Uitkomsten van 16 jaar oesofaguschirurgie: lage postoperatieve mortaliteit en verbeterde langetermijnoverleving
|
|
- Juliana Kok
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Onderzoek Uitkomsten van 16 jaar oesofaguschirurgie: lage postoperatieve mortaliteit en verbeterde langetermijnoverleving Mark van Heijl, J.J.B. (Jan) van Lanschot, Rachel L.G.M. Blom, Jacques J.G.H.M. Bergman, Fiebo J.W. ten Kate, Olivier R.C. Busch, J.B. (Hans) Reitsma, Huug Obertop en Mark I. van Berge Henegouwen Gerelateerd artikel: Ned Tijdschr Geneeskd. 21;154:A1815, A2174 Doel Opzet Methoden Resultaten Conclusie In kaart brengen van trends in patiëntkenmerken en behandeluitkomsten van een groot cohort patiënten dat een oesofagusresectie onderging voor een maligniteit in een tertiair verwijscentrum over een periode van 16 jaar. Retrospectief cohortonderzoek. Wij verrichtten trendanalyse van demografische en klinisch-pathologische kenmerken, complicaties en overleving van patiënten die in de periode een oesofagusresectie ondergingen in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam (AMC). De patiënten werden verdeeld over 3 tijdvakken, met een vergelijkbaar aantal: groep 1 ( ; n = 332), groep 2 ( ; n = 312) en groep 3 (25-28; n=296). In de totale periode werd bij 94 patiënten een oesofagusresectie uitgevoerd. In de eerste twee tijdvakken werd vaker (respec tievelijk 65 en 64%) voor de transhiatale operatieve benadering gekozen, in het laatste vaker (53%) voor een transthoracale resectie. Het percentage microscopisch radicale resecties steeg over de tijdvakken. Ziekenhuismortaliteit bedroeg in de 3 tijdvakken 3,2-3,4%. De 3-jaarsoverleving verbeterde tijdens de 3 tijdvakken (respectievelijk 42%, 48% en 53%; p =,18). In de afgelopen 16 jaar was de ziekenhuismor taliteit van patiënten met een potentieel curabel oesofaguscarcinoom waarvoor een oesofagusresectie werd uitgevoerd in het AMC stabiel laag. Het totale aantal complicaties steeg gedurende deze periodes. De langetermijnoverleving verbeterde tijdens deze periode tot een 3-jaarsoverleving van meer dan 5%. Academisch Medisch Centrum, Amsterdam. Afd: Chirurgie: drs. M. van Heijl, chirurg in opleiding. dr. J.J. van Lanschot (thans: Afd. Chirurgie, Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam), dr. O.R. Busch, prof.dr. H. Obertop, dr. M.I. van Berge Henegouwen, chirurgen; R.L.G.M. Blom, arts-onderzoeker. Afd: Gastroenterologie: dr. J.J.G.H.M. Bergman, maag-darm-lever-arts. Afd. Pathologie: dr. F.J.W. ten Kate, patholoog. Afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bioinformatica: dr. J.B. Reitsma, arts-epidemioloog. Contactpersoon: dr. M.I. van Berge Henegouwen (m.i.vanbergehenegouwen@amc.uva.nl). In de westerse wereld is in de afgelopen decennia de incidentie van het adenocarcinoom van de oesofagus sterk gestegen. 1-3 Een radicale chirurgische resectie biedt de beste kans op curatie. Toch is er na een in opzet curatieve resectie een groot risico op een lokaal of afstandsrecidief, 4-6 en de 5-jaarsoverleving bedraagt zelden meer dan 35%. 7,8 Vanwege de lagere postoperatieve mortaliteit in hoogvolume-ziekenhuizen heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 27 besloten slokdarmresecties nog slechts toe te staan in ziekenhuizen waar deze operatie vaker dan 1 keer per jaar wordt uitgevoerd. 9,1 Een recent Nederlands onderzoek liet tevens zien dat naast de ziekenhuismortaliteit ook de langetermijnoverleving in hoogvolumecentra beter was. 11 Er zijn in de afgelopen twee decennia nog enkele andere ontwikkelingen geweest die de langetermijnoverleving potentieel gunstig hebben beïnvloed. Zo werden tumoren gelegen proximaal van de slokdarm-maagovergang voorheen vaak transhiataal geopereerd, maar na bekendmaking van de resultaten van een grote Nederlandse gerandomiseerde trial, die de transhiatale met de transthoracale resectie vergeleek, worden deze tumoren nu voornamelijk transthoracaal benaderd. 8,12 Daarnaast zijn in de afgelopen jaren gunstige resultaten NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156 1
2 Uitleg Lead time -bias Doordat de tumor eerder wordt ontdekt, lijken de patiënten langer te overleven, hoewel het moment van overlijden niet verandert. beschreven van de toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie, waardoor deze behandeling steeds liberaler wordt toegepast. 13 Ten slotte werd betere preoperatieve patiëntselectie mogelijk door ontwikkeling van CT-scanners met een hogere resolutie en de toenemende ervaring met endoscopische ultrasonografie. Wat de precieze invloed is van deze ontwikkelingen op de overleving van patiënten met een potentieel curabel oesofaguscarcinoom die worden behandeld in een tertiair verwijscentrum, is onduidelijk. Wij onderzochten wat de invloed van deze ontwikkelingen is geweest. Hiertoe gingen wij in een bestaande database op zoek naar trends in demografische en klinisch-pathologische kenmerken, complicaties en overleving van patiënten die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen in het Academisch Medisch Centrum (AMC) te Amsterdam in de periode Patiënten en methoden Patiënten De gegevens van alle patiënten die in de periode januari 1993-december 28 in het AMC een transhiatale of transthoracale oesofagusresectie ondergingen in verband met een carcinoom van de oesofagus, de gastro-oesofageale overgang of de cardia zijn opgenomen in een database. Vanaf 1995 werd standaard uitgebreide preoperatieve stadiëring verricht door middel van endoscopische ultrasonografie (EUS), CT van hals, thorax en abdomen en uitwendige echografie van de hals. In 1993 en 1994 werden CT en EUS alleen op indicatie uitgevoerd, na verrichten van echografie van het abdomen en een thoraxröntgenfoto. Patiënten met een locaal irresectabele tumor of met metastasen op afstand kwamen niet in aanmerking voor een in opzet curatieve resectie. Neoadjuvante therapie Een deel van de patiënten onderging in het kader van wetenschappelijk onderzoek neoadjuvante chemotherapie bestaande uit etoposide (1 mg i.v. gefixeerde dosis op dag 1 en 2; 2 mg/m 2 oraal op dag 3 en 5) en cisplatine (8 mg/m 2 i.v. op dag 1), of neoadjuvante chemo(radio)therapie bestaande uit carboplatine ( area under the curve (AUC): 2 min.mg/ml) en paclitaxel (5 mg/m 2 ) i.v. op dag 1, 8, 15, 22 en 29, in combinatie met uitwendige bestraling (23 fracties van 1,8 Gy). 14,15 a b FIGUUR 1 Schematische weergave van de situatie (a) vóór oesofagusresectie en (b) erna. Op de plaats van de verwijderde oesofagus ligt na de ingreep een buismaag die vanuit het abdomen aan de oesofagusrest in de hals is geanastomoseerd. De lymfklieren die de oesofagus draineren, zijn verwijderd. 2 NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156
3 Operatietechniek De ingreep werd verricht door of onder directe supervisie van een chirurg met uitgebreide ervaring in de oesofaguschirurgie (J.J.B.v.L., O.R.C.B., H.O., M.I.v.B.H.). Ter illustratie wordt in figuur 1 de situatie vóór en na oesofagusresectie weergegeven. Transhiatale oesofagusresectie Bij een transhiatale resectie werd de oesofagus via laparotomie vrijgeprepareerd onder direct zicht, via de verwijde hiatus van het diafragma tot aan de V. pulmonalis inferior. De tumor met de aangrenzende lymfeklieren werden en bloc verwijderd. Paracardiale klieren, de klieren bij de kleine curvatuur, bij de A. gastrica sinistra, de truncus coeliacus, de A. hepatica communis en de A. lienalis werden verwijderd waarna een 3 cm wijde buismaag werd gecreëerd. Via een rechtszijdige benadering werd in de hals het cervicale deel van de oesofagus doorgenomen en vervolgens werd vanuit de hals de intrathoracale oesofagus blind gereseceerd tot de V. pulmonalis inferior met behulp van een venestripper. De buismaag werd naar proximaal getrokken en werd in de hals geanastomoseerd aan het resterende uiteinde van het proximale deel van de oesofagus. Transthoracale oesofagusresectie De eerste stap bij een transthoracale resectie met uitgebreide lymfadenectomie en bloc, was een rechter posterolaterale thoracotomie. De ductus thoracicus, de V. azygos, de ipsilaterale pleura inclusief het perioesofageale weefsel in het mediastinum, werden en bloc verwijderd. Het preparaat bevatte de onderste en middelste mediastinale klieren, de subcarinale en rechter paratracheale klieren. De klie- TABEL 1 Demografische en klinisch-pathologische kenmerken van 94 patiënten met oesofaguscarcinoom die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen, onderverdeeld naar het moment van operatie in 3 tijdvakken patiënten (n = 332) (n = 312) (n = 296) p* ; n (%) 249 (75) 237 (76) 225 (76),94 leeftijd; mediaan (interkwartielrange) 64 (56-71) 64 (56-71) 64 (57-7),7 leeftijd > 75 jaar, n (%) 37 (11) 28 (8,9) 36 (12),54 BMI; mediaan (interkwartielrange) 24 (22-27) 25 (22-27) 26 (23-28) <,1 BMI > 25; n (%) 149 (45) 137 (44) (171/277) (62) <,1 ASA-classificatie; n (%),14 I (74/33) (22) (46/311)(15) (6/286) (21) II (57/33) (57) (2/311) (64) (169/286) (59) III (68/33) (21) 21/311) (21) (57/286) (2) voorgeschiedenis; n (%) cardiovasculaire (9/252) (36) 125 (4) 16 (36),46 diabetes mellitus 15 (4,5) 24 (7,7) 29 (9,8),36 COPD 33 (9,9) 39 (13) 32 (11),58 neoadjuvante therapie; n (%) chemotherapie 3 (9,) 5 (16) 8 (2,7) <,1 chemoradiotherapie (,) 27 (8,7) 73 (25) <,1 locatie tumor; n (%),39 proximale oesofagus (5/311) (1,6) (5/311) (1,6) 1 (,3) mid-oesofagus (55/311) (18) (46/311) (15) 56 (19) distale oesofagus (181/311) (58) (197/311) (63) 169 (57) GOJ/cardia (7/311) (22) (63/311) (2) 7 (24) klinisch T-stadium; n (%),25 T1 (28/241) (11,6) (2/32) (6,6) 22 (7,8) T2 (42/241) (17,4) (51/32)(16,9) 43 (15,3) T3 (167/241) (69,3) (227/32) (75,2) 215 (76,5) T4 (4/241) (1,7) (4/32) (1,3) 1 (,4) klinisch N-stadium; n (%),1 N (121/241) (5) (114/38) (37) (99/288) (34,4) N1 (121/241) (5) (194/38) (63) (189/288)(65,6) IQR = interkwartielrange; BMI = body mass index ; ASA = American Society of Anesthesiologists; COPD = chronisch onstructieve longziekte; GOJ = gastro-oesofageale overgang. * Waarde van p bij trendanalyse over de 3 tijdsperioden; significante waarden rood. Bij een deel van de patiënten was de behandeling gecombineerd met hyperthermie. NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156 3
4 TABEL 2 Type resectie, type reconstructie, operatieduur, peroperatief bloedverlies, histopathologische diagnose, tumorstadiëring en radicaliteit bij 94 patiënten met een oesofaguscarcinoom die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen, onderverdeeld naar het moment van operatie in drie tijdvakken (n = 332) (n = 312) (n = 296) p* operatieve benadering; n (%) <,1 transthoracaal 115(35) 113 (36) 157 (53) transhiataal 217 (65) 199 (64) 139 (47) reconstructie; n (%) <,1 buismaag 315 (95) 37 (98) 295 (99,)7 coloninterponaat 17 (5,1) 5 (1,6) 1 (,3) operatieduur in uren; mediaan (IQR) transthoracaal 4, (3,5-4,5) 4,7 (4,-5,2) 4,3 (3,8-4,9) <,1 transhiataal 6,5 (5,8-7,3) 6,8 (6,1-7,5) 6,3 (5,4-7,) <,1 bloedverlies in ml; mediaan (IQR) transthoracaal 1 (6-15) 14 ( ) 8 (5-13) <,1 transhiataal 15 (1-22) 17 (11-225) 1 (7-16) <,1 histologische uitslag; n (%),4 adenocarcinoom 219 (66) 216 (69) 228 (77) plaveiselcelcarcinoom 13 (31) 86 (28) 62 (21) overig 1 (3,) 1 (3,2) 6 (2,) pathologisch T-stadium; n (%) <,1 T1 (5/329) (15) 45 (14) (49/294) (17) T2 (33/329) (1) 44 (14) (43/294) (15) T3 (235/329) (71) 29 (67) (176/294) (6) T4 (11/329) (3,4) 3 (1,) (7/294) (2,3) T: complete regressie na chemo(radio)therapie (,) 11 (3,5) (19/294) (6,5) pathologisch N-stadium; n (%),54 N (12/33) (36) 123 (39) (119/294) (4) N1 (21/33) (64) 189 (61) (175/294) (6) histologische radicaliteit; n (%),11 R (265/315) (84) 261 (84) (269/295) (91) R1 (5/315) (16) 51 (16) (26/295) (8,8) IQR = interkwartielrange. * Waarde van p bij trendanalyse over de 3 tijdsperioden; significante waarden rood. Exclusief coloninterposities. R = microscopisch radicale resectie; R1 = microscopisch irradicale resectie. ren in het aortopulmonale venster werden separaat verwijderd. De abdominale lymfadenectomie was identiek aan die bij de transhiatale resectie, evenals de buismaagreconstructie. Keuze van benadering In de periode werden de proximaal van de carina gelokaliseerde tumoren in principe transthoracaal benaderd. Patiënten met een slokdarmtumor distaal van de carina, of met een tumor ter plaatse van de gastro-oesofageale overgang of cardia konden deelnemen aan een gerandomiseerd onderzoek waarbij de transhiatale en transthoracale procedure werden vergeleken. 8 Op basis van de uitslag van dit onderzoek werd daarna voor de slokdarmtumoren veelal gekozen voor een transthoracale procedure. Anastomose De oesofagogastrostomie werd aangelegd in de hals, zonder cervicale lymfadenectomie. De anastomose werd doorgaans middels een voortlopende end to end - of end to side -hechttechniek (naar voorkeur van de chirurg) verricht of er werd gebruik gemaakt van een circulaire niet( stapler )-techniek (zie figuur 1). Wanneer een slikfoto met oraal contrast 1 week na de operatie geen lekkage liet zien, werd het dieet stapsgewijs uitgebreid, onder begeleiding van de diëtist. Postoperatief beloop en follow-up Postoperatieve complicaties werden bijgehouden, evenals opnameduur en ziekenhuismortaliteit. Alle patiënten werden na ontslag poliklinisch gecontroleerd met intervallen van 3-4 maanden tijdens de eerste 2 jaar en elke 6 maanden in de 3 jaar daarna. Van patiënten die elders poliklinisch werden vervolgd, werd de overleving via telefonisch overleg met de huisarts alsnog achterhaald. De laatste controle op overleving werd uitgevoerd in mei NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156
5 TABEL 3 Postoperatieve complicaties en ziekenhuissterfte bij 94 patiënten met een oesofaguscarcinoom die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen, onderverdeeld naar het moment van operatie in drie tijdvakken postoperatief beloop (n = 332) (n = 312) (n = 296) opnameduur in dagen; mediaan (IQR) 17 (14-24) 16 (13-25) 15 (12-23),4 IC-opname in dagen; mediaan (IQR) 3 (2-7) 2 (1-4) 1 (1-3) <,1 complicaties; n (%) totaal 15 (62) 215 (69) 29 (71),5 pulmonale 132 (4) 113 (36) 88 (3),3 naadlekkage subklinische (16/331) (4,8) 19 (6,1) 45 (15) <,1 klinische (28/331) (8,5) 3 (9,6) 45 (15),2 stembandparese (34/33) (1) 38 (12) 26 (8,8),39 chyluslekkage 9 (2,7) 19 (6,1) 23 (7,8),2 wondinfectie (5/33) (1,5) 11 (3,5) 1 (3,4),22 ziekenhuissterfte 11 (3,3) 1 (3,2) 1 (3,4),99 p* IQR = interkwartielrange. * Waarde van p bij trendanalyse over de 3 tijdsperioden; significante waarden rood. Pneumonie, atelectase, pleura-empyeem. Alleen radiologisch aangetoond. Statistische analyse Patiënten werden verdeeld in 3 groepen met ongeveer gelijke aantallen, afhankelijk van het moment van operatie (zie verder). De keuze werd niet gemaakt op basis van ontwikkelingen in de tijd die mogelijk van invloed kunnen zijn geweest op het behandelresultaat. Verschillen tussen 2 groepen werden getest met de U-toets van Mann en Whitney voor continue data. Verschillen tussen 3 of meer groepen werden getoetst met de toets van Kruskal en Wallis. Om proporties te vergelijken werd gebruik gemaakt van de χ 2 -toets of de exacte toets van Fisher. Overlevingscurves werden gemaakt met de methode van Kaplan en Meier. Tenslotte werd univariate cox-regressieanalyse gebruikt om verbanden tussen de verschillende variabelen en overleving te identificeren. Wij kozen voor een tweezijdige p-waarde <,5 als teken van statistische significantie van bevindingen. Resultaten In de periode werden 94 patiënten met een oesofaguscarcinoom in opzet curatief geopereerd in het AMC. Patiënten werden verdeeld afhankelijk van het moment van operatie: groep 1 ( ; n = 332), groep 2 ( ; n = 312) en groep 3 (25-28; n = 296). In tabel 1 zijn de patiëntkenmerken van deze 3 groepen weergegeven. Hieruit blijkt dat de mediane BMI (respectievelijk 24, 25 en 26 kg/m 2 ) en de proportie patiënten met een BMI > 25 kg/m 2 (respectievelijk 45, 44 en 62%) hoger waren in het recentste tijdvak dan in de eerdere tijdvakken. In tabel 2 is zichtbaar dat in het eerste en tweede tijdvak meer voor de transhiatale operatieve benadering werd gekozen (respectievelijk 65, 64 en 47%), terwijl in het laatste tijdvak vaker een transthoracale oesofaguscardiaresectie (respectievelijk 35, 36 en 53%) werd verricht. In het onderste deel van tabel 2 is een toename in de tijd zichtbaar van de proportie patiënten met een adenocarcinoom (respectievelijk 66, 69 en 77%) ten opzichte van de proportie patiënten met een plaveiselcelcarcinoom (respectievelijk 31, 28, en 21%). Het aantal patiënten met een pathologisch tumorstadium T2 steeg licht gedurende deze periode (respectievelijk 1, 14 en 15%), terwijl het aantal patiënten met een T3-tumor daalde (respectievelijk 71, 67 en 6%). Daarbij ontstond er door toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie ook een groep met complete regressie waarbij geen tumor meer was terug te vinden in het resectiepreparaat (respectievelijk %, 3,5% en 6,5%). Verder was er een stijging zichtbaar in het aantal microscopisch radicale resecties (respectievelijk 84, 84 en 91%). In tabel 3 zijn de postoperatieve complicaties en de ziekenhuissterfte weergegeven. Zowel de totale opnameduur (respectievelijk 17, 16 en 15 dagen) als de opnameduur op de intensivecareafdeling (respectievelijk 3, 2 en 1 dagen) zijn gedaald over de periode van 16 jaar. Het totaal aantal complicaties nam toe in de drie tijdvakken (respectievelijk 62, 69 en 72%), terwijl de ziekenhuismortaliteit (respectievelijk 3,3%, 3,2% en 3,4%) gelijk bleef. De langetermijnoverleving verbeterde over de afgelopen 16 jaar met de beste overleving in de groep patiënten die het recentst geopereerd werd (p =,18). In de eerste groep NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156 5
6 1 1 overleving in % overleving in % 75 5 A P O tijd in jaren tijd in jaren patiënten at risk groep groep groep patiënten at risk adenoc. 663 plaveisel 251 overig patiënten overleden en gecensureerd groep 1 groep 2 groep 3 1 (2) 75 (1) 62 (45) 159 (2) 134 (1) 112 (91) 194 (2) 161 (2) 139 (118) patiënten overleden en gecensureerd adenoc. plaveisel overig 159 (4) 68 (7) 1 (1) 287 (67) 19 (19) 12 (1) 345 (91) 139 (23) 15 (1) FIGUUR 2 Overlevingscurve volgens Kaplan en Meier van 94 patiënten met een oesofaguscarcinoom die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen, verdeeld over (a) drie tijdvakken (groep 1: , groep 2: , groep 3: 25-28) en (b) naar histologisch type: (A) adenocarcinoom, (P) plaveiselcelcarcinoom en (O) overige tumoren. was de 3-jaarsoverleving 42%, in de tweede groep 48% en in de derde groep 53% (figuur 2). De overleving hing niet significant samen met het histologisch type van de tumor (zie figuur 2b; p =,55).Bij cox-regressieanalyse was er een verband tussen neoadjuvante chemo(radio)therapie, pathologisch T-stadium, pathologisch N-stadium, radicaliteit van de operatie, het tijdvak waarin de patiënt werd geopereerd en overleving (tabel 4). Beschouwing Dit onderzoek toont de ontwikkelingen in de demografische en klinisch-pathologische kenmerken, complicaties en overleving van patiënten die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen in het AMC in de periode Hierbij werden de patiënten in min of meer gelijke groepen verdeeld over 3 tijdvakken. Gedurende deze tijdvakken steeg de 3-jaarsoverleving van 42% in het eerste tijdvak tot 53% in het recentste tijdvak, waarmee dit percentage ruim boven de beschreven 3-jaarsoverleving in 2 meta-analyses ligt (respectievelijk 33% en 26%). 13,16 De 5-jaarsoverleving van patiënten met een potentieel curabel oesofaguscarcinoom die een oesofagusresectie ondergingen, wordt in recente literatuur gerapporteerd als 31-42%. 17,18 Er is een aantal mogelijke verklaringen voor deze positieve ontwikkeling. Verbetering van de kwaliteit van de stadiëringsmodaliteiten, met name EUS en spiraal-ct, in de bestudeerde periode heeft waarschijnlijk bijgedragen tot een betere selectie van patiënten. Het gestegen aantal microscopisch radicale R-resecties ondersteunt deze gedachte; dit percentage was 91% in de recentste periode. Een andere mogelijke oorzaak voor het gestegen aantal R-resecties zou de ruimere toepassing van de transthoracale benadering kunnen zijn, waarbij een uitgebreidere resectie plaatsvindt. De ruimere toepassing van de transthoracale resectie werd veroorzaakt door bekendmaking van de overleving op middellange termijn van de Nederlandse zogenaamde HIVEX-trial, een gerandomiseerde trial die de transhiatale en transthoracale resectie vergeleek en een trend naar betere overleving liet zien voor patiënten die een transthoracale resectie hadden ondergaan. 8 Hierna werden patiënten met een distaal oesofaguscarcinoom (dat is: boven de gastro-oesofageale over- 6 NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156
7 TABEL 4 Factoren samenhangend met overleven bij 94 patiënten die een in opzet curatieve oesofagusresectie ondergingen; univariate cox-regressieanalyse (significante uitkomsten rood) risicofactor hazardratio (95%-BI) p geslacht: vs. 1,2 (,96-1,5),1 leeftijd > 75 jaar 1,11 (,83-1,48),5 BMI > 25 kg/m2,86 (,71-1,5),13 ASA-classificatie II vs. I,92 (,72-1,17),49 III vs. I 1,21 (,91-1,61),18 voorgeschiedenis cardiovasculaire 1,3 (,84-1,26),77 diabetes mellitus,92 (,64-1,33),67 COPD 1,23 (,93-1,62),14 neoadjuvante therapie chemotherapie 1,24 (,93-1,66),15 chemoradiotherapie,68 (,48-,95),2 transthoracaal vs. transhiataal 1,8 (,9-1,3),42 plaveiselcel- vs. adenocarcinoom 1,9 (,89-1,34),42 pathologisch T-stadium T2 vs. T1 1,18 (,75-1,88),48 T3 vs. T1 3,2 (2,15-4,24) <,1 T4 vs. T1 8,82 (5,5-15,39) <,1 T complete regressie* vs. T1 1,1 (,92-1,12),81 pathologisch N-stadium N1 vs. N 3,47 (2,76-4,36) <,1 radicaliteit: R1 vs. R 2,8 (1,65-2,61) <,1 tijdvak vs ,77 (,61-,97), vs ,61 (,46-,81) <,1 ASA = American Society of Anesthesiologists. *Na chemo(radio)therapie R = microscopisch radicale resectie; R1 = microscopisch irradicale resectie. gang) voornamelijk transthoracaal geopereerd. In een recenter gepubliceerde studie worden de langetermijnresultaten van deze trial gepresenteerd, welke een absoluut voordeel in overleving van 14% laat zien voor patiënten met een tumor boven de gastro-oesofageale overgang die transthoracaal werden geopereerd. 19 Dit verschil was statistisch niet significant, maar werd wel als klinisch relevant beschouwd. In de Nederlandse richtlijn voor behandeling van het oesofaguscarcinoom wordt ook een lichte voorkeur uitgesproken voor een transthoracale resectie bij distale oesofaguscarcinomen. 12 Het lijkt onwaarschijnlijk dat de positieve ontwikkeling in langetermijnoverleving een gevolg is van zogenaamde lead time -bias (zie uitlegkader), aangezien er juist een toename van het aandeel patiënten met een klinisch N1-stadium werd gezien (zie tabel 1); tumoren werden dus niet in een vroeger stadium gediagnosticeerd. In het klinisch T-stadium werden geen grote verschuivingen waargenomen. Gedurende de tijdvakken was ook een verschuiving in de verdeling van het pathologisch T-stadium waarneembaar, waarbij het aantal patiënten met een T3-tumor daalde. Hieraan heeft waarschijnlijk de bredere toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie bijgedragen. Chemo(radio)therapie werd in het cohort dat in de huidige studie werd onderzocht uitsluitend in studieverband toegepast. Bij de cox-regressieanalyse was er een verband tussen de langetermijnoverleving en de microscopische radicaliteit en het pathologisch T-stadium (zie tabel 4), en juist deze beide factoren worden gunstig beïnvloed bij patiënten die responderen op de neoadjuvante therapie. Daarom lieten deze beide factoren waarschijnlijk een sterker verband met overleving zien dan de toepassing van chemo(radio)therapie. De ziekenhuismortaliteit verschilde niet tussen de 3 tijdvakken, maar was stabiel laag van 3,2-3,4%. In een recent artikel wordt een gemiddelde ziekenhuismortaliteit van 7,3% beschreven in de periode 2-24 voor heel Nederland. 2 Ook ten opzichte van resultaten van internationale specialistische centra is de waargenomen ziekenhuismortaliteit laag. 21 Opmerkelijk is dat de ziekenhuismortaliteit laag bleef ondanks het toegenomen percentage transthoracale resecties en de ruimere toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie gedurende deze periode van 16 jaar. Het aantal patiënten met een adenocarcinoom steeg ten opzichte van het aantal met een plaveiselcelcarcinoom, hetgeen overeenkomt met de trend in de westerse wereld van de afgelopen jaren. 22,23 Een verhoogde BMI is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van adenocarcinoom van de oesofagus. Naar alle waarschijnlijkheid zijn de geobserveerde stijging van de incidentie van het adenocarcinoom en de gestegen BMI dus geassocieerd. 24 De daling van de totale opnameduur evenals de opnameduur op de intensivecareafdeling is mogelijk een gevolg van het gedaalde aantal pulmonale complicaties en de over de jaren verbeterde perioperatieve zorg (met betrekking tot vochtbeperking, pijnbestrijding, vroege mobilisatie). In tegenstelling tot deze uitkomsten steeg het totale percentage patiënten dat na een oesofagusresectie een complicatie kreeg over de 3 perioden. Mogelijk is dit te verklaren door het grotere aantal transthoracale resecties ten opzichte van de transhiatale operaties. Opvallend is echter dat het percentage pulmonale complicaties juist afnam, terwijl transthoracale resecties over het algemeen gepaard gaan met meer pulmonale complicaties. 8 Het percentage patiënten dat postoperatief een naadlekkage ontwikkelde, was met name in het recentste tijdvak hoog en ook ten opzichte van de percentages uit de literatuur Mogelijk speelt de uitgebreidere toepassing van preoperatieve chemo(radio)therapie hierbij een rol. Ove- NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156 7
8 Leerpunten In de afgelopen jaren zijn er verschillende, in potentie gunstige ontwikkelingen geweest op het gebied van diagnostiek en behandeling van het oesofaguscarcinoom: verbeterde preoperatieve stadiëring middels CT en endoscopische ultrasonografie, centralisatie van behandeling, ruimere lymfeklierdissectie en bredere toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie. Wat de precieze invloed is van deze ontwikkelingen op de overleving van patiënten met een potentieel curabel oesofaguscarcinoom die worden behandeld in een tertiair verwijscentrum, is onduidelijk. De ziekenhuismortaliteit van patiënten met een potentieel curabel oesofaguscarcinoom waarvoor een oesofagusresectie werd uitgevoerd in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam bleef stabiel laag van 3,2-3,4% in de afgelopen 16 jaar. De langetermijnoverleving is significant verbeterd van een 3-jaarsoverleving van 42% in de eerste periode ( ) tot 53% in de recent geopereerde groep patiënten (25-28). De verbeterde langetermijnoverleving is waarschijnlijk te danken aan het hogere percentage patiënten met een microscopisch radicale resectie en mogelijk ook aan de ruimere toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie. rigens kwamen vrijwel alle naadlekkages onder een conservatieve behandeling tot genezing. Het is belangrijk om het observationele karakter van de huidige studie te benadrukken. Een observationele studie kan waardvolle gegevens voortbrengen over absolute aantallen, verschuivingen in de tijd, inzicht in algemene factoren die gerelateerd zijn aan klinische uitkomsten (bijvoorbeeld een verband tussen leeftijd en BMI met sterfte), maar is niet geschikt om uitspraken te doen over de effectiviteit van specifieke behandelingen. De reden is dat artsen zich in de praktijk bij het voorschrijven van behandelingen terecht laten leiden door de prognose van de patiënten: patiënten met een slechtere prognose krijgen betere of intensievere behandelingen. Hierdoor zijn prognose en keuze van therapie in de dagelijkse praktijk nauw met elkaar verweven. Conclusie De ziekenhuismortaliteit van patiënten met een potentieel curabel oesofaguscarcinoom en die een oesofagusresectie ondergingen in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam bleef stabiel laag in de afgelopen 16 jaar. De totale opnameduur evenals de opnameduur op de intensivecareafdeling namen af, hetgeen waarschijnlijk deels is toe te schrijven aan een afname van de pulmonale complicaties. Het totale aantal complicaties nam wel toe gedurende deze periodes. De langetermijnoverleving verbeterde tot een 3-jaarsoverleving van 53% in de recentst geopereerde groep patiënten. Dit is waarschijnlijk deels te danken aan het hogere percentage patiënten met een microscopisch radicale resectie en mogelijk ook aan de ruimere toepassing van neoadjuvante chemo(radio)therapie. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Aanvaard op 14 april Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 21;154:A1156 > Meer op Literatuur 1 Botterweck AA, Schouten LJ, Volovics A, Dorant E, van den Brandt PA. Trends in incidence of adenocarcinoma of the oesophagus and gastric cardia in ten European countries. Int J Epidemiol. 2;29: Devesa SS, Blot WJ, Fraumeni JF Jr. Changing patterns in the incidence of esophageal and gastric carcinoma in the United States. Cancer. 1998;83: Pohl H, Welch HG. The role of overdiagnosis and reclassification in the marked increase of esophageal adenocarcinoma incidence. J Natl Cancer Inst. 25;97: De Manzoni G, Pedrazzani C, Pasini F, et al. Pattern of recurrence after surgery in adenocarcinoma of the gastro-oesophageal junction. Eur J Surg Oncol. 23;29: Hulscher JB, van Sandick JW, Tijssen JG, Obertop H, van Lanschot JJ. The recurrence pattern of esophageal carcinoma after transhiatal resection. J Am Coll Surg. 2;191: Mariette C, Balon JM, Piessen G, Fabre S, Van S. I, Triboulet JP. Pattern of recurrence following complete resection of esophageal carcinoma and factors predictive of recurrent disease. Cancer. 23;97: Cunningham D, Allum WH, Stenning SP, et al. Perioperative chemotherapy versus surgery alone for resectable gastroesophageal cancer. N Engl J Med. 26;355: Hulscher JB, van Sandick JW, de Boer AG, et al. Extended transthoracic resection compared with limited transhiatal resection for adenocarcinoma of the esophagus. N Engl J Med. 22;347: Birkmeyer JD, Siewers AE, Finlayson EV, et al. Hospital volume and surgical mortality in the United States. N Engl J Med. 22;346: Van Lanschot JJ, Hulscher JB, Buskens CJ, Tilanus HW, ten Kate FJ, Obertop H. Hospital volume and hospital mortality for esophagectomy. Cancer. 21;91: NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156
9 11 Wouters MW, Wijnhoven BP, Karim-Kos HE, et al. High-volume versus low-volume for esophageal resections for cancer: the essential role of case-mix adjustments based on clinical data. Ann Surg Oncol. 28;15: Siersema PD, Rosenbrand CJ, Bergman JJ, et al. Richtlijn Diagnostiek en behandeling oesofaguscarcinoom. Ned Tijdschr Geneeskd. 26;15: Gebski V, Burmeister B, Smithers BM, Foo K, Zalcberg J, Simes J. Survival benefits from neoadjuvant chemoradiotherapy or chemotherapy in oesophageal carcinoma: a meta-analysis. Lancet Oncol. 27;8: Van Heijl M, van Lanschot JJ, Koppert LB, et al. Neoadjuvant chemoradiation followed by surgery versus surgery alone for patients with adenocarcinoma or squamous cell carcinoma of the esophagus (CROSS). BMC Surg. 28;8: Albregts M, Hulshof MC, Zum Vörde Sive Vörding PJ, Van Lanschot JJB, Richel D, Crezee et al. A feasibility study in oesophageal carcinoma using deep loco-regional hyperthermia combined with concurrent chemotherapy followed by surgery. Int J Hyperthermia. 24;2: Hulscher JB, Tijssen JG, Obertop H, van Lanschot JJ. Transthoracic versus transhiatal resection for carcinoma of the esophagus: a metaanalysis. Ann Thorac Surg. 21;72: Leers JM, Ayazi S, Hagen JA, et al. Survival in lymph node negative adenocarcinoma of the esophagus after R resection with and without neoadjuvant therapy: evidence for downstaging of N status. J Am Coll Surg. 29;28: Rouvelas I, Zeng W, Lindblad M, Viklund P, Ye W, Lagergren J. Survival after surgery for oesophageal cancer: a population-based study. Lancet Oncol. 25;6: Omloo JM, Lagarde SM, Hulscher JB, et al. Extended transthoracic resection compared with limited transhiatal resection for adenocarcinoma of the mid/distal esophagus: five-year survival of a randomized clinical trial. Ann Surg. 27;246: Wouters MW, Krijnen P, Le Cessie S, Gooiker GA, Guicherit OR, Marinelli AW, Kievit J, Tollenaar RA. Volume- or outcome-based referral to improve quality of care for esophageal cancer surgery in The Netherlands; J Surg Oncol. 29;99: Casson AG, van Lanschot JJ. Improving outcomes after esophagectomy: the impact of operative volume. J Surg Oncol. 25;92: Lerut T, Coosemans W, Decker G, de Leyn P, Nafteux P, van Raemdonck D. Cancer of the esophagus and gastro-esophageal junction: potentially curative therapies. Surg Oncol. 21;1: Wijnhoven BP, Louwman MW, Tilanus HW, Coebergh JW. Increased incidence of adenocarcinomas at the gastro-oesophageal junction in Dutch males since the 199s. Eur J Gastroenterol Hepatol. 22;14: Whiteman DC, Sadeghi S, Pandeya N, et al. Combined effects of obesity, acid reflux and smoking on the risk of adenocarcinomas of the oesophagus. Gut. 28;57: Blewett CJ, Miller JD, Young JE, Bennett WF, Urschel JD. Anastomotic leaks after esophagectomy for esophageal cancer: a comparison of thoracic and cervical anastomoses. Ann Thorac Cardiovasc Surg. 21;7: Cassivi SD. Leaks, strictures, and necrosis: a review of anastomotic complications following esophagectomy. Semin Thorac Cardiovasc Surg. 24;16: Chasseray VM, Kiroff GK, Buard JL, Launois B. Cervical or thoracic anastomosis for esophagectomy for carcinoma. Surg Gynecol Obstet. 1989;169: Iannettoni MD, Whyte RI, Orringer MB. Catastrophic complications of the cervical esophagogastric anastomosis. J Thorac Cardiovasc Surg. 1995;11: Swanson SJ, Batirel HF, Bueno R, et al. Transthoracic esophagectomy with radical mediastinal and abdominal lymph node dissection and cervical esophagogastrostomy for esophageal carcinoma. Ann Thorac Surg. 21;72: NED TIJDSCHR GENEESKD. 21;154:A1156 9
Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom
Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Disclosures Ik heb geen belangenverstrengeling in relatie tot deze presentatie Multimodality treatment bij het oesofagus- en maagcarcinoom Bij
Nadere informatieSlokdarmresectie - Fit aan de Start. Feike Kingma Arts-onderzoeker Chirurgie, UMC Utrecht
Slokdarmresectie - Fit aan de Start Feike Kingma Arts-onderzoeker Chirurgie, UMC Utrecht Slokdarmkanker Slokdarmkanker zit vrijwel altijd in de thoracale slokdarm Jaarlijks aantal nieuwe gevallen per 100.000
Nadere informatieSlokdarm resectie. MDL onderwijs, M. de Maat, chirurg
Slokdarm resectie MDL onderwijs, 11-03-2019 M. de Maat, chirurg Incidentie NL: 2850 patiënten per jaar ongeveer 50% operabel. Jaarlijks aantal nieuwe gevallen per 100.000 Nederlanders: 1990: ~5 2016: ~10
Nadere informatieCasus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker
Casus Keuzes in de behandeling van slokdarmkanker Prof. dr. Mark van Berge Henegouwen, chirurg Dr. W.J. Eshuis, chirurg L. Noteboom, verpleegkundig specialist Amsterdam UMC, locatie AMC 8 e Inhoud Presentatie
Nadere informatieOntwikkelingen bij de chirurgie van het slokdarm- en maagcarcinoom
Ontwikkelingen bij de chirurgie van het slokdarm- en maagcarcinoom Mark I. van Berge Henegouwen Chirurg, slokdarm en maagchirurgie Amsterdam UMC, locatie AMC GIOCA GE oncologisch congres, AMC 18 jan 2019
Nadere informatieNEDERLANDSE SAMENVATTING
NEDERLANDSE SAMENVATTING Nederlandse Samenvatting 195 NEDERLANDSE SAMENVATTING DEEL I Evaluatie van de huidige literatuur De stijgende incidentie van slokdarmkanker zal naar verwachting continueren in
Nadere informatieSamenvatting en conclusies
Centraal in dit proefschrift staat de minimaal invasieve slokdarmresectie als behandeloptie voor het slokdarmcarcinoom. In hoofdstuk 2 en 3 belichten wij in twee overzichtsartikelen de in de literatuur
Nadere informatieDatum ontvangst aanvraag. Aanvraag op website. DOI/Notities/reden niet akkoord. Nummer Ziekenhuis Titel aanvraag GOEDGEKEURD
GOEDGEKEURD DUCA201501 LUMC/ De toepassing van (neo)adjuvante behandeling bij patiënten die geopereerd worden vanwege een maagcarcinoom: inzicht in de verschillen tussen ziekenhuizen en in de besluitvorming
Nadere informatieSamenvatting. Samenvatting
Samenvatting Dikkedarmkanker is een groot gezondheidsprobleem in Nederland. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij mannen en de tweede meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In 2008
Nadere informatieOesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling. Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019
Oesophaguscarcinoom Chirurgische Behandeling Sylvia van der Horst, PA chirurgie Maart 2019 Anatomie oesophagus/ maag Symptomen oesophaguscarcinoom Diagnostiek Behandeling oesophaguscarcinoom Postoperatieve
Nadere informatieCover Page. Author: Dikken, Johannes Leen Title: Gastric cancer : staging, treatment, and surgical quality assurance Issue Date:
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19858 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Dikken, Johannes Leen Title: Gastric cancer : staging, treatment, and surgical
Nadere informatieBetere kwaliteit = betere uitkomst van zorg?
Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg? Symposium (Over)leven na Kanker Tilburg, 8 maart 2013 Dr. V. Lemmens Hoofd Sector Onderzoek, Integraal Kankercentrum Zuid Eindhoven Kwaliteit Kwaliteit: definitie?
Nadere informatieLeiden openbaren indicatoren tot manipulatie van gegevens door ziekenhuizen?
Leiden openbaren indicatoren tot manipulatie van gegevens door ziekenhuizen? Kris H.A. Smolders, MSc. (IGZ), Dr. A. Lya den Ouden, Drs. Willem A.H. Nugteren, Prof. dr. Gerrit van der Wal Introductie In
Nadere informatieMogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom. Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam
Mogelijkheden van resectie na chemotherapie bij het pancreascarcinoom Prof. dr. Marc Besselink Afdeling Chirurgie, AMC Amsterdam Amsterdam, 19 Januari 2018 Pancreascarcinoom Slechte prognose (5 jaars-overleving,
Nadere informatieDefini&eve chemoradia&e versus chirurgie: Meer of minder complica&es?
Defini&eve chemoradia&e versus chirurgie: Meer of minder complica&es? Mark I. van Berge Henegouwen upper GI chirurg Maarten Hulshof radiotherapeut Academisch Medisch Centrum Amsterdam GE oncologisch congres
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016
Factsheet en Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Inclusie en exclusie criteria DLCA-S Inclusie Alle chirurgische
Nadere informatieAanvraag gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek
Aanvraag gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek Registratie waarvan gegevens worden opgevraagd: DSCA Contactpersoon: Naam: Mw. Drs. J. t Lam - Boer Centrum/ziekenhuis: Radboud umc Adres: Postbus
Nadere informatiePreoperatieve chemoradiotherapie voor carcinoom van slokdarm of slokdarm-maagovergang*
Preoperatieve chemoradiotherapie voor carcinoom van slokdarm of slokdarm-maagovergang* Pieter van Hagen, Maarten C.C.M. Hulshof, J.J.B. (Jan) van Lanschot, Ewout W. Steyerberg, Mark I. van Berge Henegouwen,
Nadere informatieRobot-geassisteerde minimaal invasieve slokdarmresectie. R. van Hillegersberg J. Ruurda Afdeling Heelkunde
Robot-geassisteerde minimaal invasieve slokdarmresectie R. van Hillegersberg J. Ruurda Afdeling Heelkunde Expertise specialisten maakt het verschil MDL arts, Patholoog (interventie) Radioloog / Nucleair
Nadere informatieCentralisatie van chirurgische
Overzichtsartikelen 7 Centralisatie van chirurgische behandeling van oesofaguscarcinoom in de VIKC-regio Oost-Nederland Centralization of surgical treatment of esophageal cancer in the Eastern Netherlands
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) Inclusie & exclusie criteria DUCA. DUCA 2017 Registratie gestart: 2011
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) DUCA 2017 Registratie gestart: 2011 Inclusie & exclusie criteria DUCA Inclusie Primaire tumoren (slokdarm, slokdarm-maagovergang, maag) Recidief tumoren (slokdarm,
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) Registratie gestart: 2011
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) 2016 Registratie gestart: 2011 Nr. Type Uitvraag over Bron WV indicator (jaar) 1. Aantal nieuwe patiënten met een slokdarm- of maagcarcinoom. Structuur 2016*
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016
Factsheet en Longcarcinoom (DLSA-DLRA) 2016 Inclusie en exclusie criteria DLSA Inclusie Alle chirurgische thoracale (thoraxwand, pleurale, long en mediastinale) ingrepen, in te delen in: Resecties bij
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) DUCA 2014 [2.5; 14-11- 2014] Registratie gestart: 2011 Nr. Type Uitvraag over Bron indicator (jaar) 1. Aantal nieuwe patiënten met een slokdarm- of maagcarcinoom.
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA)
Factsheet en Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) DUCA 2015 [ ; 05-11- 2015] Registratie gestart: 2011 pagina 1 van 15 Nr. Type Uitvraag over Bron WV indicator (jaar) 2. Aantal geopereerde patiënten met een
Nadere informatieCHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting
CHAPTER XII Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift behelst een aantal klinische en translationele studies met betrekking tot de behandeling van het primair operabel mammacarcinoom. Zowel aspecten van
Nadere informatieInclusie criteria Ja Nee
In- en exclusie criteria Visite datum: 2 0 In- en exclusie criteria Inclusie criteria Ja Nee 1. Naadlekkage na LAR tot maximaal 5 cm vanaf de anus. O O 2. Naadlekkage bevestigd op CT-scan OF endoscopie.
Nadere informatieLocally advanced rectum carcinoom: wat gaat er veranderen na de RAPIDO studie? Dr B. van Etten, Oncologisch GE-Chirurg
Locally advanced rectum carcinoom: wat gaat er veranderen na de RAPIDO studie? Dr B. van Etten, Oncologisch GE-Chirurg Geen Disclosures Locally advanced rectum carcinoom Definitie o.b.v. MRI ct3 MRF+ ct4a/b
Nadere informatieEchogeleide chirurgie voor mammacarcinoom
Echogeleide chirurgie voor mammacarcinoom Een prospectief gerandomiseerd onderzoek N.M.A. Krekel M.H. Haloua M.P. van den Tol S. Meijer Chirurgische oncologie VU Universitair Medisch Centrum Incidentie
Nadere informatieCasus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG
Casus: Lokaal gevorderd Pancreascarcinoom (LAPC) Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG no disclosures Olivier Busch HPB Chirurg, AMC Amsterdam Voorzitter DPCG Pancreascarcinoom Slechte
Nadere informatieRobot geassisteerde slokdarm chirurgie. Dr. P.C. van der Sluis MD, PhD, Msc. AIOS Heelkunde jaar 6
Robot geassisteerde slokdarm chirurgie Dr. P.C. van der Sluis MD, PhD, Msc. AIOS Heelkunde jaar 6 P.C.vandersluis-2@umcutrecht.nl Slokdarmkanker Jaarlijks: +/- 2000 nieuwe diagnoses Incidentie: 6% toename
Nadere informatieNadia Haj Mohammad Internist-oncoloog The Netherlands
Maagcarcinoom Nadia Haj Mohammad Internist-oncoloog The Netherlands Inhoud Therapie Systemisch Gericht op klachten Nieuwe ontwikkelingen/toekomst Epidemiologie Verschil Europa en Noord-Amerika vs Azië,
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016
Factsheet en Longcarcinoom (DLCA) 2017 Start DLCA-S: 2012 (/2015 voor alle cardiothoracale centra) Start DLCA-R: 2013 Start DLCA-L: 2016 Versie beheer: Datum Versie Mutatie Eigenaar 30-07-2016 2017.1 Aanpassingen
Nadere informatiePancreascarcinoom en kansen voor de toekomst
18 mei 2006 Jaarbeurs Utrecht Pancreascarcinoom en kansen voor de toekomst Jan Ouwerkerk Research Coördinator Oncologie Leids Universitair Medisch Centrum Pancreas Carcinoom Incidencie: 33.730 nieuwe patiënten
Nadere informatie7 jaar Dutch Surgical Colorectal Audit; wat is er verbeterd in de perioperatieve zorg van het colorectaal carcinoom? Pieter Tanis, chirurg, AMC
7 jaar Dutch Surgical Colorectal Audit; wat is er verbeterd in de perioperatieve zorg van het colorectaal carcinoom? Pieter Tanis, chirurg, AMC Waarom Clinical audits? Nauwkeurig registreren van de uitkomsten
Nadere informatieUvA-DARE (Digital Academic Repository) Prognostication in esophageal cancer Lagarde, S.M. Link to publication
UvA-DARE (Digital Academic Repository) Prognostication in esophageal cancer Lagarde, S.M. Link to publication Citation for published version (APA): Lagarde, S. M. (2008). Prognostication in esophageal
Nadere informatieMaagkanker Multimodale behandeling anno 2014. Henk Boot, MDL-arts 10 januari 2014
Maagkanker Multimodale behandeling anno 2014 Henk Boot, MDL-arts 10 januari 2014 Prognose bij maagkanker Prognose maagkanker : TNM 7 (2010) Marelli 2012 In: de Manzoni et al. Surgery in the multimodal
Nadere informatieObesitas bij ortopedische ingrepen: challenge of contra-indicatie? Co-assistent: Philippe Leire Promotor: Dr. A. Kumar
Obesitas bij ortopedische ingrepen: challenge of contra-indicatie? Co-assistent: Philippe Leire Promotor: Dr. A. Kumar Kaart toenemende demografie obesitas The influence of obesity on total joint arthroplasty.
Nadere informatieDe chirurgische behandeling van maagcarcinoom is
Stand van Zaken Chirurgische behandeling van maagcarcinoom Focus op centralisatie en laparoscopische resecties Leonie Haverkamp, Jelle P. Ruurda, Pieter C. van der Sluis en Richard van Hillegersberg In
Nadere informatieLess is More, More is Better?
Less is More, More is Better? Concentratie en Regionalisatie van zorg voor de patiënt met slokdarm- en maagkanker: Chirurgisch Perspectief Grard Nieuwenhuijzen, Chirurg PP-ON-NL-0011 Disclosures Medtronic:
Nadere informatiechirurgische behandeling van kanker
chirurgische behandeling van kanker p1 chirurgische behandeling van kanker p2 geen how I do it p3 wet van de afnemende meeropbrengst 2009 p4 chirurgische oncologie trends laatste 100 jaar meer is beter
Nadere informatieVan Poliep naar colorectaal carcinoom. P. Didden Maag-Darm-Leverarts UMC Utrecht
Van Poliep naar colorectaal carcinoom P. Didden Maag-Darm-Leverarts UMC Utrecht Anatomie van de dikke darm APC mutation drives adenoma formation Poliep in het rectum 85% of the CRC develop through the
Nadere informatieSlokdarmcarcinoom
7.1.1. Slokdarmcarcinoom 1. Inleiding 1.1. Algemeen Kanker van de slokdarm betreft vnl. het plaveiselcelcarcinoom en het adenocarcinoom, in minder dan vijf procent is er sprake van andere histologie. Hoewel
Nadere informatieCHAPTER 8. Samenvatting
CHAPTER 8 Samenvatting 108 Chapter 8 Samenvatting 109 Samenvatting Jaarlijks wordt wereldwijd bij 1,2 miljoen mensen de diagnose longkanker gesteld en overlijden 1,1 miljoen mensen aan deze ziekte. Hiermee
Nadere informatieLokaal irresectabel pancreascarcinoom: valkuilen bij diagnostiek na chemotherapie. Prof. dr. Marc Besselink HPB chirurg, Amsterdam UMC
Lokaal irresectabel pancreascarcinoom: valkuilen bij diagnostiek na chemotherapie Prof. dr. Marc Besselink HPB chirurg, Amsterdam UMC Casus: hr D Man 64 jaar Trotse opa van 4 kleinkinderen Komt bij u op
Nadere informatieVroege detectie van naadlekkage. Marcel den Dulk 25 juni 2013
Vroege detectie van naadlekkage Marcel den Dulk 25 juni 2013 Take home message Naadlekkage is een gevreesde complicatie geassocieerd met hoge morbiditeit en mortaliteit Leakage scores resulteren in gereduceerde
Nadere informatieStaat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC?
Staat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC? Nina Bijker, radiotherapeut AMC BBB symposium 7 september 2017 No conflict of interest Focus op postmastectomie radiotherapie (PMRT)
Nadere informatieDutch Upper GI Cancer Audit (DUCA)
Dutch Upper GI Cancer Audit (DUCA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA. De
Nadere informatieResponsevaluatie met 3T-DWI-MRI na inductie met FOLFIRINOX chemotherapie bij lokaal gevorderd PDAC (IMAGE-MRI)
Responsevaluatie met 3T-DWI-MRI na inductie met FOLFIRINOX chemotherapie bij lokaal gevorderd PDAC (IMAGE-MRI) Eran van Veldhuisen, Bengt van Rijssen, Remy Klaassen, Yung Nio, Hanneke Wilmink, Krijn Van
Nadere informatieStage. Clin staging. Treatment. Prognosis. Diagnosis. Evaluation. Early Node. Tumour. Loc advanced Metastasis. Advanced. Surgery
Clin staging Stage Tumour Early Node Loc advanced Metastasis Advanced Treatment Surgery Diagnosis Evaluation pulmonary Chemotherapy Radiotherapy Combinations Prognosis cardiac general Univ Hospital Leuven
Nadere informatie1. Inleiding: De nieuwe TNM classifikatie stadiering. - onvolledigheden / aanvullingen. 3. De N factor: hoe in kaart brengen.
Mediastinum 1. Inleiding: De nieuwe TNM classifikatie stadiering 2. De N factor: impact op prognose: -vlgtnm - onvolledigheden / aanvullingen 3. De N factor: hoe in kaart brengen. 4. De N factor: impact
Nadere informatieOverbehandeling in radiotherapie. Prof. Dr. Caroline Weltens
Overbehandeling in radiotherapie Prof. Dr. Caroline Weltens 29-09-2018 veilig de lokale therapie verminderen zonder de uitkomst te compromiteren Juiste balans tussen benefit en neveneffecten Bij combinatie
Nadere informatieNederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden
Nederlandse introductie en samenvatting voor niet-ingewijden 157 Introductie In de Westerse wereld is het aantal mensen dat slokdarmkanker krijgt de laatste jaren sterk toegenomen. In 1989 werd de diagnose
Nadere informatieAanvraag gegevens bij de DSCA (dd.08-11-2012)
Aanvraag gegevens bij de DSCA (dd.08-11-2012) Gegevens Aanvragers: Drs. Verena N.N.Kornmann (Heelkunde; St.Antoniusziekenhuis, Nieuwegein) Dr. Anke B. Smits (Heelkunde; St.Antoniusziekenhuis, Nieuwegein)
Nadere informatieONTWIKKELINGEN IN NEOADJUVANTE CHEMORADIOTHERAPIE OESOPHAGUSCARCINOOM. 5D s, 8 februari 2018 Francine Voncken
ONTWIKKELINGEN IN NEOADJUVANTE CHEMORADIOTHERAPIE OESOPHAGUSCARCINOOM 5D s, 8 februari 2018 Francine Voncken GEEN DISCLOSURES NEOADJUVANT CHEMORADIOTHERAPIE OESOPHAGUS [TEKST] [tekst] 5y OS 33% vs 47%
Nadere informatieSamenvatting richtlijn Diagnostiek
Samenvatting richtlijn Diagnostiek en behandeling oesofaguscarcinoom Inleiding Op initiatief van het Nederlands Genootschap van Maag-Darm-Leverartsen werd in de periode 2002-2005 in samenwerking met het
Nadere informatieOplegger indicatorenset Slokdarm- en maagcarcinoom (DUCA) verslagjaar 2017
Zorginstituut Nederland Kwaliteitsinstituut Eekholt 4 1112 XH Diemen Postbus 320 1110 AH Diemen www.zorginstituutnederland.nl T +31 (0)20 797 89 20 Transparantiekalender@zinl.nl Oplegger indicatorenset
Nadere informatieSaffire Phoa. CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom
Saffire Phoa CT voor preoperatieve stagering van het pancreascarcinoom Pancreascarcinoom heeft een zeer slechte prognose, en de enige kans op curatie is een resectie van de tumor. Hoewel de mortaliteit
Nadere informatiebelangrijke cijfers over darmkanker
belangrijke cijfers over darmkanker Een overzicht van het voorkomen, de behandeling en overleving van darmkanker, gebaseerd op cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie darmkanker in Nederland Deze
Nadere informatieFactsheet Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) 2017 Versie: 2017 Registratie gestart: 2009
Factsheet en Colorectaal carcinoom (DSCA) 2017 Versie: 2017 Registratie gestart: 2009 Versie 2017 pagina 1 van 9 Inclusie en exclusie criteria Inclusie Alle primaire colorectale carcinomen, waarvoor een
Nadere informatie(Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom. Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam
(Neo)adjuvante chemotherapie bij het rectumcarcinoom Prof.dr. Kees Punt afd. Medische Oncologie AMC Amsterdam Adjuvante chemotherapie bij rectumcarcinoom in Nederland Geloof Gewoonte Evidence-based medicine
Nadere informatieRobot geassisteerde laparoscopische radicale prostatectomie (RALP) VUmc
Robot geassisteerde laparoscopische radicale prostatectomie (RALP) VUmc 2010-2012 Prostaatkanker, in welk stadium is de ziekte? T1-2 Lokaal beperkt T3 T4 Groei buiten orgaan Ingroei andere structuur Prostaatkanker,
Nadere informatieTP Indicatorenrapportage 2016 Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2016
De nummering van de indicatoren is gebaseerd op de documenten te vinden op: DICA/Transparantieportaal TP Indicatorenrapportage 2016 Ziekenhuis: Rijnstate Ziekenhuis Jaar: 2016 Structuurindicatoren 1. patiënten
Nadere informatieZorg voor Uitkomst. Analyse en Rapportage. Dr. ir.w.f. (Wim) van den Bosch 7 februari Disclosure belangen van spreker
Zorg voor Uitkomst Analyse en Rapportage Disclosure belangen van spreker (potentiële) belangenverstrengeling Geen Dr. ir.w.f. (Wim) van den Bosch 7 februari 2014 Voor bijeenkomst mogelijk relevante relaties
Nadere informatieCover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47466 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Govaert, J.A. Title: Value-based healthcare in colorectal cancer surgery : improving
Nadere informatieSamenvatting 129. Samenvatting
Samenvatting 128 Samenvatting 129 Samenvatting Het mammacarcinoom is de meest voorkomende maligniteit bij vrouwen, met wereldwijd een jaarlijkse incidentie van 1,67 miljoen. De prognose van patiënten met
Nadere informatieDutch Surgical Colorectal Audit (DSCA)
Dutch Surgical Colorectal Audit (DSCA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA.
Nadere informatieZie de bijlage Maagresectietechniek (bijlage 2) voor een beschrijving van de techniek van een maagresectie met adequate lymfeklierdissectie.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 Richtlijn maagcarcinoom - submodule Lymfadenectomie
Nadere informatieOntwikkelingen longkanker en maligne mesothelioom
Ontwikkelingen longkanker en maligne mesothelioom Wat is de stand van zaken Frank Jacobs sept 2017 Disclosures Frank Jacobs (potentiële) belangenverstrengeling geen Voor bijeenkomst mogelijk relevante
Nadere informatieOligometastatischeziekte bij het mammacarcinoom. M. van der Sangen, radiotherapeut
Oligometastatischeziekte bij het mammacarcinoom M. van der Sangen, radiotherapeut Borstkanker in perspectief Borstkanker in Nederland Nieuwe borstkankers per jaar: 15.000 Metastasen bij diagnose: 750 (5%)
Nadere informatie5.4 Gastro-intestinaal
5.4 Gastro-intestinaal 5.4.1 Indicator: Deelname aan de Dutch UpperGI Cancer Audit (DUCA) De mortaliteit en morbiditeit van de chirurgische behandeling van slokdarmkanker heeft de laatste jaren veel aandacht
Nadere informatieTITEL. Vroege enterale voeding vermindert postopera5eve ileus en naadlekkage na grote rectumchirurgie
TITEL Vroege enterale voeding vermindert postopera5eve ileus en naadlekkage na grote rectumchirurgie Fanny Heesakkers, Petra Boelens, Misha Luyer, Arnout Roos, Kevin van Barneveld, Ignace de Hingh, Grard
Nadere informatieendometrium carcinoom in Nederland
endometrium carcinoom in Nederland 2012-2016 voorwoord Door informatie over variatie in diagnostiek en behandelingen periodiek met elkaar te bespreken, kunnen we samen de kwaliteit van zorg voor vrouwen
Nadere informatieDutch Lung Surgery Audit (DLSA)
Dutch Lung Surgery Audit (DLSA) Beschrijving Dit overzicht toont de kwaliteitsindicatoren welke per 1 april 2014 ontsloten zullen worden in het kader van het getrapte transparantiemodel van DICA. De ontsluiting
Nadere informatieUniversity of Groningen. Colorectal Anastomoses Bakker, Ilsalien
University of Groningen Colorectal Anastomoses Bakker, Ilsalien IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document
Nadere informatieStereotactische radiotherapie voor stadium I niet-kleincellig longcarcinoom: Uitkomsten op patiënten- en populatieniveau.
Stereotactic Radiation Therapy for Stage I Non-Small Cell Lung Cancer Nederlandse titel Stereotactische radiotherapie voor stadium I niet-kleincellig longcarcinoom: Uitkomsten op patiënten- en populatieniveau.
Nadere informatieCover Page. Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for rectal cancer Issue Date:
Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/46445 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for
Nadere informatieIndicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving Indicator. DSCA 2014 [2.0.; 10-10- 2014] Registratie gestart: 2009
en Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving DSCA 2014 [2.0.; 10-10- 2014] Registratie gestart: 2009 Type Uitvraag Bron Nr. indicator over (jaar) 1. Deelname aan de DSCA Structuur 2014 DSCA 2. Volume
Nadere informatiePatiënten met hooggradige dysplasie in Barrett-slokdarm*
Onderzoek Patiënten met hooggradige dysplasie in Barrett-slokdarm* Risicofactoren voor adenocarcinoom Romy E. Verbeek, Martijn G.H. van Oijen, Fiebo J.W. ten Kate, Frank P. Vleggaar, Marguerite E.I. Schipper,
Nadere informatieVARIATIE IN KANKERZORG: EEN ZORG? SABINE SIESLING OUTCOMES RESEARCH AND PERSONALIZED CANCER CARE
VARIATIE IN KANKERZORG: EEN ZORG? SABINE SIESLING OUTCOMES RESEARCH AND PERSONALIZED CANCER CARE aantal per 100.000 (ESR) MAATSCHAPPELIJKE UITDAGING KANKERINCIDENTIE 550 500 450 400 350 300 250 200 150
Nadere informatieBronchuscarcinoom Incidentiegegevens, initiële behandeling AZ Groeninge Kris Van Oortegem Pneumologie
Bronchuscarcinoom 2002 Incidentiegegevens, initiële behandeling AZ Groeninge Kris Van Oortegem Pneumologie Bronchuscarcinoom 2002 (n=112) Kleincellig versus Niet-kleincellig kleincellig 18% niet-kleincellig
Nadere informatieNederlandse samenvatting
* 114 Het eerste hoofdstuk beschrijft het belang van een goede fysieke fitheid van patiënten die een zware operatie moeten ondergaan. Fysieke fitheid geeft een indruk van het vermogen van een patiënt om
Nadere informatieNeuroendocriene Tumoren in het Pancreas: Hoe behandel je? Els Nieveen van Dijkum, Chirurg AMC 10 januari 2014
Neuroendocriene Tumoren in het Pancreas: Hoe behandel je? Els Nieveen van Dijkum, Chirurg AMC 10 januari 2014 Presentatie NET - neuroendocriene tumor Pancreas NET Behandeling van pancreas NET Neuroendocriene
Nadere informatieAvanced Larynx Cancer. Trends and Treatment Outcomes A.J. Timmermans
Avanced Larynx Cancer. Trends and Treatment Outcomes A.J. Timmermans SAMENVATTING In de laatste 20-30 jaar is er veel veranderd wat betreft de behandeling van patiënten met een voortgeschreden (T3 en T4)
Nadere informatie11 april Annemarie Haverhals Leider programma
11 april 2017 VBHC@Santeon Annemarie Haverhals Leider VBHC@Santeon programma Santeon: zeven topklinische ziekenhuizen 2 Samen circa 13% van nationale zorg 2,56 miljard omzet 26.600 werknemers 1580 medisch
Nadere informatie