Project-MER-Verslag. Project: Initiatiefnemer:

Transcriptie

1 administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Aanvraag van een milieuvergunning voor een uitbreiding van de firma ADPO NV Initiatiefnemer: ADPO NV 8 juni 2005 PRMER-0005-GK

2 1 Inleiding ADPO NV heeft het voornemen om de vergunde opslagcapaciteit aan chemicaliën uit te breiden tot maximaal ton. ADPO NV is gelegen op de Linker Scheldeoever, de Waaslandhaven, te Beveren (Kallo) en volgens het gewestplan in industriegebied. Op figuur 2 (deel 1 boekdeel 1 van het rapport) wordt het bedrijf duidelijk gesitueerd t.o.v. de omliggende bedrijven zoals gevraagd op de ontwerptekstbespreking. Het MER vermeldt op pag. 1 en op p. 15 dat het MER opgesteld is in het kader van rubriek 25 van bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Dit besluit is van kracht sedert 27 februari Het mer-proces is opgestart bij het indienen van het kennisgevingsdossier op 2 april 2003, hiermee rekening houdend is het MER dus opgesteld in toepassing van artikel 3 rubriek 30 d van het besluit van 23 maart meer bepaald opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een capaciteit van ton of meer - en niet in het kader van het besluit van 10 december Het kennisgevingsdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 18 april De ter inzage legging liep van 13 mei 2003 tot 11 juni 2003 in Beveren, de aankondiging van de ter inzage legging is gebeurd door aanplakking aan het gemeentehuis. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De richtlijnen werden betekend op 1 juli Tijdens de milieueffectrapportage werd er overleg gepleegd: het ontwerprapport werd naar de verschillende administraties rondgestuurd voor opmerkingen, er werd een ontwerptekstbespreking georganiseerd op 25 februari 2005, de opmerkingen op de ontwerptekst werden toegestuurd op 22 maart Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 10 mei 2005 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag uiterlijk betekend op 18 juni Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het milieueffectrapport is naar de presentatie beoordeeld een verzorgd document geworden met aandacht voor een degelijke en overzichtelijke illustratie (figuren en tabellen) per deel. Het rapport is opgebouwd uit 2 vaste boekdelen. Boekdeel 1 behandelt deel 1 situering van het project, deel 2 beschrijving van het project, deel 3 identificatie van de milieuaandachtspunten en deel 4 milieueffectbeoordeling discipline oppervlaktewater en discipline lucht en boekdeel 2 de milieueffectbeoordeling de discipline bodem, grondwater, CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

3 geluid en trillingen, mens, fauna en flora en andere aspecten, deel 5 eindsynthese, deel 6 gegevens m.b.t. tewerkstelling en investeringen, deel 7 niet technische samenvatting en deel 8 niet-technische samenvatting van het OVR. Het rapport bevat een algemene inhoudstafel per boekdeel en een gedetailleerde inhoudstafel, lijst van figuren, tabellen en bijlagen per deel. De praktische leesbaarheid van het rapport zou beter geweest zijn indien de gebruikte indeling in afzonderlijke boekdelen vermeld werd in de algemene inhoudstafel en indien de pagina en figuurnummering niet per deel zou gebeuren maar doorlopend over het volledige rapport wat het opvolgen van verwijzingen tussen de verschillende delen zou vereenvoudigen. De niet-technische samenvatting van het OVR is eerder als een bijlage bij het rapport te beschouwen in plaats van een afzonderlijk deel van het rapport zoals het nu lijkt uit de opbouw van het rapport. Het rapport vermeldt niet expliciet het doel van dit milieueffectrapport. Het MER bevat geen overzicht van de gevolgde procedurestappen tijdens de milieueffectrapportage, de gevolgde procedurestappen worden opgelijst in de inleiding van dit goedkeuringsverslag. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art ,1, a en b De doelstelling van het MER, zoals impliciet af te leiden uit het rapport, bestaat erin de milieugevolgen van het project op wetenschappelijke verantwoorde wijze te bestuderen, bespreken en evalueren. De verantwoording van het project wordt gemotiveerd in het kader van het bestendigen van de groei van het bedrijf door in te spelen op de marktvraag naar opslagvoorzieningen. De centrale ligging van het bedrijf in de Antwerpse haven verbetert de modal shift en modal split in België. De voordelen van de uitbreiding van terminal C met bijkomende tankenparken en met opslag en vatenvulling in het nieuwe magazijn worden duidelijk vermeld in deel 2 beschrijving van het project. Voor de uitbreiding van de opslagcapaciteit wordt een MER en een Omgevingsveiligheidsrapport opgesteld. Na goedkeuring van het MER en het OVR zal een milieuvergunning aangevraagd worden. Bij de vergunningsaanvraag dient ook een energieplan toegevoegd te worden, aangezien het energieverbruik de grens van 0.1 PJ overschrijdt. Voor de uitvoering van het project zal ook een stedenbouwkundige vergunning aangevraagd worden. Op p.1 en p.4 (deel 2 beschrijving van het project ) wordt vermeld dat er voor de exploitatie van het tankenpark 21 (fase 1 van het project) al een milieuvergunning bekomen is op 04/03/2004, dat valt niet af te leiden uit bijlage 1 (deel 1 situering van het project ) van het rapport dat een overzicht bevat van de exploitatie en milieuvergunningen. Op p.4 wordt eveneens vermeld dat er voor de uitbreiding met tankenpark 18b (fase 2 van het project) een melding is gebeurd bij de bevoegde instantie. Vraag voor Veerle: wil jij ook nog eens checken? 4 Voorgenomen project en alternatieven art ,1,c, d en e Het voorgenomen project is de uitbreiding van de vergunde opslagcapaciteit aan chemicaliën ( m 3 in 166 opslagtanks, ton in de magazijnen en ton op de containerparking) tot maximaal ton. Het rapport vermeldt dat het project zal CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

4 gerealiseerd worden in verschillende stappen. Een concrete timing of gedetailleerde indeling van deze stappen met betrekking tot de aanlegfase ontbreekt in het rapport maar inzake projectbeschrijving en effectenonderzoek wordt er wel duidelijk uitgegaan van 2 grote fasen. Het project omvat in fase 1 de uitbreiding van terminal C met tankenpark 21 en uitbreiding met extra vatenvulling in het bestaande magazijn en in fase 2 de uitbreiding van terminal C met 6 tankenparken (17, 18b, 19b, 20b, 21b en 22b), uitbreiding in het 2 e magazijn met 4 extra afvullingslijnen en een herverdeling van de opslag aan gevaarlijke stoffen. De herverdeling van de opslag aan gevaarlijke stoffen wordt in het OVR behandeld. De bouw van tankenpark 21 is al gestart tijdens de opmaak van het MER. In het MER wordt voldoende aandacht besteed aan de beschrijving van de huidige en toekomstige situatie met inbegrip van de gebruiksfase. De huidige en toekomstige situatie wordt duidelijk voorgesteld op figuur 1, 2, 3 en 10 in het rapport (deel 2 beschrijving van het project ). De uitbreidingen zijn af te leiden uit figuur 10, door de figuur te vergelijken met figuur 3 en niet door de rode aanduidingen op de figuur zoals vermeld bij figuur 10. De capaciteit van de tankenparken, het magazijn, de vatenvulling, de tankreiniging en de containerparking in de huidige situatie en de bijhorende aan- en afvoermodi worden duidelijk voorgesteld in de tabellen 1, 2, 4, 5 en 6 (deel 2 beschrijving van het project ). In het MER wordt bij de projectbeschrijving onvoldoende aandacht besteed aan de ingrepen in de aanlegfase en het geplande aan- en afvoer van materiaal dat hiermee gepaard zal gaan. Bij de aanlegfase zal er bemaling nodig zijn. De werking van de waterzuiveringsinstallatie en de waterstromen die er behandeld worden in de huidige situatie worden voldoende beschreven in deel 2 beschrijving van het project. Deel 3 identificatie van de milieuaandachtspunten bevat een overzicht van het energieverbruik in de huidige situatie. Alle huidige tanks van tankenpark C (18, 19, 20 en 22) zijn aangesloten op een naverbrander die tegelijk stoom produceert voor de gehele ADPO-installatie, de nieuwe tanks zullen ook aangesloten worden op een naverbrander. Vraag aan Veerle: oke om dit te vermelden? De aanlegfase is te weinig (lees niet behandeld) maar in het verslag van de ontwerptekstbespreking wordt dat niet vermeld. (bij bodem wordt aandacht besteed aan bemaling) (bij mens wordt transport bij de aanlegfase niet behandeld) (bij afval wordt aanlegfase wel behandeld, dus naar effecten is het wel redelijk behandeld In het rapport wordt duidelijk gemotiveerd waarom locatiealternatieven voor dit project geen optie zijn. Bij de uitvoeringsalternatieven wordt vermeld dat er uitgaande van de op te slagen producten een afweging zal moeten gemaakt worden tussen de verschillende technieken om de ademhalingsverliezen zo klein mogelijk te houden. De bepalende eigenschap hiervoor is de dampspanning van de producten. Inzake technieken kan geopteerd worden voor een naverbranding, scrubbers of drukversterkte tanks. Het MER vermeldt dat uit het OVR geen extra uitvoeringsalternatieven volgen. 5 Juridische en beleidsmatige context art ,f De - voor het project relevante - juridische en beleidsmatige randvoorwaarden worden behandeld in het deel juridisch-administratieve situering van het project (deel 1 van het rapport) en waar nodig worden deze randvoorwaarden overzichtelijk cartografisch geïllustreerd. Hierbij wordt ondermeer aandacht besteed aan EG-Vogelrichtlijn en EG- Habitatrichtlijngebieden, decreet integraal waterbeleid, grondwaterdecreet, het bodemsaneringsdecreet en Vlarebo, Vlarem II, het klimaatbeleid, de ruimtelijke structuurplannen en de milieubeleidsplannen. CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

5 In het kader van het gewestplan (p.5) wordt geen melding gemaakt van de afstand van het project tot de natuurgebieden, zoals gevraagd op de ontwerptekstbespreking, hoewel er op p.17 naar verwezen wordt aangezien de natuurgebieden met wetenschappelijk waarde aangeduid zijn als beschermingszones m.b.t luchtverontreiniging en dus relevant kunnen zijn voor de discipline lucht MER. Bij de discipline lucht wordt op p.10 in het kader van speciale beschermingszones wel de afstand m.b.t woonuitbreidingsgebieden en woongebieden vermeld maar in het kader van de beschermingszones worden er geen afstanden vermeld m.b.t natuurgebieden, bij de discipline fauna en flora wordt hier wel aandacht aan besteed. Het project is gelegen in EG-vogelrichtlijngebied Schorren en Polders van de Beneden-Schelde, de afstand van het project tot het EG-habitatrichtlijngebied Schelde en Durme-estuarium wordt niet vermeld in het rapport. Zoals gevraagd op de ontwerptekstbespreking, is het rapport aangevuld met een overzicht van de exploitatie- en milieuvergunningen van het bedrijf en de hierbij opgelegde bijzondere voorwaarden. 6 Algemene methodologische aspecten In tabel 2 (Deel 3 identificatie van de milieuaandachtspunten ) worden de ingreepeffectrelaties duidelijk weergegeven, deze worden gesplitst in tijdelijke en lange duur effecten. De gehanteerde methodologie en de afbakening van het studiegebied wordt per discipline voldoende toegelicht. Het gehanteerde significantiekader en de effectuitdrukking wordt niet vermeld per discipline in het rapport, zodat het niet altijd duidelijk is in welke mate de effecten binnen en tussen de verschillende disciplines vergelijkbaar zijn.de discipline mens vormt hierop een uitzondering, bij deze discipline werd het significantiekader duidelijk toegelicht. 7 Bestaande toestand en milieueffecten 7.1 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s art ,1, g De referentiesituatie van het gebied wordt per discipline (oppervlaktewater, lucht, bodem, grondwater, geluid en trillingen, mens en fauna en flora) voldoende duidelijk beschreven. De lezer krijgt een duidelijk overzicht van de huidige status van het studiegebied. Voor de discipline oppervlaktewater stemmen de verwijzingen naar tabellen en figuren niet altijd overeen met de inhoud ervan (vb. p.4 tabel 1 analyseresultaten voor de periode en in de tabel staan de resultaten voor de periode ). Uit tabel 2 op p.6 blijkt dat de waterkwaliteit in de Waaslandhaven van matig verontreinigd was, in 2002 werd een verbetering vastgesteld (kwaliteit aanvaardbaar). Het is jammer dat er in het rapport niet vermeld wordt of die trend zich verder gezet heeft of dat deze informatie een leemte in de kennis is. Op p.10 wordt voor het jaar 2002 het gebruik aan leiding- en grondwater toegelicht. Voor leidingwater wordt vermeld dat het verbruik in 2002 niet representatief is (aangezien er Vraag Veerle: oke om te vermelden, nt vermeld bij ontwerptekst? CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

6 dat jaar veel meer water opgenomen werd vanwege problemen met bacteriële corrosie in de afdeling Tankcleaning) en in tabel 5 (waterbalans) wordt dan ook gewerkt met de normale individuele verbruiken per installatie/afdeling in plaats van de met de worst case situatie die effectief plaats gevonden heeft in Bij de discipline lucht wordt op p.51 vermeld dat op basis van tabel 27 overzicht en procentuele verdeling van de berekende niet geleide emissies van VOS per bron en figuur 4 besloten kan worden dat de tankcleaning een relevante bijdrage levert aan de totale VOS uitstoot bij ADPO. Uit de tabel en figuur valt eveneens af te leiden dat de waterzuiveringsinstallatie een relevante bijdrage levert aan de totale VOS uitstoot, maar hiervan wordt er geen melding gemaakt in het rapport. Bij de beschrijving van de referentiesituatie is er af en toe wat fout gelopen in de tekst bij de verwijzingen naar de literatuurlijst, de verwijzing is vervangen door fout! Bladwijzer niet gedefinieerd, dit is ondermeer het geval op p.43 en p.52. Er worden geen specifieke ontwikkelingsscenario s vermeld in het rapport. De bouw van tankenpark 21 is al gestart tijdens de opmaak van het MER, maar de effecten van de exploitatie van het tankenpark worden in het rapport mee beschouwd in de toekomstige situatie. vraag voor Veerle:Oke om deze kanttekening te maken? Oke om te vermelden, staat niet in verslag van ontwerptekst, maar ik denk dat het toch gezegd werd op de vergadering Vraag voor Veerle: Misschien te veel detail, verwijderen of laten staan? Wat zou jij doen? 7.2 Milieueffecten en milderende maatregelen art ,2, a, b, c De milieueffecten van het project worden per discipline (oppervlaktewater, lucht, bodem, grondwater, geluid en trillingen, mens en fauna en flora) beschreven en beoordeeld. Milderende maatregelen worden voorgesteld per discipline. In de discipline oppervlaktewater wordt de impact van het project op het oppervlaktewater (mogelijke waterverontreiniging ten gevolge van de lozing) onderzocht. Tabel 18 en 19 biedt een duidelijk overzicht van de waterbalans na fase 1 en na fase 2 van het project. Bij deze waterbalans wordt rekening gehouden met de recuperatie van m 3 /jaar hemelwater voor de tankcleaning. Hieruit blijkt dat na fase 2 de toename in hoeveelheid afvalwater zal leiden tot een extra hydraulische belasting van de waterzuiveringsinstallatie. Tabel 20 biedt een inschatting van de toekomstige influentvuilvrachten (ZS, BZV, CZV, totale N, totale P, fluoriden en detergenten) en concentraties van de waterzuiveringsinstallatie. Vooral na realisatie van fase 2, zal de hogere belasting een afname in hydraulische verblijftijd betekenen, wat impliceert dat er milderende maatregelen vereist zijn om de waterzuivering optimaal te laten functioneren. Inzake toetsing aan de lozingsvoorwaarden, gebeurt deze zowel voor de huidige lozingsnormen van ADPO als voor de BBT-aanbevelingen voor tankcleaners en voor de richtinggevende effluentnormen voor de lozing in oppervlaktewater voor tankcleaningssector (RENLO TC). Om aan de voorwaarden te voldoen moet de zuiveringsefficiëntie voor CZV, fluoriden en detergenten toenemen. Hierbij werd nog geen rekening gehouden met de toenemende hydraulische belasting. Tabel 24 bevat een inschatting van de resulterende immissieconcentraties voor de 2 fasen. Voor CZV zal de concentraties in de dokken te hoog worden als de huidige lozingsnorm (1.200 mg/l) aangehouden zou worden, bij het naleven van de BBT en de RENLO doelstellingen wordt de immissiedoelstelling voor het dok gerespecteerd. CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

7 Bij de milderende maatregelen wordt aandacht besteed aan aanpassingen van het interne rioleringsnetwerk. Deel 5.2 biedt een overzicht van de opties voor gebruik van hemel- en afvalwater op basis van een lopende studie die opgelegd werd in de milieuvergunning van 19 juni 2003 en die vermoedelijk zal afgerond worden eind juni Voor twee scenario s uit deze studie wordt de milieu-impact geëvalueerd in het MER nl. hergebruik van niet-verontreinigd hemelwater van de dakoppervlaktes en de inkuipingen van tankparken 17 tem 22b en hergebruik van verontreinigd hemelwater. Tabel 26 en 27 biedt een duidelijk overzicht van de waterbalans bij beide scenario s, tabel 28 een inschatting van influentvuilvrachten en concentraties bij beide scenario s en tabel 29 de zuiveringsrendementen voor beide scenario s. Zonder implementatie van het tweede scenario dringen zich ofwel aanpassingen aan de hydraulische capaciteit van de waterzuivering op of een afkoppeling en afzonderlijke behandeling van een deel van het potentieel verontreinigde hemelwater. Bij implementatie van scenario 2 blijft een nauwgezette opvolging en desgevallend een eventuele aanpassing van de waterzuivering nodig. Momenteel is een studie lopende om de waterzuivering (huidig systeem: unitank) om te schakelen naar een continue systeem, wat een redementsverhoging zou betekenen van 30%. De zandfilter zou ook vervangen worden door een flotatie. De discipline lucht geeft goed aan wat de bijkomende te verwachten emissies zijn ten gevolge van het voorgenomen project. Hierbij worden de parameters NOx, SO 2 en VOS behandeld. Tabel 46 en 47 biedt een overzicht van de globale maximale vuilvracht aan NO x en SO 2 die geëmitteerd zal worden, deze werd bepaald uitgaande van een extrapolatie van de huidige installaties. Voor de niet-geleide emissies biedt tabel 51 een overzicht van de verdeling van de bronnen aan niet-geleide emissies in de toekomstige situatie. Aangezien alle vatenvullingen in de toekomst aangesloten zullen worden op een aangepaste remediatietechniek met een rendement van ca. 95%, zal ondanks de uitbreiding van de op- en overslagactiviteiten er slechts een minimale toename zijn van de totale VOS-emissie. Bij vergelijking van tabel 27 (referentiesituatie) met tabel 51 blijkt dat de adem- en verdrijvingsverliezen niet wijzigingen in de toekomstige situatie vermits tankenpark C aangesloten is op de naverbrander en de uitbreidingen van tankenpark C worden eveneens aangesloten op de bijkomende naverbrander. Tabel 52 stemt de immissieconcentraties in de toekomstige situatie voor beide uitbreidingsfasen voor. De concentraties in de omgeving zullen niet veranderen t.o.v. de referentiesituatie. Inzake geur zal er geen bijkomende impact zijn op de omgeving, het aantal potentiële geurbronnen binnen ADPO zal afnemen. Bij de milderende maatregelen wordt aandacht besteed aan de geleide en niet-geleid emissies en voor de niet-geleide emissies wordt, zoals gevraagd op de ontwerptekstbespreking, een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de maatregelen die al genomen zijn in de referentiesituatie en welke gelden voor de toekomstige situatie. In de milderende maatregelen wordt geen aandacht besteed aan een mogelijke bijkomende reductie van de adem- en verdrijvingsverliezen door het tankenpark A aan te sluiten op een naverbrander. In de discipline bodem wordt in functie van de beschikbare gegevens - voldoende aandacht besteed aan de effecten ten gevolge van het gepland grondverzet en de bemaling tijdens de aanlegfase. Het grondverzet wordt ingeschat op m 3 en de grond is niet bestemd voor hergebruik binnen de kadastrale werkzone maar zal afgevoerd worden. De invloed van de bemaling buiten de bouwput zal minimaal zijn, de aanwezigheid van de dokken zal via infiltratie voor een versneld herstel van het grondwater zorgen. Op basis van de huidige beschikbare informatie is er geen bodemverontreiniging op het terrein (de resultaten van het Vraag voor Veerle: Oke om te vermelden, het staat niet in het verslag maar in vlgs m n nota s in de ontwerptekst had Miriam dat gevraagd op de bespreking CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

8 onderzoek uitgevoerd eind 2004-eerste kwartaal 2005 zijn nog niet bekend) aanwezig en dus ook geen risico op verspreiding door bemaling. Bij de discipline grondwater wordt het verband tussen oppervlaktewater grondwater en hergebruik van water zoals behandeld in discipline oppervlaktewater nog eens herhaald. Hierbij wordt vermeld dat de verhoging van 2% van gebruik grondwater (mits minimaal hergebruik van m 3 water) in vergelijking met de huidige situatie een beperkte impact zal hebben op het peil van de watervoerende laag en de kwaliteit van het opgepompte grondwater. Bij de discipline geluid wordt het geluidsvermogenniveau na uitbreiding (met tankenpark 17, 21a, 18b en 22b, met een tweede naverbrander en een tweede vatenmagazijn) met de bijhorende toename in transportbewegingen bepaald. Vervolgens wordt het specifieke geluid bepaald en getoetst aan de bepalingen van Vlarem II voor nieuwe inrichtingen. De inrichting in de toekomstige situatie voldoet aan de criteria. Er dringen zich geen milderende maatregelen op. Bij de discipline mens worden de gezondheids-, hinder-, en mobiliteitsaspecten grondig behandeld. Voor de aspecten gezondheid en hinder komen geen specifieke knelpunten uit de disciplines naar voor. De realisatie van het Deurganckdok wordt, zoals gevraagd in de ontwerptekstbespreking, in rekening gebracht bij de mobiliteitsaspecten. Tabel 18 en 19 bieden een duidelijk overzicht van de aanvoer en afvoerbewegingen en de verdeling over de verschillende modi voor fase 1 en 2 van het geplande project. Hieruit blijkt dat het aantal bewegingen beduidend groter wordt (+72.68%) na realisatie van fase 2. Het merendeel van de aanvoer gebeurt via schip. Inzake wegverkeer kan de verhoging van het aandeel van ADPO op de hoofdwegen als weinig tot niet significant aanzien worden. Algemene milderende maatregelen worden voorgesteld. Op p.25 van deze discipline is er een verwijzing naar acceptatiebeleid en segregatiemethodiek van ADPO, deze aspecten zijn niet terug te vinden onder maar onder bij deel 2 beschrijving van het project. Bij de discipline fauna en flora wordt de impact ten gevolge van waterlozing, atmosferische emissies (NO x, SO 2, VOS) en akoestische verstoring voldoende behandeld. Hierbij wordt aandacht besteed aan het tijdelijk compensatiegebied Steenlandpolder en de omliggende natuurgebieden. Inzake afwaterlozing en atmosferische emissies blijft het standstill-principe gerespecteerd, de emissies van ADPO inzake NO x en SO 2 veroorzaken geen milieu-effecten op zich. M.b.t. geluid blijft de omgeving van ADPO met inbegrip van de Steenlandpolder beperkt akoestisch verstoord voor avifauna. Vraag Veerle: is misschien wat te veel detail, misschien verwijderen? Bij de overige aspecten wordt voldoende aandacht besteed aan monumenten en landschappen, licht, warmte, stralingen, klimaat, afvalstoffen en energie. Naar aanleiding van het project zijn er geen grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten te verwachten. 7.3 Vergelijking van de alternatieven art ,2, e CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

9 Het rapport bevat geen afzonderlijke vergelijking van alternatieven. In het kader van het project zijn enkel uitvoeringsalternatieven relevant, onder meer m.b.t. de waterzuiveringsinstallatie. Deze alternatieven m.b.t. de waterzuiveringsinstallaties zullen verder worden uitgewerkt in een afzonderlijke studie. 8 Leemten in de kennis art ,4 De leemten in de kennis worden per discipline behandeld. Er wordt opgave gedaan van de leemten per discipline. Hierbij geeft de deskundige goed aan hoe met die leemte in de kennis is omgegaan in het rapport. 9 Monitoring en evaluatie art ,2, d Het rapport bevat geen afzonderlijk deel monitoring en evaluatie. In het kader van de discipline oppervlaktewater m.b.t. de waterzuiveringsinstallatie was het wel relevant geweest om een aantal aandachtspunten op te lijsten in dit deel. 10 Integratie en eindsynthese art ,2, e Het deel eindsynthese geeft een disciplineoverschrijdende samenvatting van de verwachte gevolgen voor het milieu. Een concreet geformuleerd besluit m.b.t. de haalbaarheid van het project ontbreekt echter. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art ,3 De tewerkstelling, investering en gebruikte materialen wordt voldoende beschreven in het deel Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen van dit rapport. Bij de investeringen wordt vermeld dat er nog geen kostenramingen opgesteld zijn voor aanpassingen en uitbreidingen van de waterzuivering en voor het tweede hergebruiksscenario. 12 Niet-technische samenvatting art ,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. De niet-technische samenvatting is voldoende geïllustreerd met kaartmateriaal. Bij de niet-technische samenvatting wordt, net zoals in het rapport, vermeld dat het project mer-plichtig is in het kader van rubriek 25 van bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER

10 onderworpen aan milieueffectrapportage. Hierbij geldt ook de opmerking die gemaakt werd bij de inleiding van dit goedkeuringsverslag.. 8 juni 2005, ir. M. CHERRETTE Afdelingshoofd CEL MER: goedkeuring milieueffectrapportage PR-MER