Opdracht 1: Oefen het op- of bijstellen van het zorgplan

Transcriptie

1 VZ-B1-K1-WP3-C Stelt (mede) het zorgplan op Verzorgende IG basisdeel kerntaak 1 werkproces 3 oefenopdracht C In deze opdracht ga je ter voorbereiding van het examen oefenen met het opstellen van het zorgplan. Opdracht 1: Oefen het op- of bijstellen van het zorgplan Werkwijze: Stel samen met je begeleider een zorgplan op of bij. Lees het bestaande zorgplan van de betreffende zorgvrager. Voer samen met je begeleider een gesprek met deze zorgvrager waarin je checkt of het zorgplan nog overeenstemt met de zorgsituatie en de tevredenheid van de zorgvrager. Woon gesprekken bij met collega s en andere disciplines die bij de zorg aan deze zorgvrager betrokken zijn. Observeer de zorgvrager tijdens de zorg. Gebruik verschillende, relevante gestandaardiseerde lijsten, technieken en methoden. Denk aan anamneselijsten en ADL-lijsten. Stel hoofd- en bijzaken met betrekking tot de verkregen informatie vast Zorg dat je doelen en activiteiten correct en kernachtig formuleert. Schakel zonodig andere disciplines in. Gebruik voor het bijstellen van het zorgplan de systematiek van de instelling. Verantwoordt je gemaakte keuzes in het zorgplan in een gesprek met je begeleider. Maak hierbij gebruik van je kennis van ziektebeelden, beperkingen, stoornissen, aandoeningen, comorbiditeit, functioneringsproblemen, behandelingen en bijbehorende gezondheidsrisico's m.b.t. de zorgcategorie. Resultaat Je hebt geoefend met het op- of bijstellen van het zorgplan Bewijsstukken Een op- of bijgesteld zorgplan, dat verantwoord is. Feedbacklijst (volledig ingevuld en ondertekend) met daarin feedback op het zorgplan met verantwoording en het methodisch handelen. Oriënteren Zorg dat je goed weet wat er van je verwacht wordt. Lees de opdracht en feedbacklijst. Beantwoord de volgende vragen:

2 Waar gaat deze opdracht over? Waar voer je de opdracht uit? Welke lijsten, technieken en methoden worden gebruikt voor het opstellen van het zorgplan? Wanneer moet deze opdracht klaar zijn? Welke bewijsstukken moet je opleveren? Tip: Zoek in je boeken de theorie over het plannen van zorg op. Plannen Maak een planning voor het uitvoeren van de oefenopdracht. Je kunt hiervoor het planningsformulier gebruiken. Vul het schema in met de dingen die jij gaat doen. Uitvoeren Voer de opdracht uit volgens je planning. Ga regelmatig na of je op de goede weg bent. Controleren Controleren Controleer (met je werkbegeleider) of je de opdracht uitgevoerd hebt. Heb je het resultaat bereikt? Vink bij de volgende punten aan wat je gedaan hebt Ik heb samen met mijn begeleider gegevens uit de observatie verwerkt in het zorgplan. Ik heb samen met mijn begeleider doelen en acties kort en kernachtig beschreven. Ik heb samen met mijn begeleider hoofd- en bijzaken vastgesteld. Ik heb samen met mijn begeleider zonodig andere zorgverleners ingeschakeld. Ik heb gemaakte keuzes in het zorgplan in een gesprek met de begeleider verantwoord. Ik heb de ontvangen feedback met mijn begeleider besproken. Hoe is het werken volgens planning verlopen? Goed omdat Minder goed omdat

3 Evalueren Evalueer met je begeleider deze oefenopdracht. Laat je feedbacklijst invullen door je begeleider. Reflecteren Reflecteer met je begeleider op het maken van deze opdracht. De volgende vragen kunnen je daarbij helpen: Welke keuzes heb je gemaakt om deze oefenopdracht zo goed mogelijk uit te kunnen voeren? Heb je het resultaat bereikt van deze opdracht? Op welke manier heeft deze opdracht bijgedragen aan jouw professionele ontwikkeling? Wat zou je een volgende keer anders doen? Ben je toe aan een nieuwe opdracht of ga je deze opdracht nogmaals oefenen?

4 Opdracht Werkproces Opleiding Naam student: Studentnummer: VZ-B-K1-W3-C B1-K1-W3 Stelt (mede) het zorgplan op Verzorgende IG Feedbackcriteria Kan onder begeleiding verkregen observatie gegevens correct en accuraat verwerken Kan onder begeleiding doelen en activiteiten correct en kernachtig formuleren Kan hoofd- en bijzaken onderscheiden Legt de juiste verbanden en trekt logische conclusies met betrekking tot het plannen van de zorg. Schakelt onder begeleiding zonodig andere zorgverleners in Kan onder begeleiding de relevante gestandaardiseerde lijsten, technieken en methoden gebruiken Kan de systematiek van de instelling voor het op/bijstellen van een zorgplan hanteren Feedback aan de hand van bovengenoemde criteria

5 Feedbackcriteria Pan met verantwoording Heeft een zorgplan gemaakt of aangepast volgens de richtlijnen van de instelling. Onderbouwt in een gesprek haar keuzes met behulp van de kennis van ziektebeelden, beperkingen, stoornissen, aandoeningen, comorbiditeit, functioneringsproblemen, behandelingen en bijbehorende gezondheidsrisico's m.b.t. de zorgcategorie Feedback aan de hand van bovengenoemde criteria Feedbackcriteria Methodisch leren Heeft gewerkt volgens de stappen oriënteren, plannen, uitvoeren, controleren en evalueren Feedback aan de hand van bovengenoemde criteria Naam begeleider: Functie: Instelling*: BPV (s.v.p. naam van de instelling vermelden) Opleiding Datum: Handtekening: * s.v.p. aankruisen wat van toepassing is

6 VZ-B-K1-W3-C Kennis heeft inzicht in gezondheidsrisico's behorende bij de doelgroep heeft kennis van algemene begrippen van gedragswetenschappen, psychologie, orthopedagogiek, psychiatrie en (toegepaste) sociologie heeft kennis van begeleidingsmethoden zoals belevingsgerichte zorg en PDL heeft kennis van de belangrijkste paradigma's in de (geschiedenis van de) gezondheidszorg en de betekenis daarvan voor de beroepsuitoefening heeft kennis van farmacologie, multifarmacologie en psychofarmacologie heeft kennis van pathologie en multipathologie heeft kennis van taken en rollen van andere disciplines in de branche en weet wanneer op wie een beroep gedaan kan worden heeft kennis van ziektebeelden, beperkingen, stoornissen, aandoeningen, comorbiditeit, functioneringsproblemen, behandelingen en bijbehorende gezondheidsrisico's m.b.t. de zorgcategorieën Vaardigheden kan de visie op zorg toepassen in haar dagelijkse werkzaamheden kan gebruik maken van de ervaringsdeskundigheid van zorgvragers en naastbetrokkenen kan gedragspatronen van de meest voorkomende ziektebeelden en beperkingen herkennen kan handelen volgens de normen voor verantwoorde zorg kan kennis van de sociale kaart en maatschappelijke steunsystemen toepassen kan kennis van verlies- en rouwverwerking toepassen en steun organiseren en bieden kan klinisch redeneren toepassen kan methodisch en systematisch handelen toepassen tijdens de beroepsuitoefening kan observatiemethoden en -technieken toepassen om informatie te achterhalen kan op de computer werken met zorginformatiesystemen kan sociaal vaardig optreden in functionele contacten