Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Transcriptie

1 SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave COST & MANAGEMENTACCOUNTING DINSDAG 8 MAART UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. Dit examen bestaat uit de volgende documenten: 3 examenopgaven, bestaande uit 21 vragen. De vragen zijn doorlopend genummerd. Het aantal te behalen punten is 100. Geef niet meer antwoorden dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld drie redenen worden gevraagd en u geeft er meer dan drie, dan worden alleen de eerste drie door u genoemde redenen beoordeeld. Lever de uitwerkingen in bij de toezichthouder. Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling. Schrijf zo duidelijk mogelijk. Schrijf met een blauw- of zwart schrijvende pen. Motiveer uw antwoord, ook als dat niet expliciet wordt gevraagd. De toegestane hulpmiddelen bij dit examen zijn: woordenboek programmeerbare rekenmachine SPD Bedrijfsadministratie Cost & managementaccounting Dinsdag 8 maart 2016 B / 7

2 2015 NGO-ENS B / 7

3 Opgave 1 (43 punten) Casus Keistad BV is een middelgroot productiebedrijf in het midden van het land. Het bedrijf maakt verschillende producten. Om een correcte kostprijs per product te kunnen bepalen laat de directie onderzoek verrichten naar verschillende kostenverbijzonderingsmethoden. Deelcalculatie wordt niet in de beoordeling meegenomen, omdat er geen sprake is van een homogene massaproductie. Op basis van de financiële gegevens van de afgelopen periode wordt op basis van de twee bestverkopende producten een oordeel gevraagd naar de verschillende verbijzonderingsmethoden. Vraag 1 Wat wordt verstaan onder deelcalculatie? Over de afgelopen periode zijn de volgende gegevens verzameld: Product X Product Y Verkoopprijs per stuk 25,00 55,00 Totale proportioneel variabele kosten De werkelijke productie is gelijk aan normale productie stuks stuks Seriegrootte stuks 500 stuks Ordergrootte 50 stuks 25 stuks Alle variabele kosten zijn directe kosten. Omdat de producten vervaardigd worden op basis van de binnenkomende verkooporders, worden er geen voorraden van X en Y aangehouden. De directie wil geïnformeerd worden over de kostprijsberekeningen volgens de productiecentramethode en volgens de methode van activity based costing. Ten aanzien van de productiecentramethode zijn de volgende gegevens bekend: Product X en Product Y worden ieder in een aparte productiehal gefabriceerd; Er zijn twee ondersteunende afdelingen werkzaam ten behoeve van de productiehallen, te weten de afdeling onderhoud (ODH) en de afdeling huisvesting (HV); SPD Bedrijfsadministratie Cost & managementaccounting Dinsdag 8 maart / 7

4 De eerst belaste indirecte kosten per afdeling zijn als volgt: ODH HV Hal X Hal Y Eerst belast De doorbelastingen van de ondersteunende afdelingen zien er als volgt uit: Naar ODH Naar HV Naar Hal X Naar Hal Y Van ODH 10% 20% 40% 30% Van HV 25% 15% 30% 30% Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Bereken de totale indirecte kosten van de productiehallen X en Y, wanneer voor de toerekening van de indirecte kosten de directe methode wordt gebruikt. Stel het stelsel van vergelijkingen op waarmee de toerekening van de totale indirecte kosten (inclusief de wederzijdse leveringen) per productiehal kan worden berekend. (10 punten) Bereken met behulp van de vergelijkingen de totale toegerekende indirecte kosten aan de beide productiehallen. Bereken de nacalculatorische kostprijzen van de producten X en Y. Zoals gezegd wil de directie ook geïnformeerd worden over de kostentoerekening volgens de methode van activity based costing. Om de berekeningen daarvoor te kunnen maken zijn de volgende gegevens verzameld: Van 80% van de indirecte kosten kan een verband worden gelegd met verschillende bedrijfsactiviteiten; Aan het instellen van de productiemiddelen wordt 65% van de toerekenbare indirecte kosten toegerekend; Aan de verkooporders wordt 35% van de toerekenbare indirecte kosten toegerekend; De overige indirecte kosten worden verdeeld op basis van de verhouding van de totale variabele kosten per periode. Vraag 6 Vraag 7 (10 punten) Bereken de nacalculatorische kostprijs per product X en Y met behulp van de activity based costing methode. Hoeveel bedraagt de totale ruilwinst volgens de activity based costing methode? SPD Bedrijfsadministratie Cost & managementaccounting Dinsdag 8 maart / 7

5 Opgave 2 (23 punten) De Eem BV verkoopt verwarmingselementen aan installatiebedrijven. De verwachte afzet voor 2016 bedraag stuks. De afzet is gelijkmatig verspreid over het jaar. Omdat het product door meerdere leveranciers wordt aangeboden is het beleid van De Eem BV erop gericht om op elk moment aan de vraag te kunnen voldoen. Naast de normale voorraad wordt er ook een veiligheidsvoorraad aangehouden die de afzet van vier weken afdekt. De gegevens van het product zijn als volgt: De inkoopprijs per product bedraagt 50; De opslagkosten per product, exclusief de vermogenskosten, zijn 1,25 per jaar; De vermogenskosten zijn 1,5% per jaar over de inkoopprijs van de voorraden; De vaste bestelkosten bedragen 10 per bestelling; Voor de berekeningen wordt het jaar op 50 weken gesteld. Vraag 8 Vraag 9 Vraag 10 Vraag 11 Vraag 12 Vraag 13 (2 punten) Noem twee manieren waarop de optimale bestelordergrootte kan worden bepaald. Bereken de veiligheidsvoorraad. Bereken de optimale bestelordergrootte. Gebruik daarvoor de formule van Camp. Bereken de totale voorraadkosten per jaar. Geef gemotiveerd aan of de bestelordergrootte verandert indien sprake is van een levertijd van 1 week. Bij het bereiken van welke voorraad moet worden besteld, indien rekening moet worden gehouden met een levertijd van 1 week? SPD Bedrijfsadministratie Cost & managementaccounting Dinsdag 8 maart / 7

6 Opgave 3 (34 punten) Productiebedrijf De Hoef BV schaft een machine aan voor De technische levensduur van de machine is door de producent van de machine op 5 jaar bepaald. De economische levensduur van de machine wordt bepaald door het bepalen van de maximale contante waarde van de winst. Met de leverancier van de machine zijn afspraken gemaakt over inruil- en terugkoop bedragen, als blijkt dat de werkelijke afzet van de producten niet aan de afzetverwachting voldoet. De machine is bedrijfsvaardig per 1 januari 2016 en zal per genoemde datum in gebruik worden genomen. De machine vervaardigt complete producten die geleverd worden aan de groothandel. De volgende prognoses zijn gemaakt: Verkoopprijs 22,75 22,75 22,75 19,75 15,00 Afzet Complementaire kosten Inruilprijs bij aanschaf van een nieuwe machine Terugkoop zonder dat levering van een nieuwe machine plaatsvindt Vraag 14 Vraag 15 Vraag 16 Welke twee begrippen van technische levensduur zijn er en geef een korte beschrijving van beide begrippen. (2 punten) Waarom wordt bij deze machine de economische levensduur bepaald op basis van de maximale contante waarde van de winst? (12 punten) Bereken de economische levensduur van de machine indien het een éénmalig project betreft en er rekening gehouden wordt met een samengesteld interestpercentage van 8% per jaar. De investering vindt aan het begin van het jaar plaats. Alle overige inkomsten en uitgaven vallen aan het einde van het jaar. SPD Bedrijfsadministratie Cost & managementaccounting Dinsdag 8 maart / 7

7 Vraag 17 (5 punten) Geef de (met getallen ingevulde) formule waarmee de kostprijs per product kan worden berekend indien ook hierbij wordt gerekend met een samengestelde interest van 8% per jaar (het uitrekenen van de kostprijs wordt niet gevraagd). Ga hierbij uit van de gevonden economische levensduur bij de voorgaande vraag. Het machinepark van De Hoef BV telt verschillende machines. Een van de machines is aangeschaft in 2010 en wordt met behulp van annuïteiten in 10 jaar afgeschreven. De aanschafwaarde bedroeg destijds en deze is op 1 januari 2011 in gebruik genomen. Er wordt afgeschreven vanaf het moment van ingebruikname. De restwaarde van de machine is geschat op negatief. De rekenrente is nooit gewijzigd en bedraagt 2,0% per halfjaar. Vraag 18 Vraag 19 Vraag 20 Vraag 21 Bereken voor deze machine de jaarlijkse annuïteit. Antwoord afronden op hele euro s. Hoeveel bedraagt de boekwaarde na vier jaar? (2 punt) Wat kan een reden zijn voor een negatieve restwaarde? (2 punten) Wat kan een reden zijn waarom er gekozen wordt voor de annuïteit als afschrijvingsmethode? Einde examen SPD Bedrijfsadministratie Cost & managementaccounting Dinsdag 8 maart / 7