73 >elelt. &Ierland. Digitaal beschikbaar. Minktele von PleaneiOn inzir~

Transcriptie

1 c 73 >elelt Ministerie van Financiën Directie Algemene Fiscale Politiek Afdeling Beleid Postbus EE DEN HAAG Digitaal beschikbaar &Ierland land-co Tulnbouworganisalla Naderhand &stookgas:c Bezuktenhoutseweg PL Den Haag Telefoon : E-mal :secreteriaat ttcui Minktele von PleaneiOn inzir~ Ontv. 2 Datum : 24 febntari Uitcrl, grricwilpg Ons kenmerk : TC1JA Onderweg) : Voorstellen vereenvoudiging stelsel van belastingen en toeslagen LTO NS dt0filernumnier Informatie : H.J.H. Koehorst 1 hansloehoist@gito.n Trehvoord/DSP cad. Paraaf voer archiveren Geachte heer/mevrouw, Namens LTO Nederland biedt Ik u bijgaand Voorstellen voor vereenvoudiging van het belastingstelsel aan. Deze voorstellen gaan in op vereenvoudiging en aanpassing van een aantal knelpunten In de agrarische praktijk De voorstellen zijn Opgesteld en uitgewerkt In nauwe samenwerking met de heer mr. Ing. B. van den Kerkhof van de VLB en afgestemd met vertegenwoordigers van administratie- en accountantskantoren verenigd in De Taak en de SRA. Graag zijn wij bereid de voorstellen In een persoonlijk gesprek toe te lichten. IJ kunt hiervoor contact opnemen met ir. H.J.H. Koehorst op hans.koehorst,z1to.nlof Wij vertrouwen erop dat u deze voorstellen in behandeling neemt Met vriendelijke groet, ir. M.P. Cuijpers LTO Nederland Directeur Bijlage: Vereenvoudigingsvoorstellen Belastingwetgeving Pagina 1 van 1

2

3 k Vereenvoudigingsvoorstellen belastingwetgeving Den Haag, 22 februari 2016 Toepassing van de geruisloze doorschuhring artikel 3.63 Wet bil toetreding van partner van belastingplichtige In de zin van artikel 3.91 Wet IB 2001 De belangrijkste faciliteit met betrekking tot de bedrijfsoverdracht in de inkomstenbelasting is opgenomen in art. 3.63: de geruisloze overdracht. Bij een geruisloze overdracht wordt de onderneming door de stakende ondernemer overgedragen zonder dat hij hoeft af te rekenen over de stille reserves In de vermogensbestanddelen, die worden overgedragen. De bedrijfsopvolger neemt de fiscale claim op de stille reserves over (art. 3.63, lid 2 Wet IB 2001). tén van de voorwaarden voor de toepassing van de geruisloze overdracht, is dat de overdrager reeds 36 maanden voor de overdracht met de opvolger een samenwerkingsverband had, waarin de onderneming werd uitgeoefend (art. 3.63, lid 4 Wet IB 2001), of dat de opvolger al 36 maanden als werknemer in de onderneming werkzaam Is geweest (art. 3.63, lid 5 Wet IB 2001). In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 was de faciltteit van het geruisloze doorschuiven opgenomen In artikel 17. De belangrijkste verschillen met de oude faciliteit (en een aanzienlijke verruiming) zijn, dat de huidige faciliteit niet alleen geldt binnen een beperkte kring van familieleden (echtgeno(o)t(e), kind en kleinkind), maar ook voor alle natuurlijke personen, waarbij de overdrager niet een bepaalde leeftijd bereikt hoeft te hebben. De hiermee samenhangende beperking, die In art Wet IB 2001 Is aangebracht ten opzichte van artikel 17 Wet IB 1964, is de hiervoor al vermelde driejaarstermijn: de opvolger moet dus al drie jaar bij de over te dragen onderneming betrokken zijn, LTO Nederland is van oordeel dat de ciriejaarstermijn niet zou moeten gelden voor de partner van belastingplichtige. De partner van belastingplichtige is door zijn gelieerdheid doorgaans al jarenlang nauw verbonden met de onderneming. Onder dergelijke omstandigheden wordt er in het bijzonder bij de partners onnodig een drempel opgeworpen bij het toetreden van partner tot de onderneming dan wel de toetreding tot een saménweridngsverband met zijn/haar partner. Uitbreiding faciliteit van artikel 15 le lid letter b. Wet belastingen van rechtsverkeer tot de partner van de ondernemer De faciliteit van art.15, eerste lid, letter b WBR geldt voor kinderen, kleinkinderen, broers/zusters en hun echtgenoten. De faciliteit geldt vreemd genoeg niet voor de echtgeno(o)t(e) van de overdrager. Indlen de overdrager en zijn echtgenote in algehele gemeenschap van goederen gehuwd zijn (of in een beperkte gemeenschap, waartoe de desbetreffende onroerende zaak behoort), is dit geen probleem: als de overdrager dan de helft van zijn onderneming overdraagt aan zijn echtgenote, is er bij haar geen sprake van een verkrijging (ze is immers al eigenaar in de zin vaide WBR) en dus ook geen heffing van overdrachtsbelasting. Indien er evenwel sprake Is van huwelijkse voorwaarden, is er bij de overdracht van (een deel van) de onderneming van de ene echtgenoot aan de andere echtgenoot wel sprake van een belaste verkrijging. Het is toch op zijn minst opmerkelijk te noemen, dat een ondernemer zijn onderneming vrij van overdrachtsbeiasting kan overdragen aan zijn broer en ook aan zijn schoonzus, maar niet aan zijn echtgenoot Daar wordt bij opgemerkt dat voor de inkomstenbelasting diezelfde echtgenoot als een verbonden persoon aangemerkt. WIJ zien ook geen enkele reden voor de uitsluiting van de echtgenoot en daarom zijn wij van oordeel, dat de wetgever bij de formulering van de vrijstelling zijn %vide margin of appreciations te buiten Is gegaan. 1

4 In de (met name agrarische) praktijk komen wel eens dubbele man-vrouwmaatschappen/vennootschappen onder firma (wij hanteren hierna gemakshalve de term 'vennootschappen' voor beide) voor; twee broers hebben met hun respectievelijke echtgenotes een vennootschap. Stel dat het ene echtpaar wil uittreden. In het verleden hebben wij eenmalig aan het Ministerie van Financiën de vraag voorgelegd, of de faciliteit ook van toepassing is bij een overdracht van schoonzus aan schoonzus (dus 'van koude kant aan koude kant'). Het Ministerie van Financiën heeft daar toen positief op gereageerd. Later heeft het Ministerie van Financiën het standpunt ingenomen, dat de vrijstelling alsdan niet van toepassing is ('de uittredende schoonzus draagt niet over aan haar broer/zus of diens echtgenoot, maar aan de echtgenote van de broer van haar echtgenoot'). Op grond van de wettekst is hier wat voor te zeggen. Of het logisch is, is een heel andere vraag. Het is in het kader van vereenvoudiging volgens de commissie Vrouw & Bedrijf van LTO Nederland de hoogste tijd om de echtgenoot aan de lijst van kwalificerende verkrijgers toe te voegen. Paardenhouderii binnen de omzetbelasting De paardensector kenmerkt zich onder andere door de grote variatie in activiteiten en heeft raakvlakken met zowel landbouw als handel, recreatie en sport. Deze variatie zorgt er ook voor dat de paardensector Ingewikkeld is voor wat betreft de beoordeling van fiscaal-juridische aandachtspunten en heeft gezorgd voor een grote hoeveelheid aanvullende fiscale regelgeving (met name besluiten) en (gerechtelijke) procedures, Zeker voor wat betreft de omzetbelasting Is de fiscale problematiek groot Het is voor een consument namelijk een groot verschil of 6% dan wel 21% btw betaald moet worden. De activiteiten die In fiscale zin onder landbouw zijn te rangschikken betreffen het fokken en opfokken van paarden. Voor de omzetbelasting is op deze activiteiten de landbouwregeling van toepassing of (in het geval een ondernemer opteert voor de normale regeling) het verlaagde btw-tarief. LTO Nederland pleit ervoor om deze activiteiten te blijven bestempelen als landbouwactiviteiten. Opmerkelijk en daardoor ook, vooral in financiële zin, een probleem is dat de handel in paarden en vervolghandelingen van paarden (het trainen) belast zijn tegen het normale btw-tarief van 21%. Een ander probleem in deze is de opvang en het verzorgen van zogenoemde 'pensioenpaarden'. Op zich een hele nobele actie van een eigenaar van een paard om dat paard In groepsverband de laatste jaren van haar/zijn leven te laten doorbrengen. Doorgaans wordt deze activiteit als nevenactiviteit binnen een agrarische onderneming uitgevoerd. De verzorging van dergelijke paarden is belast met 21% btw. Gezien het feit dat er eigenlijk geen verschil is met het opfokken van paarden (in fiscale zin: het huisvesten van jonge paarden In groepsverband) Is LTO Nederland van mening dat deze activiteiten belast dienen te zijn tegen het verlaagde btw-tarief van thans 6%. Daarnaast zien we de ingewikkelde berekening van omzetbelasting bij paarden die in het kader van de sportbeoefening in pension warden gehouden. Na jarenlang procederen is er in de praktijk een driedeling ontstaan voor de vergoeding inzake pensionpaarden (1/3/ deel vrijgesteld, 1/3 deel belast tegen 6% en 1/3 deel belast met 21%). Het is opmerkelijk dat voorbij wordt gegaan wordt aan waarvoor een consument per saldo betaalt; in casu het beoefenen van zijn/haar sport. Voor andere sporten geldt voor het totaal het lage btw-tarief of vrijstelling. LTO Nederland vraagt zich dan ook af waarom paardensport hoger belast moet zijn dan andere sporten.

5 Paardenhouderii en landbouwvriistelling Voor wat betreft de toepassing van de landbouwvrijstelling inzake Inkomsten- en vennootschapsbelasting is de ervaring dat de Belastingdienst de paardenhouderij-activiteiten onder een vergrootglas legt om toepassing van de landbouwvrijstelling niet te hoeven te honoreren. Eenzelfde discussie speelt met betrekking tot de cultuurgrondvrijstelling voor de onroerendzaakbelasting. Gemeentes nemen ook voor deze vrijstelling steeds meer de stelling in dat paardenhouderij-activiteiten hier niet voor in aanmerking komen. LTO Nederland is van oordeel dat hier een lijn dient te worden getrokken en dat de paardenhouderij die bestemmingstechnisch als een agrarische onderneming wordt aangemerkt ook voor de inkomstenbelasting en de onroerendzaakbelasting behandeld dient te worden als een agrarische onderneming. Assurantiebelasting op brede weersverzekering Met ingang van 1 januari 2013 is de assurantiebelasting verhoogd van 9,7% naar 21%. LTO Nederland is van oordeel dat hierdoor een zware wissel wordt getrokken op de brede weersverzekering. De brede weersverzekering stelt de agrarische ondernemer in staat zijn risico's tegen schade aan gewassen door extreme en ongunstige weersomstandigheden te verzekeren. Door de verhoging van de assurantiebelasting naar 21% zijn de kosten significant gestegen, terwijl de ondernemer deze kosten niet in zijn afzetprijs kan doorberekenen. LTO Nederland pleit er voor om de brede weersverzekering onder de vrijstellingen voor de assurantiebelasting te brengen.

6