UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 4 Opgave 1 a. Wanneer spreken we van vaste activa? Wanneer een productiemiddel langer dan 1 jaar meegaat. b. Welke uitgaven behoren tot de vaste activa? Alle uitgaven die noodzakelijk zijn om het productiemiddel te laten functioneren. Opgave a. Bereken de aanschafwaarde van de machine. Aanschafprijs Aanpassen fundering 4 m 170 = uur 40 = Installatie Totaal De restwaarde van de machine is b. Bereken de totale afschrijvings = Naast de restwaarde van de machine van zal aan het einde van gebruik de fundering weer moeten worden gesloopt. De hiervoor zullen naar verwachting bedragen. c. Bereken de totale machine =

2 De technische levensduur van de machine is 10 jaar. De economische gebruiksduur is 5 jaar. d. Wat houdt de technische levensduur in? De technische levensduur is de gebruiksduur dat het productiemiddel de prestaties kan leveren waarvoor het is aangeschaft. e. Wat het de economische gebruiksduur in? De periode waarin het productiemiddel prestaties verricht tegen zo laag mogelijke per prestatie. f. Bereken de afschrijvings per jaar ( ) = per jaar 5 Opgave 3 a. Bereken de afschrijvings per jaar = per jaar 4 b. Bereken de afschrijvings per maand = 833,33 per jaar De onderneming wil de auto in 4 jaar afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde. c. Bereken dit percentage % = 0% De ondernemer heeft iemand ontmoet die de auto wil kopen na drie jaar en maanden gebruik. Om te zien of het bod aantrekkelijk is, vraagt de ondernemer de boekwaarde van de auto. d. Wat wordt onder de boekwaarde verstaan?

3 De boekwaarde is de waarde die het duurzame productiemiddel op een bepaald moment in de boekhouding heeft. Dit is het resultaat van de aanschafwaarde de afschrijvingen op dat moment. e. Wat is de boekwaarde van de auto na 3 jaar en maanden gebruik? (3 1 + ) 833,33 = ,33 Opgave 4 a. Bereken de maandelijkse afschrijvings van de airco ( ) = 66,67 per maand 5 1 b. Bereken het vaste percentage van de aanschafwaarde van de airco waarmee jaarlijks wordt afgeschreven % = 1,6% c. Welk bedrag wordt in 015 afgeschreven? (afronden op 1 decimaal nauwkeurig). 6 maanden = 400 d. Wat is de boekwaarde van de airco op 1 oktober 018? Dan is de airco in gebruik: Jaar Maanden ,666 =

4 Opgave 5 a. Bereken de afschrijving van de jaren 1 t/m 4. Jaar Boekwaarde begin jaar Afschrijving Boekwaarde einde jaar I II III IV b. Wat is het verschil met betrekking tot de jaarlijks af te schrijven bedragen wanneer enerzijds: o de afschrijvingsmethode waarbij een vast percentage van de aanschafwaarde wordt gebruikt en o anderzijds de afschrijvingsmethode waarbij een vast percentage van de boekwaarde wordt toegepast. Bij afschrijving met een vast percentage van de aanschafwaarde blijft de afschrijving iedere periode gelijk. Bij afschrijving met een vast percentage van de boekwaarde dalen de afschrijvingsbedragen. Opgave 6 a. Wat zijn complementaire? Complementaire zijn die samenhangen aan het gebruik van een duurzaam productiemiddel maar geen afschrijving of interest zijn b. Noem een aantal voorbeelden. I. Onderhouds II. Energie III. Verzekerings IV. Bedienings c. Hoe is over het algemeen het verloop van de complementaire door de jaren heen? Hoe langer het productiemiddel wordt gebruikt, hoe hoger de complementaire worden. d. Waarom is dat zo? De machine wordt ouder. Daardoor ontstaat meer slijtage dus meer onderhouds meer verspil door onnauwkeurigheid enzovoorts. 4

5 Opgave 7 a. Bereken de interest per jaar. ( ) 8% =.400 b. Bereken de interest van deze auto gedurende zijn gehele levensduur = Aan het einde van de levensduur moet de reclame van de auto worden verwijderd. Dit kost ongeveer 500. c. Moet bij de berekening van de interest van de auto met de uitgave rekening worden gehouden? Zo ja met welk bedrag. Neen want de uitgave wordt gedaan na 4 jaar. Er wordt daarvoor geen vermogen gereserveerd of geleend. Interest gaat over een vergoeding voor over een periode van gebruikt of geleend geld. Opgave 8 a. Bereken de jaarlijkse afschrijving. ( ) = b. Bereken de interest per jaar. ( ) 3% = c. Bereken de jaarlijkse machine. Jaar Afschrijving Rente Complementaire I II III IV Totale

6 Opgave 9 a. Bereken de cumulatieve complementaire. Jaar Complementaire Complementaire I II III IV V b. Bereken de cumulatieve prestaties. Jaar Prestaties Prestaties I II III IV V c. Bereken de intrest van de machine % = 3.50 d. Bereken de cumulatieve interest. Jaar Interest Interest I II III IV V

7 e. Bereken de economische gebruiksduur en het bijbehorende tarief per prestatie. Jaar Machine Complementaire Interest Totale Prestaties Tarief I ,08 II ,05 III ,04 IV ,05 V ,07 f. Bereken met welke bedragen wordt afgeschreven. Jaar Prestaties Tarief Budget Complementaire Interest Totale Resteert voor afschrijving I , , II , , III , , Opgave 10 a. Bereken de economische levensduur. Jaar Machine Complementaire I II III IV V Rente Totale Prestaties Prijs per ton , , , , ,01 De technische levensduur is 5 jaar. Dus welk tarief er ook uit zal rollen na gebruik van 5 jaar is niet van belang. b. Bereken de afschrijving per jaar. Jaar Prestaties Tarief Budget Complementaire Interest Totale Resteert voor afschrijving I , II , III , IV , V ,

8 Opgave 11 a. Wat zijn de interest per jaar wanneer de machine 1 jaar wordt ( ) 5% = b. Wat zijn de interest per jaar wanneer de machine jaar wordt ( ) 5% = c. Wat zijn de interest per jaar wanneer de machine 3 jaar wordt ( ) 5% = 6.50 d. Wat zijn de cumulatieve interest wanneer de machine 1 jaar wordt Jaar Interest per jaar Cumulatieve interest I e. Wat zijn de cumulatieve interest wanneer de machine jaar wordt Jaar Interest per jaar Cumulatieve interest I II f. Wat zijn de cumulatieve interest wanneer de machine 3 jaar wordt Jaar Interest per jaar Cumulatieve interest I II III