Yes Start Function Ramping LOCAL CONTACTS: 3

96 VACON 96 GEBRUIKERSINTERFACES 2 Druk twee keer op OK of ruk op e pijltoets RECHTS om e bewerkingsmous te activeren. STOP READY I/O Rem Control Place ID: Eit M3.2.1 Help A to favourites 3 Druk op e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG om e nieuwe waare te selecteren. STOP READY I/O Rem Control Place ID: M3.2.1 FielbusCTRL I/O Control 4 Druk op OK om e wijziging te accepteren. Druk op e BACK/RESET-knop om e wijziging te annuleren. NUMERIEKE WAARDEN BEWERKEN 1 Ga met e pijltoetsen naar e parameter. 2 Activeer e bewerkingsmous. STOP READY I/O Frequency Ref ID:101 P MaxFreqReference 0.00 Hz MinFreqReference Hz PosFreqRefLimit Hz STOP READY I/O MinFreqReference ID:101 P Hz Min: 0.00Hz Max: 50.00Hz 3 LOCAL CONTACTS:

97 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 97 3 Als e waare numeriek is, kunt u met e pijltoetsen LINKS en RECHTS van cijfer naar cijfer gaan. Wijzig e cijfers met e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG. STOP READY I/O MinFreqReference ID:101 P Hz Min: 0.00Hz Max: 50.00Hz 4 Druk op OK om e wijziging te accepteren. Druk op e BACK/RESET-knop om e wijziging te annuleren en terug te keren naar het vorige niveau. STOP READY I/O MinFreqReference ID:101 P Hz Min: 0.00Hz Max: 50.00Hz MEER DAN ÉÉN WAARDE SELECTEREN Voor sommige parameters kunt u meer an één waare selecteren. Schakel het keuzevakje bij e gewenste waare in. 1 Ga naar e parameter. Wanneer u keuzevakjes kunt selecteren, wort at aangegeven met een symbool. STOP READY I/O ID:1466 ON Time OFF Time Days A Interval 1 P :00:00 00:00:00 A. Het symbool voor opties met keuzevakjes 0 LOCAL CONTACTS: 3

98 VACON 98 GEBRUIKERSINTERFACES 2 Gebruik e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG om oor e lijst met waaren te blaeren. STOP READY I/O Sunay Monay Tuesay ID: Wenesay Thursay Friay Days M Druk op e pijltoets RECHTS om het keuzevakje naast e gewenste waare te activeren en e waare toe te voegen. STOP READY I/O ID: Days M Sunay Monay Tuesay Wenesay Thursay Friay FOUTEN RESETTEN U kunt fouten resetten met e Reset-knop en met e parameter Reset Fouten. Zie e instructies in 11.1 Er wort een fout getoon DE FUNCT-KNOP De FUNCT-knop heeft vier functies. Voor toegang tot e beieningspagina Voor eenvouig wisselen tussen lokale beiening en beiening op afstan Voor het wisselen van e raairichting Voor het snel bewerken van parameterwaaren De geselecteere beieningsplaats bepaalt e bron van e start- en stopoprachten voor e frequentieregelaar. Alle beieningsplaatsen hebben een parameter voor het selecteren van e frequentiereferentiebron. De Lokale beieningsplaats is altij het beieningspaneel. De externe beieningsplaats kan e I/O- of velbusverbining zijn. In e statusbalk van het isplay wort aangegeven wat e huiige beieningsplaats is. U kunt I/O A, I/O B en e velbus instellen als externe beieningsplaats. I/O A en e velbus hebben e laagste prioriteit. U kunt ze selecteren met P3.2.1 (Externe beieningsplaats). Door miel van een igitale ingang kan I/O B e externe beiening overnemen van beieningsplaatsen I/O A en Velbus. U kunt e igitale ingang selecteren met parameter P (Forceren naar I/O Beiening). Wanneer e beieningsplaats is ingestel op lokaal, wort het beieningspaneel altij gebruikt als beieningsplaats. Lokale beiening heeft een hogere prioriteit an beiening op afstan. Wanneer u bijvoorbeel gebruikmaakt van externe beiening en parameter P e beieningsplaats heeft overgenomen met e igitale ingang, wort het beieningspaneel 3 LOCAL CONTACTS:

99 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 99 e beieningsplaats zora u Lokaal selecteert. Gebruik e FUNCT-knop of e parameter P3.2.2 Lokaal/Afstan om te schakelen tussen e lokale en externe beiening. DE BEDIENINGSPLAATS SELECTEREN 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. STOP READY Keypa ID: Monitor ( 12 ) Main Menu M1 Parameters ( 21 ) Diagnostics ( 6 ) 2 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Lokaal/Afstan te selecteren. Druk op OK. STOP READY Keypa ID:1805 Choose action Change irection Control page Local/Remote 3 Selecteer nu Lokaal of Op afstan met behulp van e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG. Druk op OK om te bevestigen. STOP READY Keypa ID:211 Local/Remote Local Remote 4 Als u overschakelt van externe naar lokale beiening (het beieningspaneel), moet u een beieningspaneelreferentie selecteren. STOP READY I/O ID: Monitor ( 12 ) Main Menu M1 Parameters ( 21 ) Diagnostics ( 6 ) Daarna gaat het isplay terug naar e menulocatie waar u was toen u op e FUNCT-knop rukte. LOCAL CONTACTS: 3

100 VACON 100 GEBRUIKERSINTERFACES DE BEDIENINGSPAGINA OPENEN Met e beieningspagina kunt u gemakkelijk e belangrijkste waaren bewaken. 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. STOP READY I/O Main Menu ID: Monitor ( 12 ) Parameters ( 21 ) Diagnostics ( 6 ) M1 2 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Beieningspagina te selecteren. Open e pagina oor op OK te rukken. De beieningspagina verschijnt. STOP READY Keypa Choose action ID:1805 Change irection Control page Local/Remote 3 Als u e lokale beieningsplaats en e beieningspaneelreferentie gebruikt, kunt u P Beieningspaneelreferentie instellen oor op OK te rukken. STOP READY Keypa Keypa Reference ID: Hz Output Frequency 0.00Hz Motor Current 0.00A Motor Torque 0.00% Motor Power 0.00% 4 Druk op e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om e cijfers van e waare te wijzigen. Druk op OK om e wijziging te accepteren. STOP READY Keypa Keypa Reference ID: Hz Output Frequency 0.00Hz Motor Current 0.00A Motor Torque 0.00% Motor Power 0.00% Ga voor meer informatie over e beieningspaneelreferentie naar 5.3 Groep 3.3: Referenties. Als u anere beieningsplaatsen of referentiewaaren gebruikt, wort e frequentiereferentie op het isplay getoon. Deze kunt u niet bewerken. De anere waaren 3 LOCAL CONTACTS:

101 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 101 op e pagina zijn multimonitorwaaren. U kunt zelf bepalen welke waaren hier woren getoon (zie e instructies in Multimonitor). DE DRAAIRICHTING WIJZIGEN Met e FUNCT-knop kunt u e raairichting van e motor snel wijzigen. AANWIJZING! De opracht Veranering raairichting is alleen beschikbaar in het menu als e huiige beieningsplaats is ingestel op Lokaal. 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. STOP READY I/O ID: Monitor ( 7 ) Main Menu M1 Parameters ( 15 ) Diagnostics ( 6 ) 2 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Veranering raairichting te selecteren. Druk op OK. RUN READY Keypa Choose action ID:1805 Change irection Control page Local/Remote 3 Selecteer e gewenste raairichting. De huiige raairichting knippert. Druk op OK. RUN READY Keypa Choose action ID:1805 Reverse Forwar LOCAL CONTACTS: 3

102 VACON 102 GEBRUIKERSINTERFACES 4 De raairichting wort irect gewijzig. U kunt zien at e pijlinicator in het statusvel van het isplay veranert. STOP READY I/O ID: Monitor ( 7 ) Main Menu M1 Parameters ( 15 ) Diagnostics ( 6 ) DE FUNCTIE SNEL BEWERKEN Met e functie Snel bewerken kunt u snel parameters openen oor het ID-nummer van e parameter in te voeren. 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. 2 Druk op e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Snel bewerken te selecteren en ruk op OK om te bevestigen. 3 Voer het ID-nummer van een parameter of controlewaare in. Druk op OK. Het isplay toont e parameterwaare in e bewerkingsmous en e controlewaare in e bewakingsmous PARAMETERS KOPIËREN AANWIJZING! Deze functie is alleen beschikbaar op het grafische beieningspaneel. Voorat u parameters van het beieningspaneel naar e frequentieregelaar kunt kopiëren, moet e frequentieregelaar gestopt zijn. PARAMETERS VAN EEN FREQUENTIEREGELAAR KOPIËREN Met eze functie kunt u parameters van e ene frequentieregelaar naar een anere kopiëren. 1 Sla e parameters op naar het beieningspaneel. 2 Ontkoppel het beieningspaneel en sluit het aan op een anere frequentieregelaar. 3 Downloa e parameters naar e nieuwe frequentieregelaar met e opracht Herlaen uit beieningspaneel. 3 LOCAL CONTACTS:

103 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 103 PARAMETERS OPSLAAN NAAR HET BEDIENINGSPANEEL 1 Open het menu Gebruikersinstellingen. 2 Open het submenu Parameter back-up. STOP READY Keypa ID: Main Menu M6 I/O an Harware ( 9 ) User settings ( 4 ) Favourites ( 0 ) STOP READY Keypa User settings ID: M6.5 Language selection English Parameter backup ( 7 ) Drive name Drive 3 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om een functie te selecteren. Druk op OK om uw keuze te bevestigen. STOP READY Keypa Parameter backup ID: M6.5.1 Restore factory efaults Save to keypa Restore from keypa Met e opracht Fabrieksinstellingen herstellen kunt u alle parameters terugzetten naar e fabrieksinstellingen. Met e opracht Opslaan in beieningspaneel kunt u alle parameters naar het beieningspaneel kopiëren. Met e opracht Herlaen uit beieningspaneel kunt u alle parameters van het beieningspaneel naar e frequentieregelaar kopiëren PARAMETERS VERGELIJKEN Met eze functie kunt u e huiige parameterset vergelijken met een van e volgene vier sets. Set 1 (P6.5.4 Opslaan in set 1) Set 2 (P6.5.6 Opslaan in set 2) De stanaarwaaren (P6.5.1 Fabrieksinstellingen herstellen) De set op het beieningspaneel (P6.5.2 Opslaan in beieningspaneel) LOCAL CONTACTS: 3

104 VACON 104 GEBRUIKERSINTERFACES Ga voor meer informatie over eze parameters naar Tabel 112 De parametergroep Parameterback-up in het menu Gebruikersinstellingen. AANWIJZING! Als u e parameterset ie u wilt vergelijken met e huiige set niet hebt opgeslagen, wort e tekst Vergelijken is mislukt weergegeven op het scherm. DE FUNCTIE PARAMETERS VERGELIJKEN GEBRUIKEN 1 Ga naar het menu Gebruikersinstellingen en open e functie Parameters vergelijken. STOP READY I/O User Settings ID: M6.6 Language Selection English Parameter Backup (7) Parameter Compare (4) 2 Selecteer twee sets. Druk op OK om uw keuze te bevestigen. STOP READY I/O Parameter Compare ID: Active set-set 1 Active set-set 2 B6.6.1 Active set-defaults 3 Selecteer Actief en ruk op OK. STOP READY I/O Active set-set 1 ID: M6.6.1 Active Help A to Favourites 3 LOCAL CONTACTS:

105 GEBRUIKERSINTERFACES VACON Vergelijk e huiige waare met e waare in e anere set. STOP READY I/O Active set-set 1 ID:113 Motor Nom Currnt Motor Cos Phi 0.56A 1.90A A B C D A. Huiige waare B. Waare in e anere set C. Huiige waare D. Waare in e anere set HELPTEKSTEN Het grafische isplay kan bij veel verschillene onerwerpen helpteksten weergeven. Bij alle parameters is een helptekst beschikbaar. De helpteksten zijn ook beschikbaar voor fouten en alarmen en in e opstartwizar. HELPTEKSTEN LEZEN 1 Ga naar e optie of het menu waarover u meer wilt weten. STOP READY I/O Digital Inputs ID:403 Ctrl Signal 1 A M Ctrl Signal 2 A Ctrl Signal 1 B 2 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Help te selecteren. STOP READY I/O Ctrl signal 1 A ID:403 Eit Help M A to favourites LOCAL CONTACTS: 3

106 VACON 106 GEBRUIKERSINTERFACES 3 Druk op OK om e helptekst te openen. STOP READY I/O Ctrl signal 1 A ID:403 M Start Signal 1 for control Place I/O A. Start Signal 1 functionality chosen with I/O A Logic in Start/Stop Setup Menu. AANWIJZING! Helpteksten zijn altij in het Engels HET MENU FAVORIETEN GEBRUIKEN Als u ezelfe opties regelmatig gebruikt, kunt u eze toevoegen aan het menu Favorieten. Zo kunt u een set parameters of controlewaaren uit alle menu's van het beieningspaneel verzamelen. Zie hoofstuk 8.2 Favorieten voor meer informatie over het gebruik van het menu Favorieten. 3.3 HET TEKSTDISPLAY Het is ook mogelijk om het tekstisplay te gebruiken als gebruikersinterface. Het tekstisplay en het grafische isplay hebben vrijwel ezelfe functies. Sommige functies zijn alleen beschikbaar op het grafische isplay. Het isplay toont e status van e motor en e frequentieregelaar. Daarnaast woren eventuele fouten in e werking van e motor en e frequentieregelaar getoon. Uw huiige locatie in het menu wort op het scherm weergegeven. Daarnaast wort e naam van e huiige groep of parameter weergegeven. Als e tekst te lang is voor het isplay, schuift e tekst over het isplay om e volleige tekst te laten zien. 3 LOCAL CONTACTS:

107 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 107 A B C D Afb. 34: Het hoofmenu van het tekstisplay A. De statusinicatoren B. De alarm- en foutinicatoren C. De naam van e huiige groep of het huiige item F E D. De huiige locatie in het menu E. De inicatoren voor e beieningsplaats F. De inicatoren voor e raairichting WAARDEN BEWERKEN DE TEKSTWAARDE VAN EEN PARAMETER WIJZIGEN Gebruik eze proceure om e waare van parameters in te stellen. 1 Ga met e pijltoetsen naar e parameter. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 2 Druk op OK om e bewerkingsmous te openen. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS LOCAL CONTACTS: 3

108 VACON 108 GEBRUIKERSINTERFACES 3 Druk op e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG om e nieuwe waare te selecteren. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 4 Druk op OK om e wijziging te accepteren. Druk op e BACK/RESET-knop om e wijziging te annuleren en terug te keren naar het vorige niveau. NUMERIEKE WAARDEN BEWERKEN 1 Ga met e pijltoetsen naar e parameter. 2 Activeer e bewerkingsmous. 3 U kunt met e pijltoetsen LINKS en RECHTS van cijfer naar cijfer gaan. Wijzig e cijfers met e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG. 4 Druk op OK om e wijziging te accepteren. Druk op e Back/Reset-knop om e wijziging te annuleren en terug te keren naar het vorige niveau FOUTEN RESETTEN U kunt fouten resetten met e Reset-knop en met e parameter Reset Fouten. Zie e instructies in 11.1 Er wort een fout getoon DE FUNCT-KNOP De FUNCT-knop heeft vier functies. Voor toegang tot e beieningspagina Voor eenvouig wisselen tussen lokale beiening en beiening op afstan Voor het wisselen van e raairichting Voor het snel bewerken van parameterwaaren De geselecteere beieningsplaats bepaalt e bron van e start- en stopoprachten voor e frequentieregelaar. Alle beieningsplaatsen hebben een parameter voor het selecteren van e frequentiereferentiebron. De Lokale beieningsplaats is altij het beieningspaneel. De externe beieningsplaats kan e I/O- of velbusverbining zijn. In e statusbalk van het isplay wort aangegeven wat e huiige beieningsplaats is. U kunt I/O A, I/O B en e velbus instellen als externe beieningsplaats. I/O A en e velbus hebben e laagste prioriteit. U kunt ze selecteren met P3.2.1 (Externe beieningsplaats). Door miel van een igitale ingang kan I/O B e externe beiening overnemen van beieningsplaatsen I/O A en Velbus. U kunt e igitale ingang selecteren met parameter P (Forceren naar I/O Beiening). 3 LOCAL CONTACTS:

109 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 109 Wanneer e beieningsplaats is ingestel op lokaal, wort het beieningspaneel altij gebruikt als beieningsplaats. Lokale beiening heeft een hogere prioriteit an beiening op afstan. Wanneer u bijvoorbeel gebruikmaakt van externe beiening en parameter P e beieningsplaats heeft overgenomen met e igitale ingang, wort het beieningspaneel e beieningsplaats zora u Lokaal selecteert. Gebruik e FUNCT-knop of e parameter P3.2.2 Lokaal/Afstan om te schakelen tussen e lokale en externe beiening. DE BEDIENINGSPLAATS SELECTEREN 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 2 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Lokaal/Afstan te selecteren. Druk op OK. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 3 Selecteer nu Lokaal of Op afstan met behulp van e pijltoetsen OMHOOG en OMLAAG. Druk op OK om te bevestigen. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 4 Als u overschakelt van externe naar lokale beiening (het beieningspaneel), moet u een beieningspaneelreferentie selecteren. Daarna gaat het isplay terug naar e menulocatie waar u was toen u op e FUNCT-knop rukte. DE BEDIENINGSPAGINA OPENEN Met e beieningspagina kunt u gemakkelijk e belangrijkste waaren bewaken. LOCAL CONTACTS: 3

110 VACON 110 GEBRUIKERSINTERFACES 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 2 Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Beieningspagina te selecteren. Open e pagina oor op OK te rukken. De beieningspagina verschijnt. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS 3 Als u e lokale beieningsplaats en e beieningspaneelreferentie gebruikt, kunt u P Beieningspaneelreferentie instellen oor op OK te rukken. READY RUN STOP ALARM FAULT FWD REV I/O KEYPAD BUS Ga voor meer informatie over e beieningspaneelreferentie naar 5.3 Groep 3.3: Referenties). Als u anere beieningsplaatsen of referentiewaaren gebruikt, wort e frequentiereferentie op het isplay getoon. Deze kunt u niet bewerken. De anere waaren op e pagina zijn multimonitorwaaren. U kunt zelf bepalen welke waaren hier woren getoon (zie e instructies in Multimonitor). DE DRAAIRICHTING WIJZIGEN Met e FUNCT-knop kunt u e raairichting van e motor snel wijzigen. AANWIJZING! De opracht Veranering raairichting is alleen beschikbaar in het menu als e huiige beieningsplaats is ingestel op Lokaal. 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. 3 LOCAL CONTACTS:

111 GEBRUIKERSINTERFACES VACON Gebruik e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Veranering raairichting te selecteren. Druk op OK. 3 Selecteer e gewenste raairichting. De huiige raairichting knippert. Druk op OK. De raairichting veranert onmiellijk en e pijlinicator in het statusvel van het isplay wort verplaatst. DE FUNCTIE SNEL BEWERKEN Met e functie Snel bewerken kunt u snel parameters openen oor het ID-nummer van e parameter in te voeren. 1 Druk op e knop FUNCT. Het maakt niet uit waar u zich in het menu bevint. 2 Druk op e pijlknoppen Omhoog en Omlaag om Snel bewerken te selecteren en ruk op OK om te bevestigen. 3 Voer het ID-nummer van een parameter of controlewaare in. Druk op OK. Het isplay toont e parameterwaare in e bewerkingsmous en e controlewaare in e bewakingsmous. LOCAL CONTACTS: 3

112 VACON 112 GEBRUIKERSINTERFACES 3.4 MENUSTRUCTUUR Menu Quick setup Monitor Functie Zie 1.4 Beschrijving van e applicaties. Multimonitor* Trencurve* Basis I/O Extra's/geavanceer Timerfuncties PID-regelaar Externe PID-regelaar Multi-pomp Onerhoustellers Velbusgegevens Parameters Diagnose Zie 5 Menu Parameters. Actieve fouten Reset Fouten Foutenhistorie Totaal tellers Trip tellers Software info 3 LOCAL CONTACTS:

113 GEBRUIKERSINTERFACES VACON 113 Menu I/O en harware Functie Gebruikersinstellingen Slot C Slot D Slot E Real-time klok Instellingen powerunit Beieningspaneel RS-485 Ethernet Gebruikersinstellingen Taalkeuze Parameter back-up* Parameters vergelijken Naam frequentieregelaar Favorieten* Gebruikersniveaus Zie 8.2 Favorieten. Zie 5 Menu Parameters. * = Deze functie is niet beschikbaar op beieningspanelen met een tekstisplay QUICK SETUP De groep Quick Setup bevat e wizars en parameters voor snelle instelling van e VACON 100 FLOW-applicatie. Raapleeg hoofstuk 2 Wizars en hoofstuk 1.3 De eerste keer opstarten voor geetailleere informatie over e parameters van eze groep MONITOR MULTIMONITOR Met e functie Multimonitor kunt u 4 9 controlewaaren bij elkaar zetten. Zie Multimonitor. LOCAL CONTACTS: 3

114 VACON 114 GEBRUIKERSINTERFACES AANWIJZING! Het menu Multimonitor is niet beschikbaar op het tekstbeieningspaneel. TRENDCURVE De functie Trencurve biet een grafische weergave van twee controlewaaren tegelijk. Zie Trencurve. BASIS De basiscontrolewaaren kunnen statuswaaren en metingen zijn, of e huiige waare van parameters en signalen. Zie Basis. I/O U kunt e statussen en niveaus van ingangs- en uitgangssignalen bewaken. Zie I/O. TEMPERATUURINGANGEN Zie Temperatuuringangen. EXTRA'S/GEAVANCEERD U kunt verschillene geavanceere waaren bewaken, waaroner velbuswaaren. Zie Extra's/geavanceer. TIMERFUNCTIES U kunt e timerfuncties en e interne klok bewaken. Zie Bewaking van timerfuncties. PID-REGELAAR U kunt e waaren van e PID-regelaar bewaken. Zie Bewaking van e PID-regelaar. EXTERNE PID-REGELAAR U kunt waaren van e externe PID-regelaar bewaken. Zie Bewaking externe PIDregelaar. MULTI-POMP U kunt waaren voor e besturing van meer an één frequentieregelaar bewaken. Zie Bewaking multi-pomp. ONDERHOUDSTELLERS U kunt waaren van onerhoustellers bewaken. Zie Onerhoustellers. VELDBUSGEGEVENS U kunt velbusgegevens weergeven als controlewaaren. Deze functie kan bijvoorbeel van pas komen bij e inberijfstelling van e velbuscommunicatie. Zie Bewaking van velbusprocesata. 3 LOCAL CONTACTS:

115 GEBRUIKERSINTERFACES VACON VACON LIVE VACON Live is een pc-tool voor inberijfstelling en onerhou van VACON 10, VACON 20 en VACON 100 familie frequentieregelaars. U kunt VACON Live ownloaen van rives.anfoss.com. De VACON Live pc-tool biet e volgene functies. Instellen van parameters, bewaking, informatie over frequentieregelaars, gegevens vastleggen enzovoort. De tool voor het ownloaen van e VACON Loaer-software Onersteuning voor seriële communicatie en Ethernet Onersteuning voor Winows XP, Vista, 7 en 8 17 talen: Chinees, Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Italiaans, Neerlans, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch, Turks en Zwees U kunt verbining maken tussen e frequentieregelaar en e pc-tool met e VACON -kabel voor seriële communicatie. De rivers voor seriële communicatie woren automatisch geïnstalleer bij e installatie van VACON Live. Naat u e kabel hebt aangesloten, vint VACON Live e verbonen frequentieregelaar automatisch. Raapleeg het menu help in het programma voor meer informatie over het gebruik van VACON Live. Afb. 35: De VACON Live pc-tool LOCAL CONTACTS: 3