vacon nx frequentieregelaars all in one applicatie handleiding

Transcriptie

1 vacon nx frequentieregelaars all in one applicatie hanleiing

2

3 VOORWOORD VACON 3 VOORWOORD Document-ID: DPD01212E Datum: Softwarecoe: Applicatie Basis = ASFIFF01 Applicatie Stanaar = ASFIFF02 Applicatie Lokaal/Afstan = ASFIFF03 Applicatie Multi-stap toerental = ASFIFF04 Applicatie PID-besturing = ASFIFF05 Applicatie Multifunctioneel - NXS = ASFIFF06 - NXP = APFIFF06 Applicatie Ventilator- of pompbesturing = ASFIFF07 INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING Het auteursrecht op eze hanleiing berust bij Vacon Lt. Alle rechten voorbehouen. Deze hanleiing kan zoner voorafgaane kennisgeving woren gewijzig. De originele taal van eze instructies is Engels. In eze hanleiing leest u over e functies van e Vacon AC-frequentieregelaar en hoe u eze kunt gebruiken. Deze hanleiing bevat een groot aantal tabellen met parameters. Hieroner wort uitgeleg hoe u eze tabellen moet interpreteren. A B C D E F G H I Inex Parameter Min Max Unit Default Cust ID Description J A. De locatie van e parameter in het menu. Dit is ook het parameternummer. B. De naam van e parameter. C. De minimumwaare van e parameter. D. De maximumwaare van e parameter. E. De eenhei van e parameterwaare. De eenhei wort getoon als eze beschikbaar is. F. De fabrieksinstelling. G. De instelling van e klant. H. Het ID-nummer van e parameter. I. Een korte beschrijving van e waaren van e parameter en/of e functie. J. Dit symbool geeft aan at er meer informatie over eze parameter beschikbaar is in het hoofstuk Parameterbeschrijvingen. LOCAL CONTACTS:

4 VACON 4 LOCAL CONTACTS:

5 INHOUDSOPGAVE VACON 5 INHOUDSOPGAVE Voorwoor Informatie over eze hanleiing 3 1 Applicatie Basis Inleiing Motorbeveiliging in e basisapplicatie Besturing-I/O Stuursignaallogica van e basisapplicatie Applicatie Basis parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M Applicatie Stanaar Inleiing Besturing-I/O Stuursignaallogica van e stanaarapplicatie Applicatie Stanaar parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Ingangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2) Uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Besturingsparameters frequentieregelaar (beieningspaneel: Menu M2 -> G Verboen frequentieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.5) Motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6) Beveiligingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Parameters automatische herstart (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.8) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M Applicatie Lokaal/op afstan Inleiing Besturing-I/O 40 LOCAL CONTACTS:

6 VACON 6 INHOUDSOPGAVE 3.3 Stuursignaallogica van e applicatie Lokaal/op afstan Applicatie Lokaal/op afstan parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Ingangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2) Uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Besturingsparameters frequentieregelaar (beieningspaneel: Menu M2 -> G Verboen frequentieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.5) Motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6) Beveiligingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Parameters automatische herstart (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.8) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M Applicatie Multi-stap toerental Inleiing Besturing-I/O Stuursignaallogica van e applicatie Multi-stap toerental Applicatie Multi-stap toerental parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Ingangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2) Uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Besturingsparameters frequentieregelaar (beieningspaneel: Menu M2 -> G Verboen frequentieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.5) Motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6) Beveiligingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.7) Parameters automatische herstart (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.8) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M Applicatie PID-besturing Inleiing Besturing-I/O 91 LOCAL CONTACTS:

7 INHOUDSOPGAVE VACON Stuursignaallogica van e applicatie PID-besturing Applicatie PID-besturing parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Ingangssignalen Uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Besturingsparameters frequentieregelaar (beieningspaneel: Menu M2 -> G Verboen frequentieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.5) Motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6) Beveiligingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Parameters automatische herstart (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.8) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M Applicatie Multifunctioneel Inleiing Besturing-I/O Stuursignaallogica van e applicatie Multifunctioneel Applicatie Multifunctioneel parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Ingangssignalen Uitgangssignalen Besturingsparameters frequentieregelaar (beieningspaneel: Menu M2 -> G Verboen frequentieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.5) Motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6) Beveiligingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Parameters automatische herstart (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.8) Velbusparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.9) Koppelregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.10) NXP-frequentieregelaars: Master/follower-parameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.11) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M Applicatie Pomp- en ventilatorbesturing Inleiing Besturing-I/O 182 LOCAL CONTACTS:

8 VACON 8 INHOUDSOPGAVE 7.3 Stuursignaallogica van e applicatie Pomp- en ventilatorbesturing Applicatie Pomp- en ventilatorbesturing parameterlijsten Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) Basisparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.1) Ingangssignalen Uitgangssignalen Besturingsparameters frequentieregelaar (beieningspaneel: Menu M2 -> G Verboen frequentieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.5) Motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6) Beveiligingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G Parameters automatische herstart (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.8) Parameters voor Pomp- en ventilatorbesturing (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.9) Beieningspaneelbesturing (beieningspaneel: menu M3) Menu Systeem (beieningspaneel: menu M6) Uitbreiingskaarten (beieningspaneel: Menu M van monitoring waares Parameterbeschrijvingen Beieningspaneelparameters Master/follower-functie (alleen NXP) Fysieke verbiningen van e master/follower-koppeling Glasvezelverbining tussen frequentieregelaars met OPTD Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353) Parameters voor thermische motorbeveiliging (ID's 704 t/m 708) Parameters voor bescherming blokkeren (ID's 709 t/m 712) Parameters voor bescherming onerbelasting (ID's 713 t/m 716) Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859) Procesata uit (slave -> master) Stroomschaling bij e verschillene unitformaten Procesata IN (master -> slave) Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621) TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) Ingangen/uitgangen voor een bepaale beieningspaneelfunctie selecteren Klemmen voor een bepaale functie opgeven met het NCDriveprogramma Ongebruikte ingangen/uitgangen instellen Parameters voor toerentalregeling (alleen applicatie 6) Automatisch wisselen tussen frequentieregelaars (alleen applicatie 7) Selectie vergreneling (P2.9.23) Voorbeelen van autowissel- en vergrenelingsselectie Pomp- en ventilatorlogica met vergrenelingen en zoner autowissel Pomp- en ventilatorlogica met vergreneling en autowissel 401 LOCAL CONTACTS:

9 INHOUDSOPGAVE VACON 9 10 Fouttracering Foutcoes 404 LOCAL CONTACTS:

10 VACON 10 APPLICATIE BASIS 1 APPLICATIE BASIS 1.1 INLEIDING De basisapplicatie is simpel en gebruiksvrienelijk. Dit is e stanaarinstelling bij levering vanaf e fabriek. Als it niet het geval is, selecteert u e applicatie Basis in het menu M6 op pagina S6.2. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. De igitale ingang DIN3 is programmeerbaar. De parameters van e applicatie Basis komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter MOTORBEVEILIGING IN DE BASISAPPLICATIE De basisapplicatie biet bijna alle beveiligingsfuncties ie ook beschikbaar zijn in e anere applicaties: Externe foutbeveiliging Ingangsfasebewaking Onerspanningsbeveiliging Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische motorbeveiliging Thermistorfoutbeveiliging Velbusfoutbeveiliging Slotfoutbeveiliging In tegenstelling tot e anere applicaties biet e basisapplicatie geen parameters voor het selecteren van responsfuncties of grenswaaren voor e fouten. Zie voor meer informatie over thermische motorbeveiliging ID704 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. 1 LOCAL CONTACTS:

11 APPLICATIE BASIS VACON BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω GEREED ma Klem Signaal +10 V ref Referentie-uitgang Spanning voor potentiometer etc. AI1+ AI2+ AO1- AI1- AI V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB AO1+ DO1 OPTA 2 / OPTA 3 *) Stanaar-I/O-kaart Analoge ingang 1 Spanningsbereik 0 10 VDC Programmeerbaar (P2.14) I/O-aare Analoge ingang 2 Stroombereik 0 20 ma Uitgangsstuurspanning I/O-aare start vooruit Start achteruit Externe foutingang Programmeerbaar (P2.17) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Selectie vast toerental 1 Selectie vast toerental 2 Fout reset Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Analoge uitgang 1 Uitgangsfrequentie Programmeerbaar (P2.16) Digitale uitgang 1 GEREED Analoge ingang 1 frequentiereferentie Aare voor referentie en besturing Analoge ingang 2 frequentiereferentie Spanning voor schakelaars etc., maximaal 0,1 A Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = start vooruit Contact gesloten = start omgekeer Contact open = geen fout Contact gesloten = fout Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing DIN4 DIN5 Freq.ref. Open Open I/O-ref (P2.14) Gesloten Open Vast toerental 1 Open GeslotenVast toerental 2 Gesloten Gesloten Max frequentie Contact open = geen actie Contact gesloten = fout reset Verbinen met aare of +24 V Bereik 0 20 ma/r L, max. 500 Ω Open collector, I 50 ma, U 48 VDC RUN RO1 RO1 RO1 Relaisuitgang 1 RUN RO2 RO2 RO2 Relaisuitgang 2 FOUT Afb. 1: Stanaar-I/O-configuratie basisapplicatie LOCAL CONTACTS: 1

12 VACON 12 APPLICATIE BASIS *) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 2: Jumperposities = Fabrieksinstelling 1 LOCAL CONTACTS:

13 APPLICATIE BASIS VACON STUURSIGNAALLOGICA VAN DE BASISAPPLICATIE 3.2 Beieningspaneelreferentie DIN4 DIN5 AI1 AI I/O-referentie 2.18 Vast toerental Vast toerental Beieningsplaats 2.2 Maximumfrequentie Interne frequentiereferentie Referentie vanaf velbus Resetknop Start-/stopknoppen Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus DIN1 DIN2 start vooruit Start achteruit Start/stop- en achteruitlogica 3.3 Draairichting beieningspaneel Start/stop Achteruit Interne start/stop Interne achteruit DIN6 DIN3 Ingang foutreset Externe foutingang (programmeerbaar) 1 Reset interne fout Afb. 3: Stuursignaallogica van e basisapplicatie 1.4 APPLICATIE BASIS PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren kunnen niet woren bewerkt. LOCAL CONTACTS: 1

14 VACON 14 APPLICATIE BASIS Tabel 1: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V Unittemperatuur C Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 DO1, RO1, RO2 17 V1.16 Analoge Iuit ma 26 V1.17 Multicontrole-items 1 LOCAL CONTACTS:

15 APPLICATIE BASIS VACON BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 2: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1 Min frequentie 0.00 P2.2 Hz P2.2 Max frequentie P Hz P2.3 Acceleratietij s P2.4 Deceleratietij s P2.5 Stroomlimiet 0,1 x IH 2 x IH A IL 107 P2.6 Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.7 P2.8 P2.9 Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm ,1 x IH 2 x IH A IH 113 P2.10 Motor cos phi P2.11 Startfunctie P2.12 Stopfunctie P2.13 U/f optimalisering = Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Uitloop 1 = 2 = Ramping + vrijgave uitloop Ramp 3 = Uitloop + vrijgave ramping 0 = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking LOCAL CONTACTS: 1

16 VACON 16 APPLICATIE BASIS Tabel 2: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.14 I/O-referentie = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P2.15 Analoge ingang 2, referentie offset = 0 20 ma 1 = 4 20mA P2.16 Functie analoge uitgang = Niet gebruikt 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3=Motortoerental (0 nominaal motortoerental) 4=Uitgangsstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6=Motorvermogen (0 PnMotor) 7=Motorspanning (0 UnMotor) 8=DC-rail spanning(0-1000v) P2.17 DIN3 Functie = Niet gebruikt 1 = Externe fout, contact sluiten 2 = Externe fout, contact openen 3 = Vrijgave, contact sluiten 4 = Vrijgave, contact openen 5 = Beieningsplaats forceren naar I/O 6 = Beieningsplaats forceren naar beieningspaneel 7 = Beieningsplaats forceren naar velbus P2.18 Vast toerental P2.2 Hz P2.19 Vast toerental P2.2 Hz LOCAL CONTACTS:

17 APPLICATIE BASIS VACON 17 Tabel 2: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.20 Automatische herstart = Uitgeschakel 2 = Ingeschakel BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. Tabel 3: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P3.2 Display referentie P2.1 P2.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) R3.4 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. LOCAL CONTACTS: 1

18 VACON 18 APPLICATIE STANDAARD 2 APPLICATIE STANDAARD 2.1 INLEIDING Selecteer e applicatie Stanaar in het menu M6 op pagina S6.2. De stanaarapplicatie wort meestal gebruikt voor pomp- en ventilatortoepassingen en transportbanen waarbij geen speciale functies noig zijn, maar waarvoor e basisapplicatie te beperkt is. De stanaarapplicatie bevat ezelfe I/O-signalen en besturingslogica als e basisapplicatie. Digitale ingang DIN3 en alle uitgangen zijn programmeerbaar. Aanvullene functies: Programmeerbare start/stop- en achteruitsignaallogica Referentieschaling Eén frequentiegrenswaarebewaking Tweee ramping en programmeerbare S-vormige ramping Programmeerbare start- en stopfuncties DC-rem na stop Eén verboen frequentiegebie Programmeerbare U/f-curve en schakelfrequentie Automatische herstart Thermische motorbeveiliging en bescherming motorblokkering: programmeerbare actie (uit, waarschuwing, fout) De parameters van e applicatie Stanaar komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. 2 LOCAL CONTACTS:

19 APPLICATIE STANDAARD VACON BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω OPTA Klem Signaal +10 V ref AI1+ AI1- Referentie-uitgang Analoge ingang 1 Spanningsbereik 0 10 VDC Programmeerbaar (P2.1.11) I/O-aare Spanning voor potentiometer etc. Analoge ingang 1 frequentiereferentie Aare voor referentie en besturing 4 5 AI2+ AI2- Analoge ingang 2 Stroombereik 0 20 ma Analoge ingang 2 frequentiereferentie V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB Uitgangsstuurspanning I/O-aare start vooruit Programmeerbare logica (P2.2.1) Start achteruit Ri min. = 5 kω Externe foutingang Programmeerbaar (P2.2.2) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Selectie vast toerental 1 Selectie vast toerental 2 Fout reset Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Spanning voor schakelaars etc., maximaal 0,1 A Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = start vooruit Contact gesloten = start omgekeer Contact open = geen fout Contact gesloten = fout Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing DIN4 Open Gesloten Open DIN5 Open Open Gesloten Freq.ref. I/O-referentie Vast toerental 1 Vast toerental 2 Analoge ingang 2 Gesloten Gesloten Contact open = geen actie Contact gesloten = fout reset Verbinen met aare of +24 V GEREED ma AO1+ AO1- Analoge uitgang 1 Uitgangsfrequentie Programmeerbaar (P2.3.2) Bereik 0 20 ma/rl, max. 500 Ω 20 DO1 Digitale uitgang 1 GEREED Programmeerbaar (P2.3.7) Open collector, I 50 ma, U 48 VDC OPTA2 / OPTA3 *) RUN RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 Relaisuitgang 1 RUN Programmeerbaar (P2.3.8) Relaisuitgang 2 FOUT Programmeerbaar (P2.3.9) Afb. 4: Stanaar-I/O-configuratie stanaarapplicatie LOCAL CONTACTS: 2

20 VACON 20 APPLICATIE STANDAARD *) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 5: Jumperposities = Fabrieksinstelling 2 LOCAL CONTACTS:

21 APPLICATIE STANDAARD VACON STUURSIGNAALLOGICA VAN DE STANDAARDAPPLICATIE DIN4 DIN5 AI1 AI2 3.2 Beieningspaneelreferentie I/O-referentie Toerental 1 beieningspaneel Referentie velbusbeiening Vast toerental Vast toerental Beieningsplaats Interne frequentiereferentie Referentie vanaf velbus Resetknop Start-/stopknoppen Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus DIN1 DIN2 DIN6 DIN3 start vooruit Start/stop Programmeerbare (programmeerbaar) start/stop- en Start achteruit achteruitlogica (programmeerbaar) Achteruit 3.3 Draairichting beieningspaneel Ingang foutreset Externe foutingang (programmeerbaar) 1 Interne start/stop Interne achteruit Reset interne fout Afb. 6: Stuursignaallogica van e stanaarapplicatie 2.4 APPLICATIE STANDAARD PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren kunnen niet woren bewerkt. LOCAL CONTACTS: 2

22 VACON 22 APPLICATIE STANDAARD Tabel 4: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V Unittemperatuur C Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 DO1, RO1, RO2 17 V1.16 Analoge Iuit ma 26 V1.17 Multicontrole-items 2 LOCAL CONTACTS:

23 APPLICATIE STANDAARD VACON BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 5: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1.1 Min frequentie 0.00 P2.1.2 Hz P2.1.2 Max frequentie P Hz P2.1.3 Acceleratietij s P2.1.4 Deceleratietij s P2.1.5 Stroomlimiet 0,1 x IH 2 x IH A IL 107 P2.1.6 Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.1.7 P2.1.8 P2.1.9 Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm ,1 x IH 2 x IH A IH 113 P Motor cos phi P I/O-referentie = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P Referentie beieningspaneel = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P Referentie velbusbeiening = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P Vast toerental P2.1.2 Hz LOCAL CONTACTS: 2

24 VACON 24 APPLICATIE STANDAARD Tabel 5: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Vast toerental P2.1.2 Hz LOCAL CONTACTS:

25 APPLICATIE STANDAARD VACON INGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.2) Tabel 6: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.1 Start/stop-logica Logica = 0 Stuursignaal 1 = Start vooruit Stuursignaal 2 = Start achteruit Logica = 1 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Achteruit Logica = 2 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Vrijgave Logica = 3 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Stoppuls Logica = 4 Stuursignaal 1 = Puls vooruit (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit (flank) Logica = 5 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit Logica = 6 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls inschakelen LOCAL CONTACTS: 2

26 VACON 26 APPLICATIE STANDAARD Tabel 6: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.2 DIN3 Functie = Niet gebruikt 1 = Externe fout, contact sluiten 2 = Externe fout, contact openen 3 = Vrijgave 4 = Selectie acceleratie-/eceleratietij 5 = Beieningsplaats forceren naar I/O 6 = Beieningsplaats forceren naar beieningspaneel 7 = Beieningsplaats forceren naar velbus 8 = Achteruit P2.2.3 Analoge ingang 2 referentie offset = 0 20 ma (0 10 V)** 1 = 4 20 ma (2 10 V)** P2.2.4 Minimumwaare referentieschaling Hz P2.2.5 Maximumwaare referentieschaling Hz P2.2.6 Referentie-inversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P2.2.7 Filtertij referentie s = Geen filtering P2.2.8 *** AI1 signaalselectie A1 377 P2.2.9 *** AI2 signaalselectie A2 388 ** = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. *** = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 2 LOCAL CONTACTS:

27 APPLICATIE STANDAARD VACON UITGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.3 Tabel 7: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.1 Signaalselectie analoge uitgang 1 0 A P2.3.2 Functie analoge uitgang = Niet gebruikt (20 ma/10 V) 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3=Motortoerental (0 nominaal motortoerental) 4 = Motorstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6=Motorvermogen (0 PnMotor) 7=Motorspanning (0 UnMotor) 8=DC-rail spanning(0-1000v) P2.3.3 Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P2.3.4 Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P2.3.5 Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P2.3.6 Schaal analoge uitgang % LOCAL CONTACTS: 2

28 VACON 28 APPLICATIE STANDAARD Tabel 7: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.7 Functie igitale uitgang = Niet gebruikt 1 = Geree 2 = In berijf 3 = Fout 4 = Fout geïnverteer 5 = Oververhittingswaarschuwing frequentieregelaar 6 = Externe fout of waarschuwing 7 = Referentiefout of -waarschuwing 8 = Waarschuwing 9 = Omgekeer 10=Vaste snelhei 1 11 = Op snelhei 12 = Motorregelaar actief 13 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 1 14 = Beieningsplaats: IO 15 = Thermistorfout/-waarschuwing 16 = Velbus DIN1 P2.3.8 RO1 Functie P2.3.9 RO2 Functie Als parameter Als parameter P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 1; bewakingswaare Hz P * Signaalselectie analoge uitgang E P Functie analoge uitgang Als parameter LOCAL CONTACTS:

29 APPLICATIE STANDAARD VACON 29 Tabel 7: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaling analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. LOCAL CONTACTS: 2

30 VACON 30 APPLICATIE STANDAARD BESTURINGSPARAMETERS FREQUENTIEREGELAAR (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.4 Tabel 8: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.4.1 Curvevorm s P2.4.2 Curvevorm s = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie 0 = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie P2.4.3 Acceleratietij s P2.4.4 Deceleratietij s P2.4.5 Remchopper P2.4.6 Startfunctie P2.4.7 Stopfunctie = Uitgeschakel 1 = Gebruikt inien in berijf 2 = Externe remchopper 3 = Gebruikt inien gestopt/in berijf 4 = Gebruikt inien in berijf (geen test) 0= Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Vrij uitlopen 1= Ramping 2 = Ramping + vrijgave uitloop 3 = Uitloop + vrijgave ramping P2.4.8 DC-remstroom 0.00 IL A 0.7 x IH 507 P2.4.9 DC-remtij bij stop s = DC-rem uit bij stop P DC-startfrequentie tijens rampingstop Hz P DC-remtij na start s = DC-rem uit bij start 2 LOCAL CONTACTS:

31 APPLICATIE STANDAARD VACON 31 Tabel 8: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Fluxremmen = UIT 0 = Aan P Fluxremstroom 0.00 IL A IH VERBODEN FREQUENTIEPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.5) Tabel 9: Verboen frequentieparameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.5.1 P2.5.2 P2.5.3 Verboen frequentiegebie 1 onergrens Verboen frequentiegebie 1 bovengrens Verboen acceleratie-/eceleratieramping Hz Hz x LOCAL CONTACTS: 2

32 VACON 32 APPLICATIE STANDAARD MOTORREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.6) Tabel 10: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.6.1 * Motorregeling moe 0 1/ = Frequentiebesturing 1 = Toerentalregeling NXP: 2 = Open-loopkoppelregeling 3 = Close loop toerentalregeling 4 = Close loop koppelregeling P2.6.2 * U/f optimalisering P2.6.3 * Selectie U/f ratio = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking P2.6.4 * P2.6.5 * P2.6.6 * P2.6.7 * P2.6.8 * 0 = Lineair 1 = Kwaratisch 2 = Programmeerbaar 3 = Lineair met fluxoptimalisatie Velverzwakkingspunt Spanning velverzwakkingspunt U/f curve mienpunt frequentie U/f curve mienpunt spanning Uitgangsspanning bij nulfrequentie Hz % P2.6.4 Hz % % varieert 606 P2.6.9 Schakelfrequentie 1.0 varieert khz varieert 601 P Overspanning regelaar = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) P Regelaar onerspanning = Niet gebruikt 1 = Gebruikt P Loa rooping % LOCAL CONTACTS:

33 APPLICATIE STANDAARD VACON 33 Tabel 10: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Ientificatie 0 1/ = Geen actie 1=Ientificatie zoner run 2 = Ientificatie met run 3 = Ientificatierun encoer 4 = Geen actie 5 = Ientificatierun mislukt Parametergroep Close loop P P P P Toerentalregeling P-versterking Toerentalregeling I tij x IH A ms s P Slipcorrectie % P P P P Magnetiseringsstroom Acceleratiecompensatie Magnetiseringsstroom bij start Magnetiseringstij bij start Nultoerentij bij start Nultoerentij bij stop 0,00 IL A ms ms ms P Opstartkoppel = Niet gebruikt 1 = Koppelgeheugen 2 = Koppelreferentie 3 = Opstartkoppel vooruit/achteruit P P Opstartkoppel VOORUIT Opstartkoppel ACHTERUIT % % LOCAL CONTACTS: 2

34 VACON 34 APPLICATIE STANDAARD Tabel 10: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Filtertij encoer ms P Stroomregeling P-versterking % Parametergroep Ientificatie P Toerentalstap * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. 2 LOCAL CONTACTS:

35 APPLICATIE STANDAARD VACON BEVEILIGINGEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.7 Tabel 11: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.7.1 Respons op referentiefout 4 ma = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Waarschuwing + vorige frequentie 3 = Waarschuwing + vaste frequentie = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.2 Foutfrequentie referentie 4 ma 0.00 P2.1.2 Hz P2.7.3 P2.7.4 Respons op externe fout Ingangsfasebewaking = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.5 Respons op onerspanningsfout = Fout opslaan in historie Fout niet opgeslagen P2.7.6 P2.7.7 P2.7.8 Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische beveiliging van e motor = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.9 Factor omgevingstemperatuur van e motor % P Motorkoelingsfactor bij 0 Hz % P Motor thermische tijconstante min varieert 707 P Inschakeluur motor % LOCAL CONTACTS: 2

36 VACON 36 APPLICATIE STANDAARD Tabel 11: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bescherming blokkeren = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Blokkeerstroom x IH A IH 710 P Blokkeer tijlimiet s P Blokkeerfrequentielimiet 1.0 P2.1.2 Hz P Onerbelastingsbeveiliging = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Onerbelastingsbeveiliging vanaf koppel % P Onerbelastingsbeveiliging nulfrequentiebelasting % P Tijlimiet onerbelastingsbeveiliging s P Respons op thermistorfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Respons op velbusfout Zie P P Respons op slotfout Zie P LOCAL CONTACTS:

37 APPLICATIE STANDAARD VACON PARAMETERS AUTOMATISCHE HERSTART (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.8) Tabel 12: Parameters automatische herstart, G2.8 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.8.1 Wachttij s P2.8.2 Probeertij s P2.8.3 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 2 = Zoals ingestel in P2.4.6 P2.8.4 P2.8.5 P2.8.6 P2.8.7 P2.8.8 P2.8.9 P Aantal pogingen na foutuitschakeling onerspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overstroom Aantal pogingen na foutuitschakeling 4mA-referentie Aantal pogingen na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal pogingen na foutuitschakeling externe fout Aantal pogingen na foutuitschakeling onerbelastingsfout BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. LOCAL CONTACTS: 2

38 VACON 38 APPLICATIE STANDAARD Tabel 13: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P3.2 Display referentie P2.1 P2.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) R3.4 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. 2 LOCAL CONTACTS:

39 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 39 3 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND 3.1 INLEIDING Selecteer e applicatie Lokaal/op afstan in het menu M6 op pagina S6.2. Met e applicatie Lokaal/op afstan kunt u twee verschillene beieningsplaatsen gebruiken. De frequentiereferentie voor elke beieningsplaats kan vanaf het beieningspaneel, e I/O-klemmen of e velbus woren geselecteer. De actieve beieningsplaats kan met e igitale ingang DIN6 woren geselecteer. Alle uitgangen zijn programmeerbaar. Aanvullene functies: Programmeerbare start/stop- en achteruitsignaallogica Referentieschaling Eén frequentiegrenswaarebewaking Tweee ramping en programmeerbare S-vormige ramping Programmeerbare start- en stopfuncties DC-rem na stop Eén verboen frequentiegebie Programmeerbare U/f-curve en schakelfrequentie Automatische herstart Thermische motorbeveiliging en bescherming motorblokkering: programmeerbare actie (uit, waarschuwing, fout) De parameters van e applicatie Lokaal/op afstan komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. LOCAL CONTACTS: 3

40 VACON 40 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND 3.2 BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω OPTA Klem Signaal +10 V ref AI1+ AO1- AI1- Referentie-uitgang Analoge ingang 1 Spanningsbereik 0 10 VDC Programmeerbaar (P2.1.12) I/O-aare Spanning voor potentiometer etc. Analoge ingang 1 referentie voor plaats B Aare voor referentie en besturing Externe referentie 0(4) 20 ma 4 5 AI2+ AI2- Analoge ingang 2 Stroombereik 0 20 ma Analoge ingang 2 referentie voor plaats A Programmeerbaar (P2.1.11) GEREED RUN ma V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB AO1+ DO1 OPTA2 / OPTA3 *) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 Spanning voor schakelaars etc., Uitgangsstuurspanning maximaal 0,1 A I/O-aare Aare voor referentie en besturing Plaats A: start vooruit Programmeerbare logica (P2.2.1) Contact gesloten = start vooruit Plaats A: Start achteruit R i min = 5 kohm Externe foutingang Programmeerbaar (P2.2.2) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Plaats B: start vooruit Programmeerbare logica (P2.2.15) Plaats B: Start achteruit R i min. = 5 kω Plaats A/B selectie Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Analoge uitgang 1 Uitgangsfrequentie Programmeerbaar (P2.3.2) Digitale uitgang GEREED Programmeerbaar (P2.3.7) Relaisuitgang 1 RUN Programmeerbaar (P2.3.8) Relaisuitgang 2 FOUT Programmeerbaar (P2.3.9) Contact gesloten = start omgekeer Contact open = geen fout Contact gesloten = fout Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = start vooruit Contact gesloten = start omgekeer Contact open = plaats A actief Contact gesloten = plaats B actief Verbinen met aare of +24 V Bereik 0 20 ma/r L, max. 500 Ω Open collector, I 50 ma, U 48 VDC Afb. 7: Stanaar-I/O-configuratie applicatie Lokaal/op afstan 3 LOCAL CONTACTS:

41 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 41 *) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 8: Jumperposities = Fabrieksinstelling LOCAL CONTACTS: 3

42 VACON 42 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND 3.3 STUURSIGNAALLOGICA VAN DE APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND DIN3 DIN Referentie velbusbeiening Referentie beieningspaneel I/O B-referentie I/O A-referentie Toerentalref. kruipsnelhei AI1 AI2 R3.2 Beieningspaneelreferentie A 3.1 Beieningsplaats DIN2 DIN3 Omhoog Motorpotentiometer Omlaag B Interne frequentieref. Start-/stopknoppen Resetknop Referentie vanaf velbus Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus DIN1 DIN2 DIN4 DIN5 start vooruit Programmeerbare start/stop- (programmeerbaar) Start achteruit en achteruitlogica A (programmeerbaar) start vooruit Programmeerbare start/stop- (programmeerbaar) Start achteruit en achteruitlogica B (programmeerbaar) 3.3 Draairichting beieningspaneel Ingang foutreset (programmeerbaar) DIN3 1 A B A B Start/stop Achteruit Interne start/stop Interne achteruit Reset interne fout Afb. 9: Stuursignaallogica van e applicatie Lokaal/op afstan 3.4 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren kunnen niet woren bewerkt. 3 LOCAL CONTACTS:

43 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 43 Tabel 14: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V Unittemperatuur C Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 DO1, RO1, RO2 17 V1.16 Analoge Iuit ma 26 V1.17 Multicontrole-items LOCAL CONTACTS: 3

44 VACON 44 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 15: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1.1 Min frequentie 0.00 P2.1.2 Hz P2.1.2 Max frequentie P Hz P2.1.3 Acceleratietij s P2.1.4 Deceleratietij s P2.1.5 Stroomlimiet 0,1 x IH 2 x IH A IL 107 P2.1.6 * Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.1.7 * P2.1.8 * P2.1.9 * Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm ,1 x IH 2 x IH A IH 113 P * Motor cos phi P * I/O A-referentie P * I/O B-referentie = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus 4 = Motorpotentiometer 0 = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus 4 = Motorpotentiometer 3 LOCAL CONTACTS:

45 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 45 Tabel 15: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Referentie beieningspaneel = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P * Referentie velbusbeiening = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P * Toerentalreferentie kruipsnelhei 0.00 P2.1.2 Hz * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. LOCAL CONTACTS: 3

46 VACON 46 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND INGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.2) Tabel 16: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.1 *** Selectie start/ stop-logica plaats A Logica = 0 Stuursignaal 1 = Start vooruit Stuursignaal 2 = Start achteruit Logica = 1 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Achteruit Logica = 2 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Vrijgave Logica = 3 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Stoppuls Logica = 4 Stuursignaal 1 = Start vooruit Stuursignaal 2 = Motorpotentiometer OMHOOG Logica = 5 Stuursignaal 1 = Start vooruit (flank) Stuursignaal 2 = Start achteruit (flank) Logica = 6 Stuursignaal 1 = Start (flank)/stop Stuursignaal 2 = Achteruit Logica = 7 Stuursignaal 1 = Start (flank)/stop Stuursignaal 2 = Vrijgave Logica = 8 Stuursignaal 1 = Start vooruit (flank) Stuursignaal 2 = Motorpotentiometer OMHOOG 3 LOCAL CONTACTS:

47 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 47 Tabel 16: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.2 DIN3 Functie = Niet gebruikt 1 = Externe fout, contact sluiten 2 = Externe fout, contact openen 3 = Vrijgave 4 = Selectie acceleratie-/eceleratietij 5 = Beieningsplaats forceren naar I/O 6 = Beieningsplaats forceren naar beieningspaneel 7 = Beieningsplaats forceren naar velbus 8 = Achteruit 9 = Toerental kruipsnelhei 11 = Acceleratie-/ eceleratiebewerking verboen 12 = DC-remopracht 13 = Motorpotentiometer OMLAAG P2.2.3 **** AI1 signaalselectie 0.1 E.10 A1 377 P2.2.4 AI1 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma**) 1 = 2 10 V (4 20 ma**) 2=Klantspecifiek instelbereik** P2.2.5 P2.2.6 P2.2.7 P2.2.8 P2.2.9 **** Minimum klantspecifieke instelling AI1 Maximum klantspecifieke instelling AI1 AI1 signaalinversie AI1 Signaalfiltertij AI2 signaalselectie % % s E.10 A LOCAL CONTACTS: 3

48 VACON 48 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND Tabel 16: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P AI2 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma**) 1 = 2 10 V (4 20 ma**) 2=Klantspecifiek instelbereik** P P P P Minimum klantspecifieke instelling AI2 Maximum klantspecifieke instelling AI2 AI2 signaalinversie AI2 Signaalfiltertij % % s LOCAL CONTACTS:

49 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 49 Tabel 16: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P *** Selectie start/ stop-logica plaats B Logica = 0 Stuursignaal 1 = Start vooruit Stuursignaal 2 = Start achteruit Logica = 1 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Achteruit Logica = 2 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Vrijgave Logica = 3 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Stoppuls Logica = 4 Stuursignaal 1 = Puls vooruit (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit (flank) Logica = 5 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit Logica = 6 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls inschakelen P Minimumwaare referentieschaling plaats A Hz P Maximumwaare referentieschaling plaats A P Minimumwaare referentieschaling plaats B Hz P Maximumwaare referentieschaling plaats B Hz ,00 = Geen schaling > 0 = Geschaale maximumwaare LOCAL CONTACTS: 3

50 VACON 50 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND Tabel 16: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Vrije analoge ingang, signaalselectie = Niet gebruikt 1 = Analoge ingang 1 2 = Analoge ingang 2 P Vrije analoge ingang, functie = Geen reset 1 = Verminert stroomlimiet (P2.1.5) 2 = Verminert DCremstroom 3 = Verminert acceleratie- en eceleratietijen 4 = Verminert koppelbewakingslimiet P Motorpotentiometer-rampingtij Hz/s P Geheugenreset frequentiereferentie motorpotentiometer = Geen reset 1 = Reset als gestopt of voeing uit 2 = Reset als voeing uit P Startpulsgeheugen = Runtoestan niet gekopieer 1 = Runtoestan gekopieer ** = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. *** = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. **** = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 3 LOCAL CONTACTS:

51 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON UITGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.3 Tabel 17: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.1 AO1 signaalselectie 0.1 E.10 A P2.3.2 Functie analoge uitgang = Niet gebruikt (20 ma/10 V) 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3=Motortoerental (0 nominaal motortoerental) 4 = Motorstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6 = 7 = Motorspanning (0 UnMotor) Motorvermogen (0 PnMotor) 8=DC-rail spanning(0-1000v) P2.3.3 Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P2.3.4 Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P2.3.5 Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P2.3.6 Schaal analoge uitgang % LOCAL CONTACTS: 3

52 VACON 52 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND Tabel 17: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.7 Functie igitale uitgang = Niet gebruikt 1 = Geree 2 = In berijf 3 = Fout 4 = Fout geïnverteer 5 = Oververhittingswaarschuwing frequentieregelaar 6 = Externe fout of waarschuwing 7 = Referentiefout of -waarschuwing 8 = Waarschuwing 9 = Omgekeer 10 = Toerental kruipsnelhei geselecteer 11 = Op snelhei 12 = Motorregelaar actief 13 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 1 14 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 2 15 = Koppelbewakingslimiet 16 = Referentiebewakingslimiet 17 = Externe rembesturing 18 = Beieningsplaats: IO 19 = Bewaking temperatuurlimiet FR 20 = Ongevraage raairichting 21 = Externe rembesturing geïnverteer 22 = Thermistorfout/-waarschuwing P2.3.8 RO1 Functie P2.3.9 RO2 Functie Als parameter Als parameter LOCAL CONTACTS:

53 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 53 Tabel 17: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 1; bewakingswaare Hz P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 2; bewakingswaare Hz P Functie koppelbewakingslimiet = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare koppelbewakingslimiet % P Functie referentiebewakingslimiet = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare referentiebewakingslimiet % P Uitschakelvertraging externe rem s P Inschakelvertraging externe rem s P Bewaking temperatuurlimiet frequentieregelaar = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare temperatuurlimiet frequentieregelaar C P Schaling analoge uitgang E LOCAL CONTACTS: 3

54 VACON 54 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND Tabel 17: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Functie analoge uitgang Als parameter P Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaling analoge uitgang % LOCAL CONTACTS:

55 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON BESTURINGSPARAMETERS FREQUENTIEREGELAAR (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.4 Tabel 18: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.4.1 Curvevorm s P2.4.2 Curvevorm s = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie 0 = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie P2.4.3 Acceleratietij s P2.4.4 Deceleratietij s P2.4.5 Remchopper P2.4.6 Startfunctie P2.4.7 Stopfunctie = Uitgeschakel 1 = Gebruikt inien in berijf 2 = Externe remchopper 3 = Gebruikt inien gestopt/in berijf 4 = Gebruikt inien in berijf (geen test) 0= Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Vrij uitlopen 1= Ramping 2 = Ramping + vrijgave uitloop 3 = Uitloop + vrijgave ramping P2.4.8 DC-remstroom 0.00 IL A 0.7 x IH 507 P2.4.9 DC-remtij bij stop s = DC-rem uit bij stop P DC-startfrequentie tijens rampingstop Hz P DC-remtij na start s = DC-rem uit bij start LOCAL CONTACTS: 3

56 VACON 56 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND Tabel 18: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Fluxremmen = UIT 0 = Aan P Fluxremstroom 0.00 IL A IH VERBODEN FREQUENTIEPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.5) Tabel 19: Verboen frequentieparameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.5.1 Verboen frequentiegebie 1 onergrens Hz P2.5.2 Verboen frequentiegebie 1 bovengrens Hz = Verboen bereik 1 is uit P2.5.3 Verboen frequentiegebie 2 onergrens Hz P2.5.4 Verboen frequentiegebie 2 bovengrens Hz = Verboen bereik 2 is uit P2.5.5 Verboen frequentiegebie 3 onergrens Hz P2.5.6 Verboen frequentiegebie 3 bovengrens Hz = Verboen bereik 3 is uit P2.5.7 Verboen acceleratie-/eceleratieramping x LOCAL CONTACTS:

57 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON MOTORREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.6) Tabel 20: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.6.1 * Motorregeling moe 0 1/ = Frequentiebesturing 1 = Toerentalregeling NXP: 2 = Open-loopkoppelregeling 3 = Close loop toerentalregeling 4 = Close loop koppelregeling P2.6.2 * U/f optimalisering P2.6.3 * Selectie U/f ratio = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking P2.6.4 * P2.6.5 * P2.6.6 * P2.6.7 * P2.6.8 * 0 = Lineair 1 = Kwaratisch 2 = Programmeerbaar 3 = Lineair met fluxoptimalisatie Velverzwakkingspunt Spanning velverzwakkingspunt U/f curve mienpunt frequentie U/f curve mienpunt spanning Uitgangsspanning bij nulfrequentie Hz % P2.6.4 Hz % % varieert 606 P2.6.9 Schakelfrequentie 1.0 varieert khz varieert 601 P Overspanning regelaar = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) P Regelaar onerspanning = Niet gebruikt 1 = Gebruikt P Loa rooping % LOCAL CONTACTS: 3

58 VACON 58 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND Tabel 20: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Ientificatie 0 1/ = Geen actie 1=Ientificatie zoner run 2 = Ientificatie met run 3 = Ientificatierun encoer 4 = Geen actie 5 = Ientificatierun mislukt Parametergroep Close loop P P P P Toerentalregeling P-versterking Toerentalregeling I tij x IH A ms s P Slipcorrectie % P P P P Magnetiseringsstroom Acceleratiecompensatie Magnetiseringsstroom bij start Magnetiseringstij bij start Nultoerentij bij start Nultoerentij bij stop 0,00 IL A ms ms ms P Opstartkoppel = Niet gebruikt 1 = Koppelgeheugen 2 = Koppelreferentie 3 = Opstartkoppel vooruit/achteruit P P Opstartkoppel VOORUIT Opstartkoppel ACHTERUIT % % LOCAL CONTACTS:

59 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 59 Tabel 20: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Filtertij encoer ms P Stroomregeling P-versterking % Parametergroep Ientificatie P Toerentalstap * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. LOCAL CONTACTS: 3

60 VACON 60 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND BEVEILIGINGEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.7 Tabel 21: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.7.1 Respons op referentiefout 4 ma = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Waarschuwing + vorige frequentie 3 = Waarschuwing + vaste frequentie = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.2 Foutfrequentie referentie 4 ma 0.00 P2.1.2 Hz P2.7.3 P2.7.4 Respons op externe fout Ingangsfasebewaking = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.5 Respons op onerspanningsfout = Fout opslaan in historie Fout niet opgeslagen P2.7.6 P2.7.7 P2.7.8 Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische beveiliging van e motor = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.9 Factor omgevingstemperatuur van e motor % P Motorkoelingsfactor bij 0 Hz % P Motor thermische tijconstante min varieert 707 P Inschakeluur motor % LOCAL CONTACTS:

61 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 61 Tabel 21: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bescherming blokkeren = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Blokkeerstroom x IH A IH 710 P Blokkeer tijlimiet s P Blokkeerfrequentielimiet 1.0 P2.1.2 Hz P Onerbelastingsbeveiliging = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Onerbelastingsbeveiliging vanaf koppel % P Onerbelastingsbeveiliging nulfrequentiebelasting % P Tijlimiet onerbelastingsbeveiliging s P Respons op thermistorfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Respons op velbusfout Zie P P Respons op slotfout Zie P LOCAL CONTACTS: 3

62 VACON 62 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND PARAMETERS AUTOMATISCHE HERSTART (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.8) Tabel 22: Parameters automatische herstart, G2.8 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.8.1 Wachttij s P2.8.2 Probeertij s P2.8.3 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 2 = Zoals ingestel in P2.4.6 P2.8.4 P2.8.5 P2.8.6 P2.8.7 P2.8.8 P2.8.9 P Aantal pogingen na foutuitschakeling onerspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overstroom Aantal pogingen na foutuitschakeling 4mA-referentie Aantal pogingen na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal pogingen na foutuitschakeling externe fout Aantal pogingen na foutuitschakeling onerbelastingsfout BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. 3 LOCAL CONTACTS:

63 APPLICATIE LOKAAL/OP AFSTAND VACON 63 Tabel 23: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P3.2 Display referentie P2.1 P2.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) R3.4 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. LOCAL CONTACTS: 3

64 VACON 64 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL 4 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL 4.1 INLEIDING Selecteer e applicatie Multi-stap toerental in het menu M6 op pagina S6.2. De applicatie Multi-stap toerental kan woren gebruikt voor toepassingen waarbij vaste toerentallen noig zijn. In totaal kunnen er verschillene toerentallen woren geprogrammeer: één basistoerental, 15 multistaptoerentallen en één toerental voor kruipsnelhei. De toerentallenstappen woren geselecteer met igitale signalen DIN3, DIN4, DIN5 en DIN6. Als het toerental voor kruipsnelhei wort gebruikt, kan DIN3 woren geprogrammeer van Fout reset naar Selectie toerental kruipsnelhei. De basistoerentalreferentie kan een spannings- of stroomsignaal via analoge ingangsklemmen (2/3 of 4/5) zijn. Een van e resterene analoge ingangen kan woren geprogrammeer voor anere oeleinen. Alle uitgangen zijn programmeerbaar. Aanvullene functies: Programmeerbare start/stop- en achteruitsignaallogica Referentieschaling Eén frequentiegrenswaarebewaking Tweee ramping en programmeerbare S-vormige ramping Programmeerbare start- en stopfuncties DC-rem na stop Eén verboen frequentiegebie Programmeerbare U/f-curve en schakelfrequentie Automatische herstart Thermische motorbeveiliging en bescherming motorblokkering: programmeerbare actie (uit, waarschuwing, fout) De parameters van e applicatie Multi-stap toerental komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. 4 LOCAL CONTACTS:

65 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω OPTA1 1 2 Klem Signaal +10 Vref AI1+ Referentie-uitgang Analoge ingang 1. Spanningsbereik 0 10 VDC Spanning voor potentiometer etc. Analoge ingang 1 frequentiereferentie 3 AI1- I/O-aare Aare voor referentie en besturing Basisreferentie (optioneel) GEREED RUN ma AI2+ AI V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB AO1+ AO1- DO1 OPTA2 /OPTA3 *) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 Analoge ingang 2. Stroombereik 0 20 ma Programmeerbaar (P2.1.11) Uitgangsstuurspanning I/O-aare start vooruit Programmeerbare logica (P2.2.1) Start achteruit Ri min. = 5 kω Externe foutingang Programmeerbaar (P2.2.2) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Selectie vast toerental 1 Selectie vast toerental 2 Selectie vast toerental 3 Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Analoge uitgang 1: Uitgangsfrequentie ProgrammeerbaaR (P2.3.2) Digitale uitgang GEREED Programmeerbaar (P2.3.7) Relaisuitgang 1 RUN Programmeerbaar (P2.3.8) Relaisuitgang 2 FOUT Programmeerbaar (P2.3.9) Analoge ingang 2 frequentiereferentie Stanaarreferentie Spanning voor schakelaars etc., maximaal 0,1 A Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = start vooruit Contact gesloten = start omgekeer Contact open = geen fout Contact gesloten = fout Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing sel1 sel2 sel3 sel4 (met DIN3) I/O-referentie Toerental Toerental Toerental 15 Verbinen met aare of +24 V Bereik 0 20 ma/rl, max. 500 Ω Open collector, I 50 ma, U 48 VDC Programmeerbaar Programmeerbaar Afb. 10: Stanaar-I/O-configuratie applicatie Multi-stap toerental LOCAL CONTACTS: 4

66 VACON 66 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL *) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 11: Jumperposities = Fabrieksinstelling 4 LOCAL CONTACTS:

67 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON STUURSIGNAALLOGICA VAN DE APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL 3.2 Beieningspaneelreferentie I/O-referentie Referentie beieningspaneel Referentie velbusbeiening Vast toerental Vast toerental 15 DIN3 DIN4 DIN5 DIN6 DIN3 AI1 AI2 Vast toerental 1 Vast toerental 2 Vast toerental 3 Vast toerental Toerentalreferentie kruipsnelhei 3.1 Beieningsplaats Interne frequentiereferentie DIN1 DIN2 DIN3 start vooruit (programmeerbaar) Start achteruit (programmeerbaar) Ingang foutreset (programmeerbaar) Referentie vanaf velbus Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus Programmeerbare start/stopen achteruitlogica 3.3 Draairichting beieningspaneel Resetknop Start-/stopknoppen Start/stop Achteruit 1 Interne start/stop Interne achteruit Reset interne fout Afb. 12: Stuursignaallogica van e applicatie Multi-stap toerental 4.4 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren kunnen niet woren bewerkt. LOCAL CONTACTS: 4

68 VACON 68 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 24: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V Unittemperatuur C Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 DO1, RO1, RO2 17 V1.16 Analoge Iuit ma 26 V1.17 Multicontrole-items 4 LOCAL CONTACTS:

69 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 25: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1.1 Min frequentie 0.00 P2.1.2 Hz P2.1.2 Max frequentie P Hz P2.1.3 Acceleratietij s P2.1.4 Deceleratietij s P2.1.5 Stroomlimiet 0,1 x IH 2 x IH A IL 107 P2.1.6 * Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.1.7 * P2.1.8 * P2.1.9 * Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm ,1 x IH 2 x IH A IH 113 P * Motor cos phi P * I/O-referentie = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P * Referentie beieningspaneel = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P * Referentie velbusbeiening = AI1 1 = AI2 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P Toerentalref. kruipsnelhei 0.00 P2.1.2 Hz LOCAL CONTACTS: 4

70 VACON 70 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 25: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. 4 LOCAL CONTACTS:

71 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON INGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.2) Tabel 26: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.1 *** Start/stop-logica Logica = 0 Stuursignaal 1 = Start vooruit Stuursignaal 2 = Start achteruit Logica = 1 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Achteruit Logica = 2 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Vrijgave Logica = 3 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Stoppuls Logica = 4 Stuursignaal 1 = Puls vooruit (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit (flank) Logica = 5 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit Logica = 6 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls inschakelen LOCAL CONTACTS: 4

72 VACON 72 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 26: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.2 DIN3 Functie = Niet gebruikt 1 = Externe fout, contact sluiten 2 = Externe fout, contact openen 3 = Vrijgave 4 = Selectie acceleratie-/eceleratietij 5 = Beieningsplaats forceren naar I/O 6 = Beieningsplaats forceren naar beieningspaneel 7 = Beieningsplaats forceren naar velbus 8 = Omgekeer (als P , 3 of 6) 9 = Toerental kruipsnelhei 10=Fout reset 11 = Acceleratie-/ eceleratiebewerking verboen 12 = DC-remopracht 13 = Vaste snelhei P2.2.3 **** AI1 signaalselectie 0.1 E.10 A1 377 P2.2.4 AI1 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma**) 1 = 2 10 V (4 20 ma**) 2=Klantspecifiek instelbereik** P2.2.5 P2.2.6 P2.2.7 P2.2.8 Minimum klantspecifieke instelling AI1 Maximum klantspecifieke instelling AI1 AI1 signaalinversie AI1 Signaalfiltertij % % s LOCAL CONTACTS:

73 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON 73 Tabel 26: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.9 **** AI2 signaalselectie 0.1 E.10 A P AI2 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma**) 1 = 2 10 V (4 20 ma**) 2=Klantspecifiek instelbereik** P Minimum klantspecifieke instelling AI % P Maximum klantspecifieke instelling AI % P AI2 signaalinversie P AI2 Signaalfiltertij s P Minimumwaare referentieschaling Hz P Maximumwaare referentieschaling Hz ,00 = Geen schaling > 0 = Geschaale maximumwaare P Vrije analoge ingang, signaalselectie = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 P Vrije analoge ingang, functie = Geen functie 1 = Verminert stroomlimiet (P2.1.5) 2 = Verminert DCremstroom, P = Verminert acceleratie- en eceleratietijen 4 = Verminert koppelbewakingslimiet P CP = beieningsplaats cc = contact gesloten oc = contact geopen LOCAL CONTACTS: 4

74 VACON 74 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL ** = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. *** = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. **** = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 4 LOCAL CONTACTS:

75 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON UITGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.3 Tabel 27: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.1 * AO1 signaalselectie 0.1 E.10 A P2.3.2 Functie analoge uitgang = Niet gebruikt (20 ma/10 V) 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3=Motortoerental (0 nominaal motortoerental) 4 = Motorstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6=Motorvermogen (0 PnMotor) 7=Motorspanning (0 UnMotor) 8=DC-rail spanning(0-1000v) P2.3.3 Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P2.3.4 Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P2.3.5 Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P2.3.6 Schaal analoge uitgang % LOCAL CONTACTS: 4

76 VACON 76 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 27: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.7 Functie igitale uitgang = Niet gebruikt 1 = Geree 2 = In berijf 3 = Fout 4 = Fout geïnverteer 5 = Oververhittingswaarschuwing frequentieregelaar 6 = Externe fout of waarschuwing 7 = Referentiefout of -waarschuwing 8 = Waarschuwing 9 = Omgekeer 10 = Toerental kruipsnelhei geselecteer 11 = Op snelhei 12 = Motorregelaar actief 13 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 1 14 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 2 15 = Koppelbewakingslimiet 16 = Referentiebewakingslimiet 17 = Externe rembesturing 18 = Beieningsplaats: IO 19 = Bewaking temperatuurlimiet FR 20 = Ongevraage raairichting 21 = Externe rembesturing geïnverteer 22 = Thermistorfout/-waarschuwing P2.3.8 RO1 Functie P2.3.9 RO2 Functie Als parameter Als parameter LOCAL CONTACTS:

77 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON 77 Tabel 27: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 1; bewakingswaare Hz P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 2; bewakingswaare Hz P Functie koppelbewakingslimiet = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare koppelbewakingslimiet % P Functie referentiebewakingslimiet = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare referentiebewakingslimiet % P Uitschakelvertraging externe rem s P Inschakelvertraging externe rem s P Bewaking temperatuurlimiet frequentieregelaar = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare temperatuurlimiet frequentieregelaar C P * Schaling analoge uitgang E LOCAL CONTACTS: 4

78 VACON 78 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 27: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Functie analoge uitgang Als parameter P * Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P * Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P * Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P2.3.27* Schaling analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 4 LOCAL CONTACTS:

79 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON BESTURINGSPARAMETERS FREQUENTIEREGELAAR (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.4 Tabel 28: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.4.1 Curvevorm s P2.4.2 Curvevorm s = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie 0 = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie P2.4.3 Acceleratietij s P2.4.4 Deceleratietij s P2.4.5 Remchopper P2.4.6 Startfunctie P2.4.7 Stopfunctie = Uitgeschakel 1 = Gebruikt inien in berijf 2 = Externe remchopper 3 = Gebruikt inien gestopt/in berijf 4 = Gebruikt inien in berijf (geen test) 0= Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Vrij uitlopen 1= Ramping 2 = Ramping + vrijgave uitloop 3 = Uitloop + vrijgave ramping P2.4.8 DC-remstroom 0.00 IL A 0.7 x IH 507 P2.4.9 DC-remtij bij stop s = DC-rem uit bij stop P DC-startfrequentie tijens rampingstop Hz P DC-remtij na start s = DC-rem uit bij start LOCAL CONTACTS: 4

80 VACON 80 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 28: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Fluxremmen = UIT 0 = Aan P Fluxremstroom 0.00 IL A IH VERBODEN FREQUENTIEPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.5) Tabel 29: Verboen frequentieparameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.5.1 Verboen frequentiegebie 1 onergrens Hz P2.5.2 Verboen frequentiegebie 1 bovengrens Hz = Verboen bereik 1 is uit P2.5.3 Verboen frequentiegebie 2 onergrens Hz P2.5.4 Verboen frequentiegebie 2 bovengrens Hz = Verboen bereik 2 is uit P2.5.5 Verboen frequentiegebie 3 onergrens Hz P2.5.6 Verboen frequentiegebie 3 bovengrens Hz = Verboen bereik 3 is uit P2.5.7 Verboen acceleratie-/eceleratieramping x LOCAL CONTACTS:

81 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON MOTORREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.6) Tabel 30: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.6.1 * Motorregeling moe 0 1/ = Frequentiebesturing 1 = Toerentalregeling NXP: 2 = Open-loopkoppelregeling 3 = Close loop toerentalregeling 4 = Close loop koppelregeling P2.6.2 * U/f optimalisering P2.6.3 * Selectie U/f ratio = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking P2.6.4 * P2.6.5 * P2.6.6 * P2.6.7 * P2.6.8 * 0 = Lineair 1 = Kwaratisch 2 = Programmeerbaar 3 = Lineair met fluxoptimalisatie Velverzwakkingspunt Spanning velverzwakkingspunt U/f curve mienpunt frequentie U/f curve mienpunt spanning Uitgangsspanning bij nulfrequentie Hz % P2.6.4 Hz % % varieert 606 P2.6.9 Schakelfrequentie 1.0 varieert khz varieert 601 P Overspanning regelaar = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) P Regelaar onerspanning = Niet gebruikt 1 = Gebruikt P Loa rooping % LOCAL CONTACTS: 4

82 VACON 82 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 30: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Ientificatie 0 1/ = Geen actie 1=Ientificatie zoner run 2 = Ientificatie met run 3 = Ientificatierun encoer 4 = Geen actie 5 = Ientificatierun mislukt Parametergroep Close loop P P P P Toerentalregeling P-versterking Toerentalregeling I tij x IH A ms s P Slipcorrectie % P P P P Magnetiseringsstroom Acceleratiecompensatie Magnetiseringsstroom bij start Magnetiseringstij bij start Nultoerentij bij start Nultoerentij bij stop 0,00 IL A ms ms ms P Opstartkoppel = Niet gebruikt 1 = Koppelgeheugen 2 = Koppelreferentie 3 = Opstartkoppel vooruit/achteruit P P Opstartkoppel VOORUIT Opstartkoppel ACHTERUIT % % LOCAL CONTACTS:

83 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON 83 Tabel 30: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Filtertij encoer ms P Stroomregeling P-versterking % Parametergroep Ientificatie P Toerentalstap * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. LOCAL CONTACTS: 4

84 VACON 84 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL BEVEILIGINGEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.7) Tabel 31: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.7.1 Respons op referentiefout 4 ma = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Waarschuwing + vorige frequentie 3 = Waarschuwing + vaste frequentie = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.2 Foutfrequentie referentie 4 ma 0.00 P2.1.2 Hz P2.7.3 P2.7.4 Respons op externe fout Ingangsfasebewaking = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.5 Respons op onerspanningsfout = Fout opslaan in historie Fout niet opgeslagen P2.7.6 P2.7.7 P2.7.8 Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische beveiliging van e motor = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.9 Factor omgevingstemperatuur van e motor % P Motorkoelingsfactor bij 0 Hz % LOCAL CONTACTS:

85 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON 85 Tabel 31: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Motor thermische tijconstante min varieert 707 P Inschakeluur motor % P Bescherming blokkeren = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Blokkeerstroom x IH A 1H 710 P Blokkeer tijlimiet s P Blokkeerfrequentielimiet 1.00 P2.1.2 Hz P Onerbelastingsbeveiliging = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Onerbelastingsbeveiliging vanaf koppel % P Onerbelastingsbeveiliging nulfrequentiebelasting % P Tijlimiet onerbelastingsbeveiliging s P Respons op thermistorfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen LOCAL CONTACTS: 4

86 VACON 86 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 31: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Respons op velbusfout Zie P P Respons op slotfout Zie P LOCAL CONTACTS:

87 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL VACON PARAMETERS AUTOMATISCHE HERSTART (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.8) Tabel 32: Parameters automatische herstart, G2.8 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.8.1 Wachttij s P2.8.2 Probeertij s P2.8.3 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 2 = Zoals ingestel in P2.4.6 P2.8.4 P2.8.5 P2.8.6 P2.8.7 P2.8.8 P2.8.9 P Aantal pogingen na foutuitschakeling onerspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overstroom Aantal pogingen na foutuitschakeling 4mA-referentie Aantal pogingen na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal pogingen na foutuitschakeling externe fout Aantal pogingen na foutuitschakeling onerbelastingsfout BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. LOCAL CONTACTS: 4

88 VACON 88 APPLICATIE MULTI-STAP TOERENTAL Tabel 33: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P3.2 Display referentie P2.1.1 P2.1.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) R3.4 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. 4 LOCAL CONTACTS:

89 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 89 5 APPLICATIE PID-BESTURING 5.1 INLEIDING Selecteer e applicatie PID-besturing in het menu M6 op pagina S6.2 De applicatie PID-besturing biet twee beieningsplaatsen voor I/O-klemmen; plaats A is e PID-regelaar en plaats B is e irecte frequentiereferentie. Beieningsplaats A of B wort geselecteer met igitale ingang DIN6. De PID-regelaarreferentie kan vanaf e analoge ingangen, e velbus en e gemotoriseere potentiometer woren geselecteer, waarmee u PID-referentie 2 kunt inschakelen of e beieningspaneelreferentie kunt toepassen. De werkelijke waare van e PID-regelaar kan woren geselecteer vanaf e analoge ingangen, e velbus, e werkelijk waaren van e motor of via e rekenkunige functies hiervan. De irecte frequentiereferentie kan zoner e PID-regelaar woren gebruikt voor besturing en kan vanaf e analoge ingangen, e velbus, e motorpotentiometer of het beieningspaneel woren geselecteer. De applicatie PID-besturing wort oorgaans gebruikt om niveaumetingen te verrichten of pompen en ventilatoren te regelen. Voor eze toepassingen biet e applicatie PID-besturing soepele regeling en een ingebouw meet- en regelpakket waarbij geen verere componenten vereist zijn. Digitale ingangen DIN2, DIN3 en DIN5 en alle uitgangen zijn programmeerbaar. Aanvullene functies: Selectie signaalbereik analoge ingangen Twee frequentiebewakingslimieten Koppelbewakingslimiet Referentiebewakingslimiet Tweee ramping en programmeerbare S-vormige ramping Programmeerbare start- en stopfuncties DC-rem bij start en stop Drie verboen frequentiegebieen Programmeerbare U/f-curve en schakelfrequentie Automatische herstart Thermische motorbeveiliging en bescherming motorblokkering: volleig programmeerbaar (uit, waarschuwing, fout) Beveiliging motoronerbelasting Ingangs- en uitgangsfasebewaking Sompuntfrequentie naast PID-uitgang De PID-regelaar kan ook vanaf beieningsplaatsen I/O B, het beieningspaneel en e velbus woren gebruikt Eenvouige overgangsfunctie Slaapfunctie LOCAL CONTACTS: 5

90 VACON 90 APPLICATIE PID-BESTURING De parameters van e applicatie PID-besturing komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. 5 LOCAL CONTACTS:

91 APPLICATIE PID-BESTURING VACON BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω 2-raas zener - Werkelijk waare (0) 4 20 ma GEREED RUN + ma OPTA Klem Signaal +10 V ref AI1+ AI2+ AO1- AI1- AI V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB AO1+ DO1 OPTA2 / OPTA3 *) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 Referentie-uitgang Analoge ingang 1 Spanningsbereik 0 10 VDC Programmeerbaar (P2.1.11) I/O-aare Analoge ingang 2 Stroombereik 0 20 ma Analoge ingang 2 Werkelijke waare PID 1 Programmeerbaar (P2.2.9) Uitgangsstuurspanning I/O-aare Plaats A: start vooruit R i min. = 5 kω Externe foutingang Programmeerbaar (P2.2.2) Fout reset Programmeerbaar (P2.2.2) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Plaats B: start vooruit R i min. = 5 kω Selectie toerental kruipsnelhei Programmeerbaar (P2.2.3) Selectie beieningsplaats A/B Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Analoge uitgang 1 Uitgangsfrequentie Programmeerbaar (P2.3.2) Digitale uitgang GEREED Programmeerbaar (P2.3.7) Relaisuitgang 1 RUN Programmeerbaar (P2.3.8) Relaisuitgang 2 FOUT Programmeerbaar (P2.3.9) Referentiespanning voor potentiometer etc. Analoge ingang 1 PID-referentie Aare voor referentie en besturing Spanning voor schakelaars etc., maximaal 0,1 A Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = start vooruit Contact gesloten = start omgekeer Contact gesloten = fout Contact open = geen fout Contact gesloten = fout reset Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing Startsignaal voor beieningsplaats B Frequentiereferentie (P2.2.5.) Contact gesloten: = Toerental kruipsnelhei actief Contact open = beieningsplaats A actief Contact gesloten = beieningsplaats B actief Verbinen met aare of +24 V Bereik 0 20 ma/r L, max. 500 Ω Open collector, I 50 ma, U 48 VDC Afb. 13: Stanaar-I/O-configuratie applicatie PID-besturing (met 2-raas zener) LOCAL CONTACTS: 5

92 VACON 92 APPLICATIE PID-BESTURING *) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 14: Jumperposities = Fabrieksinstelling 5 LOCAL CONTACTS:

93 APPLICATIE PID-BESTURING VACON STUURSIGNAALLOGICA VAN DE APPLICATIE PID-BESTURING DIN2 DIN5 DIN6 Externe fout (programmeerbaar) Toerental kruipsnelhei (programmeerbaar) Plaats A/B selectie Referentie velbusbeiening Referentie beieningspaneel I/O B-referentie PID-beieningspaneelref. 2 inschakelen (DIN5 = 13) DIN2 DIN3 AI1 AI2 DIN1 DIN4 DIN2 DIN3 DIN5 DIN PID-hoofreferentie PID-referentie R3.4 PID-beieningspaneelref. R3.2 Beieningspaneelref. Referentie vanaf velbus Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus Start; plaats A Start; plaats B I/O achteruit A B A A B K 3.3 Draairichting beieningspaneel F A B Start/stop A/B Ingang foutreset (programmeerbaar) R3.5 PID-beieningspaneelref. 2 Velbus Beieningspaneel Omhoog Motorpotentiometer Omlaag Werkelijk Selectie Selectie werkelijke werkelijke waare, waare par Werkelijk par en Toerentalref. kruipsnelhei 3.1 Beieningsplaats Interne frequentieref. Resetknop Start-/stopknoppen 1 PID + Interne start/stop Interne achteruit Reset interne fout Afb. 15: Stuursignaallogica van e applicatie PID-besturing 5.4 APPLICATIE PID-BESTURING PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren kunnen niet woren bewerkt. AANWIJZING! De controlewaaren V1.19 tot en met V1.22 zijn alleen beschikbaar in e applicatie PID-besturing. LOCAL CONTACTS: 5

94 VACON 94 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 34: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V Unittemperatuur C Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 Analoge ingang 3 27 V1.14 Analoge ingang 4 28 V1.15 DIN 1, 2, 3 15 V1.16 DIN 4, 5, 6 16 V1.17 DO1, RO1, RO2 17 V1.18 Analoge Iuit ma 26 V1.19 PID Referentie % 20 V1.20 PID Actuele waare % 21 V1.21 PID fout waare % 22 V1.22 PID Uitgang % 23 V1.23 Speciaal isplay voor werkelijke waare 29 V1.24 Temperatuur PT100 C 42 G1.25 Bewaakte items V Stroom A 1113 V Koppel % LOCAL CONTACTS:

95 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 95 Tabel 34: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V DC-spanning V 44 V Status Wor 43 LOCAL CONTACTS: 5

96 VACON 96 APPLICATIE PID-BESTURING BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 35: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1.1 Min frequentie 0.00 P2.1.2 Hz P2.1.2 Max frequentie P Hz P2.1.3 Acceleratietij s P2.1.4 Deceleratietij s P2.1.5 Stroomlimiet 0,1 x IH 2 x IH A IL 107 P2.1.6 * Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.1.7 * P2.1.8 * P2.1.9 * Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm ,1 x IH 2 x IH A IH 113 P * Motor cos phi P * Referentiesignaal PID-regelaar (plaats A) = AI1 1 = AI2 2 = PID-referentie vanaf besturingspagina beieningspaneel, P3.4 3 = PID-referentie vanaf velbus (ProcesDataIN1) 4 = Motorpotentiometer P PID-regelaarversterking % P PID-regelaar I-tij s P PID-regelaar D- tij s LOCAL CONTACTS:

97 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 97 Tabel 35: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Slaapfrequentie 0.00 P2.1.2 Hz P Slaapvertraging s P Ontwaakniveau % P Ontwaakfunctie = Ontwaken bij alen oner ontwaakniveau (2.1.17) 1 = Ontwaken bij overschrijen ontwaakniveau (2.1.17) P Toerentalreferentie kruipsnelhei 0.00 P2.1.2 Hz * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. LOCAL CONTACTS: 5

98 VACON 98 APPLICATIE PID-BESTURING INGANGSSIGNALEN Tabel 36: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.1 ** DIN2 Functie P2.2.2 ** DIN3 Functie P2.2.3 ** DIN5 Functie = Niet gebruikt 1 = Externe fout cc 2 = Externe fout oc 3 = Vrijgave 4 = Selectie acceleratie-/eceleratietij 5 = CP: I/O-klem (ID125) 6 = CP: beieningspaneel (ID125) 7 = CP: velbus (ID125) 8 = Vooruit/achteruit 9 = Frequentie kruipsnelhei (cc) 10 = Fout reset (cc) 11 = Acceleratie/ eceleratie verboen (cc) 12 = DC-remopracht 13= Motor pot. Hoger (cc) Zie hierboven behalve: 13= Motor pot. Lager (cc) Zie hierboven behalve: 13 = PID-referentie 2 inschakelen 5 LOCAL CONTACTS:

99 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 99 Tabel 36: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.4 ** PID-sompuntreferentie = Directe PIDuitgangswaare 1 = AI1 + PID-uitgang 2 = AI2 + PID-uitgang 3 = AI3 + PID-uitgang 4 = AI4 + PID-uitgang 5 = PID-beieningspaneel + PIDuitgang 6 = Velbus + PIDuitgang (Proces- DataIN3) 7 = Motorpotentiometer + PID-uitgang P2.2.5 ** Selectie I/O-referentie B = AI1 1 = AI2 2 = AI3 3 = AI4 4 = Beieningspaneelreferentie 5 = Velbusreferentie (velbustoerentalreferentie) 6 = Motorpotentiometer 7 = PID-regelaar P2.2.6 ** Selectie beieningspaneelreferentie Als in P2.2.5 P2.2.7 ** Selectie velbusbesturingsreferentie Als in P2.2.5 LOCAL CONTACTS: 5

100 VACON 100 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 36: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.2.8 ** Selectie werkelijke waare = Werkelijke waare 1 1 = Werkelijk 1 + Werkelijk 2 2 = Werkelijk 1 Werkelijk 2 3 = Werkelijk 1 * Werkelijk 2 4=Min(actueel 1, actueel 2) 5=Max(actueel 1, actueel 2) 6 = Gemiele (Werkelijk 1, Werkelijk 2) 7 = Sqrt (Werkelijk 1) + Sqrt (Werkelijk 2) P2.2.9 ** Selectie werkelijke waare = Niet gebruikt 1 = AI1 signaal (besturingskaart) 2 = AI2 signaal (besturingskaart) 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbus ProcesDataIN2 6 = Motorkoppel 7 = Motortoerental 8 = Motorstroom 9 = Motorvermogen 10 = Encoerfrequentie P ** Ingang werkelijke waare = Niet gebruikt 1 = AI1 signaal 2 = AI2 signaal 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbus ProcesDataIN3 6 = Motorkoppel 7 = Motortoerental 8 = Motorstroom 9 = Motorvermogen 10 = Encoerfrequentie 5 LOCAL CONTACTS:

101 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 101 Tabel 36: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P P P P *** Minimumschaal werkelijke waare 1 Maximumschaal werkelijke waare 1 Minimumschaal werkelijke waare 2 Maximumschaal werkelijke waare 2 AI1 signaalselectie % % % % E.10 A P AI1 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1 = 2 10 V (4 20 ma*) 2=Klantspecifiek bereik* P P Minimum klantspecifieke instelling AI1 Maximum klantspecifieke instelling AI % % P AI1 inversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P AI1 Filtertij s P AI2 signaalselectie 0.1 E.10 A = 0 20 ma (0 10 V*) 1 = 4 20 ma (2 10 V*) 2=Klantspecifiek bereik* P AI2 signaalbereik = 0 20 ma* 1 = 4 20 ma* 2=Klantspecifieke instell.* LOCAL CONTACTS: 5

102 VACON 102 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 36: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P Minimum klantspecifieke instelling AI2 Maximum klantspecifieke instelling AI % % P AI2 inversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P AI2 Filtertij s P Motorpotentiometer-rampingtij Hz/s P Geheugenreset frequentiereferentie motorpotentiometer = Geen reset 1 = Reset als gestopt of voeing uit 2 = Reset als voeing uit P Geheugenreset PID-referentie motorpotentiometer = Geen reset 1 = Reset als gestopt of voeing uit 2 = Reset als voeing uit P Onergrenswaare PID P % P Bovengrenswaare PID P % P Foutwaareinversie = Geen inversie 1 = Inversie P Stijgtij PID-referentie s P Daaltij PID-referentie s P Minimumwaare referentieschaling, plaats B Hz P Maximumwaare referentieschaling, plaats B Hz LOCAL CONTACTS:

103 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 103 Tabel 36: Ingangssignalen, G2.2 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Eenvouige overgang = Referentie behouen 1 = Werkelijke referentie kopieren P *** AI3 signaalselectie 0.1 E P AI3 signaalbereik P AI3 inversie = Signaalbereik 0 10 V 1 = Signaalbereik 2 10 V 0 = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P AI3 Filtertij s P *** AI4 signaalselectie 0.1 E P AI4 signaalbereik P AI4 inversie = Signaalbereik 0 10 V 1 = Signaalbereik 2 10 V 0 = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P AI4 Filtertij s P Minimum speciale weergave werkelijke waare P Maximum speciale weergave werkelijke waare P Decimalen speciale weergave werkelijke waare P Eenhei speciale weergave werkelijke waare Zie ID1036 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. LOCAL CONTACTS: 5

104 VACON 104 APPLICATIE PID-BESTURING CP = beieningsplaats cc = contact gesloten oc = contact geopen * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. *** = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 5 LOCAL CONTACTS:

105 APPLICATIE PID-BESTURING VACON UITGANGSSIGNALEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.3 Tabel 37: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.1 * AO1 signaalselectie 0.1 E.10 A P2.3.2 Functie analoge uitgang = Niet gebruikt 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3=Motortoerental (0 nominaal motortoerental) 4 = Motorstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6=Motorvermogen (0 PnMotor) 7=Motorspanning (0 UnMotor) 8=DC-rail spanning(0-1000v) 9 = Referentiewaare PID-regelaar 10 = Werkelijke waare 1 PIDregelaar 11 = Werkelijke waare 2 PIDregelaar 12 = Foutwaare PID-regelaar 13 = Uitgang PIDregelaar 14 = PT100-temperatuur P2.3.3 Filtertij analoge uitgang s P2.3.4 Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P2.3.5 Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P2.3.6 Schaal analoge uitgang % LOCAL CONTACTS: 5

106 VACON 106 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 37: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.7 Functie igitale uitgang = Niet gebruikt 1 = Geree 2 = In berijf 3 = Fout 4 = Fout geïnverteer 5 = Oververhittingswaarschuwing frequentieregelaar 6 = Externe fout of waarschuwing 7 = Referentiefout of -waarschuwing 8 = Waarschuwing 9 = Omgekeer 10=Vaste snelhei 1 11 = Op snelhei 12 = Motorregelaar actief 13 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 1 14 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 2 15 = Koppelbewakingslimiet 16 = Referentiebewakingslimiet 17 = Externe rembesturing 18 = Beieningsplaats: IO 19 = Bewaking temperatuurlimiet FR 20 = Ongevraage raairichting P2.3.7 Functie igitale uitgang = Externe rembesturing geïnverteer 22 = Thermistorfout/-waarschuwing 23 = Velbus DIN1 P2.3.8 RO1 Functie Als parameter LOCAL CONTACTS:

107 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 107 Tabel 37: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.3.9 RO2 Functie Als parameter P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 1; bewakingswaare Hz P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 2; bewakingswaare Hz P Functie koppelbewakingslimiet = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare koppelbewakingslimiet % P Functie referentiebewakingslimiet = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare referentiebewakingslimiet % P Uitschakelvertraging externe rem s P Inschakelvertraging externe rem s P Bewaking temperatuurlimiet frequentieregelaar = Nee 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Bewakingswaare temperatuur frequentieregelaar C LOCAL CONTACTS: 5

108 VACON 108 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 37: Uitgangssignalen, G2.3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Schaling analoge uitgang E P Functie analoge uitgang Als parameter P Filtertij analoge uitgang s P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaling analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 5 LOCAL CONTACTS:

109 APPLICATIE PID-BESTURING VACON BESTURINGSPARAMETERS FREQUENTIEREGELAAR (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.4 Tabel 38: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.4.1 Curvevorm s P2.4.2 Curvevorm s = Lineair 0 = S-curve rampingtij 0 = Lineair 0 = S-curve rampingtij P2.4.3 Acceleratietij s P2.4.4 Deceleratietij s P2.4.5 Remchopper P2.4.6 Startfunctie P2.4.7 Stopfunctie = Uitgeschakel 1 = Gebruikt inien in berijf 2 = Externe remchopper 3 = Gebruikt inien gestopt/in berijf 4 = Gebruikt inien in berijf (geen test) 0= Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Vrij uitlopen 1= Ramping 2 = Ramping + vrijgave uitloop 3 = Uitloop + vrijgave ramping P2.4.8 DC-remstroom 0.00 IL A 0.7 x IH 507 P2.4.9 P P DC-remtij bij stop DC-startfrequentie tijens rampingstop DC-remtij na start s Hz s P * Fluxremmen = UIT 0 = Aan LOCAL CONTACTS: 5

110 VACON 110 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 38: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Fluxremstroom 0.00 IL A IH VERBODEN FREQUENTIEPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.5) Tabel 39: Verboen frequentieparameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.5.1 Verboen frequentiegebie 1 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.2 Verboen frequentiegebie 1 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.3 Verboen frequentiegebie 2 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.4 Verboen frequentiegebie 2 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.5 Verboen frequentiegebie 3 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.6 Verboen frequentiegebie 3 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.7 Verboen acceleratie-/eceleratieramping x LOCAL CONTACTS:

111 APPLICATIE PID-BESTURING VACON MOTORREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.6) Tabel 40: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.6.1 Motorregeling moe 0 1/ = Frequentiebesturing 1 = Toerentalregeling NXP: 2 = Niet gebruikt 3 = Close loop toerentalregeling 4 = Close loop koppelregeling P2.6.2 U/f optimalisering P2.6.3 Selectie U/f ratio NXP: 0 = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking P2.6.4 P2.6.5 P2.6.6 P2.6.7 P = Lineair 1 = Kwaratisch 2 = Programmeerbaar 3 = Lineair met fluxoptimalisatie Velverzwakkingspunt Spanning velverzwakkingspunt U/f curve mienpunt frequentie U/f curve mienpunt spanning Uitgangsspanning bij nulfrequentie Hz % P2.6.4 Hz % % varieert 606 P2.6.9 Schakelfrequentie 1 varieert khz varieert 601 P Overspanning regelaar = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) P Regelaar onerspanning = Niet gebruikt 1 = Gebruikt P Loa rooping % LOCAL CONTACTS: 5

112 VACON 112 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 40: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Ientificatie 0 1/ Parametergroep Close loop P P P P Toerentalregeling P-versterking Toerentalregeling I tij x IH A ms % P Slipcorrectie % P P P P Magnetiseringsstroom Acceleratiecompensatie Magnetiseringsstroom bij start Magnetiseringstij bij start Nultoerentij bij start Nultoerentij bij stop 0,00 IL A ms ms ms P Opstartkoppel = Niet gebruikt 1 = Koppelgeheugen 2 = Koppelreferentie 3 = Opstartkoppel vooruit/achteruit P P Opstartkoppel VOORUIT Opstartkoppel ACHTERUIT % % P Filtertij encoer ms P Stroomregeling P-versterking % Parametergroep Ientificatie P Toerentalstap % LOCAL CONTACTS:

113 APPLICATIE PID-BESTURING VACON BEVEILIGINGEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.7 Tabel 41: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.7.1 Respons op referentiefout 4 ma = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Waarschuwing + vorige frequentie 3 = Waarschuwing + vaste frequentie = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.2 Foutfrequentie referentie 4 ma 0.00 P2.1.2 Hz P2.7.3 P2.7.4 Respons op externe fout Ingangsfasebewaking = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.5 Respons op onerspanningsfout = Fout opslaan in historie Fout niet opgeslagen P2.7.6 P2.7.7 P2.7.8 Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische beveiliging van e motor = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.9 Factor omgevingstemperatuur van e motor % P Motorkoelingsfactor bij 0 Hz % P Motor thermische tijconstante min varieert 707 P Inschakeluur motor % LOCAL CONTACTS: 5

114 VACON 114 APPLICATIE PID-BESTURING Tabel 41: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bescherming blokkeren = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Blokkeerstroom x IH A 1H 710 P Blokkeer tijlimiet s P Blokkeerfrequentielimiet 1.0 P2.1.2 Hz P Onerbelastingsbeveiliging = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Onerbelastingsbeveiliging vanaf koppel % P Onerbelastingsbeveiliging nulfrequentiebelasting % P Tijlimiet onerbelastingsbeveiliging s P Respons op thermistorfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Respons op velbusfout Zie P P Respons op slotfout Zie P P Aantal PT100- ingangen LOCAL CONTACTS:

115 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 115 Tabel 41: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Respons op PT100-fout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P PT100-waarschuwingslimiet C P PT100-foutlimiet C LOCAL CONTACTS: 5

116 VACON 116 APPLICATIE PID-BESTURING PARAMETERS AUTOMATISCHE HERSTART (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.8) Tabel 42: Parameters automatische herstart, G2.8 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.8.1 Wachttij s P2.8.2 Probeertij s P2.8.3 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 2 = Zoals ingestel in P2.4.6 P2.8.4 P2.8.5 P2.8.6 P2.8.7 P2.8.8 P2.8.9 P Aantal pogingen na foutuitschakeling onerspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overstroom Aantal pogingen na foutuitschakeling 4mA-referentie Aantal pogingen na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal pogingen na foutuitschakeling externe fout Aantal pogingen na foutuitschakeling onerbelastingsfout BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. 5 LOCAL CONTACTS:

117 APPLICATIE PID-BESTURING VACON 117 Tabel 43: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P3.2 Display referentie P2.1.1 P2.1.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) P3.4 PID-referentie % P3.5 PID-referentie % R3.4 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. LOCAL CONTACTS: 5

118 VACON 118 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL 6 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL 6.1 INLEIDING Selecteer e applicatie Multifunctioneel in het menu M6 op pagina S6.2. De applicatie Multifunctioneel biet een bree scala aan parameters voor het besturen van motoren. De applicatie kan woren gebruikt voor allerlei verschillene processen ie een bree scala aan I/O-signalen vereisen maar waarbij PID-besturing niet noig is (als u PIDbesturingsfuncties noig hebt, gebruikt u e applicatie PID-besturing of Pomp- en ventilatorbesturing). De frequentiereferentie kan woren geselecteer vanaf e analoge ingangen, e joystickbeiening, e motorpotentiometer en via een rekenkunige functie van e analoge ingangen. Er zijn ook parameters voor velbuscommunicatie. Als e igitale ingangen voor eze functies zijn geprogrammeer, kunnen ook multistaptoerentallen en het toerental voor kruipsnelhei woren geselecteer. De igitale ingangen en alle uitgangen zijn volleig programmeerbaar en e applicatie onersteunt alle I/O-kaarten. Aanvullene functies: Selectie signaalbereik analoge ingangen Twee frequentiebewakingslimieten Koppelbewakingslimiet Referentiebewakingslimiet Tweee ramping en programmeerbare S-vormige ramping Programmeerbare start/stop- en achteruitlogica DC-rem bij start en stop Drie verboen frequentiegebieen Programmeerbare U/f-curve en schakelfrequentie Automatische herstart Thermische motorbeveiliging en bescherming motorblokkering: volleig programmeerbaar (uit, waarschuwing, fout) Beveiliging motoronerbelasting Ingangs- en uitgangsfasebewaking Joystickhysteresis Slaapfunctie 6 LOCAL CONTACTS:

119 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 119 NXP-functies: Functies voor vermogensbegrenzing Verschillene vermogenslimieten voor motor- en generatorzije Master/follower-functie Verschillene koppellimieten voor motor- en generatorzije Ingang koelbewaking vanaf e warmtewisselaar Ingang rembewaking en werkelijke stroombewaking voor irecte remsluiting Aparte afstelling van toerentalregeling voor verschillene toerentallen en belastingen Vertragingsfunctie met twee verschillene referenties Mogelijkhei om velbusprocesata te koppelen aan elke parameter en sommige controlewaaren Hanmatig instelbare ientificatieparameter De parameters van e applicatie Multifunctioneel komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. LOCAL CONTACTS: 6

120 VACON 120 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL 6.2 BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω OPTA Klem Signaal +10 V ref AI1+ AOA1- AI1- Referentie-uitgang Analoge ingang 1 Spanningsbereik 0 10 VDC Programmeerbaar (P2.1.11) I/O-aare Spanning voor potentiometer etc. Analoge ingang 1 frequentiereferentie Aare voor referentie en besturing 4 5 AI2+ AI2- Analoge ingang 2 Stroombereik 0 20 ma Analoge ingang 2 frequentiereferentie GEREED RUN ma V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB AOA1+ DOA1 OPTA2 / OPTA3 *) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 Uitgangsstuurspanning I/O-aare start vooruit Contact gesloten = start vooruit Programmeerbare logica (P ) Start achteruit R i min. = 5 kω Fout reset Programmeerbaar (G2.2.7) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Selectie toerental kruipsnelhei Programmeerbaar (G2.2.7) Externe fout Programmeerbaar (G2.2.7) Selectie acceleratie/eceleratietij Programmeerbaar (G2.2.7) Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Analoge uitgang 1 Uitgangsfrequentie Programmeerbaar (P ) Digitale uitgang GEREED Programmeerbaar (G2.3.3) Relaisuitgang 1 RUN Programmeerbaar (G2.3.3) Relaisuitgang 2 FOUT Programmeerbaar (G2.3.3) Spanning voor schakelaars etc., maximaal 0,1 A Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = start omgekeer Contact gesloten (opgaane flank) = fout reset Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing Contact open = IO-referentie actief Contact gesloten: = Toerental kruipsnelhei actief Contact open = geen fout Contact gesloten = externe fout Contact open = P2.1.3 en P2.1.4 in gebruik Contact gesloten = P2.4.3 en P2.4.4 in gebruik. Verbinen met aare of +24 V Bereik 0 20 ma/r L, max. 500 Ω Open collector, I 50 ma, U 48 VDC Afb. 16: Stanaar-I/O-configuratie en aansluitvoorbeel applicatie Multifunctioneel 6 LOCAL CONTACTS:

121 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 121 *) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 17: Jumperposities = Fabrieksinstelling LOCAL CONTACTS: 6

122 VACON 122 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL 6.3 STUURSIGNAALLOGICA VAN DE APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL 3.2 Beieningspaneelreferentie I/O-referentie Referentie beieningspaneel Referentie velbusbeiening Vast toerental Vast toerental 7 DIN# DIN# DIN# DIN# AI# AI# DIN# DIN# Vast toerental 1 Vast toerental 2 Vast toerental 3 Motorpotentiometer Toerentalreferentie kruipsnelhei 3.1 Beieningsplaats Interne frequentiereferentie DIN# DIN# DIN# start vooruit (programmeerbaar) Start achteruit (programmeerbaar) Ingang foutreset (programmeerbaar) Referentie vanaf velbus Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus Programmeerbare start/stop- en achteruitlogica 3.3 Draairichting beieningspaneel Resetknop Start-/stopknoppen Start/stop Achteruit 1 Interne start/stop Interne achteruit Reset interne fout Afb. 18: Stuursignaallogica van e applicatie Multifunctioneel 6.4 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren gemarkeer met een asterisk (*) kunnen vanaf e velbus woren geregel. 6 LOCAL CONTACTS:

123 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 123 Tabel 44: Controlewaaren, NXS-frequentieregelaars Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V 7 V1.9 Unittemperatuur C 8 V1.10 Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 Analoge uitgang 1 V/mA 26 V1.16 Analoge ingang 3 V/mA 27 V1.17 Analoge ingang 4 V/mA 28 V1.18 Koppelreferentie % 18 V1.19 Maximumtemperatuur sensor C 42 G1.20 Multicontrole-items V Stroom A 1113 V Koppel % 1125 V DC-spanning V 44 V Status Woor 43 ZieTabel 53 Inhou statuswoor applicatie. V Foutenhistorie 37 V Motorstroom A 45 V Waarschuwing 74 LOCAL CONTACTS: 6

124 VACON 124 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 44: Controlewaaren, NXS-frequentieregelaars Inex Controlewaare eenhei ID V V V V V V Temperatuur sensor 1 Temperatuur sensor 2 Temperatuur sensor 3 Temperatuur sensor 4 Temperatuur sensor 5 Temperatuur sensor 6 C 50 C 51 C 52 C 69 C 70 C 71 6 LOCAL CONTACTS:

125 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 125 Tabel 45: Controlewaaren, NXP-frequentieregelaars Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V 7 V1.9 Unittemperatuur C 8 V1.10 Motortemperatuur % 9 V1.11 * Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 * Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 Analoge uitgang 1 V/mA 26 V1.16 * Analoge ingang 3 V/mA 27 V1.17 * Analoge ingang 4 V/mA 28 V1.18 Koppelreferentie % 18 V1.19 Maximumtemperatuur sensor C 42 G1.20 Multicontrole-items V Stroom A 1113 V Koppel % 1125 V DC-spanning V 44 V Status Woor 43 Zie Tabel 53 Inhou statuswoor applicatie. V Frequentie encoer 1 Hz 1124 V Asrotatie r 1170 Zie ID1090. LOCAL CONTACTS: 6

126 VACON 126 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 45: Controlewaaren, NXP-frequentieregelaars Inex Controlewaare eenhei ID V Ashoek Graen 1169 Zie ID1090. V V V V V V Temperatuur sensor 1 Temperatuur sensor 2 Temperatuur sensor 3 Frequentie encoer 2 Absolute encoerpositie Absolute encoerrotaties C 50 C 51 C 52 Hz V ID uitvoeringsstatus 49 V Aantal poolparen 58 V Analoge ingang 1 % 59 V Analoge ingang 2 % 60 V * Analoge ingang 3 % 61 V * Analoge ingang 4 % 62 V Analoge uitgang 2 % 31 V Analoge uitgang 3 % 32 V Uiterste frequentiereferentie close loop Hz 1131 V Responsactie Hz 1132 V Uitgangsvermogen kw 1508 V V V Temperatuur sensor 4 Temperatuur sensor 5 Temperatuur sensor 6 C 69 C 70 C 71 V * Koppelreferentie VB % LOCAL CONTACTS:

127 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 127 Tabel 45: Controlewaaren, NXP-frequentieregelaars Inex Controlewaare eenhei ID V * Schaling VB-limiet % 46 V * VB-aanpassingsreferentie % 47 V * Analoge uitgang VB % 48 V laatste actieve fout 37 V Motorstroom naar VB A 45 V DIN statuswoor 1 56 Zie Tabel 47 Status igitale ingangen: ID56 en ID57 V DIN statuswoor 2 57 Zie Tabel 47 Status igitale ingangen: ID56 en ID57 V Alarm 74 V Foutwoor Zie Tabel 48 Foutwoor 1, ID1172 V Foutwoor Zie Tabel 49 Foutwoor 2, ID1173 V Alarmwoor Zie Tabel 50 Alarmwoor 1, ID1174 V Systeemstatus systeembus 1601 Zie Tabel 51 Statuswoor systeembus, ID1601 V Totale stroom A 83 V Motorstroom D1 A 1616 V Motorstroom D2 A 1605 V Motorstroom D3 A 1606 V Motorstroom D4 A 1607 V Statuswoor D V Statuswoor D V Statuswoor D V Statuswoor D Zie Tabel 52 Statuswoor follower-frequentieregelaar Zie Tabel 52 Statuswoor follower-frequentieregelaar Zie Tabel 52 Statuswoor follower-frequentieregelaar Zie Tabel 52 Statuswoor follower-frequentieregelaar LOCAL CONTACTS: 6

128 VACON 128 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 46: Status igitale ingangen: ID15 en ID16 Status DIN1/DIN2/DIN3 Status DIN4/DIN5/DIN6 b0 DIN3 DIN6 b1 DIN2 DIN5 b2 DIN1 DIN4 Tabel 47: Status igitale ingangen: ID56 en ID57 DIN statuswoor 1 DIN statuswoor 2 b0 DIN: A.1 DIN: C.5 b1 DIN: A.2 DIN: C.6 b2 DIN: A.3 DIN: D.1 b3 DIN: A.4 DIN: D.2 b4 DIN: A.5 DIN: D.3 b5 DIN: A.6 DIN: D.4 b6 DIN: B.1 DIN: D.5 b7 DIN: B.2 DIN: D.6 b8 DIN: B.3 DIN: E.1 b9 DIN: B.4 DIN: E.2 b10 DIN: B.5 DIN: E.3 b11 DIN: B.6 DIN: E.4 b12 DIN: C.1 DIN: E.5 b13 DIN: C.2 DIN: E.6 b14 DIN: C.3 b15 DIN: C.4 6 LOCAL CONTACTS:

129 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 129 Tabel 48: Foutwoor 1, ID1172 Fout Opmerking b0 Overstroom of IGBT F1, F31, F41 b1 Overspanning F2 b2 Onerspanning F9 b3 Motor geblokkeer F15 b4 Aarfout F3 b5 Onerbelasting motor F17 b6 Overtemperatuur frequentieregelaar F14 b7 Motor overtemperatuur F16, F56, F29, F65 b8 Ingangsfase F10 b11 Beieningspaneel of pc-beiening F52 b12 Velbus F53 b13 Systeembus F59 b14 Slot F54 b15 4 ma F50 Tabel 49: Foutwoor 2, ID1173 Fout Opmerking b2 Encoer F43 b4 b6 Externe F51 b9 IGBT F31, F41 b10 Rem F58 b14 Hoofschakelaar open F64 b15 LOCAL CONTACTS: 6

130 VACON 130 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 50: Alarmwoor 1, ID1174 Alarm Opmerking b0 Motor geblokkeer W15 b1 Motor overtemperatuur W16, W29, W56, W65 b2 Onerbelasting motor W17 b3 Verlies ingangsfase W10 b4 Verlies uitgangsfase W11 b8 Waarschuwing overtemperatuur frequentieregelaar W14 b9 Analoge ingang < 4mA W50 b10 b13 Niet gebruikt Niet gebruikt b14 Mechanische rem W58 b15 Beieningspaneel of pc-fout/-waarschuwing W52 6 LOCAL CONTACTS:

131 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 131 Tabel 51: Statuswoor systeembus, ID1601 Onwaar Waar b0 b1 b2 b3 b4 b5 b6 b7 b8 b9 b10 b11 b12 b13 b14 b15 Gereserveer Frequentieregelaar 1 geree Frequentieregelaar 1 in berijf Frequentieregelaar 1 fout Gereserveer Frequentieregelaar 2 geree Frequentieregelaar 2 in berijf Frequentieregelaar 2 fout Gereserveer Frequentieregelaar 3 geree Frequentieregelaar 3 in berijf Frequentieregelaar 3 fout Gereserveer Frequentieregelaar 4 geree Frequentieregelaar 4 in berijf Frequentieregelaar 4 fout LOCAL CONTACTS: 6

132 VACON 132 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 52: Statuswoor follower-frequentieregelaar Onwaar Waar b0 Flux niet geree Flux geree (>90%) b1 Niet geree Geree b2 Niet in berijf In berijf b3 Geen fout Fout b4 Status laaschakelaar b5 b6 Start niet mogelijk Vrijgave b7 Geen waarschuwing Waarschuwing b8 b9 b10 b11 Geen DC-rem DC-rem actief b12 Geen run-aanvraag Run-aanvraag b13 Geen actieve limietbesturingen Limietbesturing actief b14 Externe rembesturing UIT Externe rembesturing AAN b15 Heartbeat De applicatie Status Wor combineert verschillene aanrijvingsstatussen tot één atawoor (zie monitorwaare V Statuswoor). Status Wor is alleen zichtbaar op het beieningspaneel in e applicatie Multi-Purpose. In anere applicaties kan Status Wor woren uitgelezen met e pc-software NCDrive. 6 LOCAL CONTACTS:

133 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 133 Tabel 53: Inhou statuswoor applicatie Applicatie Status Wor Stanaar Lokaal/op afstan Multi-stap PID- MP PFC b0 b1 Geree Geree Geree Geree Geree Geree b2 In berijf In berijf In berijf In berijf In berijf In berijf b3 Fout Fout Fout Fout Fout Fout b4 b5 Geen noostop (NXP) b6 Vrijgave Vrijgave Vrijgave Vrijgave Vrijgave Vrijgave b7 Waarschuwing Waarschuwing Waarschuwing Waarschuwing Waarschuwing Waarschuwing b8 b9 b10 b11 DC-rem DC-rem DC-rem DC-rem DC-rem DC-rem b12 Run-aanvraag Run-aanvraag Run-aanvraag Run-aanvraag Run-aanvraag Run-aanvraag b13 Limietbesturing Limietbesturing Limietbesturing Limietbesturing Limietbesturing Limietbesturing b14 Rembesturing Hulpfreq.reg. 1 b15 Plaats B is actief PID actief Hulpfreq.reg. 2 LOCAL CONTACTS: 6

134 VACON 134 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 54: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1.1 Min frequentie 0.00 P2.1.2 Hz P2.1.2 Max frequentie P Hz P2.1.3 Acceleratietij s P2.1.4 Deceleratietij s P2.1.5 Stroomlimiet varieert varieert A P2.1.6 * Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.1.7 * P2.1.8 * P2.1.9 * Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm varieert varieert A P Motor cos phi LOCAL CONTACTS:

135 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 135 Tabel 54: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P I/O-referentie 0 15/ = AI1 1 = AI2 2 = AI1 + AI2 3 = AI1 AI2 4 = AI2 AI1 5 = AI1 AI2 6 = AI1 joystick 7 = AI2 joystick 8 = Beieningspaneel 9 = Velbus 10 = Motorpotentiometer 11 = AI1, AI2 minimum 12 = AI1, AI2 maximum 13 = Maximumfrequentie 14=AI1/AI2 selectie 15 = Encoer 1 16 = Encoer 2 (alleen NXP) P Referentie beieningspaneel = AI1 1 = AI2 2 = AI1 + AI2 3 = AI1 AI2 4 = AI2 AI1 5 = AI1 AI2 6 = AI1 joystick 7 = AI2 joystick 8 = Beieningspaneel 9 = Velbus P Referentie velbusbeiening Zie P P Toerentalreferentie kruipsnelhei 0.00 P2.1.2 Hz Zie ID413 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz LOCAL CONTACTS: 6

136 VACON 136 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 54: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Vast toerental P2.1.2 Hz P Vast toerental P2.1.2 Hz * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. 6 LOCAL CONTACTS:

137 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON INGANGSSIGNALEN Tabel 55: Basisinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.1) Inex Parameter min. max. eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** Selectie start/stoplogica Logica = 0 Stuursignaal 1 = Start vooruit Stuursignaal 2 = Start achteruit Logica = 1 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Achteruit Logica = 2 Stuursignaal 1 = Start/stop Stuursignaal 2 = Vrijgave Logica = 3 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Stoppuls Logica = 4 Stuursignaal 1 = Start Stuursignaal 2 = Motorpotentiometer OMHOOG Logica = 5 Stuursignaal 1 = Puls vooruit (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit (flank) Logica = 6 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls achteruit Logica = 7 Stuursignaal 1 = Startpuls (flank) Stuursignaal 2 = Puls inschakelen P ** Motorpotentiometer-rampingtij Hz/s P ** Geheugenreset frequentiereferentie motorpotentiometer = Geen reset 1 = Reset als gestopt of voeing uit 2 = Reset als voeing uit LOCAL CONTACTS: 6

138 VACON 138 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 55: Basisinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.1) Inex Parameter min. max. eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** Aanpassing ingang = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5=Velbus (zie groep G2.9) P P Aanpassing minimum Aanpassing maximum % % ** = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. 6 LOCAL CONTACTS:

139 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 139 Tabel 56: Analoge ingang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.2) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI1 signaalselectie 0.1 E.10 A P AI1 Filtertij s P AI1 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = -10V V* 3= Klantspecifiek bereik* P P P P P Minimum klantspecifieke instelling AI1 Maximum klantspecifieke instelling AI1 AI1 referentieschaling, minimumwaare AI1 referentieschaling, maximumwaare AI1 joystickhysteresis % % Hz Hz % P AI1 slaaplimiet % P AI1 slaapvertraging s P AI1 offset joystick % * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 6

140 VACON 140 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 57: Analoge ingang 2 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.3) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI2 signaalselectie 0.1 E.10 A P AI2 Filtertij s = Geen filtering P AI2 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = -10V V* 3= Klantspecifiek bereik* P P P P P Minimum klantspecifieke instelling AI2 Maximum klantspecifieke instelling AI2 AI2 referentieschaling, minimumwaare AI2 referentieschaling, maximumwaare AI2 joystickhysteresis % % Hz Hz % P AI2 slaaplimiet % P AI2 slaapvertraging s P AI2 offset joystick % * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). 6 LOCAL CONTACTS:

141 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 141 Tabel 58: Analoge ingang 3 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI3 signaalselectie 0.1 E P AI3 Filtertij s = Geen filtering P AI3 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = -10V V* 3= Klantspecifiek bereik* P Minimum klantspecifieke instelling AI % P Maximum klantspecifieke instelling AI % P AI3 signaalinversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 6

142 VACON 142 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 59: Analoge ingang 4 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.5) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI4 signaalselectie 0.1 E P AI4 Filtertij s = Geen filtering P AI4 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = -10V V* 3= Klantspecifiek bereik* P Minimum klantspecifieke instelling AI % P Maximum klantspecifieke instelling AI % P AI4 signaalinversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer *= Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). 6 LOCAL CONTACTS:

143 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 143 Tabel 60: Vrije analoge ingang, signaalselectie (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.6) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Schaling van stroomlimiet = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5 = Schaling VBlimiet, zie groep G2.9 P Schaling van DCremstroom Als parameter P Schaalt van 0 naar ID507. P Schaling van acceleratie-/eceleratietijen Als parameter P Schaalt actieve ramping van 100% naar 10%. P Schaling van koppelbewakingslimiet Als parameter P Schaalt van 0 naar ID348. P Schaling van koppellimiet Als parameter P Schaalt van 0 naar (ID609 [NXS] of ID1287 [NXP]). Alleen NXP-aanrijvingen P Schaling van generatorkoppellimiet Als parameter P Schaalt van 0 naar ID1288. P Schaling van motorvermogenslimiet Als parameter P Schaalt van 0 naar ID1289. P Schaling van generatorvermogenslimiet Als parameter P Schaalt van 0 naar ID1290. Gebruik e TTF-programmeermethoe voor alle igitale ingangsparameters. Zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) LOCAL CONTACTS: 6

144 VACON 144 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 61: Digitale ingangen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. Stanaar Klan tspe c. ID P * Startsignaal A Zie P P * Startsignaal A Zie P P * Vrijgave P * Omkeren P * Vast toerental Zie vaste toerentallen in Basisparameters (G2.1). P * Vast toerental P * Vast toerental P * P * Motorpotentiometerreferentie OMLAAG Motorpotentiometerreferentie OMHOOG P * Fout reset 0.1 A P * Externe fout (sluiten) 0.1 A P * Externe fout (openen) P * Selectie acc/ec-tij 0.1 A P * Acc/ec verboen P * DC-remmen P * Toerental kruipsnelhei 0.1 A P * Selectie AI1/AI P * P * Besturing vanaf I/O-klemmen Besturing vanaf beieningspaneel P * Besturing vanaf velbus P * Selectie parameterset 1/ P * Motorbesturingsmous 1/ Alleen NXP-aanrijvingen P * Koelbewaking LOCAL CONTACTS:

145 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 145 Tabel 61: Digitale ingangen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. Stanaar Klan tspe c. ID P * Bevestiging externe rem P * Vertraging inschakelen P * Vertragingsreferentie P * Vertragingsreferentie P * Encoerteller resetten P * Noostop P * Master/follower-mous Zie hoofstuk 9.2 Master/ follower-functie (alleen NXP) en parameters P P P * Bevestiging ingangsschakelaar P * Foutingang actief filter cc = contact gesloten oc = contact geopen * = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 6

146 VACON 146 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL UITGANGSSIGNALEN Tabel 62: Vertraage igitale uitgang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.1) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie igitale uitgang E P Functie igitale uitgang = Niet gebruikt 1 = Geree 2 = In berijf 3 = Fout 4 = Fout geïnverteer 5 = Oververhittingswaarschuwing frequentieregelaar 6 = Externe fout of waarschuwing 7 = Referentiefout of -waarschuwing 8 = Waarschuwing 9 = Achteruit 10 = Toerental kruipsnelhei geselecteer 11 = Op snelhei 12 = Motorregelaar actief 13 = Bewaking frequentielimiet 1 14 = Bewaking frequentielimiet 2 15 = Koppelbewakingslimiet 16 = Referentiebewakingslimiet 17 = Externe rembesturing 18 = I/O-beieningsplaats actief 19 = Bewaking temperatuurlimiet FR 20 = Referentie geïnverteer 21 = Externe rembesturing geïnverteer 6 LOCAL CONTACTS:

147 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 147 Tabel 62: Vertraage igitale uitgang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.1) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Functie igitale uitgang = Thermistorfout/-waarschuwing 23 = Aan/uitbesturing 24 = Velbus DIN 1 25 = Velbus DIN 2 26 = Velbus DIN 3 27 = Temperatuurwaarschuwing Alleen NXS-frequentieregelaars: 28 = Temperatuurfout Alleen NXP-frequentieregelaars: 29 = ID.Bit P Inschakelvertraging igitale uitgang s P Uitschakelvertraging igitale uitgang s Alleen NXP-aanrijvingen P Inversie vertraage DO Alleen NXS-frequentieregelaars: 0 = Nee 1 = Ja P ID Bit vrije DO * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. LOCAL CONTACTS: 6

148 VACON 148 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 63: Vertraage igitale uitgang 2 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.2) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Signaalselectie igitale uitgang E P Functie igitale uitgang Zie P P Inschakelvertraging igitale uitgang s P Uitschakelvertraging igitale uitgang s Alleen NXP-aanrijvingen P Inversie vertraage DO = Nee 1 = Ja P ID Bit vrije DO LOCAL CONTACTS:

149 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 149 Tabel 64: Digitale uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. Stanaar Klan tspe c. ID P * Geree 0.1 A P * Draait 0.1 B P * Fout 0.1 B P * Geïnverteere fout P * Alarm P * Externe fout P * P * Referentiefout/-waarschuwing Overtemperatuurwaarschuwing P * Omkeren P * Ongevraage richting P * Op snelhei P * Toerental kruipsnelhei P * I/O-beieningsplaats P * Externe rembesturing Zie ID's 445 en 446 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Externe rembesturing, geïnverteer P * Bewaking uitgangsfrequentielimiet Zie ID315 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Bewaking uitgangsfrequentielimiet Zie ID346 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Referentiebewakingslimiet Zie ID350 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Bewaking temperatuurlimiet Zie ID354 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Koppelbewakingslimiet Zie ID348 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Thermistorfout of -waarschuwing LOCAL CONTACTS: 6

150 VACON 150 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 64: Digitale uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. Stanaar Klan tspe c. ID P * Bewaking analoge ingangslimiet Zie ID356 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P * Activering motorregelaar P * Velbus DIN P * Velbus DIN P * Velbus DIN P * Velbus DIN P * Velbus DIN Alleen NXP-aanrijvingen P * DC geree-puls P * Veilige uitschakeling actief * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. LET OP! Verbin NOOIT twee functies met ezelfe uitgang om onjuiste werkingen te voorkomen. 6 LOCAL CONTACTS:

151 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 151 Tabel 65: Limietinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.4) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen bewaking 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking 3 = Aan-besturing rem P Uitgangsfrequentielimiet 1; bewakingswaare Hz P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen bewaking 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking 3 = Uit-besturing rem 4 = Aan/uit-besturing rem P Uitgangsfrequentielimiet 2; bewakingswaare Hz P Koppelbewakingslimiet = Geen bewaking 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking 3 = Uit-besturing rem P Waare koppelbewakingslimiet % P Referentiebewakingslimiet = Geen bewaking 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare referentiebewakingslimiet % ,0=Min. frequentie 100,0 = Maximumfrequentie P Uitschakelvertraging externe rem s P Inschakelvertraging externe rem s LOCAL CONTACTS: 6

152 VACON 152 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 65: Limietinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.4) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bewaking temperatuurlimiet = Geen bewaking 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Bewakingswaare temperatuur C P Analoog bewakingssignaal = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 P Analoge onergrensbewaking % Zie P P Analoge bovengrensbewaking % Zie P Alleen NXP-aanrijvingen P Stroomlimiet rem aan/uit 0 2 x IH A LOCAL CONTACTS:

153 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 153 Tabel 66: Analoge uitgang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.5) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie analoge uitgang E.10 A P Functie analoge uitgang =Niet gebruikt (20 ma/10 V) 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3 = Motortoerental (0 nominaal motortoerental 4 = Motorstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6=Motorvermogen (0 PnMotor) 7=Motorspanning (0 UnMotor) 8 = DC-spanning ( V) 9 = AI1 10 = AI2 11 = Uitgangsfrequentie (fmin fmax) 12 = Motorkoppel ( xTNmot) 13 = Motorvermogen ( xTNmot) 14 = PT100-temperatuur 15=Analoge uitgang FB Procesata4 (NXS) P Filtertij analoge uitgang s P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaal analoge uitgang % P Offset analoge uitgang % LOCAL CONTACTS: 6

154 VACON 154 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. Tabel 67: Analoge uitgang 2 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.6) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie analoge uitgang E P Functie analoge uitgang Zie P P Filtertij analoge uitgang s P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaal analoge uitgang % P Offset analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 6 LOCAL CONTACTS:

155 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 155 Tabel 68: Analoge uitgang 3 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.7) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie analoge uitgang E P Functie analoge uitgang Zie P P Filtertij analoge uitgang s P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaal analoge uitgang % P Offset analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. LOCAL CONTACTS: 6

156 VACON 156 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL BESTURINGSPARAMETERS FREQUENTIEREGELAAR (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.4 Tabel 69: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.4.1 Curvevorm s P2.4.2 Curvevorm s = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie 0 = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie P2.4.3 Acceleratietij s P2.4.4 Deceleratietij s P2.4.5 * Remchopper P2.4.6 Startfunctie P2.4.7 Stopfunctie = Uitgeschakel 1 = Gebruikt inien in berijf 2 = Externe remchopper 3 = Gebruikt inien gestopt/in berijf 4 = Gebruikt inien in berijf (geen test) 0= Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Vrij uitlopen 1= Ramping 2 = Ramping + vrijgave uitloop 3 = Uitloop + vrijgave ramping P2.4.8 DC-remstroom 0.00 IL A 0.7 x IH 507 P2.4.9 P P DC-remtij bij stop DC-startfrequentie tijens rampingstop DC-remtij na start s Hz s LOCAL CONTACTS:

157 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 157 Tabel 69: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Fluxremmen = UIT 0 = Aan P Fluxremstroom 0.00 IL A IH 519 Alleen NXP-aanrijvingen P P P DC-remstroom na stop Vertragingsreferentie 1 Vertragingsreferentie 2 0 IL A 0,1 x IH Hz Hz P Vertragingsramp s P Noostopmous = Vrij uitlopen 1= Ramping P Besturingsopties P Type moulator = ASIC-moulator 1 = Softwaremoulator 1 P Ramping; S2 overslaan * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. LOCAL CONTACTS: 6

158 VACON 158 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VERBODEN FREQUENTIEPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.5) Tabel 70: Verboen frequentieparameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.5.1 Verboen frequentiegebie 1 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.2 Verboen frequentiegebie 1 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.3 Verboen frequentiegebie 2 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.4 Verboen frequentiegebie 2 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.5 Verboen frequentiegebie 3 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.6 Verboen frequentiegebie 3 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.7 Verboen acceleratie-/eceleratieramping x LOCAL CONTACTS:

159 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON MOTORREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.6) Tabel 71: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.6.1 Motorregeling moe 0 2/ = Frequentiebesturing 1 = Toerentalregeling 2 = Koppelregeling NXP: 3 = Close loop toerentalregeling 4 = Close loop koppelregeling P2.6.2 U/f optimalisering P2.6.3 Selectie U/f ratio NXP: 0 = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking P2.6.4 P2.6.5 P2.6.6 P2.6.7 P2.6.8 NXP: 0 = Lineair 1 = Kwaratisch 2 = Programmeerbaar 3 = Lineair met fluxoptimalisatie Velverzwakkingspunt Spanning velverzwakkingspunt U/f curve mienpunt frequentie U/f curve mienpunt spanning Uitgangsspanning bij nulfrequentie Hz % P2.6.4 Hz % % varieert 606 P2.6.9 Schakelfrequentie 1 varieert khz varieert 601 P Overspanning regelaar = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) LOCAL CONTACTS: 6

160 VACON 160 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 71: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Regelaar onerspanning = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) P Motorbesturingsmous Zie P P Toerentalregeling P-versterking (open loop) P Toerentalregeling I-versterking (open loop) P Loa rooping % P Ientificatie 0 1/ = Geen actie 1=Ientificatie zoner run NXP: 2 = Ientificatie met run 3=Encoer ientificatierun (PMSM) 4 = Alles ientificeren Alleen NXP-aanrijvingen P Herstartvertraging s varieert 1424 P Loa rooping tij ms P P P Negatieve frequentielimiet Positieve frequentielimiet Generatorkoppellimiet P Hz P Hz % P Motorkoppellimiet % * = Parameterwaare kan alleen woren gewijzig naat e frequentieregelaar is gestopt. 6 LOCAL CONTACTS:

161 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 161 AANWIJZING! Afhankelijk van e applicatieversie kan e parametercoe als xx in plaats van xx verschijnen. Tabel 72: NXS-frequentieregelaars: Close-loopparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.23) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P P P Magnetiseringsstroom Toerentalregeling P Toerentalregeling I tij x IH A ms s P Slipcorrectie % P P P P Acceleratiecompensatie Magnetiseringsstroom bij start Magnetiseringstij bij start Nultoerentij bij start Nultoerentij bij stop 0.00 IL A ms ms ms P Opstartkoppel = Niet gebruikt 1 = Koppelgeheugen 2 = Koppelreferentie 3 = Opstartkoppel vooruit/achteruit P P Opstartkoppel VOORUIT Opstartkoppel ACHTERUIT s s P Filtertij encoer ms P Stroomregeling P-versterking % LOCAL CONTACTS: 6

162 VACON 162 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 73: NXP-frequentieregelaars: Close-loopparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.23) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P P P Magnetiseringsstroom Toerentalregeling P Toerentalregeling I tij x IH A ms s P Slipcorrectie % P P P P Acceleratiecompensatie Magnetiseringsstroom bij start Magnetiseringstij bij start Nultoerentij bij start Nultoerentij bij stop 0 IL A ms ms ms P Opstartkoppel = Niet gebruikt 1 = Koppelgeheugen 2 = Koppelreferentie 3 = Opstartkoppel vooruit/achteruit P P Opstartkoppel VOORUIT Opstartkoppel ACHTERUIT s s P Filtertij encoer ms P P P Stroomregeling P-versterking Stroomregelingstij Generatorvermogenlimiet % ms % LOCAL CONTACTS:

163 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 163 Tabel 73: NXP-frequentieregelaars: Close-loopparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.23) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P P P Motorvermogenslimiet Negatieve koppellimiet Positieve koppellimiet Uitschakelvertraging flux % % % s P Stoptoestan flux % P SPC f1-punt Hz P SPC f0-punt Hz P SPC Kp f % P SPC Kp VVP % P P P SPC minimumkoppel SPC minimumkoppel Kp SPC Kp tijconstante koppel % % ms P Fluxreferentie % P Toerentalfoutfilter koppelregelaar ms P Moulatielimiet % LOCAL CONTACTS: 6

164 VACON 164 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 74: NXP-frequentieregelaars: PMS-motorregelingsparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.24) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Motortype = Inuctiemotor 1 = PMS-motor P PMSM-aspositie P P P Starthoek-ID gewijzig Vaststellingsstroom starthoek % % P I/f-stroom % P Polariteitspulsstroom I/f-besturingslimiet % P Fluxstroom Kp P Fluxstroomtij ms Tabel 75: NXS-frequentieregelaars: Ientificatieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.25) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Toerentalstap % P Koppelstap % LOCAL CONTACTS:

165 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 165 Tabel 76: NXP-frequentieregelaars: Ientificatieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.25) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Flux 10% % P Flux 20% % P Flux 30% % P Flux 40% % P Flux 50% % P Flux 60% % P Flux 70% % P Flux 80% % P Flux 90% % P Flux 100% % P Flux 110% % P Flux 120% % P Flux 130% % P Flux 140% % P Flux 150% % P Rs spanningsval varieert 662 P P P P Ir-toevoeging nulpuntspanning Ir-toevoeging generatorschaal Ir-toevoeging motorschaal Back-EMF-spanning motor varieert varieert varieert % P Ls-spanningsval P Iu-offset P Iv-offset P Iw-offset LOCAL CONTACTS: 6

166 VACON 166 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 76: NXP-frequentieregelaars: Ientificatieparameters (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.6.25) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Toerentalstap % P Koppelstap % Tabel 77: Stabilisatoren Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P P P P P P P P P P Koppelstabilisatieversterking Koppelstabilisatieemping Koppelstabilisatieversterking VVP Limietverhouing koppelstabilisatie Tijconstante fluxstabilisatie Stabilisatieversterking fluxcirkel Fluxstabilisatieversterking Fluxstabilisatiecoëfficiënt Spanningsstabilisatieversterking Tijconstante spanningstabilisatie Spanningsstabilisatielimiet % % Hz LOCAL CONTACTS:

167 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON BEVEILIGINGEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.7 Tabel 78: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.7.1 Respons op referentiefout 4 ma = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Waarschuwing + vorige frequentie 3 = Waarschuwing + vaste frequentie = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.2 Foutfrequentie referentie 4 ma 0.00 P2.1.2 Hz P2.7.3 P2.7.4 Respons op externe fout Ingangsfasebewaking = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.5 Respons op onerspanningsfout = Fout opslaan in historie Fout niet opgeslagen P2.7.6 P2.7.7 P2.7.8 Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische beveiliging van e motor = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.9 Factor omgevingstemperatuur van e motor % P Motorkoelingsfactor bij 0 Hz % P Motor thermische tijconstante min varieert 707 P Inschakeluur motor % LOCAL CONTACTS: 6

168 VACON 168 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 78: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bescherming blokkeren = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Blokkeerstroom 0.00 P2.1.2 A 1H 710 P Blokkeer tijlimiet s P Blokkeerfrequentielimiet 1.0 P2.1.2 Hz P Onerbelastingsbeveiliging = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P velverzwakkingsgebiebelasting % P nulfrequentiebelasting % P Tijlimiet onerbelastingsbeveiliging s P Respons op thermistorfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen 6 LOCAL CONTACTS:

169 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 169 Tabel 78: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Respons op velbusfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen 4 = Let op: stel freq.ref. in op vaste frequentie velbusfout (P2.7.40) (Alleen NXP-frequentieregelaars) P Respons op slotfout Zie P P Aantal T-kaart = Niet gebruikt 1 = Kanaal 1 2 = Kanaal 1 & 2 3 = Kanaal 1 & 2 & 3 4 = Kanaal 2 & 3 5 = Kanaal 3 P T-kaartfout respons = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Waarschuwingslimiet T-kaart C P Foutlimiet T-kaart C Alleen NXP-aanrijvingen P Remfoutactie = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Remfoutvertraging s LOCAL CONTACTS: 6

170 VACON 170 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 78: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Systeembusfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Systeembusfoutvertraging s P Koelfoutvertraging s P Mous toerentalfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop oor uitlopen P Maximaal verschil toerentalfout % P Toerentalfoutvertraging s P Mous veilige uitschakeling 1=Waarschuwing,stop oor uitloop 2 = Fout (stop oor uitlopen) NXP- en NXS-frequentieregelaars P Nummers T-kaart = Niet gebruikt 1 = Kanaal 1 2 = Kanaal 1 & 2 3 = Kanaal 1 & 2 & 3 4 = Kanaal 2 & 3 5 = Kanaal 3 P Waarschuwingslimiet T-kaart C P Foutlimiet T-kaart C Alleen NXP-aanrijvingen P Freq. VB-fout 0 P2.1.2 Hz LOCAL CONTACTS:

171 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON 171 Tabel 78: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ActiefFilt.Fout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij P = Fout, stop oor uitlopen LOCAL CONTACTS: 6

172 VACON 172 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL PARAMETERS AUTOMATISCHE HERSTART (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.8) Tabel 79: Parameters automatische herstart, G2.8 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.8.1 Wachttij s P2.8.2 Probeertij s P2.8.3 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 2 = Zoals ingestel in P2.4.6 P2.8.4 P2.8.5 P2.8.6 P2.8.7 P2.8.8 P2.8.9 P Aantal pogingen na foutuitschakeling onerspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overstroom Aantal pogingen na foutuitschakeling 4mA-referentie Aantal pogingen na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal pogingen na foutuitschakeling externe fout Aantal pogingen na foutuitschakeling onerbelastingsfout LOCAL CONTACTS:

173 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON VELDBUSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.9) Tabel 80: Velbusparameters Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.9.1 P2.9.2 P2.9.3 P2.9.4 P2.9.5 P2.9.6 P2.9.7 P2.9.8 P2.9.9 P Min schaal velbus Max schaal velbus Selectie velbusprocesata uit 1 Selectie velbusprocesata uit 2 Selectie velbusprocesata uit 3 Selectie velbusprocesata uit 4 Selectie velbusprocesata uit 5 Selectie velbusprocesata uit 6 Selectie velbusprocesata uit 7 Selectie velbusprocesata uit Hz Hz Alleen NXP-aanrijvingen (bij e NXS zijn e stanaarwaaren niet wijzigbaar) P P P P P P Selectie velbusprocesata in 1 Selectie velbusprocesata in 2 Selectie velbusprocesata in 3 Selectie velbusprocesata in 4 Selectie velbusprocesata in 5 Selectie velbusprocesata in LOCAL CONTACTS: 6

174 VACON 174 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 80: Velbusparameters Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P P Selectie velbusprocesata in 7 Selectie velbusprocesata in LOCAL CONTACTS:

175 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON KOPPELREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.10) Tabel 81: Koppelregelingsparameters, G2.10 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Koppellimiet % P P-versterking koppellimietbesturing P I-versterking koppellimietbesturing P Koppelreferentieselectie = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5=AI1 joystick ( V) 6 = AI2 joystick ( V) 7=Koppelreferentie vanaf beieningspaneel, R3.5 8 = Velbuskoppelreferentie P Maximumkoppelreferentie % P Minimumkoppelreferentie % P Koppeltoerentallimiet (OL) = Maximumfrequentie 1 = Geselecteere frequentiereferentie 2=Vaste snelhei 7 P Minimumfrequentie voor openloopkoppelregeling 0.00 P2.1.2 Hz P P-versterking koppelregelaar P I-versterking koppelregelaar Alleen NXP-aanrijvingen LOCAL CONTACTS: 6

176 VACON 176 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 81: Koppelregelingsparameters, G2.10 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Koppeltoerentallimiet (CL) = CL-toerentalregeling 1 = Positieve/negatieve frequentielimieten 2 = Ramp uit (-/+) 3 = Negatieve frequentielimiet ramp uit 4 = Ramp uit positieve frequentielimiet 5 = Venster Ramp uit 6 = 0-Ramp uit 7 = Venster Ramp uit aan/uit P Filtertij koppelreferentie ms P Venster negatief Hz P Venster positief Hz P P P Venster negatief uit Venster positief uit Uitgangslimiet toerentalregeling 0.00 P Hz P Hz % LOCAL CONTACTS:

177 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON NXP-FREQUENTIEREGELAARS: MASTER/FOLLOWER-PARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.11) Tabel 82: Master/follower-parameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Master/followermous = SingleDrive 1 = Master-frequentieregelaar 2 = Follower-frequentieregelaar P Follower-stopfunctie = Vrij uitlopen 1 = Ramping 2 = Als master P Selectie toerentalreferentie follower = AI1 1 = AI2 2 = AI1 + AI2 3 = AI1 AI2 4 = AI2 AI1 5 = AI1 AI2 6 = AI1 joystick 7 = AI2 joystick 8 = Beieningspaneel 9 = Velbus 10 = Motorpotentiometer 11 = AI1, AI2 minimum 12 = AI1, AI2 maximum 13 = Maximumfrequentie 14=AI1/AI2 selectie 15=Encoer 1 (C.1) 16=Encoer 2 (C.3) 17 = Master-referentie 18 = Master-ramp uit P Selectie koppelreferentie follower = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5 = AI1-joystick 6 = AI2-joystick 7=Koppelreferentie vanaf beieningspaneel, R3.5 8 = Koppelreferentie VB 9=Masterkoppel LOCAL CONTACTS: 6

178 VACON 178 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL Tabel 82: Master/follower-parameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Toerentalvereling % P Belastingvereling % P Master/followermous = Enkele frequentieregelaar 1 = Master-frequentieregelaar 2 = Follower-frequentieregelaar P Follower-fout = SingleDrive 1 = Master-frequentieregelaar 2 = Follower-frequentieregelaar BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. Tabel 83: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = Pc-beiening 1 = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus R3.2 Display referentie P2.1.1 P2.1.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) = Vooruit 1 = Achteruit P3.4 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel R3.5 Koppelreferentie % LOCAL CONTACTS:

179 APPLICATIE MULTIFUNCTIONEEL VACON MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. LOCAL CONTACTS: 6

180 VACON 180 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING 7 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING 7.1 INLEIDING Selecteer e applicatie Pomp- en ventilatorbesturing in het menu M6 op pagina S6.2. De applicatie Pomp- en ventilatorbesturing kan woren gebruikt om één frequentieregelaar met een variabel toerental en maximaal vier hulpfrequentieregelaars te besturen. De PIDregelaar van e AC-frequentieregelaar bepaalt het toerental van e frequentieregelaar met een variabel toerental en verzent stuursignalen voor start/stop naar e hulpfrequentieregelaars om e totale flow te regelen. Naast e acht stanaarparametergroepen is er ook een parametergroep beschikbaar voor pomp- en ventilatorbesturingsfuncties. De applicatie heeft twee beieningsplaatsen op e I/O-klemmen. Plaats A is voor e pompen ventilatorbesturing en plaats B is e irecte frequentiereferentie. De beieningsplaats kan woren geselecteer met ingang DIN6. Zoals e naam al aangeeft, wort e applicatie Pomp- en ventilatorbesturing gebruikt om e werking van e pompen en ventilatoren te regelen. Zo kan eze gebruikt woren om e leveringsruk in rukverhogingsstations te vermineren als e gemeten ingangsruk oner een oor e gebruiker aangegeven limiet uitkomt. De applicatie gebruikt externe magneetschakelaars om te wisselen tussen e motoren ie met e AC-frequentieregelaar zijn verbonen. De autowisselfunctie biet e mogelijkhei om e startvolgore van e hulpfrequentieregelaars te wijzigen. Autowissel tussen 2 frequentieregelaars (hooffrequentieregelaar + 1 hulpfrequentieregelaar) is stanaar ingestel. Zie hoofstuk 9.11 Automatisch wisselen tussen frequentieregelaars (alleen applicatie 7). Alle ingangen en uitgangen zijn volleig programmeerbaar. Aanvullene functies: Selectie signaalbereik analoge ingangen Twee frequentiebewakingslimieten Koppelbewakingslimiet Referentiebewakingslimiet Tweee ramping en programmeerbare S-vormige ramping Programmeerbare start/stop- en achteruitlogica DC-rem bij start en stop Drie verboen frequentiegebieen Programmeerbare U/f-curve en schakelfrequentie Automatische herstart Thermische motorbeveiliging en bescherming motorblokkering: volleig programmeerbaar (uit, waarschuwing, fout) Beveiliging motoronerbelasting Ingangs- en uitgangsfasebewaking Slaapfunctie 7 LOCAL CONTACTS:

181 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 181 De parameters van e applicatie Pomp- en ventilatorbesturing komen aan bo in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen van eze hanleiing. De uitleg is gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. LOCAL CONTACTS: 7

182 VACON 182 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING 7.2 BESTURING-I/O Referentiepotentiometer 1 10 kω 2-raas zener Werkelijke waare (0) 4 20 ma Fout - + OPTA Klem Signaal +10 V ref AI1+ AI2+ AI1- AI V GND DIN1 DIN2 DIN3 CMA +24 V GND DIN4 DIN5 DIN6 CMB AO1+ AO1-(GND) DO1 OPTA2 / OPTA3 ***) RO1 RO1 RO1 RO2 RO2 RO2 Referentie-uitgang Analoge ingang 1 Spanningsbereik 0 10 VDC I/O-aare Analoge ingang 2 Stroombereik 0 20 ma Programmeerbaar (P ) Uitgangsstuurspanning I/O-aare Plaats A: Start/stop Programmeerbaar (G2.2.6) Ontgreneling 1 Programmeerbaar (G2.2.6) Ontgreneling 2 Programmeerbaar (G2.2.6) Gemeenschappelijk voor DIN 1 DIN 3 Uitgangsstuurspanning I/O-aare Plaats B: Start/stop Programmeerbaar (G2.2.6) Selectie toerental kruipsnelhei Programmeerbaar (G2.2.6) Selectie beieningsplaats A/B Programmeerbaar (G2.2.6) Gemeenschappelijk voor DIN4 DIN6 Analoge uitgang 1 Uitgangsfrequentie Programmeerbaar (P ) Digitale uitgang Open collector, GEREED Programmeerbaar (G2.3.1) I 50 ma, U 48 VDC Relaisuitgang 1 Hulpfrequentieregelaar/autowissel 1 Programmeerbaar (G2.3.1) Relaisuitgang 2 Hulpfrequentieregelaar/autowissel 2 Programmeerbaar (G2.3.1) Spanning voor potentiometer etc. Analoge ingang 1 PID referentie vanaf I/O Stanaarreferentie vanaf beieningspaneel P3.4 Aare voor referentie en besturing Analoge ingang 2 PID actuele waare 1 Spanning voor schakelaars etc., maximaal 0,1 A Aare voor referentie en besturing Startsignaal voor beieningsplaats A PID-regelaar. Contact gesloten = vergreneling gebruikt Contact open = vergreneling niet gebruikt Contact gesloten = vergreneling gebruikt Contact open = vergreneling niet gebruikt Verbinen met aare of +24 V Spanning voor schakelaars (zie #6) Aare voor referentie en besturing Contact gesloten = gestart Contact gesloten: = Toerental kruipsnelhei actief Contact open = beieningsplaats A actief Contact gesloten = beieningsplaats B actief Verbinen met aare of +24 V **) Bereik 0 20 ma/r L, max. 500 Ω *) *) Afb. 19: Stanaar-I/O-configuratie en aansluitvoorbeel applicatie Pomp- en ventilatorbesturing (met 2-raas zener) 7 LOCAL CONTACTS:

183 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 183 *) Zie Tabel 92 Digitale uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.1). **) Zie Tabel 94 Analoge uitgang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.3), Tabel 95 Analoge uitgang 2 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.4) en Tabel 96 Analoge uitgang 3 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.7). ***) De optiekaart A3 heeft geen verbreekcontact op e tweee relaisuitgang. AANWIJZING! Zie voor e jumperposities hieroner. Raapleeg voor meer informatie e gebruikershanleiing van het prouct. Jumperblok X3: Aaring CMA en CMB CMB verbonen met GND CMA verbonen met GND CMB geïsoleer van GND CMA geïsoleer van GND CMB en CMA intern verbonen, geïsoleer van GND Afb. 20: Jumperposities = Fabrieksinstelling LOCAL CONTACTS: 7

184 VACON 184 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING 230 VAC 22 RO VDC 12 VACON OPT-A2 DIN RO2 26 DIN3 10 Autom. ONetspanning S1 Autom. ONetspanning S2 K2 K1 K2 K1 K1.1 K1 K2.1 K2 K1 K1.1 K2 K2.1 M1/Vacon M1/netstroom M2/Vacon M2/netstroom Afb. 21: Autowisselsysteem pomp, iagramweergave besturing 7 LOCAL CONTACTS:

185 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON VAC VACON OPT-A1 VACON OPT-A1 VACON OPT-A1 24 VDC DIN2 DIN3 DIN VACON OPT-B5 25 VACON OPT-B A ONetspanning S1 A O Netspanning S2 A O Netspanning S3 K3 K2 K3 K3 K1 K3 K1 K2 K1 K2 K1 K2 K1.1 K1 K2.1 K2 K3.1 K3 K1 K1.1 K2 K2.1 K3 K3.1 M1/Vacon M1/netstroom M2/Vacon M2/netstroom M3/Vacon M3/netstroom Afb. 22: Autowisselsysteem pomp, iagramweergave besturing LOCAL CONTACTS: 7

186 VACON 186 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING 7.3 STUURSIGNAALLOGICA VAN DE APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING DIN5 DIN6 DIN2 DIN3 AI1 AI2 DIN# DIN# DIN1 DIN4 Toerental kruipsnelhei (programmeerbaar, par ) Plaats A/B selectie (programmeerbaar, par ) Vergreneling 1 (programmeerbaar, par ) Vergreneling 2 (programmeerbaar, par ) Referentie velbusbeiening Referentie beieningspaneel I/O B-referentie PID-referentie PID-referentie 1 AI3 AI4 PID-velbusref. (VBProcesDataIN1) PID-beieningspaneelref. 1 R3.4 PID-beieningspaneelref. 2 R3.5 PID-velbusref. 2 (VBProcesDataIN3) Beieningspaneelreferentie, R3.2 Autowissellogica omhoog omlaag Motorpotentiometer (programmeerbaar) Referentie vanaf velbus Start/stop vanaf velbus Richting vanaf velbus A1 A2 Start; plaats A, programmeerbaar, par A Start/stop B Start; plaats B, programmeerbaar, par I/O achteruit, par (programmeerbaar) DIN# 3.3 Draairichting beieningspaneel Resetten vanaf velbus B K F A B A/B Beieningspaneel Velbus PID-beieningspaneelref. 2 inschakelen (par ) Werkelijke waare = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbus Werkelijke waare 2 0 = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbus A-referentie A1= PID-referentie (I/O A); A2= PID-referentie 2 (I/O A); B= Directe frequentiereferentie (I/O B); 1 PID Toerentalref. kruipsnelhei 3.1 Beieningsplaats Interne frequentieref. Resetknop Start-/stopknoppen Berekening frequentieref. en besturingslogica hulpfre- quentierege- Interne start/stop Interne achteruit Afb. 23: Stuursignaallogica van e applicatie Pomp- en ventilatorbesturing 1 Reset interne fout A-referentie RO1 Autowissel 1 (programmeerbaar) Autowissel 2 (programmee rbaar) RO2 Stopknop actief, P3.6 = APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING PARAMETERLIJSTEN CONTROLEWAARDEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M1) De controlewaaren omvatten e werkelijke waaren van e parameters en signalen, evenals statuswaaren en metingen. Controlewaaren kunnen niet woren bewerkt. 7 LOCAL CONTACTS:

187 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 187 AANWIJZING! De controlewaaren V1.18 tot en met V1.23 zijn alleen beschikbaar in e applicatie Pomp- en ventilatorbesturing. LOCAL CONTACTS: 7

188 VACON 188 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 84: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V1.1 Uitg.frequentie Hz 1 V1.2 frequentiereferentie Hz 25 V1.3 Motortoerental tpm 2 V1.4 Motorstroom A 3 V1.5 Motorkoppel % 4 V1.6 Motorvermogen % 5 V1.7 Motorspanning V 6 V1.8 DC-spanning V Unittemperatuur C Motortemperatuur % 9 V1.11 Analoge ingang 1 V/mA 13 V1.12 Analoge ingang 2 V/mA 14 V1.13 DIN 1, 2, 3 15 V1.14 DIN 4, 5, 6 16 V1.15 Analoge Iuit ma 26 V1.16 Analoge ingang 3 V/mA 27 V1.17 Analoge ingang 4 V/mA 28 V1.18 PID Referentie % 20 V1.19 PID Actuele waare % 21 V1.20 PID fout waare % 22 V1.21 PID Uitgang % 23 V1.22 V1.23 Hulpfrequentieregelaars in berijf Speciaal isplay voor werkelijke waare V1.24 Temperatuur PT100 C 42 G1.25 Multicontrole-items V Stroom A LOCAL CONTACTS:

189 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 189 Tabel 84: Controlewaaren Inex Controlewaare eenhei ID V Koppel % 1125 V DC-bus spanning V 7 V Status Woor 43 V Foutenhistorie 37 V Motorstroom A 45 LOCAL CONTACTS: 7

190 VACON 190 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING BASISPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.1) Tabel 85: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.1.1 Min frequentie 0.00 P2.1.2 Hz P2.1.2 Max frequentie P Hz P2.1.3 Acceleratietij s P2.1.4 Deceleratietij s P2.1.5 Stroomlimiet 0,1 x IH 2 x IH A IL 107 P2.1.6 * Nominale spanning van e motor V NX2: 230 V NX5: 400 V NX6: 690 V 110 P2.1.7 * P2.1.8 * P2.1.9 * Nominale frequentie van e motor Nom. Toerental van e motor Nom. stroom van e motor Hz tpm ,1 x IH 2 x IH A IH 113 P * Motor cos phi P * Referentiesignaal PID-regelaar (plaats A) = AI1 1 = AI2 2 = AI3 3 = AI4 4 = PID-referentie vanaf besturingspagina beieningspaneel, P3.4 5 = PID-ref. vanaf velbus (VBProcesDataIN1) 6 = Motorpotentiometer P PID-regelaarversterking % P PID-regelaar I-tij s LOCAL CONTACTS:

191 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 191 Tabel 85: Basisparameters G2.1 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P PID-regelaar D- tij s P Slaapfrequentie 0 P2.1.2 Hz P Slaapvertraging s P Ontwaakniveau % P Ontwaakfunctie = Ontwaken bij alen oner ontwaakniveau (P2.1.17) 1 = Ontwaken bij overschrijen ontwaakniveau (P2.1.17) 2 = Ontwaken bij alen oner ontwaakniveau (P3.4/3,5) 3 = Ontwaken bij overschrijen ontwaakniveau (P3.4/3,5) P Toerentalreferentie kruipsnelhei 0.00 P2.1.2 Hz * = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 7

192 VACON 192 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING INGANGSSIGNALEN Tabel 86: Basisinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.1) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Selectie frequentiereferentie I/O B = AI1 1 = AI2 2 = AI3 3 = AI4 4 = Beieningspaneelreferentie 5 = Velbusreferentie (velbustoerentalreferentie) 6 = Motorpotentiometer 7 = PID-regelaar P * Selectie beieningspaneelreferentie Als in P P * Selectie velbusbesturingsreferentie Als in P P * PID-referentie = AI1 1 = AI2 2 = AI3 3 = AI4 4 = PID-referentie 1 vanaf beieningspaneel 5 = Velbusreferentie (VBProces- DataIN3) 6 = Motorpotentiometer 7 = PID-referentie 2 vanaf beieningspaneel P Inversie PID-foutwaare = Geen inversie 1 = Inversie P Stijgtij PID-referentie s P Daaltij PID-referentie s LOCAL CONTACTS:

193 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 193 Tabel 86: Basisinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.1) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Selectie werkelijke waare PID = Werkelijke waare 1 1 = Werkelijk 1 + Werkelijk 2 2 = Werkelijk 1 Werkelijk 2 3 = Werkelijk 1 * Werkelijk 2 4 = Max (Werkelijk 1, Werkelijk 2) 5 = Min (Werkelijk 1, Werkelijk 2) 6 = Gemiele (Werkelijk 1, Werkelijk 2) 7 = Sqrt (Actueel 1) + Sqrt (Actueel 2). Zie P en P P * Selectie werkelijke waare = Niet gebruikt 1 = AI1 (besturingskaart) 2 = AI2 (besturingskaart) 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbus (VBProcesDataIN2) P * Ingang werkelijke waare = Niet gebruikt 1 = AI1 (besturingskaart) 2 = AI2 (besturingskaart) 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbus (VBProcesDataIN3) P Minimumschaal werkelijke waare % = Geen minimumschaling P Maximumschaal werkelijke waare % = Geen maximumschaling P Minimumschaal werkelijke waare % = Geen minimumschaling LOCAL CONTACTS: 7

194 VACON 194 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 86: Basisinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.1) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Maximumschaal werkelijke waare % = Geen maximumschaling P Motorpotentiometer-rampingtij Hz/s P Geheugenreset frequentiereferentie motorpotentiometer = Geen reset 1 = Reset als gestopt of voeing uit 2 = Reset als voeing uit P Geheugenreset PID-referentie motorpotentiometer = Geen reset 1 = Reset als gestopt of voeing uit 2 = Reset als voeing uit P Minimum referentieschaal B Hz = Schaling uit >0 = Geschaale minimumwaare P Maximum referentieschaal B Hz = Schaling uit >0 = Geschaale minimumwaare * = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). 7 LOCAL CONTACTS:

195 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 195 Tabel 87: Analoge ingang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.2) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI1 signaalselectie 0.1 E.10 A P AI1 Filtertij s = Geen filtering P AI1 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = Klantspecifiek* P Minimum klantspecifieke instelling AI % P Maximum klantspecifieke instelling AI % P AI1 signaalinversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 7

196 VACON 196 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 88: Analoge ingang 2 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.3) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI2 signaalselectie 0.1 E.10 A P AI2 Filtertij s = Geen filtering P AI2 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = Klantspecifiek* P P Minimum klantspecifieke instelling AI2 Maximum klantspecifieke instelling AI % % P AI2 inversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). 7 LOCAL CONTACTS:

197 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 197 Tabel 89: Analoge ingang 3 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI3 signaalselectie 0.1 E P AI3 Filtertij s = Geen filtering P AI3 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 1 = Klantspecifiek* P Minimum klantspecifieke instelling AI % P Maximum klantspecifieke instelling AI % P AI3 signaalinversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 7

198 VACON 198 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 90: Analoge ingang 4 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.5) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P ** AI4 signaalselectie 0.1 E P AI4 Filtertij s = Geen filtering P AI4 signaalbereik = 0 10 V (0 20 ma*) 1=2-10 V (4-20 ma*) 2 = Klantspecifiek* P Minimum klantspecifieke instelling AI % P Maximum klantspecifieke instelling AI % P AI4 signaalinversie = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer * = Zorg at u e jumpers van blok X2 overeenkomstig instelt. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. ** = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). 7 LOCAL CONTACTS:

199 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 199 Tabel 91: Digitale ingangen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. Stana ar Klan tspe c. ID P * Startsignaal A 0.1 A P * Startsignaal B 0.1 A P * Selectie beieningsplaats A/B 0.1 A P * Externe fout (cc) P * Externe fout (oc) P * Vrijgave P * P * P * P * Selectie acc/ectij Besturing vanaf I/O-klemmen Besturing vanaf beieningspaneel Besturing vanaf velbus P * Omkeren P * 0.1 A P * P * P * Fout reset Acc/ec verboen DC-remmen P * P * P * Toerental kruipsnelhei Motorpotentiometerreferentie OMLAAG Motorpotentiometerreferentie OMHOOG Vergreneling autowissel A LOCAL CONTACTS: 7

200 VACON 200 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 91: Digitale ingangen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.2.4) Inex Parameter min. Stana ar Klan tspe c. ID P * P * P * P * Vergreneling autowissel 2 Vergreneling autowissel 3 Vergreneling autowissel 4 Vergreneling autowissel A P * PID-referentie cc = contact gesloten oc = contact geopen * Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTFprogrammeringsprincipe (Terminal to Function)) UITGANGSSIGNALEN Gebruik e TTF-methoe om alle parameters voor igitale uitgangssignalen te programmeren. 7 LOCAL CONTACTS:

201 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 201 Tabel 92: Digitale uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.1) Inex Parameter min. Stana ar Klan tspe c. ID P Geree P Draait P Fout 0.1 A P Geïnverteere fout P Alarm P Externe fout P P Referentiefout/- waarschuwing Overtemperatuurwaarschuwing P Omkeren P Ongevraage richting P Op snelhei P Toerental kruipsnelhei P Externe beieningsplaats P Externe rembesturing Zie ID445 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P Externe rembesturing, geïnverteer P Bewaking uitgangsfrequentielimiet Zie ID315 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P Bewaking uitgangsfrequentielimiet Zie ID346 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P Referentiebewakingslimiet Zie ID350 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. LOCAL CONTACTS: 7

202 VACON 202 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 92: Digitale uitgangssignalen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.1) Inex Parameter min. Stana ar Klan tspe c. ID P Bewaking temperatuurlimiet frequentieregelaar Zie ID354 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P Koppelbewakingslimiet Zie ID348 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen. P Thermische motorbeveiliging P Bewaking analoge ingangslimiet P Activering motorregelaar P Velbus DIN P Velbus DIN P Velbus DIN P P P P Besturing autowissel 1/hulpfrequentieregelaar 1 Besturing autowissel 2/hulpfrequentieregelaar 2 Besturing autowissel 3/hulpfrequentieregelaar 3 Besturing autowissel 4/hulpfrequentieregelaar B B P Autowissel LET OP! Verbin NOOIT twee functies met ezelfe uitgang om onjuiste werkingen te voorkomen. 7 LOCAL CONTACTS:

203 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 203 Tabel 93: Limietinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.2) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 1; bewakingswaare Hz P Bewaking uitgangsfrequentielimiet = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Uitgangsfrequentielimiet 2; bewakingswaare Hz P Koppelbewakingslimiet = Niet gebruikt 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Waare koppelbewakingslimiet % P Referentiebewakingslimiet = Niet gebruikt 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Waare referentiebewakingslimiet % P Uitschakelvertraging externe rem s P Inschakelvertraging externe rem s P Temperatuurbewaking frequentieregelaar = Niet gebruikt 1 = Lage limiet 2 = Hoge limiet P Bewakingswaare temperatuur frequentieregelaar C LOCAL CONTACTS: 7

204 VACON 204 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 93: Limietinstellingen (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.2) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bewaakte analoge ingang = AI1 1 = AI2 P Grenswaarebewaking analoge ingang = Geen limiet 1 = Onergrensbewaking 2 = Bovengrensbewaking P Bewakingswaare analoge ingang % LOCAL CONTACTS:

205 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 205 Tabel 94: Analoge uitgang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.3) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie analoge uitgang E.10 A P Functie analoge uitgang =Niet gebruikt (20 ma/10 V) 1 = Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 = Frequentiereferentie (0 fmax) 3 = Motortoerental (0 nominaal motortoerental 4 = Motorstroom (0 InMotor) 5=Motorkoppel (0 TnMotor) 6=Motorvermogen (0 PnMotor) 7=Motorspanning (0 UnMotor) 8 = DC-spanning ( V) 9 = Referentiewaare PID-regelaar 10 = Werkelijke waare 1 PIDregelaar 11 = Werkelijke waare 2 PIDregelaar 12 = Foutwaare PID-regelaar 13 = Uitgang PIDregelaar 14 = PT100-temperatuur P Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaal analoge uitgang % LOCAL CONTACTS: 7

206 VACON 206 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 94: Analoge uitgang 1 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.3) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Offset analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. Tabel 95: Analoge uitgang 2 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.4) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie analoge uitgang E P Functie analoge uitgang Zie P P Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaal analoge uitgang % P Offset analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. 7 LOCAL CONTACTS:

207 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 207 Tabel 96: Analoge uitgang 3 (beieningspaneel: Menu M2 -> G2.3.7) Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Signaalselectie analoge uitgang E P Functie analoge uitgang Zie P P Filtertij analoge uitgang s = Geen filtering P Inversie analoge uitgang = Niet geïnverteer 1 = Geïnverteer P Minimum analoge uitgang = 0 ma (0 V) 1 = 4 ma (2 V) P Schaal analoge uitgang % P Offset analoge uitgang % * = Gebruik e TTF-methoe om eze parameters te programmeren. LOCAL CONTACTS: 7

208 VACON 208 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING BESTURINGSPARAMETERS FREQUENTIEREGELAAR (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.4 Tabel 97: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.4.1 Curvevorm s P2.4.2 Curvevorm s = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie 0 = Lineair 100 = Volleige tijen verhoging/ verlaging acceleratie/eceleratie P2.4.3 Acceleratietij s P2.4.4 Deceleratietij s P2.4.5 Remchopper P2.4.6 Startfunctie P2.4.7 Stopfunctie = Uitgeschakel 1 = Gebruikt inien in berijf 2 = Externe remchopper 3 = Gebruikt inien gestopt/in berijf 4 = Gebruikt inien in berijf (geen test) 0= Ramping 1 = Vliegene start 2=Conitionele vliegene start 0 = Vrij uitlopen 1= Ramping 2 = Ramping + vrijgave uitloop 3 = Uitloop + vrijgave ramping P2.4.8 DC-remstroom 0.00 IL A 0.7 x IH 507 P2.4.9 DC-remtij bij stop s = DC-rem uit bij stop P DC-startfrequentie tijens rampingstop Hz P DC-remtij na start s = DC-rem uit bij start 7 LOCAL CONTACTS:

209 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 209 Tabel 97: Besturingsparameters frequentieregelaar, G2.4 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P * Fluxremmen = UIT 0 = Aan P Fluxremstroom 0.00 IL A IH VERBODEN FREQUENTIEPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.5) Tabel 98: Verboen frequentieparameters, G2.5 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.5.1 Verboen frequentiegebie 1 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.2 Verboen frequentiegebie 1 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.3 Verboen frequentiegebie 2 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.4 Verboen frequentiegebie 2 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.5 Verboen frequentiegebie 3 onergrens Hz = Niet gebruikt P2.5.6 Verboen frequentiegebie 3 bovengrens Hz = Niet gebruikt P2.5.7 Verboen acceleratie-/eceleratieramping x LOCAL CONTACTS: 7

210 VACON 210 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING MOTORREGELINGSPARAMETERS (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.6) Tabel 99: Motorregelingsparameters, G2.6 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.6.1 * Motorregeling moe = Frequentiebesturing 1 = Toerentalregeling P2.6.2 * U/f optimalisering P2.6.3 * Selectie U/f ratio = Niet gebruikt 1=Automatische koppelversterking P2.6.4 * P2.6.5 * P2.6.6 * P2.6.7 * P2.6.8 * 0 = Lineair 1 = Kwaratisch 2 = Programmeerbaar 3 = Lineair met fluxoptimalisatie Velverzwakkingspunt Spanning velverzwakkingspunt U/f curve mienpunt frequentie U/f curve mienpunt spanning Uitgangsspanning bij nulfrequentie Hz % P2.6.4 Hz % % varieert 606 P2.6.9 Schakelfrequentie 1 varieert khz varieert 601 Zie Tabel 158 Formaatafhankelijke schakelfrequenties voor e exacte waaren. P Overspanning regelaar = Niet gebruikt 1 = Gebruikt (geen ramping) 2 = Gebruikt (ramping) P Regelaar onerspanning = Niet gebruikt 1 = Gebruikt P Ientificatie = Geen actie 1=Ientificatie zoner run 7 LOCAL CONTACTS:

211 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 211 * = Pas e TTF-methoe (Terminal to Function) toe op eze parameters (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). LOCAL CONTACTS: 7

212 VACON 212 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING BEVEILIGINGEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.7 Tabel 100: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.7.1 Respons op referentiefout 4 ma = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Waarschuwing + vorige frequentie 3 = Waarschuwing + vaste frequentie = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.2 Foutfrequentie referentie 4 ma 0.00 P2.1.2 Hz P2.7.3 P2.7.4 Respons op externe fout Ingangsfasebewaking = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.5 Respons op onerspanningsfout = Fout opslaan in historie Fout niet opgeslagen P2.7.6 P2.7.7 P2.7.8 Uitgangsfasebewaking Aarfoutbeveiliging Thermische beveiliging van e motor = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P2.7.9 Factor omgevingstemperatuur van e motor % P Motorkoelingsfactor bij 0 Hz % P Motor thermische tijconstante min varieert 707 P Inschakeluur motor % LOCAL CONTACTS:

213 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 213 Tabel 100: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Bescherming blokkeren = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Blokkeerstroom x IH A 1H 710 P Blokkeer tijlimiet s P Blokkeerfrequentielimiet 1.00 P2.1.2 Hz P Onerbelastingsbeveiliging = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Onerbelastingsbeveiliging vanaf koppel % P nulfrequentiebelasting % P Tijlimiet onerbelastingsbeveiliging s P Respons op thermistorfout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P Respons op velbusfout Zie P P Respons op slotfout Zie P P Aantal PT100- ingangen LOCAL CONTACTS: 7

214 VACON 214 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 100: Beveiligingen, G2.7 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Respons op PT100-fout = Geen respons 1 = Waarschuwing 2 = Fout, stop acceleratie bij = Fout, stop oor uitlopen P PT100-waarschuwingslimiet C P PT100-foutlimiet C LOCAL CONTACTS:

215 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON PARAMETERS AUTOMATISCHE HERSTART (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.8) Tabel 101: Parameters automatische herstart, G2.8 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.8.1 Wachttij s P2.8.2 Probeertij s P2.8.3 Startfunctie = Ramping 1 = Vliegene start 2 = Zoals ingestel in P2.4.6 P2.8.4 P2.8.5 P2.8.6 P2.8.7 P2.8.8 P2.8.9 P Aantal pogingen na foutuitschakeling onerspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overspanning Aantal pogingen na foutuitschakeling overstroom Aantal pogingen na foutuitschakeling 4mA-referentie Aantal pogingen na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal pogingen na foutuitschakeling externe fout Aantal pogingen na foutuitschakeling onerbelastingsfout LOCAL CONTACTS: 7

216 VACON 216 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING PARAMETERS VOOR POMP- EN VENTILATORBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M2 -> G2.9) Tabel 102: Parameters voor Pomp- en ventilatorbesturing Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P2.9.1 P2.9.2 P2.9.3 P2.9.4 P2.9.5 P2.9.6 P2.9.7 P2.9.8 P2.9.9 P P P P Aantal hulpfrequentieregelaars Startfrequentie, hulpfrequentieregelaar 1 Stopfrequentie, hulpfrequentieregelaar 1 Startfrequentie, hulpfrequentieregelaar 2 Stopfrequentie, hulpfrequentieregelaar 2 Startfrequentie, hulpfrequentieregelaar 3 Stopfrequentie, hulpfrequentieregelaar 3 Startfrequentie, hulpfrequentieregelaar 4 Stopfrequentie, hulpfrequentieregelaar 4 Startvertraging, hulpfrequentieregelaars Stopvertraging, hulpfrequentieregelaars Referentiestap, hulpfrequentieregelaar 1 Referentiestap, hulpfrequentieregelaar P Hz P2.1.1 P2.9.2 Hz P Hz P2.1.1 P2.9.4 Hz P Hz P2.1.1 P2.9.6 Hz P Hz P2.1.1 P2.9.8 Hz s s % % LOCAL CONTACTS:

217 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 217 Tabel 102: Parameters voor Pomp- en ventilatorbesturing Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Referentiestap, hulpfrequentieregelaar % P Referentiestap, hulpfrequentieregelaar % P PID-regelaar overslaan = PID-regelaar overgeslagen P Selectie analoge ingang voor ingangsrukmeting = Niet gebruikt 1 = AI1 2 = AI2 3 = AI3 4 = AI4 5 = Velbussignaal (VBProcesDataIN3) P Bovengrenswaare ingangsruk % P Onergrenswaare ingangsruk % P Uitgangsrukval % P Frequentievalvertraging s = Geen vertraging 300 = Geen frequentieval of -verhoging P Vertraging frequentieverhoging s = Geen vertraging 300 = Geen frequentieval of -verhoging P Selectie vergreneling = Vergrenelingen niet gebruikt 1 = Nieuwe vergreneling als laatste instellen; volgore bijwerken na waare P of stoptoestan 2 = Stoppen en volgore irect bijwerken LOCAL CONTACTS: 7

218 VACON 218 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING Tabel 102: Parameters voor Pomp- en ventilatorbesturing Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P Autowissel = Niet gebruikt 1 = Autowissel gebruikt P Selectie autowissel- en vergrenelingslogica = Alleen hulpfrequentieregelaars 1 = Alle frequentieregelaars P Autowissel interval u ,0 = TEST = 40 s P Autowissel; maximumaantal hulpfrequentieregelaars P Frequentielimiet autowissel 0.00 P2.1.2 Hz P Minimum speciale weergave werkelijke waare P Maximum speciale weergave werkelijke waare P Decimalen speciale weergave werkelijke waare P Eenhei speciale weergave werkelijke waare Zie ID1036 in hoofstuk 9 Parameterbeschrijvingen BEDIENINGSPANEELBESTURING (BEDIENINGSPANEEL: MENU M3) Hieroner staan e parameters voor het selecteren van e beieningsplaats en e raairichting met het beieningspaneel. Zie het menu Beieningspaneel in e gebruikershanleiing van het prouct. 7 LOCAL CONTACTS:

219 APPLICATIE POMP- EN VENTILATORBESTURING VACON 219 Tabel 103: Beieningspaneelparameters, M3 Inex Parameter min. max. Eenhei Stanaar Klan tspe c. ID P3.1 Beieningsplaats = I/O-klemmen 2 = Beieningspaneel 3 = Velbus P3.2 Display referentie P2.1.1 P2.1.2 Hz 0.00 P3.3 Draairichting (op beieningspaneel) = Vooruit 1 = Achteruit P3.4 PID referentie % P3.5 PID-referentie % R3.6 Stopknop = Beperkte functie van stopknop 1 = Stopknop altij ingeschakel MENU SYSTEEM (BEDIENINGSPANEEL: MENU M6) Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor parameters en functies ie betrekking hebben op het algemene gebruik van e frequentieregelaar, zoals het selecteren van e applicatie en e taal, het gebruik van aangepaste parametersets en het weergeven van harware- en softwaregegevens UITBREIDINGSKAARTEN (BEDIENINGSPANEEL: MENU M7 Het menu M7 toont e uitbreiings- en optiekaarten ie op e besturingskaart zijn aangesloten met e bijbehorene informatie. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. LOCAL CONTACTS: 7

220 VACON 220 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES 8 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES Dit hoofstuk bevat een korte beschrijving van alle controlewaaren. 1 UITGANGSFREQUENTIE (V1.1) Deze controlewaare toont e huiige uitgangsfrequentie naar e motor. 2 MOTORTOERENTAL (V1.3) Deze controlewaare toont het actuele toerental van e motor in rpm (berekene waare). 3 MOTORSTROOM (V1.4) Deze controlewaare toont e gemeten motorstroom. 4 MOTORKOPPEL (V1.5) Deze controlewaare toont het actuele koppel van e motor (berekene waare). Bij koppel met een raairichting ie tegen e klok in gaat, is e waare negatief. 5 MOTORVERMOGEN (V1.6) Deze controlewaare toont het actuele asvermogen van e motor (berekene waare) als percentage van het nominale motorvermogen. 6 MOTORSPANNING (V1.7) Deze controlewaare toont e gemeten uitgangsspanning op e motor. 7 DC-TUSSENKRINGSPANNING (V1.8, V1.26.3) Deze controlewaare toont e gemeten spanning van e DC-link van e frequentieregelaar. 8 UNITTEMPERATUUR (V1.9) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuur van het koellichaam. 9 MOTORTEMPERATUUR (V1.10) Deze controlewaare toont e berekene motortemperatuur als percentage van e nominale berijfstemperatuur. 13 ANALOGE INGANG 1 (V1.11) Deze controlewaare toont e status van e analoge ingang ANALOGE INGANG 2 (V1.12) Deze controlewaare toont e status van e analoge ingang DIN1, DIN2, DIN3 (V1.13, V1.15) Deze controlewaare toont e status van e igitale ingangen 1 3 in slot A (Basis I/O). 8 LOCAL CONTACTS:

221 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES VACON DIN4, DIN5, DIN6 (V1.14, V1.16) Deze controlewaare toont e status van e igitale ingangen 4 6 in OPTA1 (Basis I/O). 17 DO1, RO1, RO2 (V1.15, V1.17) Deze controlewaare toont e status van e igitale uitgang en relaisuitgangen 1 2 in OPTA2 en OPTA3. 18 KOPPELREFERENTIE (V1.18) Deze controlewaare toont e uiteinelijke koppelreferentie voor e motorbesturing. 20 PID-REFERENTIE (V1.18, V1.19) Deze controlewaare toont e PID-referentie als percentage van e maximale frequentie. 21 PID ACTUELE WAARDE (V1.19, V1.20) Deze controlewaare toont e actuele PID-waare als percentage van e maximale actuele waare. 22 PID-FOUTWAARDE (V1.20, V1.21) Deze controlewaare toont e foutwaare van e PID-regelaar. 23 PID-UITGANG (V1.21, V1.22) Deze controlewaare toont het uitgangssignaal van e PID-regelaar als percentage (0 100%). 25 FREQUENTIEREFERENTIE (V1.2) Deze controlewaare toont e actuele frequentiereferentie voor e motorbesturing. 26 ANALOGE IUIT (V1.15, V1.16, V1.18) Deze controlewaare toont e status van e analoge uitgang ANALOGE INGANG 3 (V1.13, V1.16) Deze controlewaare toont e status van e analoge ingang ANALOGE INGANG 4 (V1.14, V1.17) Deze controlewaare toont e status van e analoge ingang SPECIALE WEERGAVE WERKELIJKE WAARDE (V1.23) Deze controlewaare toont e werkelijke waaren voor e parameters voor speciale weergave. LOCAL CONTACTS: 8

222 VACON 222 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES 30 HULPFREQUENTIEREGELAARS IN BEDRIJF (V1.22) Deze controlewaare toont het actuele aantal actieve hulpfrequentieregelaars in het systeem. 31 ANALOGE UITGANG 2 (V ) Deze controlewaare toont e waare van het analoge uitgangssignaal 2 als percentage van het gebruikte bereik. 32 ANALOGE UITGANG 3 (V ) Deze controlewaare toont e waare van het analoge uitgangssignaal 3 als percentage van het gebruikte bereik. 37 FOUTENHISTORIE (V1.21.5, V1.22.5, V1.26.5) Deze controlewaare toont e foutcoe van e laatst geactiveere fout ie niet is gereset. 39 U FASENSTROOM (V1.18.5) Deze controlewaare toont e gemeten fasestroom van e motor (filtering over 1 secone). 40 V FASENSTROOM (V1.18.6) Deze controlewaare toont e gemeten fasestroom van e motor (filtering over 1 secone). 41 W FASENSTROOM (V1.18.7) Deze controlewaare toont e gemeten fasestroom van e motor (filtering over 1 secone). 42 MAX. SENSORTEMPERATUUR (V1.19, V1.24) Deze controlewaare toont e maximumtemperatuur van e sensor. 43 STATUSWOORD (V1.18.4, V1.21.4, V1.26.4) Deze controlewaare toont e bitcoestatus van e frequentieregelaar. 44 DC-SPANNING (V1.18.3, V1.21.3, V1.26.3) Deze controlewaare toont e ongefiltere DC-spanning. 45 VB-STROOM (V1.21.6, V1.22.6, V1.26.6) Deze controlewaare toont e gemeten motorstroom met een vast aantal ecimalen. 46 SCHALING FB-LIMIET (V1.22.2) Deze controlewaare toont e schalingswaare voor e velbuslimiet als percentage. 47 VB-AANPASSINGSREFERENTIE (V1.22.3) Deze controlewaare toont e aanpassingsreferentiewaare voor e velbus als percentage. 8 LOCAL CONTACTS:

223 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES VACON ANALOGE UITGANG VB (V1.22.4) Deze controlewaare toont e status van e analoge uitgang ie oor e velbusingang wort bestuur. 49 ID UITVOERINGSSTATUS (V ) Deze controlewaare toont e status van e ientificatierun. 50 TEMPERATUUR SENSOR 1 (V1.21.8) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuurwaare van sensor TEMPERATUUR SENSOR 2 (V1.21.9) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuurwaare van sensor TEMPERATUUR SENSOR 3 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuurwaare van sensor FREQUENTIE ENCODER 2 (V ) Deze controlewaare toont e frequentie van encoer 2 vanaf e OPTA7-kaart (ingang C.3). 54 ABS-POSITIE (V ) Deze controlewaare toont e ABS-positie als e OPTBB-kaart in gebruik is. 55 ABS-OMWENTELINGEN (V ) Deze controlewaare toont het aantal ABS-omwentelingen als e OPTBB-kaart in gebruik is. 56 DIN STATUSWOORD1 (V1.22.7) Deze controlewaare toont e bitcoestatus van e igitale ingangssignalen. 57 DIN STATUSWOORD2 (V1.22.8) Deze controlewaare toont e bitcoestatus van e igitale ingangssignalen. 58 AANTAL POOLPAREN (V ) Deze controlewaare toont het aantal poolparen in gebruik. 59 AI1 (V ) Deze controlewaare toont e waare van het analoge ingangssignaal als percentage van het gebruikte bereik. 60 AI2 (V ) Deze controlewaare toont e waare van het analoge ingangssignaal als percentage van het gebruikte bereik. LOCAL CONTACTS: 8

224 VACON 224 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES 61 AI3 (V ) Deze controlewaare toont e waare van het analoge ingangssignaal als percentage van het gebruikte bereik. 62 AI4 (V ) Deze controlewaare toont e waare van het analoge ingangssignaal als percentage van het gebruikte bereik. 69 TEMPERATUUR SENSOR 4 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuurwaare. 70 TEMPERATUUR SENSOR 5 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuurwaare. 71 TEMPERATUUR SENSOR 6 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten temperatuurwaare. 74 WAARSCHUWING (V1.21.7, V1.22.9) Deze controlewaare toont e waarschuwingscoe van e laatst geactiveere waarschuwing ie niet is gereset. 83 TOTALE STROOM (V1.32.2) Deze controlewaare toont e totale stroom van e frequentieregelaars in het master/ follower-systeem STROOM (V1.18.1, V1.21.1, V1.26.1) Deze controlewaare toont e ongefiltere motorstroom FREQUENTIE ENCODER 1 (V1.21.5) Deze controlewaare toont e ingangsfrequentie van e encoer KOPPEL (V1.18.2, V1.21.2, V1.26.2) Deze controlewaare toont het ongefiltere motorkoppel UITERSTE FREQUENTIEREFERENTIE CL (V ) Deze controlewaare toont e uiterste koppelfrequentiereferentie voor e toerentalregeling RESPONSACTIE (V ) Deze controlewaare toont e rampresponsactie voor e frequentie KOPPELREFERENTIE VB (V1.22.1) Deze controlewaare toont e VB-koppelreferentie. 8 LOCAL CONTACTS:

225 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES VACON ASHOEK (V1.21.7) Deze controlewaare toont e ashoek vanaf e encoer ASROTATIE (V1.21.6) Deze controlewaare toont e asrotatie vanaf e encoer FOUTWOORD 2 (V ) Deze controlewaare toont e bitcoestatus van het foutwoor FOUTWOORD 1 (V ) Deze controlewaare toont e bitcoestatus van het foutwoor ALARMWOORD 1 (V ) Deze controlewaare toont e bitcoestatus van het alarmwoor OUTPUT POWER (V ) Deze controlewaare toont het uitgangsvermogen SB-SYSTEEMSTATUS (V1.23.1) Deze controlewaare toont e status van e systeembus STATUSWOORD (V ) Deze controlewaare toont e status van het statuswoor van e followerfrequentieregelaar STATUSWOORD D3 (V ) Deze controlewaare toont e status van het statuswoor van e followerfrequentieregelaar STATUSWOORD D4 (V ) Deze controlewaare toont e status van het statuswoor van e followerfrequentieregelaar MOTORSTROOM D2 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten motorstroom MOTORSTROOM D3 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten motorstroom MOTORSTROOM D4 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten motorstroom. LOCAL CONTACTS: 8

226 VACON 226 BESCHRIJVING VAN MONITORING WAARDES 1615 STATUSWOORD 1 (V ) Deze controlewaare toont e status van het statuswoor van e followerfrequentieregelaar MOTORSTROOM D1 (V ) Deze controlewaare toont e gemeten motorstroom. 8 LOCAL CONTACTS:

227 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON PARAMETERBESCHRIJVINGEN Op e volgene pagina's zijn e parameterbeschrijvingen gerangschikt op basis van het iniviuele ID-nummer van e parameter. Een asterisk na het ID-nummer van e parameter (bijv. 418 Motorpotentiometer OMHOOG*) geeft aan at e TTF-programmeermethoe op eze parameter moet woren toegepast (zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function)). Sommige parameters bevatten een cijfercoe, welke aangeeft in welke 'All in One'- applicaties eze parameter is opgenomen. Als een parameter geen coe bevat, is eze beschikbaar in alle applicaties. Zie hieroner. De parameternummers waar e parameter in e verschillene applicaties oner verschijnt, zijn ook aangegeven. 1. Applicatie Basis 2. Applicatie Stanaar 3. Applicatie Lokaal/op afstan 4. Applicatie Multi-stap toerental 5. Applicatie PID-besturing 6. Applicatie Multifunctioneel 7. Applicatie Pomp- en ventilatorbesturing 101 MINIMUMFREQUENTIE (2.1, 2.1.1) Met eze parameter kunt u e minimumfrequentiereferentie instellen. 102 MAXIMUMFREQUENTIE (2.2, 2.1.2) Met eze parameter kunt u e maximumfrequentiereferentie instellen. Hiermee kunt u e frequentielimieten van e frequentieregelaar opgeven. De maximumwaare voor eze parameters is 320 Hz. De minimum- en maximumfrequenties stellen limieten aan anere frequentiegerelateere parameters (bijv. Vast toerental 1 [ID105], Vast toerental 2 [ID106] en 4mA fout vast toerental [ID728]). 103 ACCELERATIETIJD 1 (2.3, 2.1.3) Met eze parameter kunt u instellen hoe lang e uitgangsfrequentie erover oet om van nul tot e ingestele maximumfrequentie op te lopen. 104 DECELERATIETIJD 1 (2.4, 2.1.4) Met eze parameter kunt u instellen hoe lang e uitgangsfrequentie erover oet om van e maximumfrequentie tot e nulfrequentie terug te lopen. 105 VAST TOERENTAL (2.18, , ) Met eze parameter kunt u e vaste frequentiereferenties instellen wanneer e functie voor vaste frequenties wort gebruikt. LOCAL CONTACTS: 9

228 VACON 228 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 106 VAST TOERENTAL (2.19, , ) Met eze parameter kunt u e vaste frequentiereferenties instellen wanneer e functie voor vaste frequenties wort gebruikt. Deze parameters kunnen woren gebruikt voor het bepalen van e frequentiereferenties ie woren toegepast als e toepasselijke igitale ingangen woren geactiveer. De waaren van e parameters woren automatisch begrens tot e maximumfrequentie (ID102). AANWIJZING! Beenk at bij e applicatie Multifunctioneel e TTF-programmeermethoe moet woren gebruikt. Omat alle igitale ingangen programmeerbaar zijn, moet u twee DIN's toewijzen aan e functies Vast toerental (parameters ID419 en ID420). Tabel 104: Vast toerental Toerental Vast toerental 1 (DIN4/ID419) Vast toerental 2 (DIN5/ID420) Basisreferentie 0 0 ID ID STROOMLIMIET (2.5, 2.1.5) Met eze parameter kunt u e maximale motorstroom vanaf e frequentieregelaar instellen. Het bereik van e waaren voor eze parameter is afhankelijk van het vermogen van e frequentieregelaar. Wanneer e stroomlimiet wort gewijzig, wort e blokkeerstroomlimiet (ID710) intern op 90% van e stroomlimiet bereken. Wanneer e stroomlimiet actief is, wort e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar verlaag. AANWIJZING! De stroomlimiet is geen alarmlimiet voor overstroom. 108 SELECTIE U/F-RATIO (2.6.3) Met eze parameter kunt u het type U/f-curve tussen e nulfrequentie en het velverzwakkingspunt instellen. 9 LOCAL CONTACTS:

229 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 229 Tabel 105: Selecties voor parameter ID108 Nummer optie Naam optie 0 Lineair 1 Kwaratisch 2 Programmeerbaar 3 Lineair met fluxoptimalisatie De spanning van e motor wort lineair aangepast op basis van e uitgangsfrequentie. De spanning loopt van e waare van Nulfrequentiespanning (ID606) tot e waare van Spanning op het velverzwakkingspunt (ID603) bij e frequentie ie is ingestel in Frequentie velverzwakkingspunt (ID602). Gebruik eze stanaarinstellingen als anere instellingen niet noig zijn. De spanning van e motor wort volgens een kwaratische curve aangepast van e waare van Nulfrequentiespanning (ID606) tot e waare van Frequentie velverzwakkingspunt (ID603). De motor loopt onergemagnetiseer oner het velverzwakkingspunt en prouceert miner koppel. U kunt e kwaratische U/f-ratio gebruiken in toepassingen waarbij e koppelvraag zich kwaratisch verhout tot e snelhei, bijvoorbeel in centrifugaalventilatoren en -pompen. Zie Afb. 24. U kunt e U/f-curve instellen aan e han van rie verschillene punten: e spanning bij 0 Hz (P1), e mielpuntspanning/-frequentie (P2) en het velverzwakkingspunt (P3). U kunt e programmeerbare U/f-curve bijvoorbeel gebruiken als u meer koppel noig hebt bij lage frequenties. U kunt e optimale instellingen automatisch vaststellen met een ientificatierun (ID631). Zie Afb. 25. Om energie te besparen en e motorruis te verlagen zoekt e frequentieregelaar e minimale motorstroom. Deze functie kan woren toegepast bij applicaties als ventilatoren en pompen. LOCAL CONTACTS: 9

230 VACON 230 PARAMETERBESCHRIJVINGEN U[V] Un ID603 Stanaar: Nominale motorspanning Velverzwakkingspunt Lineair Kwaratisch Stanaar: Nominale motorfrequentie f[hz] ID602 Afb. 24: Lineaire en kwaratische aanpassing van e motorspanning Un ID603 U[V] Stanaar: Nominale motorspanning P3 Velverzwakkingspunt ID605 P2 ID606 P1 ID604 Afb. 25: De programmeerbare U/f-curve Stanaar: Nominale motorfrequentie f[hz] ID U/F OPTIMALISERING (2.13, 2.6.2) Met eze parameter kunt u e U/f-optimalisering instellen. 9 LOCAL CONTACTS:

231 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 231 U N VVP-spanning Koppelversterking Mienpuntspanning Kwaratisch Lineair Nulpuntspanning Programmeerbaar Afb. 26: U/f optimalisering Mienpuntfrequentie F N VVP De spanning op e motor veranert evenreig met het vereiste koppel, zoat e motor bij het starten en bij gebruik op lage frequenties een hoger koppel prouceert. De automatische koppelversterking kan woren gebruikt in applicaties waarbij een hoog startkoppel noig is vanwege een hoge wrijving bij het starten, zoals bij transportbanen. Om vanaf 0 Hz te starten met een hoog koppel, stelt u e nominale motorwaaren (parametergroep 2.1) automatisch of hanmatig in. De nominale motorwaaren instellen met e automatisch functies 1. Voer een ientificatierun (ID631) uit met roterene motor. 2. Activeer inien noig e toerentalregeling of U/f-optimalisering (koppelversterking). 3. Activeer inien noig e toerentalregeling en U/f optimalisering. LOCAL CONTACTS: 9

232 VACON 232 PARAMETERBESCHRIJVINGEN De nominale motorwaaren instellen oor miel van hanmatige afstelling 1. De magnetiseringsstroom van e motor instellen: 1. Laat e motor raaien op 2/3 van e nominale motorfrequentie. 2. Lees e motorstroom af in het menu Monitoring of gebruik hiervoor NCDrive. 3. Stel eze stroom in als e magnetiseringsstroom van e motor (ID612). 2. Stel e U/f-ratio (ID108) in op waare 2 (programmeerbare U/f-curve). 3. Laat e motor raaien bij e nulfrequentiereferentie en verhoog e nulpuntspanning van e motor (ID606) totat e motorstroom ongeveer gelijk is aan e magnetiseringsstroom van e motor. Als e motor zich alleen geurene korte perioen in een laag frequentiegebie bevint, is het mogelijk om maximaal 65% van e nominale motorstroom te gebruiken. 4. Stel e mienpuntspanning (ID605) in op *ID606 en e mienpuntfrequentie (ID604) op e waare ID606/100%*ID Activeer inien noig e toerentalregeling of U/f-optimalisering (koppelversterking). 6. Activeer inien noig e toerentalregeling en U/f optimalisering. AANWIJZING! In toepassingen met een hoog koppel en een laag toerental is e kans op oververhitting van e motor groot. Als e motor geurene langere tij oner eze omstanigheen moet raaien, moet u extra aanacht besteen aan het koelen van e motor. Gebruik externe motorkoeling als e temperatuur vaak te hoog oploopt. 110 NOMINALE MOTORSPANNING (2.6, 2.1.6) Neem e waare Un over van e motornaamplaat. Met eze parameter stelt u e spanning van het velverzwakkingspunt (ID603) in op 100% * UnMotor. AANWIJZING! Controleer of e motor is aangesloten in riehoeks- of sterconfiguratie. 111 NOMINALE MOTORFREQUENTIE (2.7, 2.1.7) Neem e waare fn over van e motornaamplaat. Met eze parameter stelt u het velverzwakkingspunt (ID602) in op ezelfe waare. 112 NOMINAAL MOTORTOERENTAL (2.8, 2.1.8) Neem e waare nn over van e motornaamplaat. 113 NOMINALE MOTORSTROOM (2.9, 2.1.9) Neem e waare In over van e motornaamplaat. Als er magnetiseringsstroom wort gelever, moet voorafgaan aan e ientificatierun ook parameter ID612 woren ingestel (alleen NXP). 9 LOCAL CONTACTS:

233 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON STOPKNOP GEACTIVEERD (3.4, 3.6) Met eze parameter kunt u e stopknop op het beieningspaneel inschakelen. Als u e knop Stop wilt instellen als "hotspot" waarmee e aanrijving altij wort gestopt ongeacht e geselecteere beieningsplaats, stelt u eze parameter in op e waare 1. Zie ook parameter ID SELECTIE I/O-FREQUENTIEREFERENTIE (2.14, ) Met eze parameter kunt u e referentiebron selecteren wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A. Tabel 106: Selecties voor parameter ID117 Applic. sel. 1 t/m Analoge ingang 1 (AI1) Analoge ingang 1 (AI1). Zie ID Analoge ingang 2 (AI2). Analoge ingang 2 (AI2). Zie ID Beieningspaneelreferentie (Menu M3) AI1+AI2 3 Velbusreferentie AI1 AI2 4 Potentiometerreferentie (alleen applicatie 3) AI2 AI1 5 AI1*AI2 6 AI1 joystick 7 AI2 joystick 8 Beieningspaneelreferentie (Menu M3) 9 Velbusreferentie 10 Potentiometer referentie, bestuur via ID418 (WAAR=toename) en ID417 (WAAR=afname) 11 AI1 of AI2 (laagste van beie) 12 AI1 of AI2 (hoogste van beie) 13 Maximumfrequentie (alleen aanbevolen bij koppelregeling) 14 AI1/AI2 selectie, zie ID Encoer 1 (AI ingang C.1) 16 Encoer 2 (met OPTA7-toerentalsynchronisatie, alleen NXP) (AI ingang C.3) LOCAL CONTACTS: 9

234 VACON 234 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 118 PID-REGELAAR VERSTERKING 57 (2.1.12) Met eze parameter kunt u e versterking van e PID-regelaar aanpassen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 100%, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar ook met 10% oen wijzigen. Als e parameterwaare is ingestel op 0, functioneert e PID-regelaar als ID-regelaar. Zie ID132 voor voorbeelen. 119 PID-REGELAAR I-TIJD 57 (2.1.13) Met eze parameter kunt u e integratietij van e PID-regelaar aanpassen. Als e waare van e parameter wort ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00%/s oen wijzigen. Als e parameterwaare is ingestel op 0,00 s, functioneert e PID-regelaar als PD-regelaar. Zie ID132 voor voorbeelen. 120 MOTOR COS PHI (2.10, ) Neem e waare over van e motornaamplaat. 121 SELECTIE FREQUENTIEREFERENTIE BEDIENINGSPANEEL (2.1.12, , 2.2.6, ) Met eze parameter kunt u e referentiebron selecteren wanneer e beieningsplaats is ingestel op Beieningspaneel. 9 LOCAL CONTACTS:

235 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 235 Tabel 107: Selectie voor parameter ID121 Toeps n. sel Analoge ingang 1 (AI1) Analoge ingang 1 (AI1) Analoge ingang 1 (AI1) Analoge ingang 1 (AI1) 1 Analoge ingang 2 (AI2) Analoge ingang 2 (AI2) Analoge ingang 2 (AI2) Analoge ingang 2 (AI2) 2 Beieningspaneelreferentie (Menu M3) AI3 AI1+AI2 AI3 3 Velbusreferentie* AI4 AI1 AI2 AI4 4 Beieningspaneelreferentie (Menu M3) AI2 AI1 Beieningspaneelreferentie (Menu M3) 5 Velbusreferentie* AI1*AI2 Velbusreferentie* 6 7 PID-regelaarreferentie AI2 joystick PID-regelaarreferentie 8 Potentiometerreferentie AI1 joystick Potentiometerreferentie Beieningspaneelreferentie (Menu M3) 9 Velbusreferentie* *FBToerentalReferentie. Zie e hanleiing van e gebruikte velbus voor meer informatie. 122 SELECTIE FREQUENTIEREFERENTIE VELDBUS (2.1.13, , 2.2.7, ) Met eze parameter kunt u e referentiebron selecteren wanneer e beieningsplaats is ingestel op Velbus. Zie ID121 voor selecties in verschillen applicaties. 123 DRAAIRICHTING BEDIENINGSPANEEL (3.3) Met eze parameter kunt u e raairichting van e motor instellen wanneer het beieningspaneel is ingestel als beieningsplaats. Tabel 108: Selecties voor parameter ID123 Nummer optie Naam optie 0 1 Vooruit Achteruit e motor roteert voorwaarts als het beieningspaneel e actieve beieningsplaats is. e motor roteert achterwaarts als het beieningspaneel e actieve beieningsplaats is. LOCAL CONTACTS: 9

236 VACON 236 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. 124 TOERENTALREFERENTIE KRUIPSNELHEID (2.1.14, , ) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentie kruipsnelhei instellen als e functie kruipsnelhei in gebruik is. Definieert e referentie van het jogging-toerental in geval van activering oor een igitale ingang. Zie parameter ID301 en ID413. De waare van e parameter wort automatisch begrens tot e maximumfrequentie (ID102). 125 BEDIENINGSPLAATS (3.1) Met eze parameter kunt u e beieningsplaats selecteren. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. Als u e knop Start 3 seconen ingerukt hout, wort het beieningspaneel als actieve beieningsplaats geselecteer en wort e runstatusinformatie (Run/stop, richting en referentie) gekopieer. Tabel 109: Selecties voor parameter ID125 Nummer optie 0 Naam optie PC-besturing, (geactiveer oor NCDrive) 1 I/O-klemmen 2 Beieningspaneel 3 Velbus 126 VAST TOERENTAL 3 46 (2.1.17) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 127 VAST TOERENTAL 4 46 (2.1.18) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 128 VAST TOERENTAL 5 46 (2.1.19) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 9 LOCAL CONTACTS:

237 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON VAST TOERENTAL 6 46 (2.1.20) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 130 VAST TOERENTAL 7 46 (2.1.21) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. Deze parameters kunnen woren gebruikt voor het bepalen van e frequentiereferenties ie woren toegepast als e toepasselijke combinaties van igitale ingangen woren geactiveer. In e Multi-toeren applicatie (applicatie 4) woren igitale ingangen DIN4, DIN5 en DIN6 toegewezen aan e functies Vast toerental. Via een combinatie van geactiveere ingangen kunt u e referentie voor het vaste toerental selecteren. AANWIJZING! Beenk at bij e applicatie Multifunctioneel e TTF-programmeermethoe moet woren gebruikt. Omat alle igitale ingangen programmeerbaar zijn, moet u rie DIN's toewijzen aan e functies Vast toerental (parameters ID41, ID420 en ID421). Tabel 110: Vaste toerentallen 1 tot en met 7 Toerental DIN4/ID419 DIN5/ID420 DIN6/ID421 Basistoerental Vast toerental 1 (ID105) Vast toerental 2 (ID106) Vast toerental 3 (ID126) Vast toerental 4 (ID127) Vast toerental 5 (ID128) Vast toerental 6 (ID129) Vast toerental 7 (ID130) Zie ook parameters ID105 en ID106. De waare van e parameter wort automatisch begrens tot e maximumfrequentie (ID102). 131 SELECTIE I/O-FREQUENTIEREFERENTIE, PLAATS B3 (2.1.12) Met eze parameter kunt u e referentiebron selecteren wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O B. Zie e waaren van parameter ID117 hierboven. LOCAL CONTACTS: 9

238 VACON 238 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 132 PID-REGELAAR D-TIJD 57 (2.1.14) Met eze parameter kunt u e empingstij van e PID-regelaar aanpassen. Als e waare van e parameter is ingestel op 1,00 s, zal een wijziging van 10% geurene 1,00 s in e foutwaare e uitgang van e regelaar met 10,00% oen wijzigen. Als e parameterwaare is ingestel op 0,00 s, functioneert e PID-regelaar als PI-regelaar. Zie e voorbeelen hieroner. VOORBEELD 1: Om e foutwaare met e gegeven waaren tot nul te reuceren, geraagt e uitgang van e frequentieregelaar zich als volgt: Gegeven waaren: P2.1.12, P = 0% P2.1.13, I-tij = 1,00 s P2.1.14, D-tij = 0,00 s, Minimumfrequentie = 0 Hz Foutwaare (referentiepunt - proceswaare) = 10,00% Maximumfrequentie = 50 Hz In it voorbeel functioneert e PID-regelaar praktisch alleen als I-regelaar. Volgens e gegeven waare van parameter (I-tij) neemt e PID-uitgang elke secone toe met 5 Hz (10% van het verschil tussen e maximum- en minimumfrequentie) totat e foutwaare 0 is. Hz PID-uitgang Foutwaare 10%I-eel = 5 Hz/s 10% 10% 10% Fout = 10% 1s Afb. 27: PID-regelaar functioneert als I-regelaar VOORBEELD 2 I-eel = 5 Hz/s I-eel = 5 Hz/s I-eel = 5 Hz/s I-eel = 5 Hz/s t Gegeven waaren: P2.1.12, P = 100% P2.1.13, I-tij = 1,00 s P2.1.14, D-tij = 1,00 s, Minimumfrequentie = 0 Hz Foutwaare (referentiepunt - proceswaare) = ±10%, maximumfrequentie = 50 Hz 9 LOCAL CONTACTS:

239 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 239 Als e spanning wort ingeschakel, etecteert het systeem het verschil tussen het referentiepunt en e werkelijke proceswaare en wort e PID-uitgang op basis van e I-tij verhoog of verlaag (inien e foutwaare negatief is). Zora het verschil tussen het referentiepunt en e proceswaare is verlaag naar 0, wort e uitgang verlaag met e waare van parameter Als e foutwaare negatief is, verlaagt e frequentieregelaar e uitgang overeenkomstig. Hz PID-uitgang Foutwaare D-eel I-eel D-eel D-eel I-eel P-eel = 5 Hz Fout = 10% Fout = -10% P-eel = -5 Hz t Afb. 28: PID-uitgangscurve met e waaren van voorbeel 2 VOORBEELD 3 Gegeven waaren: P2.1.12, P = 100% P2.1.13, I-tij = 0,00 s P2.1.14, D-tij = 1,00 s, Minimumfrequentie = 0 Hz Foutwaare (referentiepunt - proceswaare) = ±10%/s, maximumfrequentie = 50 Hz Naarmate e foutwaare toeneemt, neemt ook e PID-uitgang toe op basis van e ingestele waaren (D-tij = 1,00 s). LOCAL CONTACTS: 9

240 VACON 240 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Hz D-eel = 10% = 5,00 Hz PID-uitgang Foutwaare D-eel = -10% = -5,00 Hz D-eel D-eel -10%/s 1.00 s P-eel = 100% * PID-fout = 5,00 Hz/s 10% t Afb. 29: PID-uitgang met e waaren van voorbeel VAST TOERENTAL 8 4 (2.1.22) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 134 VAST TOERENTAL 9 4 (2.1.23) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 135 VAST TOERENTAL 10 4 (2.1.24) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 136 VAST TOERENTAL 11 4 (2.1.25) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 137 VAST TOERENTAL 12 4 (2.1.26) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 138 VAST TOERENTAL 13 4 (2.1.27) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 139 VAST TOERENTAL 14 4 (2.1.28) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. 9 LOCAL CONTACTS:

241 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON VAST TOERENTAL 15 4 (2.1.29) Met eze parameter kunt u e referentie voor het vaste toerental instellen wanneer e functie voor vast toerental wort gebruikt. Als u eze vaste toerentallen in e applicatie Multi-stap toerental (ASFIFF04) wilt gebruiken, moet u parameter ID301 instellen op e waare 13. In e applicatie Multi-stap toerental (applicatie 4) woren igitale ingangen DIN4, DIN5 en DIN6 toegewezen aan e functies voor Vast toerental. Via een combinatie van geactiveere ingangen kunt u e referentie voor het vaste toerental selecteren. Tabel 111: Selectie Multi-stap toerental met igitale ingangen DIN3, DIN4, DIN5 en DIN6 Toerental Selectie Multi-stap toerental 1 (DIN4) Selectie Multi-stap toerental 2 (DIN5) Selectie Multi-stap toerental 3 (DIN6) Selectie Multi-stap toerental 4 (DIN3) P (8) P (9) P (10) P (11) P (12) P (13) P (14) P (15) AI3 SIGNAALSELECTIE* 567 (2.2.38, ) Met eze parameter kunt u het AI-signaal koppelen aan e analoge ingang van uw keuze. Met eze parameter kunt u het AI3-signaal aan e gewenste analoge ingang koppelen. Zie voor meer informatie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function). AANWIJZING! Als u een NXP-aanrijving hebt en e Multi-purpose applicatie (applicatie 6) gebruikt, kunt u AI3 vanaf e velbus aansturen wanneer eze ingang op e waare 0,1 is ingestel. 142 AI3 SIGNAALFILTERTIJD 567 (2.2.41, ) Met eze parameter kunt u storingen uit het analoge ingangssignaal filteren. Als eze parameter een waare groter an 0.0 heeft, an wort e functie ie storingen uit het inkomene analoge signaal filtert, geactiveer. Een langere filtertij zorgt voor een tragere respons bij e regeling. Zie parameter ID324. LOCAL CONTACTS: 9

242 VACON 242 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 143 AI3 SIGNAALBEREIK 567 (2.2.39, ) Met eze parameter kunt u het bereik van het analoge signaal wijzigen. Met eze parameter kunt u het signaalbereik van AI3 selecteren. Tabel 112: Selectie voor parameter ID143 Applic. sel % 0-100% 0-100% 1 4 ma/20 100% 4 ma/20 100% 4 ma/20 100% V Gebruikersspecifiek 3 Gebruikersspecifiek 144 AI3 MINIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING 67 ( ) Met eze parameter kunt u e schaling van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. 145 AI3 MAXIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING 67 ( ) Met eze parameter kunt u e schaling van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. Hiermee kunt u e klantspecifieke minimum- en maximumwaaren voor het signaal van AI3 instellen tussen %. Voorbeel: Minimum 40%, maximum 80% = 8 16 ma. 151 AI3 SIGNAALINVERSIE 567 (2.2.40, ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal inverteren. Tabel 113: Selecties voor parameter ID151 Nummer optie Naam optie 0 Geen inversie 1 Signaal geïnverteer 152 AI4 SIGNAALSELECTIE* 567 (2.2.42, ) Met eze parameter kunt u het AI-signaal koppelen aan e analoge ingang van uw keuze. Zie ID LOCAL CONTACTS:

243 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON AI4 FILTERTIJD 567 (2.2.45, ) Met eze parameter kunt u storingen uit het analoge ingangssignaal filteren. Zie ID AI4 SIGNAALBEREIK 567 (2.2.43, ) Met eze parameter kunt u het bereik van het analoge signaal wijzigen. Zie ID AI4 MINIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e schaling van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. 156 AI4 MAXIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e schaling van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. Zie ID's 144 en AI4 SIGNAALINVERSIE 567 (2.2.44, , ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal inverteren. Zie ID MOTORBESTURINGSMODUS 1/2 6 ( ) Met eze parameter kunt u motorbesturingsmous 1 of 2 instellen. Contact is open (oc) = Motorbesturingsmous 1 is geselecteer Contact gesloten (oc) = Motorbesturingsmous 2 is geselecteer Zie parameter-id's 600 en 521. Alleen in e stoptoestan kan tussen e Open en Gesloten loop regelingsmoi woren gewissel. 165 AI1 OFFSET JOYSTICK 6 ( ) Met eze parameter kunt u het nulfrequentiepunt instellen. Ga naar e parameter, stel e potentiometer in op het veronerstele nulpunt en ruk op Enter op het beieningspaneel. AANWIJZING! Dit heeft echter geen invloe op e referentieschaling. Druk op e resetknop om e parameterwaare opnieuw in te stellen op 0,00%. LOCAL CONTACTS: 9

244 VACON 244 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 166 AI2 OFFSET JOYSTICK 6 ( ) Met eze parameter kunt u het nulfrequentiepunt instellen. Ga naar e parameter, stel e potentiometer in op het veronerstele nulpunt en ruk op Enter op het beieningspaneel. Zie parameter ID PID-REFERENTIE 1 57 (3.4) Met eze parameter kunt u e referentiewaare van e PID-regelaar instellen. De paneelreferentie van e PID-regelaar kan op een waare tussen 0 en 100% woren ingestel. Deze referentiewaare is e actieve PID-referentie als parameter ID332 = PID-REFERENTIE 2 57 (3.5) Met eze parameter kunt u e referentiewaare van e PID-regelaar instellen. De paneelreferentie 2 van e PID-regelaar kan op een waare tussen 0 en 100% woren ingestel. Deze referentie is actief als e waare van e DIN5-functie=13 en het contact van DIN5 gesloten is. 169 VELDBUS DIN4 (VBVASTBESTURINGSWOORDK, BIT 6) 6 ( ) Met eze parameter kunt u het velbussignaal (VBVastBesturingswoor) koppelen aan e igitale ingang van uw keuze. 170 VELDBUS DIN5 (VBVASTBESTURINGSWOORD, BIT 7) 6 ( ) Met eze parameter kunt u het velbussignaal (VBVastBesturingswoor) koppelen aan e igitale ingang van uw keuze. Zie e hanleiing van e gebruikte velbus voor meer informatie. 179 SCHALING VAN MOTORVERMOGENSLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het maximale motorvermogen instellen. De motorvermogenslimiet is gelijk aan ID1289 als e waare 0 'Niet gebruikt' is geselecteer. Als een van e ingangen is geselecteer, wort e motorvermogenslimiet tussen nul en e parameter ID1289 geschaal. Deze parameter is alleen beschikbaar bij e Gesloten loop regelingsmous van e NXP. 9 LOCAL CONTACTS:

245 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 245 Tabel 114: Selecties voor parameter ID179 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 5 Schaling VB-limiet ID46 (controlewaare) 214 FOUTINGANG 6 ACTIEF FILTER ( ) Met eze parameter kunt u Fout actief filter instellen. Deze parameter selecteert e igitale ingang ie e fout/waarschuwing actief filter genereert volgens parameter ID776. Als het contact is gesloten, wort e respons gegenereer ie met parameter ID776 is ingestel. Deze parameter is alleen aanwezig in NXP-frequentieregelaars. AANWIJZING! Deze ingang is ingestel op maakcontact. Als er een verbreekcontactingang noig is, kunt u een externe fout overwegen. 300 SELECTIE START/STOP-LOGICA 2346 (2.2.1, ) Met eze parameter kunt u e igitale signalen voor start/stop-oprachten van e frequentieregelaar instellen. LOCAL CONTACTS: 9

246 VACON 246 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 115: Selecties voor parameter ID300 Optie DIN1 DIN2 DIN3 0 gesloten contact = start vooruit gesloten contact = start achteruit Zie Afb gesloten contact = start, open contact = stop gesloten contact = achteruit, open contact = vooruit Zie Afb gesloten contact = start, open contact = stop gesloten contact = start vrijgegeven, open contact = start uitgeschakel en frequentieregelaar gestopt inien in berijf kan voor e omkeeropracht woren geprogrammeer 3 * gesloten contact = start puls open contact = stop puls kan voor e omkeeropracht woren geprogrammeer Zie Afb. 32. Applicaties 2 en 4: 4 gesloten contact = start vooruit (opgaane flank noig om te starten) gesloten contact = start achteruit (opgaane flank noig om te starten) 5 gesloten contact = start (opgaane flank noig om te starten) open contact = stop gesloten contact = achteruit open contact = vooruit 6 gesloten contact = start (opgaane flank noig om te starten) open contact = stop gesloten contact = start vrijgegeven open contact = start uitgeschakel en frequentieregelaar gestopt inien in berijf kan woren geprogrammeer voor e omkeeropracht, tenzij DIN2 hiervoor al is geprogrammeer Applicaties 3 en 6: 4 5 gesloten contact = start vooruit gesloten contact = start vooruit (opgaane flank noig om te starten) gesloten contact = referentie neemt toe (motorpotentiometerreferentie; eze parameter wort automatisch ingestel op 4 als parameter ID117 op 4 is ingestel [applicatie 4]). gesloten contact = start achteruit (opgaane flank noig om te starten) 9 LOCAL CONTACTS:

247 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 247 Tabel 115: Selecties voor parameter ID300 Optie DIN1 DIN2 DIN3 6 gesloten contact = start (opgaane flank noig om te starten) open contact = stop gesloten contact = achteruit open contact = vooruit 7 gesloten contact = start (opgaane flank noig om te starten) open contact = stop gesloten contact = start vrijgegeven open contact = start uitgeschakel en frequentieregelaar gestopt inien in berijf Applicatie 3: 8 gesloten contact = start vooruit (opgaane flank noig om te starten) gesloten contact = referentie neemt toe (motor potentiometer referentie) * = 3-raas aansluiting (pulsbesturing) De selecties met e tekst 'Opgaane flank noig om te starten' ienen ervoor om eventuele onopzettelijke starts uit te sluiten, bijvoorbeel na het aansluiten van e stroomvoorziening, het hervatten van e stroomtoevoer na een uitval, het resetten van een fout, het stoppen van e aanrijving oor Vrijgave (Vrijgave = Onwaar) of wanneer e beieningsplaats via e I/Obesturing wort gewijzig. Het Start/Stop-contact moet open zijn geweest voorat e motor kan woren gestart. VOORUIT f out A t ACHTERUIT DIN1 DIN2 Afb. 30: Start vooruit/start achteruit 1. De eerste geselecteere richting heeft e hoogste prioriteit LOCAL CONTACTS: 9

248 VACON 248 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 2. Wanneer het DIN1-contact opengaat, begint e wijziging van e richting van e rotatie. 3. Als e signalen Start vooruit (DIN1) en Start achteruit (DIN2) tegelijkertij actief zijn, heeft het signaal Start vooruit (DIN1) voorrang. A) Stopfunctie (ID506) = uitloop VOORUIT f out A t ACHTERUIT DIN1 DIN2 Afb. 31: Start, stop, achteruit A) Stopfunctie (ID506) = uitloop f out A B t ACHTERUIT DIN1 Starten DIN2 Stoppen Afb. 32: Startpuls/stoppuls A) Stopfunctie (ID506) = uitloop B) Als e start- en e stoppuls tegelijkertij optreen, heeft e stoppuls voorrang op e startpuls. 9 LOCAL CONTACTS:

249 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON DIN3 FUNCTIE (2.17, 2.2.2) Met eze parameter kunt u e functie voor igitale ingang A3 selecteren. LOCAL CONTACTS: 9

250 VACON 250 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 116: Selecties voor parameter ID301 Nummer optie Naam optie Opmerkingen 0 Niet gebruikt Applicatie 1 4 Externe fout Externe fout Vrijgave Vrijgave Contact gesloten: fout wort getoon en afgehanel volgens ID701. Contact geopen: fout wort getoon en afgehanel volgens ID701 als e ingang niet actief is. Contact open: Motorstart niet vrijgegeven en motor wort gestopt GEREED-signaal is op ONWAAR ingestel Contact gesloten: Motorstart vrijgegeven Contact open: Motorstart vrijgegeven Contact gesloten: Motorstart niet vrijgegeven en motor wort gestopt Applicaties 2 t/m 5 4 Selectie acceleratie-/eceleratietij Contact open: Acceleratie-/eceleratietij 1 geselecteer Contact gesloten: Acceleratie-/eceleratietij 2 geselecteer 5 Contact gesloten Beieningsplaats forceren naar I/O-klemmen 6 Contact gesloten Beieningsplaats forceren naar beieningspaneel Als e beieningsplaats wort geforceer om e waaren van Start/stop te wijzigen, woren e gelige waaren voor Draairichting en Referentie van e esbetreffene beieningsplaats gebruikt (referentie volgens parameters ID117, ID121 en ID122). 7 Contact gesloten Beieningsplaats forceren naar velbus AANWIJZING! De waare van e parameter ID125 Beieningsplaats beieningspaneel wort niet gewijzig. Als DIN3 wort geopen, wort e beieningsplaats geselecteer volgens parameter 3.1. Applicaties 2 t/m 5 8 Achteruit Contact open: Vooruit Contact gesloten: Achteruit Kan voor het omkeren woren gebruikt als parameter ID300 op 2, 3 of 6 is ingestel. 9 LOCAL CONTACTS:

251 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 251 Tabel 116: Selecties voor parameter ID301 Nummer optie Naam optie Opmerkingen Applicaties 3 t/m Fout reset Toerental kruipsnelhei Acceleratie-/eceleratie verboen DC-remopracht Contact gesloten: Toerental kruipsnelhei geselecteer als frequentiereferentie Contact gesloten: hiermee woren alle fouten gereset Contact gesloten: hiermee wort e acceleratie of eceleratie gestopt totat het contact wort geopen Contact gesloten: in e stopmous werkt e DC-rem totat het contact wort geopen, zie figuur 30 evenals e parameters ID507 en ID1080. Applicaties 3 en 5 13 Motorpotentiometer omlaag Contact gesloten: referentie neemt af totat het contact is geopen Applicatie 4 13 Vast toerental fuit A fuit B ID515 t t DIN3 RUN STOP DIN3 RUN STOP Afb. 33: DIN3 als DC-remoprachtingang A. Stopmous = Ramping B. Stopmous = Uitloop 302 ANALOGE INGANG 2, REFERENTIEOFFSET 12 (2.15, 2.2.3) Met eze parameter kunt u e referentieoffset instellen voor e analoge ingang. LOCAL CONTACTS: 9

252 VACON 252 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 117: Selecties voor parameter ID302 Nummer optie Naam optie 0 Geen offset: 0 20 ma 1 4mA-offset ('living zero') Biet bewaking van het nulniveausignaal. In e stanaarapplicatie kan e respons op e referentiefout met parameter ID700 woren geprogrammeer. 303 REFERENTIESCHALING, MINIMUMWAARDE 2346 (2.2.4, , ) Met eze parameter kunt u extra referentieschaling instellen. 304 REFERENTIESCHALING, MAXIMUMWAARDE 2346 (2.2.5, , ) Met eze parameter kunt u extra referentieschaling instellen. Als parameter ID303 en parameter ID304 beie 0 zijn, wort e schaling uitgeschakel. In at geval woren e minimum- en maximumfrequenties voor e schaling gebruikt. AANWIJZING! Deze schaling is niet van invloe op e velbusreferentie (geschaal tussen Minimumfrequentie (parameter ID101) en Maximumfrequentie (parameter ID102). f out f out ID304 f max ID102 f max ID102 ID303 f min ID101 AI [V] f min ID101 AI [V] Afb. 34: Links: referentieschaling; rechts: geen schaling gebruikt (parameter ID303 = 0) 305 REFERENTIE-INVERSIE 2 (2.2.6) Met eze parameter kunt u e raairichting van e referentie inverteren. Hiermee wort het referentiesignaal geïnverteer: Max. ingangssignaal = min.freq.referentie Min. ingangssignaal = max.freq.referentie 9 LOCAL CONTACTS:

253 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 253 Tabel 118: Selecties voor parameter ID305 Nummer optie Naam optie 0 Geen inversie 1 Referentie geïnverteer f out ID304 f max ID102 ID303 Afb. 35: Referentie-inversie 0 f min ID101 max. AI 306 FILTERTIJD REFERENTIE 2 (2.2.7) Met eze parameter kunt u e filtertij instellen om storingen te filteren uit e analoge ingangssignalen AI1 en AI2. Een langere filtertij zorgt voor een tragere respons bij e regeling. LOCAL CONTACTS: 9

254 VACON 254 PARAMETERBESCHRIJVINGEN % Ongefilter signaal 100% 63% Gefilter signaal ID306 t [s] Afb. 36: Referentiefiltering 307 FUNCTIE ANALOGE UITGANG (2.16, 2.3.2, , ) Met eze parameter kunt u e functie voor het analoge uitgangssignaal selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

255 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 255 Tabel 119: Selecties parameter ID307 Applic. sel. 1 t/m 4 5 en Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt 1 Uitgangsfrequentie (0 fmax) Uitgangsfrequentie (0 fmax) Uitgangsfrequentie (0 fmax) 2 Freq. referentie (0 fmax) Freq. referentie (0 fmax) Freq. referentie (0 fmax) 3 Motortoerental (0 nominaal motortoerental) Motortoerental (0 nominaal motortoerental) Motortoerental (0 nominaal motortoerental) 4 Uitgangsstroom (0-InMotor) Uitgangsstroom (0-InMotor) Uitgangsstroom (0-InMotor) 5 Motorkoppel (0 TnMotor) Motorkoppel (0 TnMotor) Motorkoppel (0 TnMotor) 6 Motorvermogen (0 PnMotor) Motorvermogen (0 PnMotor) Motorvermogen (0 PnMotor) 7 Motorspanning (0-UnMotor) Motorspanning (0-UnMotor) Motorspanning (0-UnMotor) 8 DC-tussenkr.span. (0 1000V) DC-tussenkr.span. (0 1000V) DC-tussenkr.span. (0 1000V) 9 PID-regelaar ref. waare AI1 10 PID-regelaar act. waare 1 AI2 11 PID-regelaar act. waare 2 Uitgangsfrequentie (fmin fmax) 12 PID-regelaar fout waare Motorkoppel (-2 +2xTNmot) 13 PID-regelaar uitgang Motorvermogen (-2 +2xTNmot) 14 PT100-temperatuur PT100-temperatuur 15 Analoge uitgang FB Procesata4 (NXS) 308 FILTERTIJD ANALOGE UITGANG (2.3.3, , ) Met eze parameter kunt u e filtertij voor het analoge uitgangssignaal instellen. De filtering kan woren geeactiveer oor eze parameter op e waare 0 in te stellen. LOCAL CONTACTS: 9

256 VACON 256 PARAMETERBESCHRIJVINGEN % Ongefilter signaal 100% 63% Gefilter signaal ID308 t [s] Afb. 37: Filtering analoge uitgang 309 INVERSIE ANALOGE UITGANG (2.3.4, , ) Met eze parameter kunt u het analoge uitgangssignaal inverteren. Maximaal uitgangssignaal = Minimale instellingswaare Minimaal uitgangssignaal = Maximale instellingswaare Zie parameter ID311 hieroner. Analoge uitgangsstroom 20 ma 12 ma 10 ma 4 ma 0 ma 0 Afb. 38: Inversie analoge uitgang ID311 = 200% ID311 = 50% ID311 = 100% Maximumwaare van signaal geselecteer met ID MINIMUM ANALOGE UITGANG (2.3.5, , ) Met eze parameter kunt u e minimumwaare van het analoge uitgangssignaal instellen. 9 LOCAL CONTACTS:

257 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 257 Stelt het signaalminimum in op 0 ma of 4 ma ("living zero"). Let op het verschil in het schalen van analoge uitgangen in parameter ID311 (8 15). Tabel 120: Selecties voor parameter ID310 Nummer optie 0 1 Naam optie Stel minimumwaare in op 0 ma/0 V Stel minimumwaare in op 4 ma/2 V 311 SCHAAL ANALOGE UITGANG (2.3.6, , ) Met eze parameter kunt u e schaalfactor voor e analoge uitgang instellen. Gebruik e gegeven formule om e waaren te calculeren. Tabel 121: Schaling analoge uitgang Signaal Uitgangsfrequentie Frequentiereferentie Motortoerental Uitgangsstroom Motorkoppel Motorvermogen Motorspanning DC spanning PI-referentiewaare Werkelijke PI-waare 1 Werkelijke PI-waare 2 PI-foutwaare PI-output Maximumwaare van het signaal Maximumfrequentie (parameter ID102) Maximumfrequentie (parameter ID102) Nominaal motortoerental 1xnmMotor Nominale motorstroom 1xInMotor Nominaal motorkoppel 1xTnMotor Nominaal motorvermogen 1xPnMotor 100% x Unmotor 1000 V 100% x maximale referentiewaare 100% x maximale werkelijke waare 100% x maximale werkelijke waare 100% x maximale foutwaare 100% x maximale uitgang LOCAL CONTACTS: 9

258 VACON 258 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Analoge uitgangsstroom 20 ma ID311 = 200% ID311 = 100% 12 ma 10 ma ID311 = 50% ID310 = 1 4 ma ID310 = 0 0 ma Maximumwaare van signaal geselecteer met ID307 Afb. 39: Schaling analoge uitgang Uitgangssignaal = Signaal * Analoge uitgangsschaal% 312 FUNCTIE DIGITALE UITGANG (2.3.7, ) Met eze parameter kunt u e functie voor het igitale uitgangssignaal selecteren. 313 FUNCTIE RELAISUITGANG (2.3.8, ) Met eze parameter kunt u e functie voor het relaisuitgangssignaal selecteren. 314 FUNCTIE RELAISUITGANG (2.3.9) Met eze parameter kunt u e functie voor het relaisuitgangssignaal selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

259 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 259 Tabel 122: Uitgangssignalen via DO1 en uitgangsrelais RO1 en RO2 Instelwaare Signaalinhou 0 = Niet gebruikt Buiten berijf Digitale uitgang DO1 verminert e stroom en programmeerbare relais (RO1, RO2) woren geactiveer als: 1 = Geree De frequentieregelaar is geree voor gebruik. 2 = In berijf De frequentieregelaar is actief (motor loopt). 3 = Fout Er is een foutuitschakeling opgetreen. 4 = Fout geïnverteer Er is geen foutuitschakeling opgetreen. 5 = Oververhittingswaarschuwing frequentieregelaar Temperatuur koellichaam is hoger an +70 C 6 = Externe fout of waarschuwing Fout of waarschuwing op basis van parameter ID701 7 = Referentiefout of -waarschuwing Fout of waarschuwing op basis van parameter ID700 als analoge referentie 4 20 ma en signaal < 4 ma is 8 = Waarschuwing Altij inien er een waarschuwing bestaat 9 = Omgekeer De omkeeropracht is geselecteer. 10 = Vast toerental (applicatie 2) 10 = Toerental kruipsnelhei (applicaties 3456) Het vaste toerental is geselecteer met e igitale ingang Het toerental voor kruipsnelhei is geselecteer met e igitale ingang 11 = Op snelhei De uitgangsfrequentie heeft e ingestele referentie bereikt. 12 = Motorregelaar geactiveer 13 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 1 Een van e limietregelaars (bijv. stroomlimiet, koppellimiet) is geactiveer. De uitgangsfrequentie overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (zie parameters ID315 en ID316 hieroner). 14 = Beiening vanaf I/O-klemmen (applicatie 2) 14 = Bewaking uitgangsfrequentielimiet 2 (applicaties 3456) I/O-besturingsmous geselecteer (in menu M3) De uitgangsfrequentie overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (zie parameters ID346 en ID347 hieroner). 15 = Thermistorfout of -waarschuwing (applicatie 2) 15 = Koppelbewakingslimiet (applicaties 3456) Thermistoringang van optiekaart geeft overtemperatuur bij motor aan. Fout of waarschuwing op basis van parameter ID732. Het motorkoppel overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (parameters ID348 en ID349). LOCAL CONTACTS: 9

260 VACON 260 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 122: Uitgangssignalen via DO1 en uitgangsrelais RO1 en RO2 Instelwaare Signaalinhou 16 = Velbus DIN1 (applicatie 2) 16 = Referentiebewakingslimiet 17 = Externe rembesturing (applicaties 3456) 18 = Beiening vanaf I/O-klemmen (applicaties 3456) 19 = Bewaking temperatuurlimiet frequentieregelaar (applicaties 3456) 20 = Ongevraage raairichting (applicaties 345) 20 = Referentie geïnverteer (applicatie 6) 21 = Externe rembesturing geïnverteer (applicaties 3456) 22 = Thermistorfout of -waarschuwing (applicaties 3456) Digitale ingang 1 velbus. Zie velbushanleiing. De actieve referentie overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (parameters ID350 en ID351). AAN/UIT-besturing externe rem met programmeerbare vertraging (parameters ID352 en ID353) Externe besturingsmous (menu M3; ID125) De koellichaamtemperatuur van e frequentieregelaar overschrijt e ingestele bewakingslimieten (parameters ID354 en ID355). Draairichting verschilt van e gevraage richting. AAN/UIT-besturing externe rem (parameters ID352 en ID353); uitgang actief als rembesturing UIT is Thermistoringang van optiekaart geeft overtemperatuur bij motor aan. Fout of waarschuwing op basis van parameter ID = Velbus DIN1 (applicatie 5) 23 = Analoge ingangsbewaking (applicatie 6) Digitale ingang 1 velbus. Zie velbushanleiing. Hiermee selecteert u e te bewaken analoge ingang. Zie parameters ID356, ID357, ID358 en ID = Velbus DIN1 (applicatie 6) Digitale ingang 1 velbus. Zie velbushanleiing. 25 = Velbus DIN2 (applicatie 6) Digitale ingang 2 velbus. Zie velbushanleiing. 26 = Velbus DIN3 (applicatie 6) Digitale ingang 3 velbus. Zie velbushanleiing. 315 BEWAKINGSFUNCTIE UITGANGSFREQUENTIELIMIET (2.3.10, , ) Met eze parameter kunt u e functie grenswaarebewaking selecteren voor e uitgangsfrequentie. 9 LOCAL CONTACTS:

261 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 261 Tabel 123: Selecties voor parameter ID315 Nummer optie Naam optie 0 Geen bewaking 1 Onergrensbewaking 2 Bovengrensbewaking 3 Aan-besturing rem (Alleen applicatie 6, zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353).) Als e uitgangsfrequentie oner/boven e ingestele limiet (ID316) komt, genereert eze functie een bericht via een igitale uitgang en afhankelijk van 1. e instellingen van parameters ID312 t/m ID314 (applicaties 3, 4, 5) of 2. e uitgang waarmee het bewakingssignaal 1 (ID447) is verbonen (applicaties 6 en 7). De rembesturing gebruikt verschillene uitgangsfuncties. Zie ID445 & ID BEWAKINGSWAARDE UITGANGSFREQUENTIELIMIET (2.3.11, , ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingswaare instellen voor e uitgangsfrequentie wanneer u e grenswaarebewakingsfunctie activeert. Hiermee selecteert u e frequentiewaare ie oor parameter ID315 wort bewaakt. f [Hz] ID315 =2 ID316 t Voorbeel: 21 RO1 21 RO1 21 RO1 22 RO1 22 RO1 22 RO1 23 RO1 23 RO1 23 RO1 Afb. 40: Uitgangsfrequentiebewaking 319 DIN2 FUNCTIE 5 (2.2.1) Met eze parameter kunt u e functie voor het igitale ingangssignaal selecteren. LOCAL CONTACTS: 9

262 VACON 262 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Deze parameter heeft 14 selecties. Als igitale ingang DIN2 niet hoeft te woren gebruikt, stelt u e parameterwaare in op 0. 9 LOCAL CONTACTS:

263 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 263 Tabel 124: Selecties voor parameter ID319 Nummer optie Naam optie Opmerkingen Externe fout, normaal open Externe fout, normaal gesloten Vrijgave Selectie acceleratie-/eceleratietij Contact gesloten: Als e ingang actief is, wort e fout getoon en e motor gestopt. Contact open: Als e ingang niet actief is, wort e fout getoon en e motor gestopt. Contact open, start van motor uitgeschakel. Contact gesloten: start van motor ingeschakel Contact open, acceleratie-/eceleratietij 1 geselecteer Contact gesloten: Acceleratie-/eceleratietij 2 geselecteer 5 Contact gesloten Beieningsplaats forceren naar I/O-klemmen Als e beieningsplaats wort geforceer om e 6 Contact gesloten Beieningsplaats forceren naar beieningspaneel wijzigen, woren e gelige waaren van Start/stop te Contact gesloten Beieningsplaats forceren naar velbus waaren voor Draairichting en Referentie van e esbetreffene beieningsplaats gebruikt (referentie volgens parameters ID343, ID121 en ID122). AANWIJZING! 7 8 De waare van ID125 (Beieningsplaats beieningspaneel) wort niet gewijzig. Als DIN2 wort geopen, wort e beieningsplaats geselecteer op basis van e selectie beieningsplaats Beieningspaneel. Achteruit Contact open: vooruit Contact gesloten: achteruit Als er meerere ingangen zijn geprogrammeer voor achteruit, is één actief contact genoeg om e raairichting op achteruit in te stellen Toerental kruipsnelhei (zie parameter ID124) Fout reset Contact gesloten: Toerental kruipsnelhei geselecteer als frequentiereferentie Contact gesloten: hiermee woren alle fouten gereset LOCAL CONTACTS: 9

264 VACON 264 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 124: Selecties voor parameter ID319 Nummer optie Naam optie Opmerkingen Acceleratie/eceleratie verboen DC-remopracht Motorpotentiometer OMHOOG Contact gesloten: Acceleratie of eceleratie is pas mogelijk als het contact wort geopen Contact gesloten: In e stopmous werken e DC-remmen totat het contact wort geopen. Zie Afb. 41 DC-remopracht (selectie 12) geselecteer voor DIN2 Contact gesloten: Referentie neemt toe totat het contact is geopen. f out A f out B ID515 t t DIN2 RUN STOP DIN2 RUN STOP Afb. 41: DC-remopracht (selectie 12) geselecteer voor DIN2 A. Stopmous = Ramping B. Stopmous = Uitloop 320 AI1 SIGNAALBEREIK (2.2.4, , ) Met eze parameter kunt u het bereik voor het analoge ingangssignaal selecteren. Tabel 125: Selecties voor parameter ID320 Applic. sel. 3, 4, % 0-100% 0-100% 1 4 ma/20 100% 4 ma/20 100% 4 ma/20 100% 2 Gebruikersspecifiek V Gebruikersspecifiek 3 Gebruikersspecifiek Zie parameters ID321 en ID322 voor selectie 'Klantspecifiek'. 321 MINIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING AI (2.2.5, , ) Met eze parameter kunt u e minimumwaare van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. 9 LOCAL CONTACTS:

265 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON AI1 MAXIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING (2.2.6, , ) Met eze parameter kunt u e maximumwaare van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. Zo kunt u het analoge ingangssignaal bijvoorbeel gebruiken als frequentiereferentie oor eze twee parameters in te stellen tussen 40% en 80%. Oner eze omstanigheen loopt e frequentiereferentie van e minimumfrequentiereferentie (ID101) tot e maximumfrequentiereferentie (ID102) en kan het analoge ingangssignaal variëren van 8 tot 16 ma. 323 AI1 SIGNAALINVERSIE 3457 (2.2.7, , ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal inverteren. Als eze parameter 0 is, vint er geen inversie van het analoge ingangssignaal plaats. AANWIJZING! In applicatie 3 is AI1 e frequentiereferentie van plaats B inien parameter ID131 = 0 (stanaar). f out ID303 ID320 = 0 AI1 = 0 100% ID304 Afb. 42: AI1 geen signaalinversie 0 ID321 ID320 = 1 AI1 = Klantspecifiek ID322 AI1 (klem 2) 100% Als eze parameter 1 is, vint er een inversie van het analoge ingangssignaal plaats. Maximaal signaal AI1 = minimumfrequentiereferentie Minimaal signaal AI1 = maximumfrequentiereferentie LOCAL CONTACTS: 9

266 VACON 266 PARAMETERBESCHRIJVINGEN f out ID303 ID320 = 0 AI1 = 0 100% ID304 ID320 = 1 AI1 = Klantspecifiek AI1 (klem 2) Afb. 43: AI1 signaalinversie 0 ID321 ID % 324 AI1 SIGNAALFILTERTIJD (2.2.8, , ) Met eze parameter kunt u storingen uit het analoge ingangssignaal filteren. U kunt eze parameter activeren oor een waare in te stellen ie groter is an 0. AANWIJZING! Een langere filtertij zorgt voor een tragere respons bij e regeling. % 100% Ongefilter signaal 63% Gefilter signaal ID324 t [s] Afb. 44: AI1-signaalfilter 325 SIGNAALBEREIK ANALOGE INGANG AI (2.2.10, , ) Met eze parameter kunt u het bereik voor het analoge ingangssignaal selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

267 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 267 Tabel 126: Selecties voor parameter ID325 Applic. sel. 3, ma 0 20 ma 0-100% 0-100% ma 4 ma/20 100% 4 ma/20 100% 4 ma/20 100% 2 Gebruikersspecifiek Gebruikersspecifiek V Gebruikersspecifiek 3 Gebruikersspecifiek 326 MINIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING ANALOGE INGANG AI (2.2.11, , ) Met eze parameter kunt u e minimumwaare van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. 327 MAXIMUM KLANTSPECIFIEKE INSTELLING ANALOGE INGANG AI (2.2.12, , ) Met eze parameter kunt u e maximumwaare van het analoge ingangssignaal vrij aanpassen tussen -160% en 160%. Zie ID322. f out ID304 ID325 = Klantspecifiek ID325 = 0 AI2 = 0 100% ID303 ID325 = 1 AI2 = % AI2 (klem 3,4) 0 4 ma ID326 Afb. 45: Schaling analoge ingang AI2 ID ma 328 INVERSIE ANALOGE INGANG (2.2.13, , ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal inverteren. Zie ID323. LOCAL CONTACTS: 9

268 VACON 268 PARAMETERBESCHRIJVINGEN AANWIJZING! In applicatie 3 is AI2 e frequentiereferentie van plaats A inien parameter ID117 = 1 (stanaar) 329 FILTERTIJD ANALOGE INGANG (2.2.14, , ) Met eze parameter kunt u storingen uit het analoge ingangssignaal filteren. Zie ID DIN5-FUNCTIE 5 (2.2.3) Met eze parameter kunt u e functie voor het igitale ingangssignaal selecteren. De igitale ingang DIN5 heeft 14 mogelijke functies. Als eze ingang niet hoeft te woren gebruikt, stelt u e waare van eze parameter in op 0. De selecties zijn hetzelfe als ie in parameter ID319, behalve: 13 PID-referentie 2 inschakelen Contact open: PID-regelaarreferentie geselecteer met parameter ID332. Contact gesloten: Beieningspaneelreferentie 2 PID-regelaar geselecteer met parameter R RAMPINGTIJD MOTORPOTENTIOMETER 3567 (2.2.22, , , ) Met eze parameter kunt u e snelhei instellen waarmee e motorpotentiometerreferentie wijzigt wanneer eze wort verhoog of verlaag. Rampingtijen van motorregeling zijn nog actief. 332 REFERENTIESIGNAAL PID-REGELAAR (PLAATS A) 57 (2.1.11) Met eze parameter kunt u e bron van het PID-regelaarsignaal selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

269 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 269 Tabel 127: Selectie voor parameter ID332 Applic. sel Analoge ingang 1 Analoge ingang 1 1 Analoge ingang 2 Analoge ingang PID-referentie vanaf menu M3, parameter P3.4 Velbusreferentie (VBProcesDataIN1) Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). AI3 AI4 4 Motor potentiometer referentie PID-referentie vanaf menu M3, parameter P3.4 5 Velbusreferentie (VBProcesDataIN1) Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). 6 Motor potentiometer referentie 333 SELECTIE WERKELIJKE WAARDE PID-REGELAAR 57 (2.2.8, ) Met eze parameter kunt u e werkelijke waare van het PID-regelaarsignaal selecteren. LOCAL CONTACTS: 9

270 VACON 270 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 128: Selecties voor parameter ID333 Nummer optie Naam optie 0 Werkelijke waare Werkelijke waare 1 + Werkelijke waare 2 Werkelijke waare 1 Werkelijke waare 2 Werkelijke waare 1 * Werkelijke waare 2 Lagere waare van Actuele waare 1 en Actuele waare 2 Hogere waare van Actuele waare 1 en Actuele waare 2 Gemiele waare van Werkelijke waare 1 en Werkelijke waare 2 Vierkantswortel van Werkelijke waare 1 + vierkantswortel van Werkelijke waare SELECTIE WERKELIJKE WAARDE 1 57 (2.2.9, ) Met eze parameter kunt u e bron van e werkelijke waare selecteren. 335 SELECTIE WERKELIJKE WAARDE 2 57 (2.2.10, ) Met eze parameter kunt u e bron van e werkelijke waare selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

271 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 271 Tabel 129: Selecties voor parameter-id's 334 en 335 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 5 Applicatie 5 Velbus (Werkelijke waare 1: VBProcesDataIN2; werkelijke waare 2: VBProcesDataIN3). Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). 6 Motorkoppel 7 Motortoerental 8 Motorstroom 9 Motorvermogen 10 Encoerfrequentie (alleen voor werkelijke waare 1) 336 MINIMUMSCHAAL WERKELIJKE WAARDE 1 57 (2.2.11, ) Met eze parameter kunt u het minimale schaalpunt van e werkelijke waare instellen. Zie Afb. 46 Voorbeelen van signaalschaling van werkelijke waare. 337 MAXIMUMSCHAAL WERKELIJKE WAARDE 1 57 (2.2.12, ) Met eze parameter kunt u het maximale schaalpunt van e werkelijke waare instellen. Zie Afb. 46 Voorbeelen van signaalschaling van werkelijke waare. 338 MINIMUMSCHAAL WERKELIJKE WAARDE 2 57 (2.2.13, ) Met eze parameter kunt u het minimale schaalpunt van e werkelijke waare instellen. Hiermee stelt u het minimale schaalpunt voor werkelijke waare 2 in. Zie 339 Maximumschaal werkelijke waare 2 57 (2.2.14, ). 339 MAXIMUMSCHAAL WERKELIJKE WAARDE 2 57 (2.2.14, ) Met eze parameter kunt u het maximale schaalpunt van e werkelijke waare instellen. Hiermee stelt u het maximale schaalpunt voor werkelijke waare 2 in. Zie Afb. 46 Voorbeelen van signaalschaling van werkelijke waare. LOCAL CONTACTS: 9

272 VACON 272 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 100 Geschaal ingangssignaal [%] ID336 = 30% ID337 = 80% (15,3 ma) Geschaal ingangssignaal [%] ID338 = -30% ID339 = 140% AI[%] ,0 V ma ma 17.7 (3,5 ma) Afb. 46: Voorbeelen van signaalschaling van werkelijke waare AI[%] 10,0 V 20.0 ma 20.0 ma 340 INVERSIE PID-FOUTWAARDE 57 (2.2.32, ) Met eze parameter kunt u e foutwaare van e PID-regelaar inverteren. Tabel 130: Selecties voor parameter ID340 Nummer optie Naam optie 0 Geen inversie 1 Geinverteer 341 STIJGTIJD PID-REFERENTIE 57 (2.2.33, ) Met eze parameter kunt u e tij instellen waarin e PID-regelaarreferentie toeneemt van 0% naar 100%. 342 DAALTIJD PID-REFERENTIE 57 (2.2.34, ) Met eze parameter kunt u e tij instellen waarin e PID-regelaarreferentie afneemt van 100% naar 0%. 343 SELECTIE I/O-REFERENTIE 57 (2.2.34, ) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentiebron selecteren wanneer I/O-klemmen als e beieningsplaats is ingestel en e referentiebron B actief is. 9 LOCAL CONTACTS:

273 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 273 Tabel 131: Selecties voor parameter ID343 Nummer optie Naam optie 0 AI1-referentie (klemmen 2 en 3, bijv. potentiometer) 1 AI2-referentie (klemmen 5 en 6, bijv. omvormer) 2 AI3-referentie 3 AI4-referentie 4 5 Beieningspaneelreferentie (parameter R3.2) Referentie vanaf velbus (velbus-toerentalreferentie) 6 Motor potentiometer referentie 7 PID-regelaarreferentie Selecteer e werkelijke waare (parameter ID333 t/m ID339) en e PID-besturingsreferentie (parameter ID332). Als voor eze parameter waare 6 is geselecteer in applicatie 5, woren e waaren van parameters ID319 en ID301 automatisch ingestel op 13. Als in applicatie 7 voor eze parameter waare 6 is geselecteer, moeten e functies Motorpotentiometer OMLAAG en Motorpotentiometer OMHOOG zijn verbonen met igitale ingangen (parameters ID417 en ID418). 344 MINIMUMWAARDE REFERENTIESCHALING, PLAATS B 57 (2.2.35, ) Met eze parameter kunt u het minimale schaalpunt van e referentiewaare instellen. 345 MAXIMUMWAARDE REFERENTIESCHALING, PLAATS B 57 (2.2.36, ) Met eze parameter kunt u het maximale schaalpunt van e referentiewaare instellen. U kunt een schalingsbereik voor e frequentiereferentie vanaf beieningsplaats B instellen tussen e minimum- en maximumfrequentie. Als geen schaling gewenst is, stelt u e parameterwaare in op 0. In e onerstaane figuren is ingang AI1 met een signaalbereik van 0 100% voor e referentie van plaats B geselecteer. AANWIJZING! Deze schaling is niet van invloe op e velbusreferentie (geschaal tussen Minimumfrequentie (parameter ID101) en Maximumfrequentie (parameter ID102). LOCAL CONTACTS: 9

274 VACON 274 PARAMETERBESCHRIJVINGEN f out f max ID102 A f out f max ID102 B ID345 f min ID101 AI [V] ID344 f min ID Afb. 47: Maximumwaare referentieschaling A. Par. ID344 = 0 (Geen referentieschaling) B. Referentieschaling 346 BEWAKINGSFUNCTIE UITGANGSFREQUENTIELIMIET (2.3.12, , ) Met eze parameter kunt u e functie grenswaarebewaking selecteren voor e uitgangsfrequentie. AI [V] Tabel 132: Selecties voor parameter ID346 Nummer optie Naam optie 0 Geen bewaking 1 Onergrensbewaking 2 Bovengrensbewaking 3 4 Aan-besturing rem Aan/uit-besturing rem (Alleen applicatie 6, zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353).) (Alleen applicatie 6, zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353).) Als e uitgangsfrequentie oner/boven e ingestele limiet (ID347) komt, genereert eze functie een waarschuwingsbericht via een igitale uitgang en afhankelijk van 1. e instellingen van parameters ID312 t/m ID314 (applicaties 3, 4, 5) of 2. e uitgang waarmee het bewakingssignaal 2 (ID448) is verbonen (applicaties 6 en 7). De rembesturing gebruikt verschillene uitgangsfuncties. Zie parameters ID445 en ID BEWAKINGSWAARDE UITGANGSFREQUENTIELIMIET (2.3.13, , ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingswaare instellen voor e uitgangsfrequentie wanneer u e grenswaarebewakingsfunctie activeert. 9 LOCAL CONTACTS:

275 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 275 Hiermee selecteert u e frequentiewaare ie oor parameter ID346 wort bewaakt. Zie Afb. 40 Uitgangsfrequentiebewaking. 348 BEWAKINGSFUNCTIE KOPPELLIMIET (2.3.14, , ) Met eze parameter kunt u e functie grenswaarebewaking selecteren voor e berekene koppelwaare. Tabel 133: Selecties voor parameter ID348 Nummer optie Naam optie 0 Geen bewaking 1 Onergrensbewaking 2 Bovengrensbewaking 3 Uit-besturing rem (Alleen applicatie 6, zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353).) Als e gecalculeere koppelwaare tot oner of boven e ingestele limiet (ID349) uitkomt, genereert eze functie een bericht via een igitale uitgang en afhankelijk van 1. e instellingen van parameters ID312 t/m ID314 (applicaties 3, 4, 5) of 2. e uitgang waarmee het bewakingssignaal voor e koppellimiet (parameter ID451) is verbonen (applicaties 6 en 7). 349 BEWAKINGSWAARDE KOPPELLIMIET (2.3.15, , ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingswaare instellen voor e koppel wanneer u e functie koppelgrenswaarebewaking activeert. Hiermee kunt u e koppelwaare instellen ie oor parameter ID348 moet woren bewaakt. APPLICATIES 3 EN 4: De koppelbewakingswaare kan met het externe vrije analoge ingangssignaal en e geselecteere functie tot oner het instelpunt woren gereuceer, zie parameters ID361 en ID BEWAKINGSFUNCTIE REFERENTIELIMIET (2.3.16, , ) Met eze parameter kunt u e functie grenswaarebewaking selecteren voor e referentiewaare. LOCAL CONTACTS: 9

276 VACON 276 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 134: Selecties voor parameter ID350 Nummer optie Naam optie 0 Geen bewaking 1 Onergrensbewaking 2 Bovengrensbewaking Als e referentiewaare oner of boven e ingestele limiet (ID351) uitkomt, genereert eze functie een waarschuwingsbericht via een igitale uitgang en afhankelijk van 1. e instellingen van parameters ID312 t/m ID314 (applicaties 3, 4, 5) of 2. e uitgang waarmee het bewakingssignaal voor e referentielimiet (parameter ID449) is verbonen (applicaties 6 en 7). De bewaakte referentie is e actuele actieve referentie. Afhankelijk van e ingang DIN6, I/Oreferentie, paneelreferentie of velbusreferentie kan eze referentie een plaats A of B referentie zijn. 351 BEWAKINGSWAARDE REFERENTIELIMIET (2.3.17, , ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingswaare instellen voor e referentiewaare wanneer u e functie referentiebewakingslimiet activeert. De frequentiewaare ie met parameter ID350 moet woren bewaakt. Geef e waare op als percentage van e schaal tussen e minimum- en maximumfrequenties. 352 UITSCHAKELVERTRAGING EXTERNE REM (2.3.18, , ) Met eze parameter kunt u e vertragingstij instellen om e rem te openen als aan e voorwaaren voor het openen van e rem is volaan. 353 INSCHAKELVERTRAGING EXTERNE REM (2.3.19, , ) Met eze parameter kunt u e vertragingstij instellen om e rem te sluiten als aan e voorwaaren voor het sluiten van e rem is volaan. De functie van e externe rem kan met eze parameters woren ingestel om bij e stuursignalen voor start/stop in- en uitgeschakel te woren. Zie Afb. 48 Externe rembesturing en hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353). Het stuursignaal voor e rem kan via igitale uitgang DO1 of een van e relaisuitgangen RO1 en RO2 woren geprogrammeer. Zie parameters ID312 t/m ID314 (applicaties 3, 4 en 5) of ID445 (applicaties 6 en 7). De reminschakelingsvertraging wort genegeer als e eenhei een stoptoestan heeft bereikt na een rampown of gestopt is oor een uitloop. 9 LOCAL CONTACTS:

277 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 277 Externe REM: UIT AAN A t UIT = ID352 t AAN = ID353 t UIT = ID352 t AAN = Par. ID353 DO1/RO1/ RO2 Externe REM: UIT AAN B DO1/RO1/RO2 DIN1: RUN VOORUIT STOP DIN2: RUN ACHTERUIT STOP Afb. 48: Externe rembesturing t DIN1: START PULS DIN2: STOP PULS t A. Selectie start/stop-logica, ID300 = 0, 1 of 2 B. Selectie start/stop-logica, ID300 = BEWAKING TEMPERATUURLIMIET FREQUENTIEREGELAAR (2.3.20, , ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingsfunctie selecteren voor e temperatuur van e frequentieregelaar. Tabel 135: Selecties voor parameter ID354 Nummer optie Naam optie 0 Geen bewaking 1 Onergrensbewaking 2 Bovengrensbewaking Als e temperatuur van e frequentieregelaar oner of boven e ingestele limiet (ID355) uitkomt, genereert eze functie een bericht via een igitale uitgang en afhankelijk van 1. e instellingen van parameters ID312 t/m ID314 (applicaties 3, 4, 5) of 2. e uitgang waarmee het bewakingssignaal voor e temperatuurlimiet (parameter ID450) is verbonen (applicaties 6 en 7). 355 WAARDE TEMPERATUURLIMIET FREQUENTIEREGELAAR (2.3.21, , ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingswaare instellen voor e temperatuur wanneer u e functie temperatuurgrenswaarebewaking activeert. De temperatuurwaare wort bewaakt oor parameter ID ANALOOG BEWAKINGSSIGNAAL 6 ( ) Met eze parameter kunt u e analoge ingang selecteren ie u wilt bewaken. LOCAL CONTACTS: 9

278 VACON 278 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 136: Selecties voor parameter ID356 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 357 ANALOGE ONDERGRENSBEWAKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e onergrenswaare instellen voor e analoge ingang ie u hebt geselecteer om te bewaken. 358 ANALOGE BOVENGRENSBEWAKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e bovengrenswaare instellen voor e analoge ingang ie u hebt geselecteer om te bewaken. Met eze parameters kunt u e oner- en bovengrenzen instellen voor het signaal at met parameter ID356 wort geselecteer. AI *) ID358 ID357 t RO1 1 0 Afb. 49: Voorbeel van Aan/uit-besturing *) Geselecteer met parameter ID356 9 LOCAL CONTACTS:

279 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 279 AANWIJZING! In it voorbeel is e programmering van parameter ID463 = B ONDERGRENSWAARDE PID-REGELAAR 5 (2.2.30) Met eze parameter kunt u e onergrenswaare instellen voor e PID-regelaaruitgang. 360 BOVENGRENSWAARDE PID-REGELAAR 5 (2.2.31) Met eze parameter kunt u e bovengrenswaare instellen voor e PID-regelaaruitgang. Instelling limiet: 1600,0% (van fmax) < par. ID359 < parameter ID360 < 1600,0% (van fmax). Deze limieten zijn van belang als u bijvoorbeel e versterking, I-tij en D-tij van e PIDregelaar wilt instellen. 361 VRIJE ANALOGE INGANG, SIGNAALSELECTIE 34 (2.2.20, ) Met eze parameter kunt u het ingangssignaal selecteren voor een analoge ingang ie niet in gebruik is voor het referentiesignaal. Tabel 137: Selecties voor parameter ID361 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 Analoge ingang 1 (AI1) 2 Analoge ingang 2 (AI2) 362 VRIJE ANALOGE INGANG, FUNCTIE 34 (2.2.21, ) Met eze parameter kunt u e functie selecteren voor een analoge ingang ie niet in gebruik is voor het referentiesignaal. LOCAL CONTACTS: 9

280 VACON 280 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 138: Selecties voor parameter ID362 Nummer optie Naam optie 0 Functie is niet in gebruik Verminert motorstroomlimiet (ID107) Verminert DC-remstroom Verminert acceleratie- en eceleratietijen Verminert koppelbewakingslimiet Met it signaal kunt u e maximale motorstroom aanpassen tussen 0 en e maximale limiet ingestel met ID107. Zie Afb. 50. De DC-remstroom kan woren gereuceer oor het vrije analoge ingangssignaal in te stellen op een waare tussen 0 en e stroom ie met parameter ID507 is ingestel. Zie Afb. 51. De acceleratie- en eceleratietijen kunnen met het vrije analoge ingangssignaal woren gereuceer op basis van e volgene formules: Gereuceere tij = ingestele acceleratie-/eceleratietij (parameters ID103, ID104; ID502, ID503) geeel oor e factor R in Afb. 52. De ingestele bewakingslimiet kan woren gereuceer oor het vrije analoge ingangssignaal tussen 0 en e ingestele bewakingswaare van e koppellimiet (ID349) in te stellen. Zie Afb % Par. ID107 Koppellimiet Afb. 50: Schaling van maximale motorstroom AI 0 V 0 ma 4 ma Signaalbereik 10 V 20 ma 20 ma Klantspecifiek Klantspecifiek 9 LOCAL CONTACTS:

281 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON % parameter ID507 DC-remstroom 0,4 x IH Afb. 51: Reuctie van DC-remstroom 0 Signaalbereik Vrije analoge ingang Factor R Vrije analoge ingang 0 Signaalbereik Afb. 52: Reuctie van acceleratie- en eceleratietijen 100% Par. ID349 Koppellimiet Vrije analoge ingang Afb. 53: Reuctie van koppelbewakingslimiet 0 Signaalbereik 363 SELECTIE START/STOP-LOGICA, PLAATS B3 (2.2.15) Met eze parameter kunt u e igitale signalen voor start/stop-oprachten van e frequentieregelaar instellen. LOCAL CONTACTS: 9

282 VACON 282 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 139: Selecties voor parameter ID363 Optie DIN3 DIN4 DIN5 0 Zie Afb. 54. gesloten contact = start vooruit gesloten contact = start achteruit 1 gesloten contact = start, open contact = stop gesloten contact = achteruit, open contact = vooruit Zie Afb gesloten contact = start, open contact = stop gesloten contact = start vrijgegeven, open contact = start uitgeschakel en frequentieregelaar gestopt inien in berijf 3 * Kan voor e omkeeropracht woren geprogrammeer gesloten contact = start puls open contact = stop puls Zie Afb ** gesloten contact = start vooruit (opgaane flank noig om te starten) gesloten contact = start achteruit (opgaane flank noig om te starten) 5 ** gesloten contact = start (opgaane flank noig om te starten) open contact = stop gesloten contact = achteruit open contact = vooruit 6 ** gesloten contact = start (opgaane flank noig om te starten) open contact = stop gesloten contact = start vrijgegeven open contact = start uitgeschakel en frequentieregelaar gestopt inien in berijf * = 3-raas aansluiting (pulsbesturing) ** = Selecties 4 t/m 6 ienen ervoor om eventuele onopzettelijke starts uit te sluiten, bijvoorbeel na het aansluiten van e stroomvoorziening, het hervatten van e stroomtoevoer na een uitval, het resetten van een fout, het stoppen van e frequentieregelaar oor Vrijgave (Vrijgave = Onwaar) of wanneer e beieningsplaats wort gewijzig. Het Start/Stop-contact moet open zijn geweest voorat e motor kan woren gestart. De selecties met e tekst 'Opgaane flank noig om te starten' ienen ervoor om eventuele onopzettelijke starts uit te sluiten, bijvoorbeel na het aansluiten van e stroomvoorziening, het hervatten van e stroomtoevoer na een uitval, het resetten van een fout, het stoppen van e aanrijving oor Vrijgave (Vrijgave = Onwaar) of wanneer e beieningsplaats via e I/Obesturing wort gewijzig. Het Start/Stop-contact moet open zijn geweest voorat e motor kan woren gestart. 9 LOCAL CONTACTS:

283 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 283 VOOR- UIT f out A t ACH- TERUIT DIN4 DIN Afb. 54: Start vooruit/start achteruit 1. De eerste geselecteere richting heeft e hoogste prioriteit. 2. Wanneer het DIN4-contact opengaat, begint e wijziging van e richting van e rotatie. 3. Startpuls/stoppuls A) Stopfunctie (ID506) = uitloop VOOR- UIT f out A t ACH- TERUIT DIN4 DIN5 Afb. 55: Start, stop, achteruit A) Stopfunctie (ID506) = uitloop LOCAL CONTACTS: 9

284 VACON 284 PARAMETERBESCHRIJVINGEN f out A B t ACH- TERUIT DIN4 Starten DIN5 Stoppen Afb. 56: Startpuls/stoppuls A) Stopfunctie (ID506) = uitloop B) Als e start- en e stoppuls tegelijkertij optreen, heeft e stoppuls voorrang op e startpuls. 364 REFERENTIESCHALING, MINIMUMWAARDE, PLAATS B3 (2.2.18) Met eze parameter kunt u extra referentieschaling instellen. 365 REFERENTIESCHALING, MAXIMUMWAARDE, PLAATS B3 (2.2.19) Met eze parameter kunt u extra referentieschaling instellen. Zie parameters ID303 en ID304 hierboven. 366 EENVOUDIGE OVERGANG 5 (2.2.37) Met eze parameter kunt u e functie Referentie kopiëren selecteren. Tabel 140: Selecties voor parameter ID366 Nummer optie Naam optie 0 Referentie behouen 1 Referentie kopiëren Als Referentie kopiëren is geselecteer, is het mogelijk om te wisselen tussen irecte besturing en PID-besturing zoner e referentie of werkelijke waare te schalen. bijvoorbeel: Het proces wort oor e irecte frequentiereferentie (beieningsplaats I/O B, velbus of beieningspaneel) naar een bepaal punt gestuur, waarna e beieningsplaats 9 LOCAL CONTACTS:

285 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 285 wort gewijzig in een plaats waar e PID-regelaar is geselecteer. De PID-besturing start vervolgens met het hanhaven van at punt. Het is ook mogelijk om e besturingsbron weer te wijzigen in e irecte frequentiebesturing. In it geval wort e uitgangsfrequentie gekopieer als e frequentiereferentie. Als e bestemmingsplaats het beieningspaneel is, wort e uitvoeringsstatus (Run/stop, richting en referentie) gekopieer. De overgang verloopt soepel als e referentie van e bestemmingsbron afkomstig is van het beieningspaneel of een interne motorpotentiometer (parameter ID332 [PID-referentie] = 2 of 4, ID343 [I/O B-referentie] = 2 of 4, parameter ID121 [Beieningspaneelreferentie] = 2 of 4 en ID122 [Velbusreferentie]= 2 of GEHEUGENRESET MOTORPOTENTIOMETER (FREQUENTIEREFERENTIE) 3567 (2.2.23, , , ) Met eze parameter kunt u e logica instellen voor het resetten van e frequentiereferentie van e motorpotentiometer. Tabel 141: Selecties voor parameter ID367 Nummer optie Naam optie 0 Geen reset 1 2 Geheugenreset bij stop en uitschakeling stroom Geheugenreset bij uitschakeling stroom 370 GEHEUGENRESET MOTORPOTENTIOMETER (PID-REFERENTIE) 57 (2.2.29, ) Met eze parameter kunt u e logica instellen voor het resetten van e PID-referentie van e motorpotentiometer. Tabel 142: Selecties voor parameter ID370 Nummer optie Naam optie 0 Geen reset 1 2 Geheugenreset bij stop en uitschakeling stroom Geheugenreset bij uitschakeling stroom LOCAL CONTACTS: 9

286 VACON 286 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 371 PID-REFERENTIE 2 (AANVULLENDE REFERENTIE PLAATS A) 7 ( ) Met eze parameter kunt u e referentieplaats selecteren voor e PID-regelaarreferentie wanneer e PID-referentie is geactiveer. Als het inschakelen van ingangsfunctie (ID330) voor PID-referentie 2 = WAAR, bepaalt eze parameter welke referentieplaats wort geselecteer als PID-regelaarreferentie. Tabel 143: Selecties voor parameter ID371 Nummer optie Naam optie 0 AI1-referentie (klemmen 2 en 3, bijv. potentiometer) 1 AI2-referentie (klemmen 5 en 6, bijv. omvormer) 2 AI3-referentie 3 AI4-referentie PID-referentie 1 vanaf beieningspaneel Referentie vanaf velbus (VBProcesDataIN3) Motorpotentiometer PID-referentie 2 vanaf beieningspaneel zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859) Als waare 6 is geselecteer voor eze parameter, moeten e functies Motorpotentiometer OMLAAG en Motorpotentiometer OMHOOG zijn verbonen met igitale ingangen (parameters ID417 en ID418). 372 BEWAAKTE ANALOGE INGANG 7 ( ) Met eze parameter kunt u e analoge ingang selecteren waarvoor u e grenswaarebewakingsfunctie wilt instellen. Tabel 144: Selecties voor parameter ID372 Nummer optie Naam optie 0 Analoge ingang 1 (AI1) 1 Analoge ingang 2 (AI2) 373 GRENSWAARDEBEWAKING ANALOGE INGANG 7 ( ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingsfunctie selecteren voor e geselecteere analoge ingang. 9 LOCAL CONTACTS:

287 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 287 Als e waare van e geselecteere analoge ingang oner/boven e ingestele bewakingswaare (parameter ID374) uitkomt, genereert eze functie een bericht via e igitale uitgang of e relaisuitgangen en afhankelijk van e uitgang waarmee e bewakingsfunctie voor e analoge ingang (parameter ID463) is verbonen. Tabel 145: Selecties voor parameter ID373 Nummer optie Naam optie 0 Geen bewaking 1 Onergrensbewaking 2 Bovengrensbewaking 374 BEWAKINGSWAARDE ANALOGE INGANG 7 ( ) Met eze parameter kunt u e grenswaarebewakingswaare instellen voor e geselecteere analoge ingang wanneer u e grenswaarebewakingsfunctie activeert. De waare van e geselecteere analoge ingang ie oor parameter ID373 moet woren bewaakt. 375 OFFSET ANALOGE UITGANG 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een offset toevoegen aan e analoge uitgang. Tel 100,0 tot 100,0% op bij het analoge uitgangssignaal. 376 PID-SOMPUNTREFERENTIE (DIRECTE REFERENTIE PLAATS A) 5 (2.2.4) Met eze parameter kunt u extra referentiebronnen selecteren voor e PID-regelaaruitgang wanneer er een PID-regelaar wort gebruikt. LOCAL CONTACTS: 9

288 VACON 288 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 146: Selecties voor parameter ID376 Nummer optie Naam optie 0 Geen aanvullene referentie (Directe PID-uitgangswaare) PID-uitgang + AI1-referentie vanaf klemmen 2 en 3 (bijv. potentiometer) PID-uitgang + AI2-referentie vanaf klemmen 4 en 5 (bijv. omvormer) PID-uitgang + PID-beieningspaneelreferentie PID-uitgang + velbusreferentie (velbus-toerentalreferentie) PID-uitgang + motorpotentiometer PID-uitgang + velbus + PIDuitgang (ProcesDataIN3) PID uitgang + motor potentiometer zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859) Als voor eze parameter waare 7 is geselecteer, woren e waaren van parameters ID319 en ID301 automatisch ingestel op 13. Hz Bovengrens PID Onergrens PID Afb. 57: PID-sompuntreferentie t AANWIJZING! De boven- en onergrenswaaren ie in e afbeeling woren getoon, beperken alleen e PID-uitgang en geen anere uitgangen. 9 LOCAL CONTACTS:

289 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON AI1 SIGNAALSELECTIE* (2.2.8, 2.2.3, , ) Met eze parameter kunt u het AI-signaal koppelen aan e analoge ingang van uw keuze. Zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) voor meer informatie over e TTF-programmeermethoe. 384 AI1 JOYSTICKHYSTERESIS 6 ( ) Met eze parameter kunt u e joystickhysteresis instellen. Deze parameter efinieert e hysteresis voor e joystick tussen 0 en 20%. Wanneer e joystick- of potentiometerbesturing wort omgezet van achteruit naar vooruit, aalt e uitgangsfrequentie lineair naar e geselecteere minimumfrequentie (joystick/ potentiometer in mienstan) en blijft ie aar totat e joystick/potentiometer naar e vooruit-opracht wort bewogen. Het is afhankelijk van e waare van e joystickhysteresis, zoals eze met eze parameter is ingestel, in welke mate e joystick/potentiometer moet woren bewogen om e frequentie te laten toenemen naar e geselecteere maximumfrequentie. Als e waare van eze parameter 0 is, an begint e frequentie onmiellijk lineair te stijgen wanneer e joystick/potentiometer naar e vooruit-opracht wort bewogen vanuit e mienstan. Wanneer e joystickbesturing wort omgezet van vooruit naar omgekeer, an volgt e frequentie hetzelfe patroon maar an anersom. Frequentiereferentie Hz Referentieschaling max. ID304 = 70 Hz ACHTERUIT VOORUIT 50% 50% A B Van achteruit naar vooruit f max ID102 = 50 Hz Van vooruit naar achteruit f min ID101 = Ref.schaling min. ID303 = 0 Hz Par. ID321 = 20% Joystickhysteresis, ID384 = 20% Par. ID322 = 90% AI (V/mA) (0 10 V/20 ma) Afb. 58: Voorbeel van joystickhysteresis. In it voorbeel is e waare van parameter ID385 (Slaaplimiet) = AI1 SLAAPLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e slaaplimiet instellen. De frequentieregelaar stopt automatisch als het AI-signaalniveau oner e met eze parameter ingestele waare uitkomt. Zie ook parameters ID386 en Afb. 59. LOCAL CONTACTS: 9

290 VACON 290 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Frequentiereferentie Hz Referentieschaling max. ID304 = 70 Hz f max ID102 = 50 Hz ACHTERUIT VOORUIT 50% 50% A B START STOP STOP START Van achteruit naar vooruit Van vooruit naar achteruit f min ID101 = Ref.schaling min. ID303 = 0 Hz Par. ID321 = 20% Afb. 59: Voorbeel van slaaplimietfunctie Joystickhysteresis, ID384 = 20% AI (V/mA) (0 10 V/20 ma) Par. ID322 = 90% Slaaplimiet ID385 = 7% Frequentiereferentie Hz Referentieschaling max. ID304 = 70 Hz f max ID102 = 50 Hz ACHTERUIT VOORUIT 50% 50% A B Van achteruit naar vooruit f min ID101 = Ref.schaling min. ID303 = 0 Hz ID321 = 20% Van vooruit naar achteruit AI (V/mA) (0 10 V/20 ma) ID322 = 90% Joystickhysteresis, ID384 = 20% Afb. 60: Joystickhysteresis met minimumfrequentie van 35 Hz 386 AI1 SLAAPVERTRAGING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e tij instellen waarin het analoge ingangssignaal oner e slaaplimiet moet blijven voorat e frequentieregelaar stopt. Deze parameter bepaalt e tij ie het analoge ingangssignaal oner e met parameter ID385 vastgestele slaaplimiet moet blijven voorat e frequentieregelaar wort gestopt. 9 LOCAL CONTACTS:

291 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON AI2 SIGNAALSELECTIE* (2.2.9, , ) Met eze parameter kunt u het AI-signaal koppelen aan e analoge ingang van uw keuze. Met eze parameter kunt u het AI2-signaal aan e gewenste analoge ingang koppelen. Zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) voor meer informatie over e TTF-programmeermethoe. 393 AI2 REFERENTIESCHALING, MINIMUMWAARDE 6 ( ) Met eze parameter kunt u extra referentieschaling instellen. 394 AI2 REFERENTIESCHALING, MAXIMUMWAARDE 6 ( ) Met eze parameter kunt u extra referentieschaling instellen. Als e waaren van ID393 en ID394 beie nul zijn, wort e schaling uitgeschakel. In at geval woren e minimum- en maximumfrequenties voor e schaling gebruikt. Zie parameters ID303 en ID AI2 JOYSTICKHYSTERESIS 6 ( ) Met eze parameter kunt u e joystickhysteresis instellen. Deze parameter efinieert e oe zone voor e joystick tussen 0 en 20%. Zie ID AI2 SLAAPLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e slaaplimiet instellen. De frequentieregelaar stopt automatisch als het AI-signaalniveau oner e met eze parameter ingestele waare uitkomt. Zie ook parameters ID397 en Afb. 60 Joystickhysteresis met minimumfrequentie van 35 Hz. Zie ID AI2 SLAAPVERTRAGING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e tij instellen waarin het analoge ingangssignaal oner e slaaplimiet moet blijven voorat e frequentieregelaar stopt. 399 SCHALING VAN STROOMLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren om e maximumwaare van e motorstroom aan te passen. LOCAL CONTACTS: 9

292 VACON 292 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 147: Selecties voor parameter ID399 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 5 Velbus (VBProcesDataIN2) Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). Dit signaal zal e maximale motorstroom afstellen op een waare tussen 0 en e motorstroomlimiet (ID107). 400 SCHALING VAN DC-REMSTROOM 6 ( ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren om e DC-remstroom aan te passen. Zie parameter ID399 voor e selecties. De DC-remstroom kan woren gereuceer oor het signaal van e vrije analoge ingang in te stellen op een waare tussen nul en e stroom ie met parameter ID507 is ingestel. 100% parameter ID507 DC-remstroom 0,4 x IH Afb. 61: Schaling van DC-remstroom 0 Signaalbereik Vrije analoge ingang 401 SCHALING VAN ACCELERATIE- EN DECELERATIETIJDEN 6 ( ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren om e acceleratie- en eceleratietijen aan te passen. Zie parameter ID399. De acceleratie- en eceleratietijen kunnen met het vrije analoge ingangssignaal woren gereuceer op basis van e volgene formules: Gereuceere tij = ingestele acceleratie-/eceleratietij (parameters ID103, ID104; ID502, ID503) geeel oor e factor R van Afb LOCAL CONTACTS:

293 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 293 Een nulniveau bij e analoge ingang corresponeert met e rampingtijen ie met e parameters zijn ingestel. Maximumniveau betekent een tiene van e waare ie met e parameter is ingestel. 10 Factor R 2 1 Vrije analoge ingang 0 Signaalbereik Afb. 62: Acceleratie- en eceleratietijen reuceren 402 SCHALING VAN KOPPELBEWAKINGSLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren om e koppelbewakingslimiet aan te passen. Zie ID399. De ingestele koppelbewakingslimiet kan woren gereuceer met een vrij analoog ingangssignaal 0 en e ingestele bewakingslimiet, ID % Par. ID349 Koppellimiet Afb. 63: Koppelbewakingslimiet reuceren 403 STARTSIGNAAL* 16 ( ) 0 Signaalbereik Vrije analoge ingang Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal (Stuursignaal 1) e frequentieregelaar kan woren gestart en gestopt wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A (VOORUIT). Stanaarprogrammering A.1. LOCAL CONTACTS: 9

294 VACON 294 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 404 STARTSIGNAAL* 26 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal (Stuursignaal 2) e frequentieregelaar kan woren gestart en gestopt wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A (ACHTERUIT). Stanaarprogrammering A EXTERNE FOUT (SLUITEN)* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal een externe fout kan woren aangegeven. Contact gesloten: fout (F51) wort weergegeven en motor wort gestopt. 406 EXTERNE FOUT (OPENEN)* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal een externe fout kan woren aangegeven. Contact open: fout (F51) wort weergegeven en motor wort gestopt. 407 VRIJGAVE* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e status Geree kan woren ingestel. Wanneer het contact OPEN is, kan e motor niet woren gestart. Wanneer het contact GESLOTEN is, kan e motor woren gestart. U kunt e frequentieregelaar stoppen met e parameter ID506. De frequentieregelaar van e volger zal altij uitlopen tot stilstan. 408 SELECTIE ACCELERATIE-/DECELERATIETIJD* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at acceleratie-/ eceleratietij 1 of 2 selecteert. Als het contact OPEN is, wort acceleratie-/eceleratietij 1 geselecteer Als het contact GESLOTEN is, wort acceleratie-/eceleratietij 2 geselecteer. Acceleratie-/eceleratietijen instellen met parameters ID103 en ID104 en e alternatieve rampingtijen met ID502 en ID BESTURING VANAF I/O-KLEMMEN* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e beieningsplaats en e frequentiereferentiebron kunnen woren gewissel naar e I/O-klemmen (van elke anere beieningsplaats). Contact gesloten: beieningsplaats forceren naar I/O-klemmen Deze ingang heeft een hogere prioriteit an e parameters ID410 en ID LOCAL CONTACTS:

295 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON BESTURING VANAF BEDIENINGSPANEEL* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e beieningsplaats en e frequentiereferentiebron kunnen woren gewissel naar het beieningspaneel (van elke anere beieningsplaats). Contact gesloten: beieningsplaats forceren naar beieningspaneel Deze ingang heeft een hogere prioriteit an parameter ID411, maar een lagere an ID BESTURING VANAF VELDBUS* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e beieningsplaats en e frequentiereferentiebron kunnen woren gewissel naar Velbus (van I/O A, I/O B of lokale beiening). Contact gesloten: beieningsplaats forceren naar velbus Deze ingang heeft een lagere prioriteit an e parameters ID409 en ID410. AANWIJZING! Als e beieningsplaats wort geforceer om e Start/stop-waaren te wijzigen, woren e gelene waaren voor Draairichting en Referentie in e esbetreffene beieningsplaats gebruikt. De waare van parameter ID125 (Beieningsplaats beieningspaneel) wort niet gewijzig. Als e ingang wort geopen, wort e beieningsplaats geselecteer op basis van e parameter Beieningsplaats beieningspaneel ID ACHTERUIT* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e richting veranert wanneer Startsignaal 2 voor anere oeleinen wort gebruikt. Contact open: Richting vooruit Contact gesloten: Richting achteruit Dit commano is actief wanneer Startsignaal 2 (ID404) voor anere oeleinen wort gebruikt. 413 TOERENTAL KRUIPSNELHEID* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at het kruiptoerental selecteert voor e frequentiereferentie. Contact gesloten: Toerental kruipsnelhei geselecteer als frequentiereferentie Zie parameter ID124. Stanaarprogrammering: A FOUT RESET* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal alle actieve fouten reset. LOCAL CONTACTS: 9

296 VACON 296 PARAMETERBESCHRIJVINGEN GESLOTEN = Alle actieve fouten resetten. 415 ACCELERATIE/DECELERATIE VERBODEN* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal acceleratie en eceleratie van e frequentieregelaar voorkomt. Acceleratie of eceleratie is pas mogelijk als het contact wort geopen. 416 DC-REM* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e DC-remmen start in e stopmous. Contact gesloten: in e stopmous werken e DC-remmen totat het contact is geopen. Zie ID MOTORPOTENTIOMETER OMLAAG* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e uitgangsfrequentie verlagen met een igitaal ingangssignaal. Contact gesloten: e motorpotentiometerreferentie NEEMT AF totat het contact geopen wort. 418 MOTORPOTENTIOMETER OMHOOG* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e uitgangsfrequentie verhogen met een igitaal ingangssignaal. Contact gesloten: e motorpotentiometerreferentie NEEMT TOE totat het contact wort geopen. 419 VAST TOERENTAL* 16 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt om e vaste frequenties te selecteren. 420 VAST TOERENTAL* 26 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt om e vaste frequenties te selecteren. 421 VAST TOERENTAL* 36 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt om e vaste frequenties te selecteren. 422 SELECTIE AI1/AI2* 6 ( ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal selecteren at gebruikt wort voor e frequentiereferentie. Als voor parameter ID117 waare 14 is geselecteer, kunt u met eze parameter het signaal van AI1 of AI2 als frequentiereferentie selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

297 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON STARTSIGNAAL A* 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e frequentieregelaar kan woren gestart en gestopt wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O A. Stanaarprogrammering: A STARTSIGNAAL B* 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e frequentieregelaar kan woren gestart en gestopt wanneer e beieningsplaats is ingestel op I/O B. Stanaarprogrammering: A SELECTIE BEDIENINGSPLAATS A/B* 7 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e beieningsplaats I/O A of I/O B selecteert. Contact open: beieningsplaats A Contact gesloten: beieningsplaats B Stanaarprogrammering: A VERGRENDELING AUTOWISSEL 1* 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt als vergrenelingssignaal in het multipompsysteem. Contact gesloten: vergreneling van autowissel frequentieregelaar 1 of hulpfrequentieregelaar 1 geactiveer. Stanaarprogrammering: A VERGRENDELING AUTOWISSEL 2* 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt als vergrenelingssignaal in het multipompsysteem. Contact gesloten: vergreneling van autowissel frequentieregelaar 2 of hulpfrequentieregelaar 2 geactiveer. Stanaarprogrammering: A VERGRENDELING AUTOWISSEL 3* 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt als vergrenelingssignaal in het multipompsysteem. Contact gesloten: vergreneling van autowissel frequentieregelaar 3 of hulpfrequentieregelaar 3 geactiveer. LOCAL CONTACTS: 9

298 VACON 298 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 429 VERGRENDELING AUTOWISSEL 4 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt als vergrenelingssignaal in het multipompsysteem. Contact gesloten: vergreneling van autowissel frequentieregelaar 4 of hulpfrequentieregelaar 4 geactiveer. 430 VERGRENDELING AUTOWISSEL 5* 7 ( ) Met eze parameter kunt u instellen welk igitale ingangssignaal wort gebruikt als vergrenelingssignaal in het multipompsysteem. Contact gesloten: vergreneling van autowissel frequentieregelaar 5 geactiveer. 431 PID-REFERENTIE* 27 ( ) Met eze parameter kunt u e bron van het PID-referentiepuntsignaal instellen. Contact open: PID-regelaarreferentie geselecteer met parameter ID332. Contact gesloten: Beieningspaneelreferentie 2 PID-regelaar geselecteer met parameter ID GEREED* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status geree. 433 IN BEDRIJF* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e uitvoeringsstatus. 434 FOUT* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e foutstatus. 435 GEÏNVERTEERDE FOUT* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status fout geïnverteer. 436 WAARSCHUWING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status waarschuwing. 437 EXTERNE FOUT OF WAARSCHUWING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status externe fout. Fout of waarschuwing op basis van parameter ID REFERENTIEFOUT OF -WAARSCHUWING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status AI-referentiefout. Fout of waarschuwing op basis van parameter ID LOCAL CONTACTS:

299 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON WAARSCHUWING OVERTEMPERATUUR FREQUENTIEREGELAAR* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e foutstatus oververhitting. De temperatuur in het koellichaam heeft e waarschuwingslimiet overschreen. 440 ACHTERUIT* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status achteruit. 441 ONGEVRAAGDE RICHTING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status externe fout. De motorraairichting verschilt van e gevraage richting. 442 OP SNELHEID* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status motor raait op referentietoerental. De uitgangsfrequentie heeft e ingestele referentie bereikt. Hysteresis is gelijk aan nominale motorslip bij inuctiemotoren en aan 1,00 Hz bij PMSmotoren. 443 TOERENTAL KRUIPSNELHEID* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status kruipsnelhei. 444 I/O-BEDIENINGSPLAATS ACTIEF* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status externe beieningsplaats. 445 EXTERNE REMBESTURING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status externe rembesturing. Zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353) voor meer informatie. Voorbeel: RO1 op OPTA2-kaart: Remfunctie AAN: klemmen zijn gesloten (relais bekrachtig). Remfunctie UIT: klemmen zijn open (relais onbekrachtig). AANWIJZING! als e stroomtoevoer naar e stuurkaart wort weggenomen, gaan e klemmen open. Als u e master/follower-functie gebruikt, opent e follower-frequentieregelaar e rem op hetzelfe moment als e master, zelfs als er niet aan e vereisten voor het openen van e rem van e follower is volaan. LOCAL CONTACTS: 9

300 VACON 300 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 446 EXTERNE REMBESTURING, GEÏNVERTEERD* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status geïnverteere externe rembesturing. Zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353) voor meer informatie. Voorbeel: RO1 op OPTA2-kaart: Remfunctie AAN: klemmen zijn open (relais onbekrachtig). Remfunctie UIT: klemmen zijn gesloten (relais bekrachtig). Als u e master/follower-functie gebruikt, opent e follower-frequentieregelaar e rem op hetzelfe moment als e master, zelfs als er niet aan e vereisten voor het openen van e rem van e follower is volaan. 447 BEWAKINGSWAARDE UITGANGSFREQUENTIELIMIET 1* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e bewakingsstatus 1 frequentie-uitgang. De uitgangsfrequentie overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (zie parameters ID315 en ID316). 448 BEWAKINGSWAARDE UITGANGSFREQUENTIELIMIET 2* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e bewakingsstatus 2 frequentie-uitgang. De uitgangsfrequentie overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (zie parameters ID346 en ID347). 449 REFERENTIEBEWAKINGSLIMIET* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e grenswaarebewakingstatus van e referentiewaare. De actieve referentie overschrijt e ingestele oner-/bovengrensbewaking (zie parameters ID350 en ID351). 450 BEWAKING TEMPERATUURLIMIET* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e grenswaarebewakingstatus van e temperatuurwaare. De koellichaamtemperatuur van e frequentieregelaar overschrijt e ingestele grensbewaking (zie parameters ID354 en ID355). 451 KOPPELBEWAKINGSLIMIET* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e grenswaarebewakingstatus van e koppelwaare. 9 LOCAL CONTACTS:

301 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 301 Het motorkoppel overschrijt e ingestele bewakingslimieten (zie parameters ID348 en ID349). 452 THERMISTORFOUT OF -WAARSCHUWING* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status fout thermische motor. De motorthermistor genereert een overtemperatuursignaal at naar een igitale uitgang kan woren gelei. AANWIJZING! Deze functie vereist een frequentieregelaar ie met een thermistoringang is uitgerust. 453 BEWAKING ANALOGE INGANGSLIMIET * 6 (V ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor status bewaking analoge ingang. Het geselecteere analoge ingangssignaal overschrijt e ingestele bewakingslimieten (zie parameters ID372, ID373 en ID374). 454 ACTIVERING MOTORREGELAAR* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status motorregelaar. Een van e limietregelaars (stroomlimiet, koppellimiet) is geactiveer. 455 DIGITALE INGANG 1 VELDBUS* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status B3 VBVastBesturingswoor. 456 DIGITALE INGANG 2 VELDBUS* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status B4 VBVastBesturingswoor. 457 DIGITALE INGANG 3 VELDBUS* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status B5 VBVastBesturingswoor. Zie e velbushanleiing voor meer informatie. Zie ook ID169 en ID BESTURING AUTOWISSEL 1/HULPFREQUENTIEREGELAAR 1 7 ( ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status autowissel/ hulpfrequentieregelaar. Stanaarprogrammering: B.1 LOCAL CONTACTS: 9

302 VACON 302 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 459 BESTURING AUTOWISSEL 2/HULPFREQUENTIEREGELAAR 2* 7 ( ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status autowissel/ hulpfrequentieregelaar. Stuursignaal voor autowissel/hulpfrequentieregelaar 2. Stanaarprogrammering: B BESTURING AUTOWISSEL 3/HULPFREQUENTIEREGELAAR 3* 7 ( ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status autowissel/ hulpfrequentieregelaar. Stuursignaal voor autowissel/hulpfrequentieregelaar 3. Als er rie (of meer) hulpfrequentieregelaars woren gebruikt, raen we u aan om ook nummer 3 met een relaisuitgang te verbinen. Aangezien e OPTA2-kaart slechts twee relaisuitgangen heeft, raen we u aan een I/O-uitbreiingskaart met extra relaisuitgangen (bijv. VACON OPTB5) aan te schaffen. 461 BESTURING AUTOWISSEL 4/HULPFREQUENTIEREGELAAR 4* 7 ( ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status autowissel/ hulpfrequentieregelaar. Stuursignaal voor autowissel/hulpfrequentieregelaar 4. Als er rie (of meer) hulpfrequentieregelaars woren gebruikt, raen we aan om ook nummer 3 en 4 met een relaisuitgang te verbinen. Aangezien e OPTA2-kaart slechts twee relaisuitgangen heeft, raen we u aan een I/O-uitbreiingskaart met extra relaisuitgangen (bijv. VACON OPTB5) aan te schaffen. 462 BESTURING AUTOWISSEL 5* 7 ( ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor e status autowissel. Stuursignaal voor autowissel frequentieregelaar BEWAKING ANALOGE INGANGSLIMIET * 7 ( ) Met eze parameter kunt u een igitale uitgang selecteren voor status bewaking analoge ingang. Het geselecteere analoge ingangssignaal overschrijt e ingestele bewakingslimieten (zie parameters ID372, ID373 en ID374). 464 SIGNAALSELECTIE ANALOGE UITGANG 1* (2.3.1, , ) Met eze parameter kunt u het analoge uitgangssignaal koppelen aan e analoge uitgang van uw keuze. Zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) voor meer informatie over e TTF-programmeermethoe. 9 LOCAL CONTACTS:

303 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON SIGNAALSELECTIE ANALOGE UITGANG 2* (2.3.12, , , ) Met eze parameter kunt u het analoge uitgangssignaal koppelen aan e analoge uitgang van uw keuze. Zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) voor meer informatie over e TTF-programmeermethoe. 472 FUNCTIE ANALOGE UITGANG (2.3.13, , , ) Met eze parameter kunt u e functie voor het analoge uitgangssignaal selecteren. 473 FILTERTIJD ANALOGE UITGANG (2.3.13, , , ) Met eze parameter kunt u e filtertij voor het analoge uitgangssignaal instellen. 474 INVERSIE ANALOGE UITGANG (2.3.15, , , ) Met eze parameter kunt u het analoge uitgangssignaal inverteren. 475 MINIMUM ANALOGE UITGANG (2.3.16, , , ) Met eze parameter kunt u e minimumwaare van het analoge uitgangssignaal instellen. 476 SCHALING ANALOGE UITGANG (2.3.17, , , ) Met eze parameter kunt u e schaalfactor voor e analoge uitgang instellen. Voor meer informatie over eze vijf parameters raapleegt u e esbetreffene parameters voor analoge uitgang 1 (ID's ). 477 OFFSET ANALOGE UITGANG 2 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een offset toevoegen aan e analoge uitgang. Tel -100,0 tot 100,0% op bij e analoge uitgang. 478 ANALOGE UITGANG 3, SIGNAALSELECTIE* 67 ( , ) Met eze parameter kunt u het analoge uitgangssignaal koppelen aan e analoge uitgang van uw keuze. Zie ID ANALOGE UITGANG 3, FUNCTIE 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e functie voor het analoge uitgangssignaal selecteren. Zie ID ANALOGE UITGANG 3, FILTERTIJD 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e filtertij voor het analoge uitgangssignaal instellen. De filtering kan woren geeactiveer oor eze parameter op e waare 0 in te stellen. Zie ID308. LOCAL CONTACTS: 9

304 VACON 304 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 481 INVERSIE ANALOGE UITGANG 3 (67, , ) Met eze parameter kunt u het analoge uitgangssignaal inverteren. Zie ID MINIMUM ANALOGE UITGANG 3 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e minimumwaare van het analoge uitgangssignaal instellen. Stelt het signaalminimum in op 0 ma of 4 ma ("living zero"). Zie ID SCHALING ANALOGE UITGANG 3 67 ( , ) Met eze parameter kunt u e schaalfactor voor e analoge uitgang instellen. Een waare van 200% zal het uitgangssignaal verubbelen. Zie ID OFFSET ANALOGE UITGANG 3 67 ( , ) Met eze parameter kunt u een offset toevoegen aan e analoge uitgang. Tel 100,0 tot 100,0% op bij het analoge uitgangssignaal. Zie ID SCHALING MOTORKOPPELLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren at e maximale motorkoppellimiet aanpast. Tabel 148: Selecties voor parameter ID485 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 5 Velbus (VBProcesDataIN2) Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859) 9 LOCAL CONTACTS:

305 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON % Par. ID349 Koppellimiet Vrije analoge ingang Afb. 64: Schaling motorkoppellimiet 0 Signaalbereik 486 SIGNAALSELECTIE DIGITALE UITGANG 1* 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale uitgangssignaal koppelen aan e igitale uitgang van uw keuze. Zie hoofstuk 9.9 TTF-programmeringsprincipe (Terminal to Function) voor meer informatie over e TTF-programmeermethoe. De igitale uitgangsfunctie kan woren geïnverteer via e beieningsopties, parameter ID INSCHAKELVERTRAGING DIGITALE UITGANG 1 ( ) Met eze parameter kunt u e inschakelvertraging voor e igitale uitgang instellen. 488 UITSCHAKELVERTRAGING DIGITALE UITGANG 1 6 ( ) Met eze parameter kunt u e uitschakelvertraging voor e igitale uitgang instellen. Signaal geprogrammeer naar igitale uitgang DO1- of DO2-uitgang Inschakelvertraging Afb. 65: Digitale uitgangen 1 en 2, in- en uitschakelvertragingen Uitschakelvertraging 489 SIGNAALSELECTIE DIGITALE UITGANG 2* 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale uitgangssignaal koppelen aan e igitale uitgang van uw keuze. Zie ID FUNCTIE DIGITALE UITGANG 2 6 ( ) Met eze parameter kunt u e functie voor het igitale uitgangssignaal selecteren. Zie ID312. LOCAL CONTACTS: 9

306 VACON 306 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 491 INSCHAKELVERTRAGING DIGITALE UITGANG 2 6 ( ) Met eze parameter kunt u e inschakelvertraging voor e igitale uitgang instellen. 492 UITSCHAKELVERTRAGING DIGITALE UITGANG 2 6 ( ) Met eze parameter kunt u e uitschakelvertraging voor e igitale uitgang instellen. Zie parameters ID487 en ID AANPASSING INGANG 6 ( ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren at e frequentiereferentie van e motor aanpast. Tabel 149: Selecties voor parameter ID493 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 Analoge ingang 1 2 Analoge ingang 2 3 Analoge ingang 3 4 Analoge ingang 4 5 Signaal vanaf velbus (VBProcesDataIN) Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859) en parametergroep G Hz 40 Hz 36 Hz f/hz Ajuste Ajust maximum ID495 = 10% Ajust 0% Ajust minimum ID494 = 10% Afb. 66: Voorbeel van aanpassing ingang AI 494 AANPASSING MINIMUM 6 ( ) Met eze parameter kunt u extra schaling instellen voor e aangepaste frequentiereferentie. 9 LOCAL CONTACTS:

307 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON AANPASSING MAXIMUM 6 ( ) Met eze parameter kunt u extra schaling instellen voor e aangepaste frequentiereferentie. Zie Afb. 66 Voorbeel van aanpassing ingang. AANWIJZING! e aanpassing is van toepassing op het basisreferentiesignaal. 496 SELECTIE PARAMETERSET 1/2* 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e parameterset kan woren geselecteer. Deze parameter bepaalt met welke igitale ingang u parameterset 1 en 2 kunt selecteren. De ingang voor eze functie kan vanaf elk slot woren geselecteer. De proceure voor het wisselen tussen e sets wort uitgeleg in e gebruikershanleiing van het prouct. Digitale ingang = ONWAAR: - Set 1 wort als actieve set gelaen Digitale ingang = WAAR: - Set 2 wort als actieve set gelaen AANWIJZING! De parameterwaaren woren alleen opgeslagen als u P6.3.1 Parametersets Set 1 opslaan of Set 2 opslaan in het systeemmenu of in NCDrive selecteert: Frequentieregelaar > Parametersets. 498 STARTPULSGEHEUGEN 3 (2.2.24) Met eze parameter kunt u aangeven of e uitvoeringsstatus wort gekopieer wanneer e beieningsplaats wort veraner van A naar B en vice versa. Tabel 150: Selecties voor parameter ID498 Nummer optie 0 1 Naam optie De uitvoeringsstatus wort niet gekopieer. De uitvoeringsstatus wort gekopieer. Om eze parameter in werking te laten treen, moeten parameters ID300 en ID363 zijn ingestel op waare 3. LOCAL CONTACTS: 9

308 VACON 308 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 500 ACCELERATIE-/DECELERATIE RAMP 1 VORM (2.4.1) Met eze parameter kunt u het begin en het eine van acceleratie- en eceleratieramps vloeiener maken. 501 ACCELERATIE-/DECELERATIE RAMP 2 VORM (2.4.2) Met eze parameter kunt u het begin en het eine van acceleratie- en eceleratieramps vloeiener maken. Als u e waare instelt op 0,0% is e rampvorm lineair. De acceleratie en eceleratie reageren irect op wijzigingen in het referentiesignaal. Als u e waare instelt tussen 1,0% en 100,0%, wort e acceleratie- of eceleratieramp S- vormig. Gebruik eze functie om e mechanische slijtage van onerelen te vermineren en om piekstromen te voorkomen wanneer e referentiewaare veranert. U kunt e acceleratietij wijzigen met parameters ID103/ID104 (ID502/ID503). [Hz] ID103, ID104 (ID502, ID503) ID500 (ID501) ID500 (ID501) [t] Afb. 67: Acceleratie/eceleratietij (S-vormig) 502 ACCELERATIETIJD (2.4.3) Met eze parameter kunt u instellen hoe lang e uitgangsfrequentie erover oet om van nul tot e ingestele maximumfrequentie op te lopen. 503 DECELERATIETIJD (2.4.4) Met eze parameter kunt u instellen hoe lang e uitgangsfrequentie erover oet om van e maximumfrequentie tot e nulfrequentie terug te lopen. Deze waaren corresponeren met e tij ie noig is om e uitgangsfrequentie te versnellen vanaf e nulfrequentie naar e ingestele maximumfrequentie (parameter ID102). Met eze parameters kunt u twee verschillene acceleratie-/eceleratietijen instellen voor één applicatie. De actieve set kan woren geselecteer met het programmeerbare signaal DIN3 (parameter ID301). 9 LOCAL CONTACTS:

309 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON REMCHOPPER (2.4.5) Met eze parameter kunt u e remchoppermous selecteren. Tabel 151: Selecties voor parameter ID504 Nummer optie Naam optie 0 Geen remchopper gebruikt 1 Remchopper in gebruik en getest inien in berijf. Kan ook in e status GEREED woren getest. 2 Externe remchopper (geen test) 3 4 Gebruikt en getest in e status GEREED en inien in berijf Gebruikt inien in berijf (geen test) Als e frequentieregelaar e motor afremt, woren e inertie van e motor en e belasting aan e externe remweerstan gelever. Hieroor kan e frequentieregelaar e belasting afremmen met een koppel at gelijk is aan at van e acceleratie (mits e juiste remweerstan is geselecteer). Tijens e remchoppertest wort elke secone een puls naar e weerstan gezonen. In geval van een onjuiste pulsfeeback (als e weerstan of chopper ontbreekt) wort fout F12 gegenereer. Zie e aparte installatiehanleiing van e externe remweerstan. 505 STARTFUNCTIE (2.4.6) Met eze parameter kunt u het type startfunctie selecteren. LOCAL CONTACTS: 9

310 VACON 310 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 152: Selecties voor parameter ID505 Nummer optie Naam optie Ramp Vliegene start Conitionele vliegene start De frequentieregelaar begint bij 0 Hz en versnelt binnen e ingestele acceleratietij naar e ingestele frequentiereferentie. (Massatraaghei of startfrictie kunnen langere acceleratietijen veroorzaken). De frequentieregelaar kan bij een raaiene motor starten oor kleine stroompulsen naar e motor te zenen en e frequentie te zoeken ie overeenkomt met het toerental waarmee e motor raait. Hierbij wort aanvankelijk uitgegaan van e maximumfrequentie en vervolgens van lagere frequenties totat e juiste waare is gevonen. Hierna wort e uitgangsfrequentie verhoog/verlaag om e referentiewaare conform e ingestele acceleratie-/eceleratieparameters in te stellen. Gebruik eze mous als e motor uitloopt wanneer het startcommano wort gegeven. Met e vliegene start is het mogelijk om e motor vanaf het actuele toerental te starten zoner e motor eerst tot stilstan te brengen en het toerental vervolgens tot e referentie te verhogen. Met eze mous is het mogelijk om e motor van e frequentieregelaar te ontkoppelen en hier opnieuw mee te verbinen, zelfs wanneer e startopracht actief is. Wanneer e motor weer wort verbonen, gaat e aanrijving te werk volgens e beschrijving bij selectie STOPFUNCTIE (2.4.7) Met eze parameter kunt u het type stopfunctie selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

311 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 311 Tabel 153: Selecties voor parameter ID506 Nummer optie Vrij uitlopen Ramp: Naam optie Normale stop: Ramp-/vrijgavestop: uitloop Normale stop: Uitloop/vrijgavestop: ramping Na e stopopracht stopt e motor met uitloop zoner besturing van e frequentieregelaar. Na e stopopracht wort het toerental van e motor volgens e ingestele eceleratieparameters tot het nultoerental verlaag. Als er veel energie wort geregenereer, kan een externe remweerstan noig zijn om binnen e ingestele eceleratietij te stoppen. Na e stopopracht wort het toerental van e motor volgens e ingestele eceleratieparameters verlaag. Maar als Vrijgave is geselecteer, stopt e motor met uitloop zoner besturing van e frequentieregelaar. De motor stopt met uitloop zoner besturing van e frequentieregelaar. Maar als het vrijgavesignaal is geselecteer, wort het toerental van e motor volgens e ingestele eceleratieparameters verlaag. Als er veel energie wort geregenereer, kan een externe remweerstan noig zijn e eceleratietij te verkorten. 507 DC-REMSTROOM (2.4.8) Met eze parameter kunt u e stroom instellen ie aan e motor wort gelever bij DCremmen. Een DC-rem in e stoptoestan gebruikt slechts een tiene van eze parameterwaare. Deze parameter wort in combinatie met parameter ID516 gebruikt om e motor sneller het maximale koppel te laten genereren na het opstarten. 508 DC-REMTIJD BIJ STOP (2.4.9) Met eze parameter kunt u e remfunctie in- of uitschakelen en e remtij bij het stoppen van e motor instellen. De functie van e DC-rem is afhankelijk van e stopfunctie, parameter ID506. LOCAL CONTACTS: 9

312 VACON 312 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 154: Selecties voor parameter ID508 Nummer optie Naam optie 0 DC-rem wort niet gebruikt >0 DC-rem wort gebruikt en e functie hiervan is afhankelijk van e stopfunctie (parameter ID506). Met eze parameter kunt u e DC-remtij instellen. PARAMETER ID506 = 0; STOPFUNCTIE = UITLOOP: Na e stopopracht stopt e motor met uitloop zoner besturing van e frequentieregelaar. Met DC-injectie kan e motor zo snel mogelijk elektrisch woren gestopt zoner een optionele externe remweerstan te gebruiken. De remtij wort geschaal op basis van e frequentie bij het starten van e DC-rem. Inien e frequentie hoger is an of gelijk is aan e nominale motorfrequentie, wort e remtij bepaal oor e ingestele waare van parameter ID508. Inien e frequentie lager is an of gelijk is aan 10% van e nominale frequentie is, is e remtij 10% van e ingestele waare van parameter ID508. f out f out f n A f n B C 0,1 x f n A B C t = 1 x par. ID508 t t = 1 x par. ID508 t RUN STOP Afb. 68: DC-remtij bij Stopmous = Uitloop A. Uitgangsfrequentie B. Motortoerental RUN STOP C. DC-rem AAN PARAMETER ID506 = 1; STOPFUNCTIE = RAMP: Na e stopopracht wort het toerental van e motor volgens e ingestele eceleratieparameters zo snel mogelijk verlaag naar het toerental at met ID515 is ingestel, waarbij e DC-rem wort gestart. De remtij wort bepaal met parameter ID508. Bij een hoge inertie is het raazaam om een externe remweerstan te gebruiken om sneller af te remmen. 9 LOCAL CONTACTS:

313 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 313 f uit A B par. ID515 C t = par. ID508 t RUN STOP Afb. 69: DC-remtij bij stopmous = Ramp A. Motortoerental B. Uitgangsfrequentie C. DC-rem 509 VERBODEN FREQUENTIEGEBIED 1; ONDERGRENSWAARDE (2.5.1) Met eze parameter kunt u voorkomen at e frequentieregelaar bij e verboen frequenties werkt. 510 VERBODEN FREQUENTIEGEBIED 1; BOVENGRENSWAARDE (2.5.2) Met eze parameter kunt u voorkomen at e frequentieregelaar bij e verboen frequenties werkt. 511 VERBODEN FREQUENTIEGEBIED 2; ONDERGRENSWAARDE 3457 (2.5.3) Met eze parameter kunt u voorkomen at e frequentieregelaar bij e verboen frequenties werkt. 512 VERBODEN FREQUENTIEGEBIED 2; BOVENGRENSWAARDE 3457 (2.5.4) Met eze parameter kunt u voorkomen at e frequentieregelaar bij e verboen frequenties werkt. 513 VERBODEN FREQUENTIEGEBIED 3; ONDERGRENSWAARDE 3457 (2.5.5) Met eze parameter kunt u voorkomen at e frequentieregelaar bij e verboen frequenties werkt. LOCAL CONTACTS: 9

314 VACON 314 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 514 VERBODEN FREQUENTIEGEBIED 3; BOVENGRENSWAARDE 3457 (2.5.6) Met eze parameter kunt u voorkomen at e frequentieregelaar bij e verboen frequenties werkt. In sommige systemen moeten bepaale frequenties woren vermeen vanwege problemen met mechanische resonantie. Met eze parameters kunt u limieten voor het gebie 'frequentie overslaan' instellen. Werkelijke referentie Bovengrens Onergrens ID509 ID511 ID513 ID510 ID512 ID514 Onergrens Bovengrens Gevraage referentie Afb. 70: Voorbeel van instelling verboen frequentiegebie 515 DC-REMFREQUENTIE BIJ STOP (2.4.10) Met eze parameter kunt u e uitgangsfrequentie instellen waarbij het DC-remmen wort gestart. Zie Afb. 70 Voorbeel van instelling verboen frequentiegebie. 516 DC-REMTIJD BIJ START (2.4.11) Met eze parameter kunt u e uur van e DC-stroomlevering aan e motor instellen voorat e acceleratie start. Voorafgaan aan e start wort e motor met DC-remstroom voorgemagnetiseer. Dit verbetert e koppelprestaties bij het starten. De benoige tij varieert van 100 ms tot 3 s en is afhankelijk van het motorformaat. Hoe groter e motor, es te langer e voormagnetisering. Zie parameter ID507. AANWIJZING! Als e startfunctie Vliegene start (zie parameter ID505) wort gebruikt, wort e DC-rem bij het starten uitgeschakel. 518 SCHALINGSVERHOUDING ACCELERATIE-/DECELERATIERAMPINGTOERENTAL TUSSEN VERBODEN FREQUENTIELIMIETEN (2.5.3, 2.5.7) Met eze parameter kunt u e vermenigvuligingsfactor van e geselecteere rampingtijen instellen wanneer e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar tussen e verboen frequentielimieten ligt. 9 LOCAL CONTACTS:

315 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 315 Bepaalt e acceleratie-/eceleratietij als e uitgangsfrequentie zich binnen het geselecteere verboen frequentiebereik bevint (parameters ID509 en ID514). Het rampingtoerental (geselecteere acceleratie-/eceleratietij 1 of 2) wort vermenigvulig met eze factor. Bij waare 0,1 wort e acceleratietij bijv. 10 keer korter an buiten e verboen frequentiebereiklimieten. f out [Hz] Par. ID510 (ID512; ID514) Par. ID518 = 0,2 Par. ID509 (ID511; ID513) Par. ID518 = 1,2 Afb. 71: Rampingtoerentalschaling tussen verboen frequenties t [s] 519 FLUXREMSTROOM (2.4.13) Met eze parameter kunt u het stroomniveau voor fluxremmen instellen. De instellingswaare voor bereik is afhankelijk van e gebruikte applicatie. 520 FLUXREM (2.4.12) Met eze parameter kunt u e functie Fluxremmen inschakelen. Als alternatief voor DC-remmen kunt u fluxremmen gebruiken. Fluxremmen verhoogt e remcapaciteit oner omstanigheen waarbij aanvullene remweerstanen niet noig zijn. Wanneer remmen noozakelijk is, verlaagt het systeem e frequentie en wort e flux in e motor verhoog. Hieroor wort e remcapaciteit van e motor groter. Het motortoerental wort stees geregel tijens het remmen. U kunt fluxremmen in- en uitschakelen. Tabel 155: Selecties voor parameter ID520 Nummer optie Naam optie 0 Fluxremmen UIT 1 Fluxremmen AAN LOCAL CONTACTS: 9

316 VACON 316 PARAMETERBESCHRIJVINGEN LET OP! Gebruik e remfunctie niet continu. Bij fluxremmen wort energie omgezet in warmte. Oververhitting kan e motor beschaigen. 521 MOTORBESTURINGSMODUS 26 (2.6.12) Met eze parameter kunt u e besturingsmous van e frequentieregelaar instellen. Met parameter ID164 kunt u instellen welke mous wort gebruikt. Zie parameter ID600 voor e selecties. AANWIJZING! Het is niet mogelijk om e motorregelingsmous tussen Open loop en Gesloten loop te wisselen als e aanrijving zich in e RUN-toestan bevint. 530 VERTRAGINGSREFERENTIE 1 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e vertragingsreferentie kan woren geactiveer. 531 VERTRAGINGSREFERENTIE 2 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e vertragingsreferentie kan woren geactiveer. AANWIJZING! e ingangen starten e aanrijving ook als eze woren geactiveer en er geen commano met een Run-aanvraag van elers is ontvangen. Voor omgekeere richting wort een negatieve referentie gebruikt (zie parameters ID1239 en ID1240). De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen. 532 VERTRAGING INSCHAKELEN 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e vertragingsfunctie kan woren geactiveer. Vertraging is een combinatie van een startcommano en vaste toerentallen (ID1239 en ID1240) met een rampingtij (ID533). Als u e vertragingsfunctie gebruikt, moet e ingangswaare op WAAR zijn ingestel met behulp van een igitaal signaal of oor e waare van e parameter op 0,2 in te stellen. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen. 600 MOTORBESTURINGSMODUS (2.6.1) Met eze parameter kunt u e besturingsmous van e frequentieregelaar instellen. 9 LOCAL CONTACTS:

317 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 317 Tabel 156: Selecties voor motorregelingsmous in verschillene applicaties Applicat ie Sel NXS/P NXS/P NXS/P NXS/P NXS/P NXS 1 NXS/P NXS/P NXS/P NXS/P NXS/P NXS 2 Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt Niet gebruikt NXS/P - 3 NXP NXP NXP NXP NXP NXP - Tabel 157: Selectie voor ID600 Motorbesturingsmous Nummer optie Naam optie Frequentieregeling Toerentalregeling Koppelregeling Toerentalregeling (close loop) Koppelregeling (close loop) De frequentiereferentie van e frequentieregelaar is ingestel op e uitgangsfrequentie zoner slipcompensatie. Het werkelijke motortoerental wort uiteinelijk bepaal oor e motorbelasting. De frequentiereferentie van e frequentieregelaar is ingestel op e motortoerentalreferentie. Het motortoerental blijft ongewijzig, ongeacht e motorbelasting. De slip wort gecompenseer. De toerentalreferentie wort gebruikt als maximumtoerentallimiet en e motor genereert een koppel binnen e toerentallimiet om e koppelreferentie te bereiken. De frequentiereferentie van e frequentieregelaar is ingestel op e motortoerentalreferentie. Het motortoerental blijft ongewijzig, ongeacht e motorbelasting. In e Gesloten loop regelingsmous wort een toerentalfeebacksignaal gebruikt om een zo nauwkeurig mogelijk toerental te bereiken. De toerentalreferentie wort gebruikt als maximumtoerentallimiet ie van e koppeltoerentallimiet CL (ID1278) afhangt en e motor genereert een koppel binnen e toerentallimiet om e koppelreferentie te bereiken. In e Gesloten loop regelingsmous wort een toerentalfeebacksignaal gebruikt om een zo nauwkeurig mogelijk koppel te bereiken. 601 SCHAKELFREQUENTIE (2.6.9) Met eze parameter kunt u e schakelfrequentie van e frequentieregelaar instellen. Als u e schakelfrequentie verhoogt, neemt e capaciteit van e frequentieregelaar af. U kunt e capacitieve stromen in lange motorkabels verkleinen oor een lage LOCAL CONTACTS: 9

318 VACON 318 PARAMETERBESCHRIJVINGEN schakelfrequentie te gebruiken. Gebruik een hoge schakelfrequentie voor een stiller motorberijf. Het bereik van eze parameter is afhankelijk van e grootte van e frequentieregelaar: Tabel 158: Formaatafhankelijke schakelfrequenties Type Minimum [khz] Maximum [khz] Stanaar [khz] NX_ NX_ NX_ NX_ NX_ AANWIJZING! Met e functies voor warmteregeling kan e werkelijke schakelfrequentie mogelijk woren verlaag naar 1,5 khz. Dit ient u te overwegen als u sinusfilters of anere uitgangsfilters met een lage resonantiefrequentie gebruikt. Zie parameters ID1084 en ID VELDVERZWAKKINGSPUNT (2.6.4) Met eze parameter kunt u e uitgangsfrequentie instellen waarbij e uitgangsspanning e velverzwakkingspuntspanning bereikt. 603 SPANNING OP VELDVERZWAKKINGSPUNT (2.6.5) Met eze parameter kunt u e spanning op het velverzwakkingspunt instellen als percentage van e nominale motorspanning. Boven e frequentie van het velverzwakkingspunt blijft e uitgangsspanning ingestel op e maximumwaare. Oner e frequentie van het velverzwakkingspunt wort e uitgangsspanning bepaal oor e U/f-curveparameters. Zie parameters ID109, ID108, ID604 en ID605. Wanneer u e ID110 en ID111 (nominale motorspanning en motorfrequentie) inschakelt, woren e bijbehorene waaren van parameters ID602 en ID603 automatisch ingestel. Als u anere waaren wilt instellen voor het velverzwakkingspunt en e maximale uitgangsspanning, moet u eze parameters wijzigen naat u parameters P en P hebt ingestel. 604 U/F-CURVE, MIDDELPUNTFREQUENTIE (2.6.6) Met eze parameter kunt u e mielpuntsfrequentie van e U/f-curve instellen. Als ID108 is ingestel op programmeerbaar, geeft eze parameter e mielpuntfrequentie van e curve. Zie Afb. 24 Lineaire en kwaratische aanpassing van e motorspanning en parameter ID LOCAL CONTACTS:

319 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON U/F-CURVE, MIDDELPUNTSPANNING (2.6.7) Met eze parameter kunt u e mielpuntsspanning van e U/f-curve instellen. Als e waare van ID108 programmeerbaar is, geeft eze parameter e mielpuntspanning van e curve. Zie hoofstuk 108 Selectie U/f-ratio (2.6.3). 606 UITGANGSSPANNING BIJ NULFREQUENTIE (2.6.8) Met eze parameter kunt u e spanning bij 0 Hz van e U/f-curve instellen. De stanaarwaare is afhankelijk van het formaat van e unit. AANWIJZING! Als e waare van parameter ID108 wort gewijzig, wort eze parameter ingestel op nul. Zie Afb. 25 De programmeerbare U/f-curve. 607 OVERSPANNINGSREGELAAR (2.6.10) Met eze parameter kunt u e overspanningsregelaar buiten berijf instellen. Wanneer u ID607 of ID608 inschakelt, bewaken e regelaars eventuele variaties in e voeingsspanning. De regelaars passen e uitgangsfrequentie aan als eze te hoog of te laag wort. Als u e oner- en overspanningsregelaars wilt uitschakelen, moet u eze twee parameters uitschakelen. Dit is hanig als e voeingsspanning met meer an -15% tot +10% schommelt en als e applicatie gebruik van e regelaars niet toestaat. Tabel 159: Selecties voor parameter ID607 Nummer optie Naam optie 0 Regelaar uitgeschakel 1 2 Regelaar ingeschakel (zoner ramping) Regelaar ingeschakel (met ramping) Er woren kleine aanpassingen in e uitgangsfrequentie aangebracht De regelaar past e uitgangsfrequentie aan tot e maximumfrequentie. Wanneer er een anere waare an 0 is geselecteer, wort ook e Gesloten loop overspanningsregelaar geactiveer (in e Multi-purpose applicatie). 608 ONDERSPANNINGSREGELAAR (2.6.11) Met eze parameter kunt u e onerspanningsregelaar buiten berijf instellen. Zie parameter ID607. LOCAL CONTACTS: 9

320 VACON 320 PARAMETERBESCHRIJVINGEN AANWIJZING! Er kunnen foutuitschakelingen voor boven-/onerspanning optreen als e regelaars woren uitgeschakel. Tabel 160: Selecties voor parameter ID608 Nummer optie Naam optie 0 Regelaar uitgeschakel 1 2 Regelaar ingeschakel (zoner ramping) Regelaar ingeschakel (met ramping) Er woren kleine aanpassingen in e uitgangsfrequentie aangebracht De regelaar past e uitgangsfrequentie aan tot e maximumfrequentie. Wanneer er een anere waare an 0 is geselecteer, wort ook e Gesloten loop overspanningsregelaar geactiveer (in e Multi-purpose applicatie). 609 KOPPELLIMIET 6 (2.10.1) Met eze parameter kunt u e koppellimietbesturing instellen. Met eze parameter kunt u e koppellimietbesturing tussen 0,0 300,0% instellen. In e applicatie Multifunctioneel wort e koppellimiet geselecteer tussen het minimum van eze parameter en e motor- en generatorkoppellimieten ID1287 en ID P-VERSTERKING KOPPELLIMIETBESTURING 6 (2.10.2) Met eze parameter kunt u e P-versterking van e koppellimietregelaar instellen. Deze parameter bepaalt e P-versterking van e koppellimietregelaar. Hij wort alleen in e open-loopbesturingsmous gebruikt. 611 I-VERSTERKING KOPPELLIMIETBESTURING 6 (2.10.3) Met eze parameter kunt u e I-versterking van e koppellimietregelaar instellen. Deze parameter bepaalt e I-versterking van e koppellimietregelaar. Hij wort alleen in e open-loopbesturingsmous gebruikt. 612 CL: MAGNETISERINGSSTROOM 6 ( ) Met eze parameter kunt u e magnetiseringsstroom van e motor instellen. De magnetiseringsstroom is bepalen voor e waaren van e U/f-parameters als eze woren opgegeven vóór e ientificatierun. Als e waare is ingestel op 0, wort e magnetiseringsstroom intern bereken. Bij e NXP woren e waaren van e U/f-parameters geïentificeer op basis van e magnetiseringsstroom, mits eze voorafgaan aan e ientificatie is afgegeven. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). 9 LOCAL CONTACTS:

321 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON CL: TOERENTALREGELING P-VERSTERKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e versterking voor e toerentalregeling instellen als percentage per Hz. Een versterkingswaare van 100% hout in at bij e toerentalregelaaruitgang een nominale koppelreferentie wort geprouceer bij een frequentiefout van 1 Hz. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). 614 CL: TOERENTALREGELING I-TIJD 6 ( ) Met eze parameter kunt u e integratietijsconstante instellen voor e toerentalregeling. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). ToerentalRegeling Uitgang(k) = TR UIT(k-1) + TR Kp*[Toerentalfout(k) Toerentalfout(k-1)] + Ki*Toerentalfout(k) waarbij Ki = TR Kp*Ts/TR Ti. 615 CL: NULTOERENTIJD BIJ START 6 ( ) Met eze parameter kunt u e tijsuur instellen waarin e frequentieregelaar op een toerental van nul blijft na e startopracht. Naat eze tij is verstreken, wort het toerental vrijgegeven om e ingestele frequentie/ toerentalreferentie te volgen. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). 616 CL: NULTOERENTIJD BIJ STOP 6 ( ) Met eze parameter kunt u e tijsuur instellen waarin e frequentieregelaar op een toerental van nul blijft na e stopopracht. Deze parameter heeft geen effect als e geselecteere stopfunctie (ID506) is ingestel op Uitloop. De nultoerentij start wanneer e rampingtij naar verwachting het nultoerental heeft bereikt. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). 617 CL: STROOMREGELING P-VERSTERKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e P-versterking van e stroomregelaar aanpassen. Deze regelaar is alleen actief in e Gesloten loop regelingsmous. De regelaar genereert e spanningsvectorreferentie ten behoeve van e moulator. Zie hoofstuk 9.8 Closeloopparameters (ID's 612 t/m 621). 618 CL: FILTERTIJD ENCODER 6 ( ) Met eze parameter kunt u e filtertij voor e toerentalmeting instellen. Deze parameter kan woren gebruikt om signaalruis van e encoer te elimineren. Een te hoge filtertij verminert e stabiliteit van e toerentalregeling. Zie hoofstuk 9.8 Closeloopparameters (ID's 612 t/m 621). 619 CL: SLIPCORRECTIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u e motorspanning afstellen bij belasting van e motor. LOCAL CONTACTS: 9

322 VACON 322 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Het toerental op e motortypeplaat wort gebruikt om e nominale slip te berekenen. Deze waare wort gebruikt om e motorspanning bij belasting aan te passen. Het toerental op e motortypeplaat wijkt soms wat af en eze parameter kan aarom woren gebruikt om e slip te trimmen. Als u e slipcorrectiewaare verlaagt, neemt e motorspanning bij belasting van e motor toe. Een waare van 100% corresponeert met een nominale slip bij nominale belasting. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). 620 LOAD DROOPING (2.6.12, ) Met eze parameter kunt u e functie Loa rooping inschakelen. Met e functie Loa rooping kan het toerentaal woren verlaag. Met eze parameter kunt u e rooping instellen als percentage van het nominale koppel van e motor. Gebruik eze functie wanneer een goee balancering van mechanisch gekoppele motoren noozakelijk is. Als e motor een nominale frequentie van 50 Hz heeft, nominaal belast is (100% van het nominale koppel) en Loa rooping is ingestel op 10%, wort e uitgangsfrequentie verlaag tot 5 Hz van e frequentiereferentie. 621 CL: OPSTARTKOPPEL 6 ( ) Met eze parameter kunt u het opstartkoppel selecteren. Koppelgeheugen wort gebruikt voor kraantoepassingen. Opstartkoppel VOORUIT/ ACHTERUIT kan in anere applicaties woren gebruikt om e toerentalregeling te onersteunen. Zie hoofstuk 9.8 Close-loopparameters (ID's 612 t/m 621). Tabel 161: Selecties voor parameter ID621 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt Koppelgeheugen Koppelreferentie Koppel vooruit/koppel achteruit De motor wort gestart bij hetzelfe koppel als waarbij eze was gestopt De koppelreferentie wort tijens het opstarten voor het opstartkoppel gebruikt. Zie ID633 en CL: ACCELERATIECOMPENSATIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u e inertiecompensatie instellen voor een nauwkeuriger toerentalrespons tijens acceleratie en eceleratie. De tij wort bepaal als acceleratietij tot nominaal toerental met nominaal koppel. Deze functie wort gebruikt wanneer beken is at met e inertie van het systeem e beste toerentalnauwkeurighei wort bereikt bij alternerene referenties. 9 LOCAL CONTACTS:

323 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 323 Tijconstante acceleratiecompensatie J = Systeeminertie (kg*m 2 ) fnom = Nominale motorfrequentie (Hz) T nom = Nominaal motorkoppel P nom = Nominaal motorvermogen (kw) 627 CL: MAGNETISERINGSSTROOM BIJ START 6 ( ) Met eze parameter kunt u e DC-stroom instellen ie bij het starten aan e motor wort gelever. Bepaalt e stroom ie op e motor wort aangebracht wanneer het startcommano wort gegeven (in Gesloten loop regelingsmous). Bij het starten wort eze parameter in combinatie met parameter ID628 gebruikt om e motor sneller het maximale koppel te laten genereren. 628 CL: MAGNETISERINGSTIJD BIJ START 6 ( ) Met eze parameter kunt u e uur van e DC-stroomlevering aan e motor instellen voorat e acceleratie start. Bepaalt hoe lang e magnetiseringsstroom (ID627) op e motor wort aangebracht bij e start. De magnetiseringsstroom bij e start wort gebruikt om e motor voor te magnetiseren voorat eze begint te raaien. Dit verbetert e koppelprestaties bij het starten. De benoige tij is afhankelijk van e afmeting van e motor. De parameterwaare varieert van 100 ms tot 3 seconen. Hoe groter e motor, es te langer e functie noig heeft. 631 IDENTIFICATIE (2.6.13, ) Met eze parameter kunt u e optimale parameterwaaren voor e besturing van e frequentieregelaar vinen. Tijens e ientificatierun woren e motorparameters gemeten of bereken ie noig zijn voor een correcte besturing van e motor en het toerental. De ientificatierun helpt u om e specifieke eigenschappen van e motor en e frequentieregelaar in te stellen. Het is een hulpmiel voor e inberijfstelling en het onerhou van e frequentieregelaar. Het oel is om e optimale parameterwaaren voor e besturing van e frequentieregelaar te vinen. LOCAL CONTACTS: 9

324 VACON 324 PARAMETERBESCHRIJVINGEN AANWIJZING! Voorat u e ientificatierun kunt uitvoeren, moet u e motorparameters overnemen van e motortypeplaat. ID110Nominale motorspanning (P2.1.6) ID111Nominale motorfrequentie (P2.1.7) ID112Nominaal motortoerental (P2.1.8) ID113Nominale motorstroom (P2.1.9) ID120Motor cos phi (P2.1.10) Tabel 162: Selecties voor parameter ID631 Nummer optie Naam optie 0 Geen actie Geen ientificatie vereist Ientificatie zoner raaiene motor Ientificatie met raaiene motor (alleen NXP) Encoer ientificatierun De frequentieregelaar wort zoner snelhei ingeschakel om e motorparameters vast te stellen. De motor krijgt een stroom en een spanning, maar geen frequentie. De U/f-ratio wort vastgestel. De frequentieregelaar wort met snelhei ingeschakel om e motorparameters vast te stellen. De U/f-verhouing en e magnetiseringsstroom woren vastgestel. AANWIJZING! Voor accurate resultaten moet eze ientificatierun woren uitgevoer zoner e motoras te belasten. Hiermee ientificeert u e nulpositie van e as als u een PMS-motor met een absolute encoer gebruikt. 4 (Gereserveer) 5 Ientificatie mislukt Deze waare wort opgeslagen als e ientificatie mislukt. U kunt e functie Ientificatie starten oor eze parameter in te stellen en een startopracht te geven. U moet e startopracht binnen 20 s geven. Als er binnen ie tij geen startopracht wort gegeven, wort e ientificatierun niet uitgevoer. De parameter wort teruggezet naar e stanaarwaare en er wort een ientificatiealarm gegenereer. U kunt e ientificatierun afbreken voorat eze is voltooi oor een stopopracht te geven. Hiermee wort e stanaarwaare van e parameter herstel. Als e ientificatierun niet wort voltooi, wort er een ientificatiealarm gegenereer. Tijens e ientificatierun is e rembesturing uitgeschakel (zie hoofstuk 9.3 Externe rembesturing met extra limieten (ID's 315, 316, 346 t/m 349, 352, 353)). AANWIJZING! na e ientificatie is er een opgaane flank noig om te starten. 9 LOCAL CONTACTS:

325 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON CL: OPSTARTKOPPEL, VOORUIT ( ) Met eze parameter kunt u het opstartkoppel instellen voor e voorwaartse richting wanneer het startkoppel in gebruik is. Bij gebruik in combinatie met parameter ID621 wort hiermee het opstartkoppel in e voorwaartse richting ingestel. 634 CL: OPSTARTKOPPEL, ACHTERUIT ( ) Met eze parameter kunt u het opstartkoppel instellen voor e achterwaartse richting wanneer het startkoppel in gebruik is. Bij gebruik in combinatie met parameter ID621 wort hiermee het opstartkoppel in e achterwaartse richting ingestel. 636 MINIMUMFREQUENTIE VOOR OPEN-LOOPKOPPELREGELING 6 (2.10.7) Met eze parameter kunt u e uitgangsfrequentielimiet instellen waaroner e frequentieregelaar in e frequentiebesturingsmous werkt. Vanwege e nominale slip van e motor is e interne koppelberekening bij lage toerentallen onnauwkeurig. In it geval is het raazaam om e frequentieregelingsmous gebruiken. 637 TOERENTALREGELING P-VERSTERKING, OPEN LOOP 6 (2.6.13) Met eze parameter kunt u e P-versterking instellen voor e toerentalregeling. 638 TOERENTALREGELING I-VERSTERKING, OPEN LOOP 6 (2.6.14) Met eze parameter kunt u e I-versterking instellen voor e toerentalregeling. 639 P-VERSTERKING KOPPELREGELAAR 6 (2.10.8) Met eze parameter kunt u e P-versterking van e koppelregeling in openloopbesturingsmous instellen. 640 I-VERSTERKING KOPPELREGELAAR 6 (2.10.9) Met eze parameter kunt u e I-versterking van e koppelregelaar in e openloopbesturingsmous instellen. 641 SELECTIE KOPPELREFERENTIE 6 (2.10.3) Met eze parameter kunt u e koppelreferentie selecteren. Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). LOCAL CONTACTS: 9

326 VACON 326 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 163: Selecties voor parameter ID641 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 Analoge ingang 1 2 Analoge ingang 2 3 Analoge ingang 3 4 Analoge ingang 4 5 Analoge ingang 1 (joystick) 6 Analoge ingang 2 (joystick) 7 8 Vanaf beieningspaneel, parameter R3.5 Koppelreferentie velbus Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). 642 KOPPELREFERENTIESCHALING, MAXIMUMWAARDE 6 (2.10.4) Met eze parameter kunt u e maximale koppelreferentie voor positieve en negatieve waaren instellen. 643 KOPPELREFERENTIESCHALING, MINIMUMWAARDE 6 (2.10.5) Met eze parameter kunt u e minimale koppelreferentie voor positieve en negatieve waaren instellen. Hiermee kunt u e klantspecifieke minimum- en maximumwaaren voor e analoge ingangen instellen tussen -300,0 300,0%. 644 KOPPELTOERENTALLIMIET, OPEN LOOP 6 (2.10.6) Met eze parameter kunt u e maximale frequentie voor e koppelregeling instellen. Tabel 164: Selecties voor parameter ID644 Nummer optie Naam optie 0 Maximumfrequentie 1 Geselecteere frequentiereferentie 2 Vast toerental 7 9 LOCAL CONTACTS:

327 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 327 Bij NXP-aanrijvingen zijn in e Gesloten loop regelingsmous meer selecties voor eze parameter beschikbaar. Zie ID NEGATIEVE KOPPELLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e koppellimiet instellen voor negatieve richting. 646 POSITIEVE KOPPELLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e koppellimiet instellen voor positieve richting. 649 NULPOSITIE VAN AS PMS-MOTOR 6 ( ) Met eze parameter kunt u e nulpositie van e as instellen. Bijgewerkt tijens encoer ientificatierun met een absolute encoer. 650 MOTORTYPE 6 ( ) Met eze parameter kunt u het type motor voor uw proces instellen. Tabel 165: Selecties voor ID650 Nummer optie Naam optie 0 Inuctiemotor 1 Synchrone permanente-magneetmotor 651 FLUXSTROOMREGELING P-VERSTERKING 6 (P ) Met eze parameter kunt u e versterking instellen voor e fluxstroomregelaar. Hiermee kunt u e versterking voor e fluxstroomregelaar instellen bij gebruik van een PMS-motor. Afhankelijk van e motorconstructie en e acceleratietij om het velverzwakkingsgebie te bereiken, kan een hoge versterking noig zijn om te voorkomen at e uitgangsspanning e bovengrenswaare niet bereikt en een correcte motorbesturing in e weg staat. Een te hoge versterking kan tot instabiele besturing leien. In at geval is e integratietij belangrijker voor besturing. 652 FLUXSTROOMREGELING I-TIJD 6 (P ) Met eze parameter kunt u e integratietij instellen voor e fluxstroomregelaar. Hiermee kunt u e integratietij voor e fluxstroomregelaar instellen bij gebruik van een PMS-motor. Afhankelijk van e motorconstructie en e acceleratietij voor het bereiken van het velverzwakkingsgebie kan een korte integratietij noig zijn om te voorkomen at e uitgangsspanning e bovengrenswaare bereikt en een correcte motorbesturing in e weg staat. Een te korte integratietij kan leien tot instabiele besturing. LOCAL CONTACTS: 9

328 VACON 328 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 655 MODULATIELIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u regelen hoe e frequentieregelaar e uitgangsspanning mouleert. Door eze waare te reuceren, wort e maximale uitgangsspanning begrens. Stel eze parameter in op 96% als er een sinusoïaal filter wort gebruikt. 656 LOAD DROOPING TIJD 6 (2.6.18) Met eze parameter kunt u e rooptij van e motor instellen. Gebruik loa rooping voor een ynamische afname van het toerental wanneer e belasting veranert. Deze parameter geeft aan na hoeveel tij het toerental wort teruggebracht tot 63% van e wijziging. 657 STROOMREGELING I-TIJD 6 (P ) Met eze parameter kunt u e integratietijconstante van e stroomregelaar aanpassen. Deze waare wort weergegeven in seconen. 662 GEMETEN SPANNINGSVAL 6 ( ) Met eze parameter kunt u e gemeten spanningsval in e statorweerstan tussen twee fasen en e nominale motorstroom instellen. De gemeten spanningsval bij statorweerstan tussen twee fasen met e nominale motorstroom. Deze parameter wort geïentificeer tijens e ientificatierun. Stel eze waare in voor een optimale koppelcalculatie bij lage frequenties in e Open loop mous. 664 IR: TOEVOEGING NULPUNTSPANNING 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen hoeveel spanning naar e motor wort gevoer als het toerental nul beraagt bij gebruik van e koppelverhoging. 665 IR: TOEVOEGING GENERATORSCHAAL 6 ( ) Met eze parameter kunt u e schalingsfactor instellen voor IR-compensatie aan generatorzije bij gebruik van koppelversterking. 667 IR: TOEVOEGING MOTORSCHAAL 6 ( ) Met eze parameter kunt u e schalingsfactor instellen voor IR-compensatie aan motorzije bij gebruik van koppelversterking. 668 IU-OFFSET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e offsetwaare instellen voor e fasestroommeting. 669 IV-OFFSET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e offsetwaare instellen voor e fasestroommeting. 9 LOCAL CONTACTS:

329 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON IW-OFFSET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e offsetwaare instellen voor e fasestroommeting. Geïentificeer tijens e ientificatierun. 673 LS-SPANNINGSVAL 6 (P ) Met eze parameter kunt u e Ls-spanningsval tussen twee fasen instellen. Lekinuctiespanningsval bij nominale motorstroom en motorfrequentie. Deze parameter bepaalt e Ls-spanningsval tussen twee fasen. Gebruik een ientificatierun om e optimale instelling te bepalen. 674 EMK-SPANNING MOTOR 6 ( ) Met eze parameter kunt u e oor e motor geïnuceere terug te sturen spanning afstellen. 700 RESPONS OP 4MA-REFERENTIEFOUT (2.7.1) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een '4mA Ingang'-fout. Tabel 166: Selecties voor parameter ID700 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Waarschuwing Waarschuwing De frequentie van 10 seconen geleen wort gebruikt als referentie. De 4mA-foutfrequentie (parameter ID728) is ingestel als referentie. 4 Fout Stopmous na fout volgens ID506 5 Fout Stopmous na fout altij via uitloop Er wort een waarschuwing of foutactie en een bericht gegenereer als het 4 20mAreferentiesignaal wort gebruikt en het signaal geurene 5 seconen oner 3,0 ma aalt of geurene 0,5 secone oner 0,5 ma uitkomt. De informatie kan ook woren geprogrammeer in igitale uitgang DO1 en relaisuitgangen RO1 en RO RESPONS OP EXTERNE FOUT (2.7.3) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een externe fout. LOCAL CONTACTS: 9

330 VACON 330 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 167: Selecties voor parameter ID701 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Er wort een waarschuwing of foutactie en een bericht gegenereer op basis van het externe foutsignaal in e programmeerbare igitale ingangen DIN3 of met behulp van parameters ID405 en ID406. De informatie kan ook woren geprogrammeer in igitale uitgang DO1 en relaisuitgangen RO1 en RO UITGANGSFASEBEWAKING (2.7.6) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'Fout uitgangsfase'. Tabel 168: Selecties voor parameter ID702 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Dankzij uitgangsfasebewaking hebben e motorfasen een ongeveer gelijke stroom. 703 AARDFOUTBEVEILIGING (2.7.7) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'Aarfout'. 9 LOCAL CONTACTS:

331 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 331 Tabel 169: Selecties voor parameter ID703 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Dankzij aarfoutbeveiliging hebben alle motorfasen samen een stroom van nul. De overstroombeveiliging is altij actief en beschermt e frequentieregelaar tegen aarfouten met grote stromen. 704 THERMISCHE MOTORBEVEILIGING (2.7.8) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op e fout 'Motor overtemperatuur'. Tabel 170: Selecties voor parameter ID704 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Door e beveiliging te eactiveren,.w.z. e parameter op 0 in te stellen, wort e thermische trap van e motor op 0% teruggezet. Zie hoofstuk 9.4 Parameters voor thermische motorbeveiliging (ID's 704 t/m 708). Detectie van overtemperatuur van e motor is vereist als e parameter is ingestel op THERMISCHE MOTORBEVEILIGING: FACTOR MOTOROMGEVINGSTEMPERATUUR (2.7.9) Met eze parameter kunt u e omgevingstemperatuurfactor instellen waarop u e motor installeert. De factor kan op een waare tussen -100,0% % woren ingestel, waarbij LOCAL CONTACTS: 9

332 VACON 332 PARAMETERBESCHRIJVINGEN -100,0% = 0 C 0,0 % = 40 C 100,0 % = 80 C Zie hoofstuk 9.4 Parameters voor thermische motorbeveiliging (ID's 704 t/m 708). 706 THERMISCHE MOTORBEVEILIGING: MOTORKOELINGSFACTOR BIJ 0 HZ (2.7.10) Met eze parameter kunt u e koelfactor bij nul toeren instellen in relatie tot het punt waarop e motor bij nominaal toerental en zoner externe koeling raait. Zie Afb. 72 De motor thermische stroom IT-curve. De parameter is stanaar ingestel voor configuraties zoner externe ventilator. Als u een externe ventilator gebruikt, kunt u e waare hoger instellen an zoner ventilator. Bijvoorbeel op 90%. Als u e parameter Nominale motorstroom veranert, wort eze parameter automatisch teruggezet naar e stanaarwaare. Hoewel u eze parameter kunt wijzigen, heeft at geen effect op e maximale uitgangsstroom van e frequentieregelaar. Zie hoofstuk 9.4 Parameters voor thermische motorbeveiliging (ID's 704 t/m 708). De afsnijfrequentie voor e thermische beveiliging is 70% van e waare van e parameter Nominale motorfrequentie (ID111). P koeling 100% Overbelastingsgebie I T ID706=40% Afb. 72: De motor thermische stroom IT-curve 0 Kantelfrequentie f n f 707 THERMISCHE MOTORBEVEILIGING: TIJDCONSTANTE (2.7.11) Met eze parameter kunt u e thermische tijconstante van e motor instellen. Deze tij kan woren ingestel tussen 1 en 200 minuten. 9 LOCAL CONTACTS:

333 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 333 De tijconstante is e tij waarbinnen e berekene opwarmcurve 63% van e streefwaare bereikt. De uur van e tijconstante is gerelateer aan het formaat van e motor. Hoe groter e motor, hoe groter e tijconstante. De thermische tijconstante verschilt per motor. De waare verschilt ook per motorfabrikant. De stanaarwaare van e parameter is afhankelijk van het motorformaat. De t6-tij is e tij in seconen ie e motor veilig kan werken bij zes keer e nominale stroom. Het is mogelijk at e motorfabrikant eze gegevens bij e motor aanlevert. Als u e t6-waare van e motor kent, kunt u e tijconstante met behulp aarvan instellen. Gewoonlijk is e thermische tijconstante van e motor 2*t6 (in minuten). Wanneer e frequentieregelaar zich in e stoptoestan bevint, wort e tijconstante intern verrievouig omat e koeling afhankelijk is van convectie. Zie ook Afb. 73 De thermische tijconstante van e motor. 708 THERMISCHE MOTORBEVEILIGING: INSCHAKELDUUR MOTOR (2.7.12) Met eze parameter kunt u e factor voor e thermische belastbaarhei van e motor instellen. De waare kan op 0 150% woren ingestel. Zie hoofstuk 9.4 Parameters voor thermische motorbeveiliging (ID's 704 t/m 708). Als u e waare bijvoorbeel instelt op 130%, gaat e motor naar e nominale temperatuur bij 130% van e nominale motorstroom. LOCAL CONTACTS: 9

334 VACON 334 PARAMETERBESCHRIJVINGEN I/I T Stroom t T 100% 63% Afb. 73: De thermische tijconstante van e motor T = Motor thermische tijconstante t 709 BESCHERMING BLOKKEREN (2.7.13) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op e 'Fout motor geblokkeer'. 9 LOCAL CONTACTS:

335 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 335 Tabel 171: Selecties voor parameter ID709 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Stel e parameter in op 0 om e beveiliging uit te schakelen en e blokkeertijteller te resetten. Zie hoofstuk 9.5 Parameters voor bescherming blokkeren (ID's 709 t/m 712). 710 BLOKKEERSTROOMLIMIET (2.7.14) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen waarboven e motorstroom moet blijven voorat er een blokkeertoestan optreet. U kunt eze parameter instellen op een waare tussen 0,0 en 2*IH. De blokkeertoestan treet pas op als e stroom eze limiet heeft overschreen. Als u e parameter ID107 Nominale stroomlimiet van e motor wijzigt, wort eze parameter automatisch bereken op 90% van e stroomlimiet. Zie hoofstuk 9.5 Parameters voor bescherming blokkeren (ID's 709 t/m 712). AANWIJZING! De waare van e blokkeerstroomlimiet moet lager zijn an e motorstroomlimiet. I Blokkeringsgebie ID710 f Afb. 74: De instellingen voor blokkeringskenmerken ID BLOKKERINGSTIJD (2.7.15) Met eze parameter kunt u e maximale tijsuur van e blokkeertoestan instellen. LOCAL CONTACTS: 9

336 VACON 336 PARAMETERBESCHRIJVINGEN U kunt e tijslimiet instellen tussen 1,0 en 120,0 s. Dit is e maximaal toegestane tijsuur van e blokkeertoestan. Een interne teller hout e blokkeertij bij. Als e waare van e onerbelastingstijteller eze grenswaare overschrijt, schakelt e bescherming e frequentieregelaar uit (zie ID709). Zie hoofstuk 9.5 Parameters voor bescherming blokkeren (ID's 709 t/m 712). Blokkeertijteller Par. ID711 Uitschakelgebie Activering/ waarschuwing ID709 Afb. 75: Blokkeertijteller Blokkeren Niet blokkeren t 712 BLOKKEERFREQUENTIELIMIET (2.7.16) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen waaroner e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar moet blijven voorat er een blokkeertoestan optreet. De frequentie kan woren ingestel tussen 1 fmax(id102). De blokkeertoestan treet pas op wanneer e uitgangsfrequentie geurene een bepaale tij oner eze grenswaare is gebleven. Zie hoofstuk 9.5 Parameters voor bescherming blokkeren (ID's 709 t/m 712). 713 ONDERBELASTINGSBEVEILIGING (2.7.17) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'Fout onerbelasting'. Tabel 172: Selecties voor parameter ID713 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop 9 LOCAL CONTACTS:

337 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 337 Zie hoofstuk 9.6 Parameters voor bescherming onerbelasting (ID's 713 t/m 716). 714 ONDERBELASTINGSBEVEILIGING, VELDVERZWAKKINGSGEBIEDBELASTING (2.7.18) Met eze parameter kunt u het minimale koppel instellen at e motor noig heeft wanneer e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar hoger is an het velverzwakkingspunt. U kunt eze parameter instellen op een waare tussen 10,0 150,0% x TnMotor. Als u e parameter ID113 (Nominale motorstroom) veranert, wort eze parameter automatisch teruggezet naar e stanaarwaare. Zie hoofstuk 9.6 Parameters voor bescherming onerbelasting (ID's 713 t/m 716). Koppel ID714 ID715 Velverzwakkingspunt f 5 Hz Onerbelastingsgebie Afb. 76: De minimumbelasting instellen 715 ONDERBELASTINGSBEVEILIGING, NULFREQUENTIEBELASTING (2.7.19) Met eze parameter kunt u het minimale koppel instellen at e motor noig heeft wanneer e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar nul is. De koppellimiet kan woren ingestel op 5,0 150,0% x TnMotor. Zie Afb. 76 De minimumbelasting instellen. Als u e waare van parameter ID113 (Nominale motorstroom) wijzigt, wort eze parameter automatisch teruggezet naar e stanaarwaare. Zie hoofstuk 9.6 Parameters voor bescherming onerbelasting (ID's 713 t/m 716). 716 ONDERBELASTINGSTIJD (2.7.20) Met eze parameter kunt u e maximale tijsuur van een onerbelastingstoestan instellen. U kunt e tijslimiet instellen tussen 2,0 en 600,0 s. Een interne teller hout e onerbelastingstij bij. Als e waare van e onerbelastingstijteller eze grenswaare overschrijt, schakelt e bescherming e frequentieregelaar uit. De frequentieregelaar wort uitgeschakel zoals ingestel in LOCAL CONTACTS: 9

338 VACON 338 PARAMETERBESCHRIJVINGEN parameter ID713. Als e frequentieregelaar stopt, gaat e onerbelastingsteller terug naar 0. Zie Afb. 77 De werking van e onerbelastingstijteller en hoofstuk 9.6 Parameters voor bescherming onerbelasting (ID's 713 t/m 716). Onerbelastingstijteller ID716 Uitschakelgebie Uitschakeling/ waarschuwing ID713 Tij Onerbelasting Geen onerbel. Afb. 77: De werking van e onerbelastingstijteller 717 AUTOMATISCHE HERSTART: WACHTTIJD (2.8.1) Met eze parameter kunt u e wachttij voorat e eerste reset wort uitgevoer instellen. 718 AUTOMATISCHE HERSTART: PROBEERTIJD (2.8.2) Met eze parameter kunt u e probeertij voor e functie Automatische reset instellen. Tijens e probeertij probeert e functie Automatische reset e fouten ie optreen te resetten. Als het aantal fouten tijens e probeertij e waare overschrijt van e esbetreffene parameter ie met ID720 tot en met ID725 is ingestel, wort er een permanente fout gegenereer. 9 LOCAL CONTACTS:

339 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 339 Wachttij Par. ID717 Wachttij Par. ID717 Wachttij Par. ID717 Fouttrigger Waarschuwing Herstart 1 Herstart 2 Autoreset Probeertij Probeertij Par. ID718 Fout actief Autoresetfunctie: (pogingen = 2) Afb. 78: Voorbeel van automatische herstart met twee pogingen Parameters ID720 en ID725 bepalen het maximumaantal automatische herstartpogingen tijens e probeertij ie is ingestel met parameter ID718. De tijteller begint bij e eerste automatische reset. Als het aantal fouten geurene e probeertij e waaren van parameters ID720 en ID725 overschrijt, wort e fouttoestan geactiveer. Aners wort e fout gewist naat e probeertij is verstreken en start e volgene fout e probeertijteller opnieuw. Als er geurene e probeertij één fout overblijft, is e fouttoestan van kracht. 719 AUTOMATISCHE HERSTART: STARTFUNCTIE (2.8.3) Met eze parameter kunt u e startmous voor e functie Automatische reset instellen. Tabel 173: Selecties voor parameter ID719 Nummer optie Naam optie 0 Start met ramping 1 Vliegene start 2 Start volgens ID505 LOCAL CONTACTS: 9

340 VACON 340 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 720 AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING ONDERSPANNING (2.8.4) Met eze parameter kunt u het aantal automatische herstartpogingen instellen van e frequentieregelaar geurene e probeertij ie is ingestel na een onerspanningsfout. Tabel 174: Selecties voor parameter ID720 Nummer optie Naam optie 0 Geen automatische herstart >0 Aantal automatische herstartpogingen na onerspanningfout De fout wort gereset en e frequentieregelaar wort automatisch gestart naat e DC-spanning naar het normale niveau is teruggekeer. 721 AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING OVERSPANNING (2.8.5) Met eze parameter kunt u het aantal automatische herstartpogingen instellen van e frequentieregelaar geurene e probeertij ie is ingestel na een overspanningsfout. Tabel 175: Selecties voor parameter ID721 Nummer optie 0 >0 Naam optie Geen automatische herstart na foutuitschakeling overspanning Aantal automatische herstartpogingen na foutuitschakeling overspanning. De fout wort gereset en e frequentieregelaar wort automatisch gestart naat e DC-spanning naar het normale niveau is teruggekeer. 722 AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING OVERSTROOM (2.8.6) Met eze parameter kunt u het aantal automatische herstartpogingen instellen van e frequentieregelaar geurene e probeertij ie is ingestel na een overstroomfout. AANWIJZING! IGBT-overtemperatuurfout is ook inbegrepen. 9 LOCAL CONTACTS:

341 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 341 Tabel 176: Selecties voor parameter ID722 Nummer optie 0 >0 Naam optie Geen automatische herstart na foutuitschakeling overstroom Aantal automatische herstartpogingen na foutuitschakeling overstroom en IGBT-overtemperatuurfouten. 723 AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING 4MA- REFERENTIE (2.8.7) Met eze parameter kunt u het aantal automatische herstartpogingen instellen van e frequentieregelaar geurene e probeertij ie is ingestel na een 4mA-fout. Tabel 177: Selecties voor parameter-id 723 Nummer optie 0 >0 Naam optie Geen automatische herstart na foutuitschakeling foutreferentie Aantal automatische herstartpogingen naat het analoge stroomsignaal (4 20 ma) naar het normale niveau (>4 ma) is teruggekeer 725 AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING EXTERNE FOUT (2.8.9) Met eze parameter kunt u het aantal automatische herstartpogingen instellen van e frequentieregelaar geurene e probeertij ie is ingestel na een externe fout. Tabel 178: Selecties voor parameter ID725 Nummer optie 0 >0 Naam optie Geen automatische herstart na foutuitschakeling externe fout Aantal automatische herstartpogingen na foutuitschakeling externe fout LOCAL CONTACTS: 9

342 VACON 342 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 726 AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING MOTORTEMPERATUUR (2.8.8) Met eze parameter kunt u het aantal automatische herstartpogingen instellen van e frequentieregelaar geurene e probeertij ie is ingestel na een motortemperatuurfout. Tabel 179: Selecties voor parameter ID726 Nummer optie 0 >0 Naam optie Geen automatische herstart na foutuitschakeling motortemperatuur Aantal automatische herstartpogingen naat e motortemperatuur naar het normale niveau is teruggekeer 727 RESPONS OP ONDERSPANNINGSFOUT (2.7.5) Met eze parameter kunt u e functie Automatische reset na een onerspanningsfout inschakelen. Tabel 180: Selecties voor parameter ID727 Nummer optie 0 1 Naam optie Fout opgeslagen in foutenhistorie Fout niet opgeslagen in foutenhistorie Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor e onerspanningslimieten. 728 FREQUENTIEREFERENTIE 4MA-FOUT (2.7.2) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentie van e motor instellen na een 4mA-fout wanneer e respons op e 4mA-fout een waarschuwing is. Als e waare van parameter ID700 is ingestel op 3 en e 4mA-fout optreet, wort e waare van eze parameter ingestel als e frequentiereferentie van e motor. 730 INGANGSFASEBEWAKING (2.7.4) Met eze parameter kunt u e configuratie van e voeingsfasen van e frequentieregelaar selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

343 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 343 Tabel 181: Selecties voor parameter ID730 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Dankzij ingangsfasebewaking hebben e ingangsfasen van e frequentieregelaar ongeveer een gelijke stroom. 731 AUTOMATISCHE HERSTART 1 (2.20) Met eze parameter kunt u e functie Automatische reset inschakelen. Tabel 182: Selecties voor parameter ID731 Nummer optie Naam optie 0 Uitgeschakel 1 Ingeschakel Met eze functie kunt u e volgene fouten resetten (maximaal rie keer) (zie e gebruikershanleiing van het prouct): overstroom (F1) overspanning (F2) onerspanning (F9) overtemperatuur frequentieregelaar (F14) overtemperatuur motor (F16) referentiefout (F50) 732 RESPONS OP THERMISTORFOUT (2.7.21) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'Thermistorfout'. LOCAL CONTACTS: 9

344 VACON 344 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 183: Selecties voor parameter ID732 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop Als u e parameter instelt op 0, wort e beveiliging geeactiveer. 733 RESPONS OP VELDBUSFOUT (2.7.22) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op e fout 'Velbus time-out'. Zie e hanleiing van e esbetreffene velbuskaart. Tabel 184: Selecties voor parameter ID733 Nummer optie Naam optie 0 Geen actie Geen reactie 1 Alarm Alarm 2 Fout Fout, stop bij fout volgens parameter ID506 3 Fout, Uitloop Fout, stop bij fout altij via uitloop 4 Alrm:VastFrq Waarschuwing, frequentiereferentie ingestel op vaste frequentie velbusfout (parameter ID1801) (*) (*) NXP-frequentieregelaars, alleen applicatie Multifunctioneel. 734 RESPONS OP SLOTFOUT (2.7.23) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'Slotcommunicatiefout'. Stel hier e responsmous voor een kaartslotfout vanwege een ontbrekene of efecte kaart in. Zie parameter ID LOCAL CONTACTS:

345 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON AUTOMATISCHE HERSTART: AANTAL POGINGEN NA FOUTUITSCHAKELING ONDERBELASTING(2.8.10) Met eze parameter kunt u e functie Automatische reset na een onerbelastingsfout inschakelen. Tabel 185: Selecties voor parameter ID738 Nummer optie 0 >0 Naam optie Geen automatische herstart na foutuitschakeling onerbelasting Aantal automatische herstartpogingen na foutuitschakeling onerbelasting 739 AANTAL T-KAART 1 (AANTAL PT100-INGANGEN IN GEBRUIK) 567 (2.7.24) Met eze parameter kunt u het aantal gebruikte sensoren selecteren wanneer er een temperatuurkaart is geïnstalleer. AANWIJZING! De parameternaam Aantal T-kaart 1 wort gebruikt in e applicatie Multifunctioneel. De oue naam (Aantal PT100-ingangen in gebruik) wort nog gebruikt in e applicaties PID-besturing en Pomp- en ventilatorbesturing. Als er een temperatuurkaart in uw frequentieregelaar is geïnstalleer, kunt u hier het aantal gebruikte sensoren selecteren. Zie ook e hanleiing voor VACON NX I/O-kaarten. Tabel 186: Selecties voor parameter ID739 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 Kanaal 1 2 Kanaal 1 en 2 3 Kanaal 1, 2 en 3 4 Kanaal 2 en 3 5 Kanaal 3 LOCAL CONTACTS: 9

346 VACON 346 PARAMETERBESCHRIJVINGEN AANWIJZING! Als e geselecteere waare groter is an het werkelijke aantal gebruikte sensoren, wort op het isplay 200 C getoon. Als e ingang is kortgesloten, is e getoone waare -30 C. 740 RESPONS OP T-KAARTFOUT (RESPONS OP PT100-FOUT) 567 (2.7.25) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'Temperatuurfout'. AANWIJZING! De parameternaam Respons op T-kaartfout wort gebruikt in e applicatie Multifunctioneel. De oue naam (Respons op PT100-fout) wort nog gebruikt in e applicaties PID-besturing en Pomp- en ventilatorbesturing. Tabel 187: Selecties voor parameter ID740 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop 741 WAARSCHUWINGSLIMIET T-KAART 1 (PT100-WAARSCHUWINGSLIMIET) 567 (2.7.26) Met eze parameter kunt u e temperatuurwaarschuwingslimiet instellen. AANWIJZING! De parameternaam Waarschuwingslimiet T-kaart 1 wort gebruikt in e applicatie Multifunctioneel. De oue naam (PT100-waarschuwingslimiet) wort nog gebruikt in e applicaties PID-besturing en Pomp- en ventilatorbesturing. 742 FOUTLIMIET T-KAART 1 (PT100-FOUTLIMIET) 567 (2.7.27) Met eze parameter kunt u e temperatuurfoutlimiet instellen. AANWIJZING! De parameternaam Foutlimiet T-kaart 1 wort gebruikt in e applicatie Multifunctioneel. De oue naam (PT100-foutlimiet) wort nog gebruikt in e applicaties PID-besturing en Pomp- en ventilatorbesturing. 9 LOCAL CONTACTS:

347 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON NUMMERS T-KAART 2 6 (2.7.37) Met eze parameter kunt u het aantal gebruikte sensoren selecteren wanneer er een temperatuurkaart is geïnstalleer. Als er een temperatuurkaart in uw frequentieregelaar is geïnstalleer, kunt u hier het aantal gebruikte sensoren selecteren. Zie ook e hanleiing voor VACON NX I/O-kaarten. Tabel 188: Selecties voor parameter ID743 Nummer optie Naam optie 0 Niet gebruikt 1 Kanaal 1 2 Kanaal 1 & 2 3 Kanaal 1 & 2 & 3 4 Kanaal 2 & 3 5 Kanaal 3 AANWIJZING! Als e geselecteere waare groter is an het werkelijke aantal gebruikte sensoren, wort op het isplay 200 C getoon. Als e ingang is kortgesloten, is e getoone waare -30 C. 745 WAARSCHUWINGSLIMIET T-KAART 2 6 (2.7.38) Met eze parameter kunt u e temperatuurwaarschuwingslimiet instellen. 746 FOUTLIMIET T-KAART 2 6 (2.7.39) Met eze parameter kunt u e temperatuurfoutlimiet instellen. 750 KOELBEWAKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e status van e gebruikte koeleenhei aangeeft. Deze parameter wort gebruikt voor vloeistofgekoele frequentieregelaars. Er wort een fout gegenereer als het ingangssignaal te laag is wanneer e aanrijving zich in e RUN-toestan bevint. Als e aanrijving zich in e STOP-toestan bevint, wort er alleen een waarschuwing gegenereer. Zie e hanleiing voor e VACON NX vloeistofgekoele frequentieregelaars. 751 KOELFOUTVERTRAGING 6 (2.7.32) Met eze parameter kunt u e vertraging instellen waarna e FOUT-status van e frequentieregelaar wort geactiveer als het 'Cooling OK'-signaal ontbreekt. LOCAL CONTACTS: 9

348 VACON 348 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 752 FOUTFUNCTIE TOERENTALFOUT 6 (2.7.33) Met eze parameter kunt u e foutrespons selecteren wanneer e toerentalreferentie en het encoertoerental e ingestele limieten overschrijen. Tabel 189: Selecties voor parameter ID752 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 Fout, stopmous na fout altij via uitloop 753 MAXIMAAL VERSCHIL TOERENTALFOUT 6 (2.7.34) Met eze parameter kunt u het maximumverschil instellen tussen e toerentalreferentie en het encoertoerental. Wanneer het verschil eze limiet overschrijt, treet er een fout op. De toerentalfout heeft betrekking op het verschil tussen e toerentalreferentie en het encoertoerental. Deze parameter bepaalt e limiet waarbij er een fout wort gegenereer. 754 TOERENTALFOUTVERTRAGING 6 (2.7.35) Met eze parameter kunt u e vertraging instellen waarna e FOUT-status van e frequentieregelaar wort geactiveer bij een toerentalfout. 755 MODUS VEILIGE UITSCHAKELING 6 (2.7.36) Met eze parameter kunt u e respons op een geactiveere veilige uitschakelmous selecteren. AANWIJZING! Zie e aparte hanleiing van e VACON NX OPTAF-kaart (STO) voor meer informatie over e functie Veilige uitschakeling. Deze functie is alleen beschikbaar als e frequentieregelaar is uitgerust met e VACON OPTAF-optiekaart. Met eze parameter kan woren ingestel of een geactiveere veilige uitschakeling als een fout of waarschuwing moet woren aangemerkt. De aanrijvingsmoulatie oor e ingang van e veilige uitschakeling gestopt, wort ongeacht e waare van eze parameter. 756 VEILIGE UITSCHAKELING ACTIEF 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale uitgangssignaal selecteren at e status van e Veilige uitschakeling aangeeft. 776 RESPONS OP FOUT ACTIEF FILTER 6 (2.7.41) Met eze parameter kunt u e foutrespons instellen op e fout actief filter. 9 LOCAL CONTACTS:

349 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 349 Deze parameter bepaalt e respons wanneer e foutingang actief filter (ingestel met parameter ID214) is gesloten. Tabel 190: Selecties voor parameter ID776 Nummer optie Naam optie 0 Geen actie Geen reactie 1 Alarm Alarm 2 Fout Fout, stop bij fout volgens parameter ID506 3 Fout, Uitloop Fout, stop bij fout altij via uitloop Deze parameter is alleen aanwezig in NXP-frequentieregelaars. 850 MINIMUMSCHALING VELDBUSREFERENTIE 6 (2.9.1) Met eze parameter kunt u e schaling voor het velbusreferentiesignaal instellen. 851 MAXIMUMSCHALING VELDBUSREFERENTIE 6 (2.9.2) Met eze parameter kunt u e schaling voor het velbusreferentiesignaal instellen. Als ID850 gelijk is aan ID851, wort e klantspecifieke schaling niet gebruikt en woren e minimum- en maximumfrequenties gebruikt voor e schaling. De schaling vint plaats zoals weergegeven in. Zie ook hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). AANWIJZING! Het gebruik van eze klantspecifieke schalingsfunctie heeft ook invloe op e schaling van e werkelijke waare. 852 T/M 859 VELDBUS DATA UIT SELECTIES 1 T/M 8 6 (2.9.3 T/M ) Met eze parameter kunt u met behulp van e ID van een parameter of controlewaare instellen welke gegevens naar e velbus woren verzonen. Voer het ID-nummer van het te bewaken item in voor waare van eze parameters. Zie hoofstuk 9.7 Velbusbesturingsparameters (ID's 850 t/m 859). LOCAL CONTACTS: 9

350 VACON 350 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 1 Uitgangsfrequentie 15 Status van igitale ingangen 1, 2, 3 2 Motortoerental 16 Status van igitale ingangen 4, 5, 6 3 Motorstroom 17 Status van igitale uitgang en relaisuitgang 4 Motorkoppel 25 frequentiereferentie 5 Motorvermogen 26 Analoge uitgangsstroom 6 Motorspanning 27 AI3 7 DC-spanning 28 AI4 8 Unittemperatuur 31 AO1 (uitbreiingskaart) 9 Motortemperatuur 32 AO2 (uitbreiingskaart) 13 AI1 37 Actieve fout 1 14 AI2 45 Motorstroom (onafhankelijk van frequentieregelaar) met één ecimaal getal Zie ook hoofstuk Controlewaaren (beieningspaneel: menu M1) voor meer controlewaaren. 876 T/M 883 VELDBUS DATA IN SELECTIES 1 T/M 8 Met eze parameter kunt u een parameter of controlewaare selecteren ie vanaf e velbus moet woren geregel. Voer het ID-nummer van het te besturen item in voor e waare van eze parameters. Zie Tabel 45 Controlewaaren, NXP-frequentieregelaars AANTAL HULPFREQUENTIEREGELAARS 7 (2.9.1) Met eze parameter kunt u het totale aantal hulpfrequentieregelaars instellen. De functies ie oor e hulpfrequentieregelaars woren bestuur (parameters ID458 en ID462), kunnen naar relaisuitgangen of e igitale uitgang woren geprogrammeer. Stanaar wort één hulpfrequentieregelaar gebruikt en is eze naar relaisuitgang RO1 op B.1 geprogrammeer STARTFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 17 (2.9.2) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar start. De frequentie van e regelaar ie oor e frequentieregelaar wort bestuur, moet 1 Hz hoger zijn an e met eze parameters ingestele limiet voorat e hulpfrequentieregelaar wort gestart. Dit overschot zorgt voor een hysteresis waaroor onnoige starts en stops voorkomen woren. Zie Afb. 79 Voorbeel van parameterinstelling; frequentieregelaar met een variabel toerental en één hulpfrequentieregelaar, ID101 en ID LOCAL CONTACTS:

351 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON STOPFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 17 (2.9.3) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar stopt. Voorat e hulpfrequentieregelaar wort gestopt, moet e frequentie van e regelaar ie oor e frequentieregelaar wort bestuur, 1 Hz lager zijn an e met eze parameters ingestele limiet. De stopfrequentielimiet bepaalt ook naar welk niveau e frequentie van e oor e frequentieregelaar bestuure regelaar aalt voorat e hulpfrequentieregelaar wort gestart. Zie Afb. 79 Voorbeel van parameterinstelling; frequentieregelaar met een variabel toerental en één hulpfrequentieregelaar STARTFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 27 (2.9.4) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar start STOPFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 27 (2.9.5) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar stopt STARTFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 37 (2.9.6) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar start STOPFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 37 (2.9.7) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar stopt STARTFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 47 (2.9.8) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar start STOPFREQUENTIE, HULPFREQUENTIEREGELAAR 47 (2.9.9) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen voor e frequentie van e frequentieregelaar ie e hulpfrequentieregelaar stopt. Zie parameters ID1002 en ID STARTVERTRAGING VAN HULPFREQUENTIEREGELAARS 7 (2.9.10) Met eze parameter kunt u e vertragingstij instellen waarna e hulpfrequentieregelaar wort gestart. De frequentie van e regelaar ie oor e frequentieregelaar wort bestuur, moet geurene e met eze parameter ingestele tij hoger blijven an e startfrequentie van e frequentieregelaar voorat eze wort gestart. De ingestele vertraging is van toepassing op alle hulpfrequentieregelaars. Onnoige starts vanwege tijelijke overschrijingen van e LOCAL CONTACTS: 9

352 VACON 352 PARAMETERBESCHRIJVINGEN startlimiet woren hiermee voorkomen. Zie Afb. 79 Voorbeel van parameterinstelling; frequentieregelaar met een variabel toerental en één hulpfrequentieregelaar STOPVERTRAGING VAN HULPFREQUENTIEREGELAARS 7 (2.9.11) Met eze parameter kunt u e vertragingstij instellen waarna e hulpfrequentieregelaar wort gestopt. De frequentie van e regelaar ie oor e frequentieregelaar wort bestuur, moet geurene e met eze parameter ingestele tij lager blijven an e stoplimiet van e frequentieregelaar voorat e frequentieregelaar wort gestopt. De ingestele vertraging is van toepassing op alle hulpfrequentieregelaars. Onnoige stops vanwege tijelijke alingen oner e stoplimiet woren hiermee voorkomen. f out f out Startvertraging van hulpfrequentieregelaars (par. ID1010) Startfrequentie van hulpfrequentieregelaar 1 par. ID Hz) Frequentie na starten van hulpfrequentieregelaar 1 is par. D Hz Startfrequentie van hulpfrequentieregelaar 1 par. ID Hz) Verhoging frequentie tijens startvertraging F min par. ID101 Stopfrequentie van hulpfrequentieregelaar 1 (par. ID Hz) Stopfrequentie van hulpfrequentieregelaar 1 (par. ID Hz) Frequentie na starten van hulpfrequentieregelaar 1 is par. ID Hz Debiet F min par. ID101 Verlaging frequentie tijens stop vertraging Stopvertraging van hulpfrequentieregelaars (par. ID1011) Afb. 79: Voorbeel van parameterinstelling; frequentieregelaar met een variabel toerental en één hulpfrequentieregelaar 1012 REFERENTIESTAP NA START HULPFREQUENTIEREGELAAR 17 (2.9.12) Met eze parameter kunt u een referentiestap instellen ie wort toegevoeg aan e referentiewaare wanneer e hulpfrequentieregelaar wort gestart REFERENTIESTAP NA START HULPFREQUENTIEREGELAAR 27 (2.9.13) Met eze parameter kunt u een referentiestap instellen ie wort toegevoeg aan e referentiewaare wanneer e hulpfrequentieregelaar wort gestart REFERENTIESTAP NA START HULPFREQUENTIEREGELAAR 37 (2.9.14) Met eze parameter kunt u een referentiestap instellen ie wort toegevoeg aan e referentiewaare wanneer e hulpfrequentieregelaar wort gestart REFERENTIESTAP NA START HULPFREQUENTIEREGELAAR 47 (2.9.15) Met eze parameter kunt u een referentiestap instellen ie wort toegevoeg aan e referentiewaare wanneer e hulpfrequentieregelaar wort gestart. Debiet 9 LOCAL CONTACTS:

353 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 353 Bij het starten van e overeenkomstige hulpfrequentieregelaar wort e referentiestap altij automatisch toegevoeg aan e referentiewaare. Met referentiestappen kan bijv. rukverlies in e pijpen vanwege e toegenomen flow woren gecompenseer. Referentie voor PI-regelaar Referentiestap 3 par. ID1014 Referentiestap 2 par. ID1013 Referentiestap 1 par. ID1012 Referentie (AI) Hulpfrequentieregelaar 1 Hulpfrequentieregelaar 2 Hulpfrequentieregelaar 3 start stop start stop start stop Afb. 80: Referentiestappen na het starten van hulpfrequentieregelaars t 1016 SLAAPFREQUENTIE 57 (2.1.15) Met eze parameter kunt u e grenswaare instellen waaroner e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar moet blijven om e frequentieregelaar over te laten gaan naar e slaapstan. De frequentieregelaar gaat over naar e slaapmous (at wil zeggen at e frequentieregelaar stopt) wanneer e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar langer beneen e in eze parameter ingestele frequentielimiet blijft an e uur opgegeven in parameter ID1017. In e stoptoestan schakelt e PID-regelaar e frequentieregelaar naar e runtoestan als het signaal werkelijke waare oner of boven (zie parameter ID1019) het in parameter ID1018 ingestele ontwaakniveau uitkomt. Zie Afb. 81 Slaapfunctie frequentieregelaar SLAAPVERTRAGING 57 (2.1.16) Met eze parameter kunt u e minimale tijsuur instellen ie e uitgangsfrequentie van e frequentieregelaar oner e ingestele limiet moet blijven om e frequentieregelaar over te laten gaan naar e slaapstan. Zie Afb. 81 Slaapfunctie frequentieregelaar. LOCAL CONTACTS: 9

354 VACON 354 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 1018 ONTWAAKNIVEAU 57 (2.1.17) Met eze parameter kunt u instellen op welk niveau e frequentieregelaar ontwaakt uit e slaapstan. Het ontwaakniveau bepaalt het niveau waaroner of waarboven e werkelijke waare moet uitkomen voorat e runtoestan van e frequentieregelaar wort herstel. Werkelijke waare Ontwaakniveau (par. ID1018) t f out Slaapniveau (par. ID1016) t < par. ID1017 t par. ID1017 t Start-/stopstatus van frequentieregelaar met variabel toerental Afb. 81: Slaapfunctie frequentieregelaar 1019 ONTWAAKFUNCTIE 57 (2.1.18) in berijf stop Met eze parameter kunt u e werking van e parameter voor het ontwaakniveau instellen. Deze parameter bepaalt of e runtoestan wort herstel als het signaal werkelijke waare oner of boven het ontwaakniveau uitkomt (parameter ID1018). Zie hoofstuk 1018 Ontwaakniveau 57 (2.1.17) en Tabel 192. Voor applicatie 5 zijn selecties 0 1 beschikbaar en voor applicatie 7 selecties LOCAL CONTACTS:

355 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 355 Tabel 192: Selecteerbare ontwaakfuncties Nummer optie Functie Limiet Ontwaakt als werkelijke waare oner e limiet uitkomt De limiet ie in parameter ID1018 is ingestel, is een percentage van e maximale werkelijke waare. Werkelijke waare signaal 100% 0 Par. ID1018=30% Starten Stoppen t Ontwaakt als werkelijke waare boven e limiet uitkomt De limiet ie in parameter ID1018 is ingestel, is een percentage van e maximale werkelijke waare. Werkelijke waare signaal 100% 1 Par. ID1018=60% Starten Stoppen t LOCAL CONTACTS: 9

356 VACON 356 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 192: Selecteerbare ontwaakfuncties Nummer optie Functie Limiet Ontwaakt als werkelijke waare oner e limiet uitkomt De limiet ie in parameter ID1018 is ingestel, is een percentage van e huiige waare van het referentiesignaal. Werkelijke waare signaal 100% 2 referentie = 50% Par. ID1018 = 60% limiet=60%*referentie=30% Starten Stoppen t Ontwaakt als werkelijke waare boven e limiet uitkomt De limiet ie in parameter ID1018 is ingestel, is een percentage van e huiige waare van het referentiesignaal. Werkelijke waare signaal 100% 3 Par. ID1018 = 140% limiet = 140%*referentie = 70% referentie = 50% Starten Stoppen t 1020 PID-REGELAAR OVERSLAAN 7 (2.9.16) Met eze parameter kunt u bepalen of e PID-regelaar wort overgeslagen. Vervolgens woren e frequentie van e bestuure frequentieregelaar en e startwaaren van e hulpfrequentieregelaars ingestel op basis van het signaal werkelijke waare. 9 LOCAL CONTACTS:

357 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 357 f out f max (par. ID102) Startfrequentie hulpfrequentieregelaar 1 (par. ID1002) Startfrequentie hulpfrequentieregelaar 2 (par. ID1004) f min (par. ID101) Start/stopbest uring van e frequentieregelaar Stoppen Hulpfrequentieregelaar 1 Hulpfrequentieregelaar 2 Stopfrequentie hulpfrequentieregelaar 2 Stopfrequentie (par. ID1005) hulpfrequentieregelaar 1 (par. ID1003) Minimale werkelijke waare Starten Stoppen Starten Stoppen Starten Afb. 82: Voorbeel van frequentieregelaar met een variabel toerental en twee hulpfrequentieregelaars met overgeslagen PID-regelaar 1021 SELECTIE ANALOGE INGANG VOOR INGANGSDRUKMETING 7 (2.9.17) Werkelijke waare Maximale werkelijke waare Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal selecteren waarvoor u e ingangsrukmeting wilt instellen BOVENGRENSWAARDE INGANGSDRUK 7 (2.9.18) Met eze parameter kunt u e bovengrenswaare instellen voor e analoge ingang ie u hebt geselecteer voor e ingangsrukmeting ONDERGRENSWAARDE INGANGSDRUK 7 (2.9.19) Met eze parameter kunt u e onergrenswaare instellen voor e analoge ingang ie u hebt geselecteer voor e ingangsrukmeting WAARDE UITGANGSDRUKVAL 7 (2.9.20) Met eze parameter kunt u e verlaging van e uitgangsruk instellen wanneer e ingangsruk lager wort an e onergrenswaare voor e ingangsruk. In rukverhogingsstations kan het noig zijn om e uitgangsruk te verlagen als e ingangsruk oner een bepaale limiet uitkomt. De vereiste ingangsrukmeting wort verbonen met e analoge ingang ie in parameter ID1021 is ingestel. LOCAL CONTACTS: 9

358 VACON 358 PARAMETERBESCHRIJVINGEN NX *) M Afb. 83: Ingangs- en uitgangsrukmeting *) Ingangsrukmeting geselecteer met parameter ID1021 Ingang werkelijke waare PI-regelaar parameter ID333 Met parameters ID1022 en ID1023 kunt u e limieten voor het ingangsrukgebie instellen waar e uitgangsruk wort verlaag. De waaren zijn een percentage van e maximumwaare van e ingangsrukmeting. Met parameter ID1024 kunt u e waare instellen voor het verlagen van e uitgangsruk in it gebie. De waare is een percentage van e maximale referentiewaare. uitgangsruk Par. ID1024 Waare uitgangsrukval ingangsruk t Par. ID1026 Bovengrenswaare ingangsruk Par. ID1032 Onergrenswaare ingangsruk Afb. 84: Het gerag van e uitgangsruk is afhankelijk van e ingangsruk en parameterinstellingen. t 1025 FREQUENTIEVALVERTRAGING NA STARTEN HULPFREQUENTIEREGELAAR 7 (2.9.21) Met eze parameter kunt u e vertragingstij instellen waarna e frequentie wort verlaag als e hulpfrequentieregelaar wort gestart. 9 LOCAL CONTACTS:

359 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON VERTRAGING FREQUENTIEVERHOGING NA STOPPEN HULPFREQUENTIEREGELAAR 7 (2.9.22) Met eze parameter kunt u e vertragingstij instellen waarna e frequentie wort verhoog als e hulpfrequentieregelaar wort gestart. Als het toerental van e hulpfrequentieregelaar langzaam toeneemt (bijv. bij rustige startbesturing), zorgt een vertraging tussen het starten van e hulpfrequentieregelaar en e frequentieval van e frequentieregelaar met een variabel toerental voor een soepelere besturing. Deze vertraging kan woren aangepast met parameter ID1025. Als het toerental van e hulpfrequentieregelaars langzaam afneemt, kan op ezelfe manier een vertraging tussen het stoppen van e hulpfrequentieregelaar en e frequentieverhoging van e frequentieregelaar met een variabel toerental woren ingestel in parameter ID1026. Als een van e waaren van parameters ID1025 en ID1026 is ingestel op het maximum (300,0 s), vint er geen frequentieval of -verhoging plaats. f out Startfrequentie hulpfrequentieregelaar + 1 Hz Stopfrequentie hulpfrequentieregelaar - 1 Hz t Startvertraging hulpfrequentieregelaar (par. ID1010) Besturing hulpfrequentieregelaar Frequentievalvertraging (par. ID1025) Stopvertraging hulpfrequentieregelaar (par. ID1011) Vertraging frequentieverhoging (par. ID1026) Toerental hulpfrequentieregelaar Afb. 85: Frequentieval- en frequentieverhogingsvertraging 1027 AUTOWISSEL 7 (2.9.24) Met eze parameter kunt u e rotatie van e opstartvolgore en e prioriteit van motoren inen uitschakelen. LOCAL CONTACTS: 9

360 VACON 360 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 193: Selecties voor parameter ID1027 Nummer optie Naam optie 0 Autowissel niet gebruikt 1 Autowissel gebruikt 1028 SELECTIE AUTOWISSEL-/VERGRENDELINGSLOGICA 7 (2.9.25) Met eze parameter kunt u aangeven of e autowissel wort toegepast op e hulpfrequentieregelaars of alle frequentieregelaars. Tabel 194: Selecties voor parameter ID1028 Nummer optie 0 1 Naam optie Logica (autowissel/vergreneling) alleen toegepast op hulpfrequentieregelaars Alle frequentieregelaars zijn opgenomen in e autowissel-/ vergrenelingslogica. De frequentieregelaar ie wort bestuur oor e frequentieregelaar blijft hetzelfe. Alleen e magneetschakelaar voor e netstroom is noig voor elke frequentieregelaar. Zie Afb. 86 Autowissel alleen toegepast op hulpfrequentieregelaars. De frequentieregelaar ie wort bestuur oor e frequentieregelaar is opgenomen in e logica en er zijn twee magneetschakelaars noig voor elke frequentieregelaar om eze op e netstroom of e frequentieregelaar aan te sluiten. Zie Afb. 87 Autowissel met alle frequentieregelaars. 1 2 Afb. 86: Autowissel alleen toegepast op hulpfrequentieregelaars 1. Motor hulpfrequentieregelaar 1 2. Motor hulpfrequentieregelaar 2 9 LOCAL CONTACTS:

361 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON M1 M2 Afb. 87: Autowissel met alle frequentieregelaars 1. Aansluiting hulpfrequentieregelaar 1029 AUTOWISSEL INTERVAL 7 (2.9.26) Met eze parameter kunt u e autowisselintervallen aanpassen. De autowissel vint plaats als eze tij is verstreken en e capaciteit oner het niveau is uitgekomen zoals ingestel in parameters ID1031 (Frequentielimiet autowissel) en ID1030 (Maximumaantal hulpfrequentieregelaars). Inien e capaciteit e waare van ID1031 overschrijt, vint e autowissel niet plaats voorat e capaciteit oner eze limiet uitkomt. De tijteller wort alleen geactiveer als e start-/stopaanvraag actief is. De tijteller wort gereset naat e autowissel heeft plaatsgevonen. Zie hoofstuk 1031 Frequentielimiet autowissel 7 (2.9.28) MAXIMUMAANTAL HULPFREQUENTIEREGELAARS 7 (2.9.27) Met eze parameter kunt u het aantal gebruikte hulpfrequentieregelaars instellen FREQUENTIELIMIET AUTOWISSEL 7 (2.9.28) Met eze parameter kunt u e autowisselfrequentielimiet instellen. Met eze parameters kunt u het niveau instellen waaroner e gebruikte capaciteit moet blijven zoat e autowissel uitgevoer kan woren. Dit niveau kunt u als volgt instellen: LOCAL CONTACTS: 9

362 VACON 362 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Als het aantal actieve hulpfrequentieregelaars kleiner is an e waare van parameter ID1030, kan e autowisselfunctie plaatsvinen. Als het aantal actieve hulpfrequentieregelaars gelijk is aan e waare van parameter ID1030 en e frequentie van e bestuure frequentieregelaar lager is an e waare van parameter ID1031, kan e autowissel plaatsvinen. Als e waare van parameter ID1031 0,0 Hz is, kan e autowissel alleen in e rusttoestan (stop en slaap) plaatsvinen, ongeacht e waare van parameter ID1030. f out Par. ID1030 = 1 Maximumaantal hulpfrequentieregelaars Autowissel moment Par. ID1031 Autowissel niveau, frequentie t Par. ID1029 Autowissel interval Par. ID1029 Autowissel interval Besturing hulpfrequentieregelaar 1 Besturing hulpfrequentieregelaar 2 Afb. 88: Interval en limieten autowissel 1032 SELECTIE VERGRENDELING 7 (2.9.23) Met eze parameter kunt u e vergrenelingen in- en uitschakelen. De terugkoppelsignalen voor e vergreneling zijn afkomstig van e schakelaars ie e motoren verbinen met e automatische besturing (frequentieregelaar), eze rechtstreeks met e netstroom verbinen of ze in e uittoestan plaatsen. De terugkoppelfuncties voor e vergreneling zijn verbonen met e igitale ingangen van e frequentieregelaar. U kunt parameters ID426 en ID430 instellen om e terugkoppelfuncties met e igitale ingangen te verbinen. Elke frequentieregelaar moet op een eigen vergrenelingsingang zijn aangesloten. Met e pomp- en ventilatorbesturing kunt u alleen motors besturen waarvan e vergrenelingsingang actief is. 9 LOCAL CONTACTS:

363 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 363 Tabel 195: Selecties voor parameter ID1032 Nummer optie Naam optie Terugkoppeling voor vergreneling niet gebruikt Bijwerken van autowisselvolgore bij stop Direct bijwerken van volgore De frequentieregelaar ontvangt geen terugkoppeling voor e vergreneling van e frequentieregelaars. De frequentieregelaar ontvangt terugkoppeling voor e vergreneling van e frequentieregelaars. Als een van e frequentieregelaars om e een of anere reen van het systeem is losgekoppel en uiteinelijk opnieuw wort aangesloten, wort eze als laatste in e autowisselvolgore geplaatst zoner at hierbij het systeem wort gestopt. Maar als e autowisselvolgore hieroor bijvoorbeel [P1 -> P3 -> P4 -> P2] wort, zal eze bij e volgene stop (autowissel, slaap, stop, etc.) woren bijgewerkt. VOORBEELD: [P1-> P3 -> P4] -> [P2 VERGRENDELD] -> [P1 -> P3 -> P4 -> P2] -> [SLAAP] -> [P1 -> P2 -> P3 -> P4] De frequentieregelaar ontvangt terugkoppeling voor e vergreneling van e frequentieregelaars. Als een frequentieregelaar opnieuw wort aangesloten en in e autowisselvolgore wort geplaatst, stopt e logica irect alle motoren en woren eze in e nieuwe configuratie opnieuw gestart. VOORBEELD: [P1 -> P2 -> P4] -> [P3 VERGRENDELD] -> [STOP] -> [P1 -> P2 -> P3 -> P4] 1033 MINIMUM SPECIALE WEERGAVE WERKELIJKE WAARDE 57 (2.2.46, ) Met eze parameter kunt u e minimumwaare van e speciale weergave instellen MAXIMUM SPECIALE WEERGAVE WERKELIJKE WAARDE 57 (2.2.47, ) Met eze parameter kunt u e maximumwaare van e speciale weergave instellen DECIMALEN SPECIALE WEERGAVE WERKELIJKE WAARDE 57 (2.2.48, ) Met eze parameter kunt u e ecimalen van e speciale weergave instellen EENHEID SPECIALE WEERGAVE WERKELIJKE WAARDE 57 (2.2.49, ) Met eze parameter kunt u e eenhei van e speciale weergave instellen. De parameters Speciaal isplay werkelijke waare woren gebruikt om het signaal werkelijke waare om te zetten en weer te geven op een manier ie informatiever is voor e gebruiker. LOCAL CONTACTS: 9

364 VACON 364 PARAMETERBESCHRIJVINGEN De parameters Speciaal isplay werkelijke waare zijn beschikbaar in e applicaties PIDbesturing en Pomp- en ventilatorbesturing. VOORBEELD: Het signaal werkelijke waare at vanaf een sensor (in ma) is verzonen, toont e hoeveelhei afvalwater ie per secone vanuit een tank wort gepompt. Het signaalbereik is 0(4) 20 ma. In plaats van e werkelijke signaalwaare (in ma) wilt u e hoeveelhei gepompt water in m3/s weergeven. U kunt hiervoor een waare instellen in parameter ID1033 ie overeenkomt met het minimale signaalniveau (0/4 ma) en een waare ie overeenkomt met het maximale signaalniveau (20 ma) in parameter ID1034. Het aantal ecimalen kunt u instellen met parameter ID1035 en e eenhei (m3/s) met parameter ID1036. Het niveau van het signaal werkelijke waare wort vervolgens geschaal tussen e ingestele minimumen maximumwaaren en weergegeven in e geselecteere eenhei. De volgene eenheen kunnen woren geselecteer (parameter ID1036): 9 LOCAL CONTACTS:

365 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 365 Tabel 196: Selecteerbare waaren voor Speciaal isplay werkelijke waare Waare Eenhei Op beieningspaneel 0 Niet gebruikt 1 % % 2 C C 3 m m 4 bar bar 5 mbar mbar 6 Pa Pa 7 kpa kpa 8 PSI PSI 9 m/s m/s 10 l/s l/s 11 l/min l/m 12 l/u l/u 13 m3/s m3/s 14 m3/min m3/m 15 m3/u m3/u 16 F F 17 ft ft 18 gal/s GPS 19 gal/min GPM 20 gal/u GPU 21 ft3/s CFS 22 ft3/min CFM 23 ft3/u CFU 24 A A 25 V V 26 W W LOCAL CONTACTS: 9

366 VACON 366 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 196: Selecteerbare waaren voor Speciaal isplay werkelijke waare Waare Eenhei Op beieningspaneel 27 kw kw 28 Pk Pk 29 * Inch Inch * = Alleen gelig voor applicatie 5 (Applicatie PID-besturing). AANWIJZING! Het maximumaantal tekens at op het beieningspaneel kan woren getoon is 4. Dit betekent at e weergave van e eenhei op het beieningspaneel in sommige gevallen niet aan e normen voloet. Specl Displ Min A B Afb. 89: Voorbeel isplay A. Werkelijke waare minimum (maximum) B. Aantal ecimalen 1080 DC-REMSTROOM NA STOP 6 (2.4.14) Met eze parameter kunt u e stroom instellen ie naar e motor wort gestuur in stoptoestan als DC-remmen actief is. In e applicatie Multifunctioneel bepaalt eze parameter e stroom ie in e stoptoestan op e motor wort aangebracht als e parameter ID416 actief is. In alle anere applicaties wort eze waare op een tiene van e DC-remstroom ingestel. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen SELECTIE FOLLOWER-REFERENTIE 6 (2.11.3) Met eze parameter kunt u e toerentalreferentie selecteren naar e followerfrequentieregelaar. 9 LOCAL CONTACTS:

367 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 367 Tabel 197: Selecties voor parameter ID1081 Nummer optie Functie 0 Analoge ingang 1 (AI1) Zie ID Analoge ingang 2 (AI2) Zie ID AI1+AI2 3 AI1 AI2 4 AI2 AI1 5 AI1*AI2 6 AI1 joystick 7 AI2 joystick 8 Paneelreferentie (R3.2) 9 Velbusreferentie 10 Potentiometer referentie, bestuur via ID418 (WAAR=toename) en ID417 (WAAR=afname) 11 AI1 of AI2 (laagste van beie) 12 AI1 of AI2 (hoogste van beie) 13 Maximumfrequentie ID102 (alleen aanbevolen bij koppelregeling) 14 Selectie AI1/AI2 Zie ID Encoer 1 (AI ingang C.1) 16 Encoer 2 (met OPTA7-toerentalsynchronisatie, alleen NXP AI ingang C.3) 17 Masterreferentie 18 Master Ramp Uit (stanaar) 1082 RESPONS BIJ SYSTEEMBUSCOMMUNICATIEFOUT 6 (2.7.30) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar reageert op een 'systeembuscommunicatie'. LOCAL CONTACTS: 9

368 VACON 368 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 198: Selecties voor parameter ID1082 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop 1083 SELECTIE FOLLOWER-KOPPELREFERENTIE 6 (2.11.4) Met eze parameter kunt u e koppelreferentie selecteren voor e followerfrequentieregelaar BESTURINGSOPTIES 6 (2.4.19) Met eze parameter kunt u e beieningsoptie selecteren. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen. 9 LOCAL CONTACTS:

369 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 369 Tabel 199: Selecties voor parameter ID1084 Nummer optie b0 b1 b2 b3 b4 b5 b6 b7 b8 b9 b10 b11 Naam optie Deactiveert encoerfout Bijwerken rampgenerator als Motorbesturingsmous wijzigt van Koppelbesturing (4) in Toerentalbesturing (3) RampOmhoog; gebruik acceleratieramp (voor close-loopkoppelregeling) RampOmlaag; gebruik eceleratieramp (voor close-loopkoppelregeling) VolgHuiige; volg werkelijke toerentalwaare binnen VensterPos/NegBreete (voor close-loopkoppelregeling) Tijconstante Rampstop forceren; bij stopaanvraag forceert e toerentallimiet e motor te stoppen Gereserveer Deactiveert verlaging schakelfrequentie Deactiveert e parameter 'Vergreneling runtoestanparameter' Gereserveer Inversie vertraage igitale uitgang 1 Inversie vertraage igitale uitgang STROOMLIMIET REM AAN/UIT 6 ( ) Met eze parameter kunt u e remstroomlimiet instellen. De mechanische rem sluit irect als e motorstroom oner eze waare zakt. Deze parameter is alleen beschikbaar voor NXP-frequentieregelaars. LOCAL CONTACTS: 9

370 VACON 370 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 1087 SCHALING VAN GENERATORKOPPELLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal selecteren at e maximale motorgeneratorkoppel aanpast. Tabel 200: Selecties voor parameter ID1087 Nummer optie Naam optie 0 Parameter 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 5 Schaling VB-limiet Met it signaal kunt u het maximale motorgeneratorkoppel aanpassen tussen 0 en e maximale limiet ie is ingestel met parameter ID1288. Een nulniveau bij e analoge ingang betekent at e generatorkoppellimiet nul beraagt. Deze parameter is alleen beschikbaar voor NXP-frequentieregelaars SCHALING VAN GENERATORVERMOGENSLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het analoge ingangssignaal selecteren at e maximale motorgeneratorstroom aanpast. Tabel 201: Selecties voor parameter ID1088 Nummer optie Naam optie 0 Parameter 1 AI1 2 AI2 3 AI3 4 AI4 5 Schaling VB-limiet Met it signaal kunt u het maximale motorgeneratorkoppel aanpassen tussen 0 en e maximale limiet ingestel met parameter ID1290. Deze parameter is alleen beschikbaar in e close-loopbesturingsmous. Een nulniveau bij e analoge ingang betekent at e generatorvermogenslimiet nul beraagt. 9 LOCAL CONTACTS:

371 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON FOLLOWER-STOPFUNCTIE 6 (2.11.2) Met eze parameter kunt u selecteren hoe e follower-frequentieregelaar stopt. Bepaalt hoe e follower-frequentieregelaar stopt (wanneer e geselecteere followerreferentie niet e ramp van e master is, parameter ID1081, selectie 18). Tabel 202: Selecties voor parameter ID1089 Nummer optie Naam optie Uitloop, follower behout besturing zelfs als e master bij fout is gestopt Ramping, follower behout besturing zelfs als e master bij fout is gestopt Als master; follower volgt e master 1090 ENCODERTELLER RESETTEN 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e controlewaaren Ashoek en Asrotatie op nul terugzet. Zie Tabel 44 Controlewaaren, NXS-frequentieregelaars. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen MASTER/FOLLOWER-MODUS 26 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e tweee master/ follower-mous kan woren geactiveer. Hiermee selecteert u e igitale ingang om e tweee master/follower-mous te activeren ie met parameter ID1093 is geselecteer. De parameter is alleen beschikbaar voor NXPaanrijvingen SELECTIE MASTER/FOLLOWER-MODUS 2 6 (2.11.7) Met eze parameter kunt u e master/follower-functie selecteren. Hiermee selecteert u master/follower-mous 2 ie wort gebruikt als e DI actief is. Als follower is geselecteer, wort e run-aanvraagopracht bewaakt vanaf e master en woren alle overige referenties geselecteer oor parameters. LOCAL CONTACTS: 9

372 VACON 372 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 203: Selecties voor parameter ID1093 Nummer optie Naam optie 0 SingleDrive 1 Master 2 Follower 1209 BEVESTIGING INGANGSSCHAKELAAR 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e status van e ingangsschakelaar bevestigt. De ingangsschakelaar is oorgaans een schakelautomaat of magneetschakelaar waarmee het vermogen aan e frequentieregelaar wort gelever. Als e bevestiging van e ingangsschakelaar ontbreekt, wort e frequentieregelaar uitgeschakel met e fout Ingangsschakelaar open (F64). De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen BEVESTIGING EXTERNE REM 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at e status van e externe rem bevestigt. Sluit it igitale ingangssignaal aan op een hulpcontact van e mechanische rem. Als e opracht is gegeven om e rem te openen maar het contact van e remkoppeling niet binnen e ingestele tij sluit, treet foutcoe 58 voor e mechanische rem op. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen NOODSTOP 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen met welk igitale ingangssignaal e noostopfunctie kan woren geactiveer. Hieraan merkt e aanrijving at e machine oor het externe noostopcircuit is gestopt. Selecteer e igitale ingang om het noostopingangssignaal naar e aanrijving te activeren. Als het signaal van e igitale ingang te laag is, stopt e aanrijving conform e instelling van e Noostopmous ID1276 en wort e waarschuwingscoe A63 weergegeven. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen ID-BIT VRIJE DO1 6(P ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren at e igitale uitgang bestuurt. De parameter moet woren ingestel in e ineling xxxx.yy, waarbij xxxx het ID-nummer van het signaal en yy het bitnummer is. De waare voor DO-besturing is bijvoorbeel is het ID-nummer van het statuswoor. De igitale uitgang is us AAN als het bitnummer van het statuswoor (ID-nummer 43) 06 is,.w.z. at Vrijgave is ingeschakel. 9 LOCAL CONTACTS:

373 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON DC GEREED-PULS 6 ( ) Met eze parameter kunt u het igitale ingangssignaal selecteren at oplaen van e omzetterfrequentieregelaar mogelijk maakt met een ingangsschakelaar. DC laen. Gebruikt voor het laen van e inverter rive via een ingangsschakelaar. Als e DC-spanning hoger is an het laaniveau, wort er een pulstrein van 2 seconen gegenereer om e ingangsschakelaar te sluiten. De pulstrein is UIT wanneer e bevestiging van e ingangsschakelaar hoog is. De parameter is alleen beschikbaar voor NXPaanrijvingen VERTRAGINGSREFERENTIE 1 6 (2.4.15) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentie voor e vertragingsfunctie instellen VERTRAGINGSREFERENTIE 2 6 (2.4.16) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentie voor e vertragingsfunctie instellen. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen TOERENTALVERDELING 6 (2.11.5) Met eze parameter kunt u extra schaling instellen voor e frequentiereferentie. Hiermee stelt u het percentage in voor e uiterste toerentalreferentie vanaf e ontvangen toerentalreferentie FILTERTIJD KOPPELREFERENTIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u e filtertij voor e koppelreferentie instellen BELASTINGVERDELING 6 (2.11.6) Met eze parameter kunt u extra schaling instellen voor e koppelreferentie. Hiermee stelt u het percentage in voor e uiterste koppelreferentie vanaf e ontvangen koppelreferentie FLUXREFERENTIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u schaling van e magnetiseringsstroom van e motor instellen TOERENTALSTAP 6 ( , ) Met eze parameter kunt u e toerentalregeling afstellen wanneer NCDrive wort gebruikt. Zie voor meer informatie NCDrive Tools: Step response. Met it programma kunt u een stapwaare aan een toerentalreferentie toewijzen na een rampregeling KOPPELSTAP 6 ( ) Met eze parameter kunt u e koppelregelaar afstellen wanneer NCDrive wort gebruikt. Zie voor meer informatie NCDrive Tools: Step response. Met it programma kunt u een stap aan een koppelreferentie toewijzen. LOCAL CONTACTS: 9

374 VACON 374 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 1257 VERTRAGINGSRAMP 6 (2.4.17) Met eze parameter kunt u e rampingtij instellen als e vertragingsfunctie actief is. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen NOODSTOPMODUS 6 (2.4.18) Met eze parameter kunt u instellen hoe e frequentieregelaar wort gestopt wanneer e noostopopracht wort gegeven via een DI of e velbus. Hiermee bepaalt u e actie als e IO-noostopingang afneemt. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen. Tabel 204: Selecties voor parameter ID1276 Nummer optie Naam optie 0 Stop uitloop 1 Stop ramping 1278 KOPPELTOERENTALLIMIET, CLOSED LOOP 6 (2.10.6) Met eze parameter kunt u e mous voor e uitgangsfrequentielimiet voor koppelregeling instellen. Tabel 205: Selecties voor parameter ID1278 Nummer optie Naam optie 0 Close-looptoerentalregeling 1 Positieve en negatieve frequentielimiet 2 Uitvoer rampgenerator (-/+) Negatieve frequentielimiet uitvoer rampgenerator Uitvoer rampgenerator positieve frequentielimiet Uitvoer rampgenerator met venster 6 0 uitvoer rampgenerator 7 Uitvoer rampgenerator met venster en aan/uit-limieten Zie ID644 voor e selectie van eze parameter in NXS-frequentieregelaars. 9 LOCAL CONTACTS:

375 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON POSITIEVE FREQUENTIELIMIET 6 (2.6.20) Met eze parameter kunt u e uiteinelijke frequentiereferentielimiet in e positieve raairichting instellen. Maximumfrequentielimiet van e frequentieregelaar. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen NEGATIEVE FREQUENTIELIMIET 6 (2.6.19) Met eze parameter kunt u e uiteinelijke frequentiereferentielimiet in e negatieve raairichting instellen. Minimumfrequentielimiet van e frequentieregelaar. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen MOTORKOPPELLIMIET 6 (2.6.22) Met eze parameter kunt u het maximumkoppel aan motorzije instellen. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen GENERATORKOPPELLIMIET 6 (2.6.21) Met eze parameter kunt u het maximumkoppel aan generatorzije instellen. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen MOTORVERMOGENSLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het maximumvermogen aan motorzije instellen. Alleen voor Gesloten loop regelingsmous GENERATORVERMOGENSLIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u het maximumvermogen aan generatorzije instellen. Alleen voor Gesloten loop regelingsmous RESPONS OP REMFOUT 6 (2.7.28) Met eze parameter kunt u e respons op een remfout instellen. LOCAL CONTACTS: 9

376 VACON 376 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 206: Selecties voor parameter ID1316 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 3 Fout, stopmous na fout volgens ID506 Fout, stopmous na fout altij via uitloop 1317 REMFOUTVERTRAGING 6 (2.7.29) Met eze parameter kunt u e vertraging instellen waarna e remfout wort geactiveer bij een mechanische vertraging in e rem. Zie parameter ID SELECTIE MASTER/FOLLOWER 6 (2.11.1) Met eze parameter kunt u e master/follower-mous selecteren. Als e waare follower is geselecteer, wort e run-aanvraagopracht bewaakt vanaf e master. Alle overige referenties woren oor parameters geselecteer. Tabel 207: Selecties voor parameter ID1324 Nummer optie Naam optie 0 SingleDrive 1 Master 2 Follower 1352 SYSTEEMBUSFOUTVERTRAGING 6 (2.7.31) Met eze parameter kunt u e maximale tij instellen at het heartbeatsignaal moet ontbreken voorat er een systeembusfout optreet T/M 1369 FLUX % 6 ( T/M ) Met eze parameter kunt u het fluxniveau instellen als percentage van e nominale fluxspanning. Motorspanning overeenkomen met % van e flux als percentage van e nominale fluxspanning. 9 LOCAL CONTACTS:

377 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON ID BIT VRIJE DO2 6 (P ) Met eze parameter kunt u het signaal selecteren at e igitale uitgang bestuurt. De parameter moet woren ingestel in e ineling xxxx.yy, waarbij xxxx het ID-nummer van het signaal en yy het bitnummer is. De waare voor DO-besturing is bijvoorbeel is het ID-nummer van het statuswoor. De igitale uitgang is us AAN als het bitnummer van het statuswoor (ID-nummer 43) 06 is,.w.z. at Vrijgave is ingeschakel STOPTOESTAND FLUX 6 ( ) Met eze parameter kunt u e flux instellen ie in e motor blijft wanneer e frequentieregelaar stopt. De flux wort gehanhaaf voor e uur ie is ingestel in parameter ID1402. Deze parameter kan alleen in e motorbesturingsmous (close-loop) woren gebruikt UITSCHAKELVERTRAGING FLUX 6 ( ) Met eze parameter kunt u instellen hoelang e stoptoestanflux in e motor in stan gehouen wort wanneer e frequentieregelaar stopt. De flux ie is ingestel in parameter ID1401 wort voor e ingestele uur in e motor gehanhaaf naat e frequentieregelaar is gestopt. Deze functie wort gebruikt om eerer het volleige motorkoppel ter beschikking te hebben. Tabel 208: Selecties voor parameter ID1402 Nummer optie 0 >0 <0 Naam optie Geen flux naat e motor is gestopt. De uitschakelvertraging flux in seconen. De flux wort na e stop in e motor gehanhaaf totat e volgene run-aanvraag naar e frequentieregelaar is gestuur KOPPELSTABILISATIEVERSTERKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e versterking instellen voor koppelstabilisatie bij openloopregeling. Extra versterking voor e koppelstabilisatie bij nulfrequentie KOPPELSTABILISATIEDEMPING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e empingstijconstante voor koppelstabilisatie instellen. Hoe hoger e parameterwaare, hoe e kleiner e tijconstante. LOCAL CONTACTS: 9

378 VACON 378 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Als een PMS-motor in e Open loop regelingsmous wort gebruikt, is het raazaam om in plaats van 1000 e waare 980 voor eze parameter te gebruiken KOPPELSTABILISATIEVERSTERKING OP VELDVERZWAKKINGSPUNT 6 ( ) Met eze parameter kunt u e versterking instellen voor koppelstabilisatie bij het velverzwakkingspunt bij open-loopregeling HERSTARTVERTRAGING 6 (2.6.17) Met eze parameter kunt u e tijvertraging instellen geurene welke e frequentieregelaar niet kan woren herstart na uitloop (als vliegene start niet wort gebruikt). De tij kan woren ingestel tot 60,000 seconen. De Gesloten loop regelingsmous gebruikt een anere vertraging. AANWIJZING! Deze functie is niet beschikbaar als e vliegene start voor e startfunctie (ID505) is geselecteer. De parameter is alleen beschikbaar voor NXP-aanrijvingen TYPE MODULATOR 6 (2.4.20) Met eze parameter kunt u het type moulator selecteren. Voor sommige toepassingen is een softwaremoulator vereist. Nummer optie Naam optie Een klassieke injectie op e ere harmonische. Het spectrum is iets beter in vergelijking met softwaremoulator 1. 0 ASIC-moulator AANWIJZING! Een ASIC-moulator kan niet woren gebruikt met DriveSynch of PMS-motoren met een incrementele encoer. Symmetrische vectormoulator met symmetrische nulvectors. Zorgt voor miner stroomvervorming an bij softwaremoulator 2 als verhoging wort gebruikt. 1 Softwaremoulator 1 AANWIJZING! Aanbevolen voor DriveSynch-motoren (stanaar ingestel wanneer DS wort geactiveer) en verplicht bij PMS-motoren met een incrementele encoer FOLLOWER-FOUT 6 (2.11.8) Met eze parameter kunt u e respons van e master-frequentieregelaar instellen op een fout in een van e follower-frequentieregelaars. 9 LOCAL CONTACTS:

379 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 379 Als een van e frequentieregelaars wort uitgeschakel, verzent e masterfrequentieregelaar voor iagnostische oeleinen een opracht om e atalogger van alle frequentieregelaars in te schakelen. Tabel 209: Selecties voor parameter ID1536 Nummer optie Naam optie 0 Geen reactie 1 Waarschuwing 2 Fout, stopmous na fout volgens Stopfunctie 1550 STABILISATIEVERSTERKING FLUXCIRKEL 6 ( ) Met eze parameter kunt u e versterking instellen voor e fluxcirkelstabilisatie. Versterking van fluxcirkelstabilisatie ( ) 1551 TIJDCONSTANTE FLUXSTABILISATIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u het filtercoëfficiënt instellen van e ientificatiestroomstabilisatie TIJDCONSTANTE SPANNINGSTABILISATIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u e emping van e spanningsstabilisatie instellen. Demping van spanningsstabilisatie, (0 1000) SPANNINGSSTABILISATIELIMIET 6 ( ) Met eze parameter kunt u e limieten instellen voor e spanningsstabilisatie-uitgang. Met eze parameter stelt u e limieten in voor e spanningsstabilisatoruitgang,.w.z. e maximum- en minimumwaare voor e correctieuur f in Frequentieschaal POLARITEITSPULSSTROOM 6 (P ) Met eze parameter kunt u het stroomniveau instellen voor e polarisatierichtingcontrole van e aspositie van e magneet tijens e starthoekientificatie. Een waare van 0 betekent at het interne stroomniveau wort gebruikt. Dit ligt meestal iets hoger an e normale ientificatiestroom ie is ingestel met P Controle van e polarisatierichting is zelen noozakelijk omat e juiste richting al wort vastgestel tijens ientificatie. Daarom kan eze functie in e meeste gevallen woren uitgeschakel oor een negatieve parameterwaare in te stellen. Dit wort specifiek aanbevolen wanneer er F1- fouten optreen tijens ientificatie. LOCAL CONTACTS: 9

380 VACON 380 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 1587 INVERSIE VERTRAAGDE DO1 6 (P ) Met eze parameter kunt u het vertraage igitale uitgangssignaal inverteren. Inverteert het vertraage igitale uitgangssignaal INVERSIE VERTRAAGDE DO2 6 (P ) Met eze parameter kunt u het vertraage igitale uitgangssignaal inverteren. Inverteert het vertraage igitale uitgangssignaal STARTHOEK-IDENTIFICATIEMODUS 6 (P ) Met eze parameter kunt u e starthoekientificatie selecteren wanneer er geen absolute encoer of incrementele encoer met z-puls wort gebruikt. Ientificatie van e starthoek, at wil zeggen e aspositie van e rotormagneet ten opzichte van e U-fasemagneet op e stator, is noig wanneer geen absolute encoer of incrementele encoer met z-puls wort gebruikt. Deze functie bepaalt hoe e starthoek in eze gevallen wort vastgestel. De ientificatietij is afhankelijk van e elektrische specificaties van e motor, maar uurt gemiel ms. Bij gebruik van een absolute encoer wort e starthoekwaare irect van e encoer afgelezen. Als e positie in P een anere waare an nul heeft, wort aarentegen automatisch e z-puls van e incrementele encoer gebruikt. Bij gebruik van absolute encoers mag P bovenien geen nul zijn omat eze waare wort geïnterpreteer als een niet uitgevoere ientificatierun. De motor wort an niet wort vrijgegeven tenzij het absolute kanaal wort genegeer oor e starthoekientificatie. AANWIJZING! Voor gebruik van eze functie moet Type moulator (P2.4.20) zijn ingestel op een waare > 0. 9 LOCAL CONTACTS:

381 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 381 Tabel 210: Selecties voor parameter ID1691 Nummer optie Naam optie 0 Automatisch 1 Gewongen 2 Bij inschakelen 10 Disable Er wort automatisch beslist of starthoekientificatie moet woren uitgevoer op basis van het type encoer at op e frequentieregelaar is aangesloten. Dit is geschikt voor e meest voorkomene gevallen. Geschikt voor: OPT-A4-, OPT- A5-, OPT-A7- en OPT-AE-kaarten. Hierbij wort e automatische logica van e frequentieregelaar genegeer en wort e starthoekientificatie gewongen ingeschakel. Dit kan bijvoorbeel woren gebruikt bij absolute encoers om absolute kanaalinformatie te negeren en toch e starthoekientificatie te starten. Als starthoekientificatie is ingeschakel, wort eze functie stanaar herhaal bij elke start. Bij eze instelling wort ientificatie alleen uitgevoer bij e eerste start na het inschakelen van e frequentieregelaar. Bij volgene starts wort e hoek overgenomen van e encoerpulsteller. Stel eze waare in wanneer e z-puls van e encoer wort gebruikt voor starthoekientificatie I/F-STROOM 6 (P ) Met eze parameter kunt u het stroomniveau bepalen at wort gebruikt wanneer I/fbesturing voor PMS-motoren is ingeschakel. De parameter I/f-stroom wort gebruikt voor verschillene oelen. I/F-BESTURING Deze parameter bepaalt het stroomniveau tijens I/f-besturing als percentage van e nominale motorstroom. NULPOSITIE BIJ INCREMENTELE ENCODER MET Z-PULS In e Close Loop-besturingsmous met encoer met z-puls bepaalt eze parameter tevens het gebruikte stroomniveau tijens het starten, voorat e z-puls voor synchronisatie wort ontvangen. DC-STARTHOEKIDENTIFICATIE Deze parameter bepaalt het DC-stroomniveau wanneer e starthoekientificatietij is ingestel op een waare groter an nul. Zie P Starthoekientificatietij LIMIETVERHOUDING KOPPELSTABILISATIE 6 ( ) Met eze parameter kunt u een limiet instellen op e koppelstabilisatie-uitgang. ID111 * ID1720 = Koppelstabilisatielimiet LOCAL CONTACTS: 9

382 VACON 382 PARAMETERBESCHRIJVINGEN 1738 SPANNINGSSTABILISATIEVERSTERKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e versterking van e spanningsstabilisatie instellen STARTSTROOM VOOR STARTHOEKBEPALING 6 (P ) Met eze parameter kunt u het stroomniveau instellen at wort gebruikt voor starthoekientificatie. Het juiste niveau is afhankelijk van het gebruikte motortype. Meestal is 50% van e nominale motorstroom voloene, maar afhankelijk van bijvoorbeel het saturatieniveau van e motor kan een hogere stroom noig zijn I/F-BESTURINGSLIMIET 6 (P ) Met eze parameter kunt u e frequentielimiet instellen voor e I/f-besturing. Deze parameter bepaalt e frequentielimiet voor I/f-besturing als percentage van e nominale motorfrequentie. I/f-besturing wort gebruikt als e frequentie oner eze grenswaare ligt. De normale werking wort herstel zora e frequentie e grenswaare met ten minste 1 Hz overschrijt FLUXSTABILISATIECOËFFICIËNT 6 ( ) Met eze parameter kunt u e coëfficiëntie van e fluxstabilisatie voor inuctiemotoren instellen FLUXSTABILISATIEVERSTERKING 6 ( ) Met eze parameter kunt u e versterking van e fluxstabilisatie voor inuctiemotoren instellen VB-FOUT VASTE FREQUENTIE 6 (P2.7.40) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentie instellen voor e velbuscommunicatiewaarschuwing. Deze parameter geeft e frequentiereferentiewaare aan ie gebruikt moet woren wanneer velbus e actieve beieningsplaats is, als velbusfout actief is en e respons op e fout (parameter ID733) is ingestel op 4/Alrm:VastFrq. Deze parameter is alleen aanwezig in NXP-frequentieregelaars RAMPING; S2 OVERSLAAN 6 (P2.4.21) Met eze parameter kunt u e tweee S-vormige afsnijramp overslaan. Deze functie wort gebruikt om e tweee S-vormige afsnijramp over te slaan (.w.z. om een onnoige verhoging van het toerental e vaste lijn in Afb. 90 Ramping; S2 overslaan te voorkomen) als e referentie wort gewijzig voorat het uiterste toerental wort bereikt. S4 wort ook overgeslagen als e referentie wort verhoog terwijl het toerental afneemt. 9 LOCAL CONTACTS:

383 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON % S 0% S S2 overslaan Afb. 90: Ramping; S2 overslaan Tweee S-curve wort overgeslagen als e referentie bij 25 Hz wort gewijzig. 9.1 BEDIENINGSPANEELPARAMETERS In tegenstelling tot e bovenstaane parameters bevinen eze zich in menu M3 van het beieningspaneel. De frequentie- en koppelreferentieparameters hebben geen ID-nummer. 114 STOPKNOP GEACTIVEERD (3.4, 3.6) Met eze parameter kunt u e stopknop op het beieningspaneel inschakelen. Als u e knop Stop wilt instellen als "hotspot" waarmee e aanrijving altij wort gestopt ongeacht e geselecteere beieningsplaats, stelt u eze parameter in op e waare 1. Zie ook parameter ID BEDIENINGSPLAATS (3.1) Met eze parameter kunt u e beieningsplaats selecteren. Met eze parameter kan e actieve beieningsplaats woren gewijzig. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. Als u e knop Start 3 seconen ingerukt hout, wort het beieningspaneel als actieve beieningsplaats geselecteer en wort e runstatusinformatie (Run/stop, richting en referentie) gekopieer. LOCAL CONTACTS: 9

384 VACON 384 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 211: Selecties voor parameter ID125 Nummer optie 0 Naam optie Pc-besturing, geactiveer oor NCDrive 1 I/O-klemmen 2 Beieningspaneel 3 Velbus 123 DRAAIRICHTING BEDIENINGSPANEEL (3.3) Met eze parameter kunt u e raairichting van e motor instellen wanneer het beieningspaneel is ingestel als beieningsplaats. Tabel 212: Selecties voor parameter ID123 Nummer optie Naam optie 0 1 Vooruit Achteruit e motor roteert voorwaarts als het beieningspaneel e actieve beieningsplaats is. e motor roteert achterwaarts als het beieningspaneel e actieve beieningsplaats is. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. R3.2 BEDIENINGSPANEELREFERENTIE (3.2) Met eze parameter kunt u e frequentiereferentie vanaf het beieningspaneel aanpassen. De uitgangsfrequentie kan als beieningspaneelreferentie woren gekopieer oor e stopknop geurene 3 seconen op een van e pagina's van menu M3 ingerukt te houen. Zie e gebruikershanleiing van het prouct voor meer informatie. 167 PID-REFERENTIE 1 57 (3.4) Met eze parameter kunt u e referentiewaare van e PID-regelaar instellen. De paneelreferentie van e PID-regelaar kan op een waare tussen 0 en 100% woren ingestel. Deze referentiewaare is e actieve PID-referentie als parameter ID332 = PID-REFERENTIE 2 57 (3.5) Met eze parameter kunt u e referentiewaare van e PID-regelaar instellen. De paneelreferentie 2 van e PID-regelaar kan op een waare tussen 0 en 100% woren ingestel. Deze referentie is actief als e waare van e DIN5-functie=13 en het contact van DIN5 gesloten is. 9 LOCAL CONTACTS:

385 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 385 R3.5 KOPPELREFERENTIE 6 (3.5) Hier kunt u e koppelreferentie instellen tussen -300,0 300,0%. 9.2 MASTER/FOLLOWER-FUNCTIE (ALLEEN NXP) De master/follower-functie is ontwikkel voor toepassingen waarbij het systeem met verschillene NXP-frequentieregelaars werkt en e motorassen via oner anere tanwieloverbrengingen, kettingen en riemen aan elkaar zijn gekoppel. Hierbij is het raazaam om e close-loopregelingsmous te gebruiken. De externe stuursignalen voor Start/Stop woren uitsluiten verbonen met e masteraanrijving. De toerental- en koppelreferenties evenals e regelingsmoi woren voor elke aanrijving afzonerlijk geselecteer. De master stuurt e follower(s) via een systeembus. Het masterstation is oorgaans toerentalgestuur, terwijl e anere aanrijvingen e koppel- of toerentalreferentie van e master volgen. De koppelregeling van e follower moet woren gebruikt als e motorassen van e masteren followeraanrijvingen stevig aan elkaar zijn gekoppel, bijvoorbeel via een tanwieloverbrenging of ketting, zoat er geen toerentalverschillen tussen e aanrijvingen kunnen optreen. Het is raazaam vensterbesturing te gebruiken als het toerental van e follower in e buurt van e master moet blijven. De toerentalregeling van e follower moet woren gebruikt als e nauwkeurighei van het toerental miner belangrijk is. Voor een evenwichtige belasting is het in ergelijke gevallen raazaam om in alle aanrijvingen last-rooping te gebruiken FYSIEKE VERBINDINGEN VAN DE MASTER/FOLLOWER-KOPPELING In e onerstaane afbeelingen bevint e masteraanrijving zich aan e linkerkant en zijn alle anere aanrijvingen followers. De fysieke master/follower-verbining kan tot stan woren gebracht met behulp van optiekaart OPTD2. Zie e hanleiing van e VACON NX I/O-kaarten voor meer informatie GLASVEZELVERBINDING TUSSEN FREQUENTIEREGELAARS MET OPTD2 De OPTD2-kaart in e master is op e stanaarjumperposities ingestel,.w.z. X6:1-2, X5:1-2. Voor e followers moeten e jumperposities woren gewijzig: X6:1-2, X5:2-3. Deze kaart biet onersteuning voor CAN-communicatie. Deze optie hanig is voor het monitoren van meerere aanrijvingen in combinatie met e pc-software NCDrive bij gebruik van Master/Follower-functies of lijnsystemen. LOCAL CONTACTS: 9

386 VACON 386 PARAMETERBESCHRIJVINGEN OPTD2 Jumper X5: TX1 X6: AAN Master SBInGebruik=Ja SBID =1 SBVolgenID=2 SBLaatsteID=4 OPTD2 OPTD2 OPTD2 Jumper X5: TX2 X6: AAN Follower SBInGebruik=Ja SBID =2 SBVolgenID=3 SBLaatsteID=4 Jumper X5: TX2 X6: AAN Follower SBInGebruik=Ja SBID =3 SBVolgenID=4 SBLaatsteID=4 Jumper X5: TX2 X6: AAN Follower SBInGebruik=Ja SBID =4 SBVolgenID=1 SBLaatsteID=4 H1 (RX) H2 (TX) H1 (RX) H2 (TX) H1 (RX) H2 (TX) H1 (RX) H2 (TX) Afb. 91: Fysieke verbiningen van e systeembus met e OPTD2-kaart Zie e hanleiing van e VACON NX I/O-kaarten voor meer informatie over e parameters van e OPTD2-uitbreiingskaart. 9.3 EXTERNE REMBESTURING MET EXTRA LIMIETEN (ID'S 315, 316, 346 T/M 349, 352, 353) De externe rem ie wort gebruikt voor aanvullen remmen, kan woren geregel met parameters ID315, ID316, ID346 t/m ID349 en ID352/ID353. U kunt e rem effectief regelen oor e aan/uit-besturing van e rem te selecteren, e frequentie of koppellimieten waarop e rem moet reageren in te stellen en e aan/uit-vertragingen van e rem in te stellen. AANWIJZING! Tijens een ientificatierun (zie parameter ID631) is e rembesturing uitgeschakel. 9 LOCAL CONTACTS:

387 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 387 Koppellimiet ID349 frequentielimiet ID347 START STOP Uitschakelvertraging rem; ID352 Inschakelvertraging rem; ID352 Rem uit Rem aan Afb. 92: Rembesturing met extra limieten In 21 hierboven is e rembesturing ingestel om te reageren op zowel e koppel- (parameter ID349) als e frequentiebewakingslimiet (ID347). Daarnaast wort ezelfe frequentielimiet gebruikt voor e Aan/uit-besturing van e rem oor parameter ID346 e waare 4 te geven. Het is tevens mogelijk om twee verschillene frequentielimieten te gebruiken. In at geval moet u parameters ID315 en ID346 e waare 3 geven. Rem uit: Voor het uitschakelen van e rem moet aan rie voorwaaren woren volaan: 1) e frequentieregelaar moet zich in e runtoestan bevinen, 2) het koppel moet hoger zijn an e ingestele limiet (inien gebruikt) en 3) e uitgangsfrequentie moet hoger zijn an e ingestele limiet (inien gebruikt). Rem aan: Met e stopopracht wort e uitschakelvertraging van e rem geactiveer en e rem wort uitgeschakel wanneer e uitgangsfrequentie oner e ingestele limiet (ID315 of ID346) uitkomt. Als voorzorgsmaatregel wort e rem uiterlijk gesloten wanneer e inschakelvertraging van e rem verloopt. AANWIJZING! Bij een fout of stoptoestan wort e rem onmiellijk zoner vertraging gesloten. Om beschaiging aan e rem te voorkomen is het sterk aan te raen e inschakelvertraging van e rem zoanig in te stellen at eze hoger uitkomt an e rampingtij. LOCAL CONTACTS: 9

388 VACON 388 PARAMETERBESCHRIJVINGEN ID346 Geen uit-besturing rem 0-2 Uit-besturing rem, 2 limieten Aan/uitbesturing rem, 1 limiet 3 4 Uit-besturing rem Aan-besturing rem ID348 Runtoestan Geen run-aanvraag Omkeren Geen run-aanvraag ID315 ID346 Geen uit-besturing rem 0-2 Uit-besturing rem, koppellimiet WAAR f out ID347 WAAR Motorkoppel ID349 OF TELLER INSCHAKEL VERTRAGING Geen aan-besturing rem 0-2 Aan-besturing rem, 2 limieten 3 Geen aan-besturing rem 0-3 Aan/uit-besturing rem, 1 limiet ID OF AND NOT TELLER UITSCHAKEL- VERTRAGING AND OF Rem uit Rem aan ID347 4 f out Fout Afb. 93: Rembesturingslogica Als u e master/follower-functie gebruikt, opent e follower-frequentieregelaar e rem op hetzelfe moment als e master, zelfs als er niet aan e vereisten voor het openen van e rem van e follower woren volaan. 9.4 PARAMETERS VOOR THERMISCHE MOTORBEVEILIGING (ID'S 704 T/M 708) De thermische motorbeveiliging voorkomt at e motor oververhit raakt. De AC-frequentieregelaar kan een stroom leveren ie groter is an e nominale stroom. Deze hoge stroom kan noig zijn voor e belasting en moet gebruikt kunnen woren. Maar oner eze omstanigheen bestaat er echter een kans op thermische overbelasting. Bij lage frequenties is het risico groter. Bij lage frequenties nemen het koeleffect en e capaciteit van e motor af. Als e motor is voorzien van een externe ventilator, is e belastingreuctie bij lage toerentallen klein. De thermische motorbeveiliging is gebaseer op berekeningen. De beschermingsfunctie berekent e belasting van e motor op basis van e uitgangsstroom van e 9 LOCAL CONTACTS:

389 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 389 frequentieregelaar. Als e besturingskaart niet van stroom is voorzien, woren e berekeningen gereset. De thermische motorbeveiliging kan met parameters woren aangepast. De thermische stroom IT bepaalt e belastingsstroom waarboven e motor wort overbelast. Deze stroomlimiet is een functie van e uitgangsfrequentie. De thermische fase van e motor kan woren gecontroleer op het isplay van het beieningspaneel. Zie e gebruikershanleiing van het prouct. AANWIJZING! Als u lange motorkabels gebruikt (max. 100 m) in combinatie met kleine frequentieregelaars ( 1,5 kw), kan e motorstroom ie wort gemeten bij e frequentieregelaar, veel hoger zijn an e werkelijke motorstroom. Dat is omat er capacitieve stromen optreen in e motorkabel. LET OP! Zorg at e luchtstroom langs e motor niet wort geblokkeer. Als e luchtstroom wort geblokkeer, kan eze functie e motor niet beschermen en kan e motor oververhit raken. Hieroor kan e motor beschaig raken. 9.5 PARAMETERS VOOR BESCHERMING BLOKKEREN (ID'S 709 T/M 712) De beveiligingsfunctie tegen motorblokkering beschermt e motor tegen korte overbelastingen. Overbelasting kan bijvoorbeel optreen wanneer e as stil komt te staan. U kunt e reactietij van e beveiliging tegen motorblokkering korter in stellen an e thermische motorbeveiliging. De blokkeertoestan van e motor kan woren geefinieer met e parameters ID710 (Blokkeerstroom) en ID712 (Blokkeerfrequentielimiet). Als e stroom hoger is an e grenswaare en e uitgangsfrequentie lager is an e grenswaare, bevint e motor zich in blokkeertoestan. De blokkeerbeveiliging is een soort overstroombeveiliging. AANWIJZING! Als u lange motorkabels gebruikt (max. 100 m) in combinatie met kleine frequentieregelaars ( 1,5 kw), kan e motorstroom ie wort gemeten bij e frequentieregelaar, veel hoger zijn an e werkelijke motorstroom. Dat is omat er capacitieve stromen optreen in e motorkabel. 9.6 PARAMETERS VOOR BESCHERMING ONDERBELASTING (ID'S 713 T/M 716) De onerbelastingsbeveiliging voor e motor zorgt ervoor at e motor belast wort wanneer e frequentieregelaar actief is. Als e belasting van e motor wegvalt, kunnen er problemen optreen. Zo kan at bijvoorbeel uien op een gebroken aanrijfriem of een roge pomp. U kunt e beveiliging tegen motoronerbelasting aanpassen met parameters ID714 (Velverzwakkingsgebiebelasting) en ID715 (Nulfrequentiebelasting). De onerbelastingscurve is een kwaratische curve tussen e nulfrequentie en het LOCAL CONTACTS: 9

390 VACON 390 PARAMETERBESCHRIJVINGEN velverzwakkingspunt. De bescherming is niet actief bij frequenties lager an 5 Hz. Bij frequenties lager an 5 Hz hout e onerbelastingstijteller e tij ook niet bij. De waaren van e parameters voor onerbelastingsbeveiliging woren ingestel als percentage van het nominale motorkoppel. De schalingsverhouing van e interne koppelwaare kunt u afleien van e motortypeplaatgegevens, e nominale motorstroom en e nominale stroom van e frequentieregelaar IH. Als u een anere stroom gebruikt an e nominale motorstroom, neemt e nauwkeurighei van e berekening af. AANWIJZING! Als u lange motorkabels gebruikt (max. 100 m) in combinatie met kleine frequentieregelaars ( 1,5 kw), kan e motorstroom ie wort gemeten bij e frequentieregelaar, veel hoger zijn an e werkelijke motorstroom. Dat is omat er capacitieve stromen optreen in e motorkabel. 9.7 VELDBUSBESTURINGSPARAMETERS (ID'S 850 T/M 859) De velbusbesturingsparameters woren gebruikt als e frequentie of toerentalreferentie afkomstig is van e velbus (Mobus, Profibus, DeviceNet etc.). Met Velbus-ata uit selecties 1 8 kunt u waaren bewaken vanaf e velbus PROCESDATA UIT (SLAVE -> MASTER) De velbusmaster kan met behulp van e procesatavariabelen e werkelijke waaren van e AC-frequentieregelaar uitlezen. In e applicaties Basis, Stanaar, Lokaal/op afstan, Multi-toeren, PID-besturing en Pomp- en ventilatorbesturing woren e procesata als volgt gebruikt: Tabel 213: De stanaarwaaren voor Procesata uit via e velbus. Data Stanaarwaare Eenhei Schaal ID Procesata uit 1 Uitgangsfrequentie Hz 0,01 Hz 1 Procesata uit 2 Motortoerental rpm 1 rpm 2 Procesata uit 3 Motorstroom A 0,1 A 45 Procesata uit 4 Motorkoppel % 0.1% 4 Procesata uit 5 Motorvermogen % 0.1% 5 Procesata uit 6 Motorspanning V 0,1 V 6 Procesata uit 7 DC-spanning V 1 V 7 Procesata uit 8 Actieve foutcoe De Multi-purpose applicatie heeft voor alle procesata een selectieparameter. De bewakingswaaren en aanrijvingsparameters kunnen woren geselecteer met behulp van het ientificatienummer. In e bovenstaane tabel zijn e stanaarselecties opgenomen. 9 LOCAL CONTACTS:

391 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON STROOMSCHALING BIJ DE VERSCHILLENDE UNITFORMATEN AANWIJZING! De bewakingswaare ID45 (oorgaans in Procesata UIT 3) wort slechts met één ecimaal gegeven. Tabel 214: Stroomschaling bij e verschillene unitformaten Spanning Formaat Schaal VAC NX_ ,01 A VAC NX_ ,1 A VAC NX_ ,01 A VAC NX_ ,1 A VAC NX_ A VAC NX_ ,01 A VAC NX_ ,1 A PROCESDATA IN (MASTER -> SLAVE) Besturingswoor, Referentie en Procesata woren binnen All in One-applicaties als volgt gebruikt: Tabel 215: Applicaties Basis, Stanaar, Lokaal/op afstan, Multi-toeren Data Waare Eenhei Schaal Referentie Toerentalreferentie % 0.01% Besturingswoor Start/Stop-commano Foutreset-commano - - PD1 PD8 Niet gebruikt - - AANWIJZING! De instellingen in e onerstaane tabel zijn e fabrieksinstellingen. Zie ook parametergroep G2.9. LOCAL CONTACTS: 9

392 VACON 392 PARAMETERBESCHRIJVINGEN Tabel 216: Applicatie Multi-purpose Data Waare Eenhei Schaal Referentie Toerentalreferentie % 0.01% Besturingswoor Start/Stop-commano Foutreset-commano - - Procesata IN 1 Koppelreferentie % 0.1% Procesata IN 2 Vrije analoge ingang % 0.01% Procesata IN 3 Aanpassing ingang % 0.01% PD3 PD8 Niet gebruikt - - Tabel 217: Applicaties PID-besturing en Pomp- en ventilatorbesturing Data Waare Eenhei Schaal Referentie Toerentalreferentie % 0.01% Besturingswoor Start/Stop-commano Foutreset-commano - - Procesata IN 1 Referentie voor PID-regelaar % 0.01% Procesata IN 2 Procesata IN 3 Actuele waare 1 naar PID-regelaar Actuele waare 2 naar PID-regelaar % 0.01% % 0.01% PD4 PD8 Niet gebruikt CLOSED-LOOPPARAMETERS (ID'S 612 T/M 621) Selecteer e close-loopbesturingsmous oor parameter ID600 e waare 3 of 4 te geven. De close-loopbesturingsmous (zie hoofstuk 600 Motorbesturingsmous (2.6.1)) wort gebruikt als verbetere prestaties ron 0 Hz en hogere nauwkeurighei van statische toerentallen bij hogere toerentallen vereist zijn. De close-loopbesturingsmous gaat uit van 'op rotorflux gebaseere stroomvectorbesturing'. Op basis van it besturingsprincipe woren fasestromen vereel in een eel koppelproucerene stroom en een eel magnetiseringsstroom. Op ie manier kan e kooiankerinuctiemotor woren bestuur als een apart aangereven DC-motor. 9 LOCAL CONTACTS:

393 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 393 VOORBEELD: AANWIJZING! Deze parameters kunnen alleen met een VACON NXP-frequentieregelaar woren gebruikt. Motorbesturingsmous = 3 (close-looptoerentalregeling) Dit is e gebruikelijke besturingsmous als snelle responstijen, hoge nauwkeurighei of gecontroleer raaien bij nulfrequenties vereist zijn. De encoerkaart moet zijn aangesloten op slot C van e besturingsunit. Stel e P/R-parameter (P ) van e encoer in. Laat raaien met open loop en controleer het toerental en e raairichting van e encoer (V ). Verwissel zo noig e encoerraen of -fasen van e motorkabels. Laat e motor niet raaien in geval van een onjuist encoertoerental. Programmeer parameter ID612 op e nullaststroom of voer e ientificatierun uit zoner e motoras te belasten en stel parameter ID619 (Slipcorrectie) zoanig in at e spanning net boven e lineaire U/f-curve ligt en e motorfrequentie op circa 66% van e nominale motorfrequentie. De parameter Nominaal motortoerental (ID112) is van essentieel belang. De parameter Stroomlimiet (ID107) regelt het beschikbaar koppel lineair ten opzichte van e nominale motorstroom. 9.9 TTF-PROGRAMMERINGSPRINCIPE (TERMINAL TO FUNCTION) Het programmeringsprincipe voor ingangs- en uitgangssignalen in e applicaties Multifunctioneel en Pomp- en ventilatorbesturing (en geeeltelijk in e anere applicaties) verschilt van e conventionele methoe ie wort gebruikt in anere VACON NXapplicaties. Bij e conventionele FTT-programmeringsmethoe (Function to Terminal) is er een vaste ingang of uitgang waarvoor u een functie kunt selecteren. De bovenstaane applicaties gebruiken echter e TTF-programmeringsmethoe (Terminal to Function) waarbij het programmeringsproces in omgekeere richting wort uitgevoer: Functies woren getoon als parameters waarvoor e operator een bepaale ingang/uitgang moet opgeven. Zie Waarschuwing in hoofstuk Klemmen voor een bepaale functie opgeven met het NCDrive-programma INGANGEN/UITGANGEN VOOR EEN BEPAALDE BEDIENINGSPANEELFUNCTIE SELECTEREN U kunt een bepaale ingang of uitgang aan een bepaale functie (parameter) koppelen oor e parameter e gewenste waare te geven. De waare bestaat uit e kaartsleuf op e VACON NX-besturingskaart (zie e gebruikershanleiing van het prouct) en het esbetreffene signaalnummer, zie hieroner. LOCAL CONTACTS: 9

394 VACON 394 PARAMETERBESCHRIJVINGEN A I/Oterm READY AIref Fout/Alarm DigOUT:B.1 B C D Afb. 94: Ingangen/uitgangen voor een bepaale beieningspaneelfunctie selecteren A. Naam functie B. Type klemmen VOORBEELD C. Slot D. Klemnummer U wilt e igitale uitgangsfunctie Referentiefout/-waarschuwing (parameter ) koppelen aan e igitale uitgang DO1 op e OPTA1-basiskaart (zie e gebruikershanleiing van het prouct). 1 Ga naar e parameter op het beieningspaneel. Druk één keer op e rechtermenuknop om e bewerkingsmous te openen. Aan e linkerzije van e waareregel ziet u het type klemmen (DigIN, DigOUT, An.IN, An.OUT) en aan e rechterzije e huiige ingang/uitgang waaraan e functie is gekoppel (B.3, A.2, etc.) of e waare (0.#) inien eze niet is gekoppel. 2 Als e waare knippert, hout u e browserknop omhoog of omlaag ingerukt om het gewenste kaartslot en het gewenste signaalnummer te vinen. Het programma blaert vervolgens oor e kaartslots, beginnen bij 0 en verer met A t/m E en e I/O-selectie van 1 t/m 10. I/O term READY AI-ref. fout/alarm DigOUT:0.0 I/O term READY AI-ref. fout/alarm DigOUT:0.0 3 Als u e gewenste waare hebt ingestel, rukt u één keer op e knop 'Enter' om e wijziging te bevestigen. I/O term READY AI-ref. fout/alarm DigOUT:B KLEMMEN VOOR EEN BEPAALDE FUNCTIE OPGEVEN MET HET NCDRIVE- PROGRAMMA Als u het NCDrive-programma gebruikt om parameters in te stellen, moet u op ezelfe manier als met het beieningspaneel een koppeling tot stan brengen tussen e functie en e ingang/uitgang. U hoeft alleen e arescoe uit e vervolgkeuzelijst in e kolom Waare te selecteren. 9 LOCAL CONTACTS:

395 PARAMETERBESCHRIJVINGEN VACON 395 Afb. 95: Schermafbeeling van het NCDrive-programma; invoeren van e arescoe LET OP! Verbin NOOIT twee functies met ezelfe uitgang om onjuiste werkingen te voorkomen. AANWIJZING! In tegenstelling tot e uitgangen kunnen e ingangen niet in e runtoestan woren gewijzig ONGEBRUIKTE INGANGEN/UITGANGEN INSTELLEN U moet alle ongebruikte ingangen en uitgangen e kaartslotwaare 0 en e waare 1 voor het klemnummer geven. De waare 0,1 is tevens e stanaarwaare voor e meeste functies. Als u echter e waaren van een igitaal ingangssignaal wilt gebruiken, bijv. om te testen, kunt u e kaartslotwaare instellen op 0 en het klemnummer op 2 10 om e ingang in te stellen op WAAR. Met anere wooren: waare 1 komt overeen met een 'open contact' en waaren 2 t/m 10 met een 'gesloten contact'. Als u analoge ingangen gebruikt, komt een waare van 1 voor het klemnummer overeen met een signaalniveau van 0%, een waare van 2 met 20%, een waare van 3 met 30%, enzovoort. Een waare van 10 voor het klemnummer komt overeen met een signaalniveau van 100%. LOCAL CONTACTS: 9