Een integrale geluidsopname van deze vergadering van de raad is te beluisteren op

Transcriptie

1 Verslag van de openbare vergadering van de raad van Papendrecht gehouden op 25 april 2013, aanvang uur. Een integrale geluidsopname van deze vergadering van de raad is te beluisteren op Aanwezig: De heer C.J.M. de Bruin, voorzitter; De dames: T.C. van Es (D66), M. den Hartog-De Jong (PvdA), K.E. Middelkoop-van den Adel (CDA), C.A. Verver-van Geesbergen (VVD) en J. Vos (GroenLinks); de heren: R.V. van Engelen (GroenLinks), L. Fijnekam (PAB), A. de Graaf (VVD), R.A. Groene (PAB), F. den Hartog (PAB), J.H. Hoogeveen (PAB), M.C. Hoogland (SGP), M.W. Huijzer (ChristenUnie), G.J.A. Klein Hofmeijer (PvdA), C. de Kraker SGP), R. Lammers (Lijst Lammers), E.B.A. Lichtenberg (CDA), A. Rietveld (ChristenUnie), M. de Roo (VVD), E.J. Schotting (PvdA; tot uur), A. van der Stelt (CDA), A. Stremler (PAB) en M. van der Valk (VVD); Afwezig met kennisgeving: er zijn geen afmeldingen; Voorts aanwezig: mevrouw J.R. Reuwer-Verheij en de heren C. Koppenol, R.T.A. Korteland, H.A. Nieuwstraten en W.C. Scheurwater, portefeuillehouders; Publieke tribune: ± 17 belangstellenden; De heer A.P.M.A.F. Bergmans, raadsgriffier; Verslaglegging: CTT; 01. Opening De VOORZITTER opent de vergadering om uur met een hartelijk welkom aan de voltallig aanwezige raad. 02. Vaststelling van de agenda De agenda wordt conform vastgesteld. 03. Vaststelling van het verslag van de openbare vergadering van 21 maart 2013 De heer KLEIN HOFMEIJER mist zijn naam bij de aanwezigen, waarop de VOORZITTER verzekert dat dit wordt gecorrigeerd. Met inachtneming van genoemde correctie wordt het verslag van 21 maart 2013 vastgesteld. Naar aanleiding van het verslag zijn geen opmerkingen. De heer LICHTENBERG meldt dat onder agendapunt 02 had willen melden dat hij namens de fracties van het CDA en de VVD een motie "Vreemd aan de orde van de dag" zou willen indienen in verband met 30 april, aan het einde van de vergadering, waarop de VOORZITTER aangeeft dat zulks dan bij een alsnog in te lassen agendapunt 11.a mogelijk is. Tenslotte kondigt de heer Lammers aan dat hij namens de fractie Lammers, twee moties wilt indienen bij agendapunt 5. De raad gaat akkoord. 04. Ingekomen en ter inzage gelegde stukken I. Het voorstel om de reeds in de raadscommissies behandelde stukken voor kennisgeving aan te nemen: er zijn geen bijzonderheden en de raad gaat met de voorgestelde wijze van afdoening akkoord. 1

2 II.a II.b II.c II.d II.e Het voorstel om de genoemde stukken (afkomstig van derden) voor kennisgeving aannemen: er zijn geen bijzonderheden en de raad gaat met de voorgestelde wijze van afdoening akkoord. Het voorstel om de genoemde stukken (afkomstig van derden) in handen te stellen van het college: er zijn geen bijzonderheden en de raad gaat met de voorgestelde wijze van afdoening akkoord. Het voorstel om de genoemde stukken (afkomstig van het college van burgemeester en wethouders) voor kennisgeving aan te nemen: de heer LAMMERS geeft hier (nogmaals) aan twee moties in te zullen dienen bij agendapunt 5 inzake Excelsior en de Kinderboerderij. Voor het overige zijn er geen bijzonderheden en de raad gaat met de voorgestelde wijze van afdoening akkoord. Het voorstel om het overzicht van aangehouden en aangenomen moties voor kennisgeving aan te nemen: er zijn geen bijzonderheden en de raad gaat met de voorgestelde wijze van afdoening akkoord. Het voorstel om kennis te nemen van de antwoorden van het college van burgemeester en wethouders op schriftelijk ingediende vragen ex artikel 36 van het Reglement van Orde: er zijn geen stukken onder deze categorie. Voor het overige zijn er onder dit agendapunt geen bijzonderheden. 05. Voorstel tot het gewijzigd vaststellen van de Beheersverordening Centrumgebied De heer VAN DER STELT geeft aan dat de CDA-fractie moeite blijft houden met de verankering van het standplaatsbeleid in de beheersverordening, aangezien in het vigerend bestemmingsplan centrum het niet is toegestaan om op gronden met bestemming verblijfsgebied standplaatsen voor ambulante handel in te nemen en dit dan mogelijk wordt gemaakt in de beheersverordening centrumgebied. Hij vervolgt dat in de toelichting van het college op de inspraakreactie 1, het inspraakverslag op het concept beheersverordening centrumgebied wordt gesteld dat er geen sprake is van een planologische verruiming, omdat in de beheersverordening wordt verwezen naar het vigerend standplaatsbeleid dat op 17 mei 2011 door het college is vastgesteld, een redering die de CDA-fractie moeilijk kan volgen. Mede op basis van nadere informatie en het collegeschrijven van 18 april jl. wil zijn fractie een reactie van het college op de volgende vragen: * Kan het college nogmaals uitleggen waarom er in relatie met het standplaatsbeleid is gekozen om die materie in de beheersverordening in plaats van in een wijziging bestemmingsplan te regelen; * De rechtbank Dordrecht heeft in haar uitspraak van 2011 duidelijk aangegeven dat het gebruik volgens de voorschriften van het bestemmingsplan bepalend is voor de mogelijkheden van een standplaats en daarmee ook voor de vergunningverlening. De planvoorschriften binnen de bestemming verblijfsgebied bieden echter geen ruimte voor detailhandel: waarom kiest het college er dan toch voor om wat volgens het bestemmingsplan niet mogelijk is, via een beheersverordening aan te passen en te legaliseren: is hier sprake van een conserverende bestemming; * In de brief van het college d.d. 18 april jl. komen begrippen als ruimtelijke ontwikkeling en ruimtebeheer aan de orde als het gaat om de keuze voor een beheersverordening of een bestemmingsplanwijziging. Het college stelt dat in het centrumgebied geen ruimtelijk relevante ontwikkelingen spelen, die de ruimtelijke uitstraling van het gebied kunnen wijzigen.in de beheersverordening centrumgebied zijn o.a. 5 oude bestemmingsplannen begrepen: is het centrumgebied dan uitontwikkeld en hoe verdraagt dit zich met plannen voor nieuwbouw aan de Van de Kevielocatie en de herinrichting van het Marktplein. Had het niet meer op de weg gelegen om al deze ontwikkelingen in een nieuw planologisch kader als een bestemmingsplan te verankeren? Immers, voor een beheersverordening mogen geen toekomstige ontwikkelingen worden voorzien; 2

3 * In de toelichting bij inspraakreactie 1 stelt het college dat er geen sprake is van een planologische verruiming, omdat verwezen wordt naar een vigerend standplaatsbeleid dat zoals gezegd op 17 mei 2011 werd vastgesteld. Vindt het college dan niet, gelet op de uitspraak van de rechtbank, dat voor de vraag of sprake is van verruiming een vergelijking op basis van oud en nieuw planologisch beleid die fase winnen; * Is het college ervan overtuigd dat de beheersverordening centrumgebied in casu het aangewezen instrument is om tot regulering te komen en is het instrument beheersverordening op dat punt juridisch waterdicht? Tenslotte merkt hij op dat de reactie van de fractie van het CDA in tweede termijn en de gevolgen hiervan voor de besluitvorming afhankelijk zullen zijn van de beantwoording door het college. De heer VAN DER VALK geeft aan dat de VVD-fractie zich ook naar aanleiding van de uitspraak van de rechter afvraagt wat nu het verhaal is. Zoals het er thans uit ziet lijkt het erop dat het college zelf kan bepalen wat zij gaat doen met betrekking tot het standplaatsbeleid en men maar moet afwachten wat het college bepaalt ten aanzien van de invulling, terwijl de ondernemer geen inzicht en kans meer heeft om er iets tegen te doen. Als hierop bevestigend wordt geantwoord wordt de uitvoering volledig bij het college neergelegd en is er geen mogelijkheid meer om er iets anders mee te doen. De VVD-fractie wil hierop graag een toelichting hoe daarmee in de toekomst moet worden omgegaan. De heer LAMMERS geeft aan graag twee moties in te willen dienen ter bespreking door de raad: motie 1: Kinderboerderij en motie 2: Excelsior. Motie 2 betreft blootreclames bij bushokjes. Aanleiding is de publieke ruimte, dat ter discussie staat en roept de vraag bij zijn fractie op wat acceptabel is in publieke ruimten. Op de blootreclames in bushokjes is nogal wat kritiek gekomen van inwoners. De moties Kinderboerderij en Excelsior gaan eveneens over publieke ruimten en functies. De fractie Lammers vindt het van belang het college te vragen te onderzoeken wat de variant zou kunnen zijn, die in de motie wordt voorgesteld. Het gaat hierbij om een nieuw kader ten opzichte van de vergadering van december 2012 om op een meer pragmatische en realistische manier in te steken op vernieuwing van zowel de kinderboerderij als het gebouw Excelsior. De VOORZITTER vraagt naar de relatie van de moties met het agendapunt en stelt voor de moties in te dienen waarna het college dit zal meenemen in de beantwoording. De voorzitter bevestigt de ontvangst van motie A, blootreclames, welke in voldoende mate is ondertekend, zal worden vermenigvuldigd en vanaf nu deel uit maakt van de beraadslagingen. Motie B, Excelsior is eveneens in voldoende mate ondertekend en zal worden vermenigvuldigd en maakt vanaf nu ook deel uit van de beraadslagingen. De moties worden beide voorgelezen (een afschrift van beidemoties wordt aan dit verslag gehecht). Tenslotte vraagt de VOORZITTER naar de relatie met de beheersverordening centrumgebied en vraagt of de in beide moties genoemde onderwerpen deel uit maken van het centrumgebied, waarop de heer LAMMERS antwoordt dat het gaat om publieke ruimten. De VOORZITTER geeft aan zich te willen beraden op het feit of dit alles binnen de kaders van het onderhavige agendapunt past. Mevrouw VAN ES benadrukt ten aanzien van de motie blootreclame dat het hier gaat om vrijheid en merkt op dat, als op dit terrein de moraal van een lokale politicus met een morele paniekaanval of van een religie welke dan ook, als leidraad wordt genomen voor de inwoners de raad moet oppassen. Zij geeft aan dat D66 een liberale partij is en is van mening dat meerdere normen en waarden naast elkaar kunnen bestaan en gedeelde stabiele gezamenlijke normen en waarden hun weerslag vinden in wetten, o.a. in de Grondwet. De fractie van D66 vindt dat een en ander door de samenleving moet worden gereguleerd en geregeld, terwijl de wet de grens aangeeft. Zij vervolgt dat, als reacties van de enkeling als leidraad wordt genomen van mensen die de raad mailen, zij graag op twee reacties over dit onderwerp wil wijzen: in de eerste mail werd opgemerkt dat ook posters met mannelijk bloot in Papendrecht opgehangen zouden moeten worden met op een strategische plek een tijdschrift met de vraag of mannen ook beschermd worden of dat het alleen geldt voor de tere ziel van de vrouw. Op de vraag waar die posters hangen is helaas niet geantwoord. 3

4 Een tweede mail afkomstig van iemand uit de D66 achterban zei slechts een probleem te hebben met de posters met vrouwelijk naakt omdat hij ze helaas niet heeft zien hangen. De heer SCHOTTING zegt ten aanzien van de beheersverordening centrum dat inzake de bushokjes het centrum kennelijk in Sliedrecht begint en in Alblasserdam eindigt. Ten aanzien van blootreclame bestaat een algemene beleidslijn van de Nederlandse Reclame Code die aangehouden wordt, terwijl hiervoor in de APV richtlijnen zijn vastgesteld, die het CBS hanteert en gemeenten waar mogelijk kunnen ingrijpen. De fractie van de PvdA vindt het een non-item en ziet het momenteel niet als een groot maatschappelijk probleem. De VOORZITTER geeft aan dat wethouder Koppenol graag een korte schorsing wil alvorens tot beantwoording namens het college over te gaan en schorst de vergadering om uur. De VOORZITTER heropent de vergadering om uur en geeft aan dat het college zich heeft beraden o.a. of de door de fractie Lammers ingediende moties inhoudelijk aangehaakt zijn bij de agendapunten. De voorzitter zegt na met de indiener van beide moties te hebben gesproken tot de conclusie te zijn gekomen dat beide moties in onvoldoende mate aanhaken bij het onderwerp en kan derhalve als voorzitter van de raad niet toestaan dat beide moties bij agendapunt 5 verder behandeld worden. De heer RIETVELD vraagt of de motie "vreemd aan de orde van de dag" wel of niet in deze raad zal worden behandeld, waarop de VOORZITTER te kennen geeft dat de tekst van de motie kritisch zal worden bekeken, maar constateert dat de raad aan de heer Lichtenberg bij agendapunt 2 toestemming heeft gegeven zijn motie in te dienen. De heer LAMMERS licht toe dat het misverstand ontstond dat zijn fractie dacht dat de reclamezuilen in hoofdstuk 5.2.4b, punt 2 op pagina 19 binnen de verordening, ook van toepassing was op bushokjes, maar dat niet zo blijkt te zijn aangezien bushokjes een dak hebben. Vandaar dat het niet ontvankelijk is binnen de Beheersverordening Centrumgebied. Bovendien liggen de Kinderboerderij en Excelsior niet binnen de grenzen van het centrumgebied. Zijn fractie wil, in overleg met de fractie van de SGP, de moties aanhouden en er op een later moment op terug komen. De VOORZITTER geeft aan dat de moties niet verspreid zijn, maar wel zijn voorgelezen en in deze vergadering aan de orde zijn gekomen en derhalve aangehouden kunnen worden. Wethouder KOPPENOL zegt ten aanzien van de beheersverordening centrumgebied in antwoord op de opmerkingen van de heer Van der Stelt en de heer Van der Valk inzake de keuze van de systematiek van de beheersverordening dat de raad in maart 2012 hierover is geïnformeerd, terwijl het landelijk gebied en het woongebied reeds zijn vastgesteld voor met name ruimtelijke gebieden die uitontwikkeld zijn om te conserveren. In januari 2012 is een gerechtelijke uitspraak geweest ten aanzien van het toenmalige bestemmingsplan dat standplaatsen niet toe stond en dat alleen standplaatsvergunningen kunnen worden verleend als expliciet een ruimtelijke belangenafweging wordt verricht. Feitelijk werd aan het gemeentebestuur de opdracht gegeven dat dit aandacht behoeft, terwijl de beheersverordening een actualisatieslag is in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening vóór 1 juli en het juridisch kader conform regelt en toepast, aangezien het standplaatsbeleid voor een levendig centrum zorgt. Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Van der Valk licht de wethouder toe dat het elkaar kan aanvullen en de toeloop in het centrum kan verhogen, terwijl in de jurisprudentie is opgenomen dat economische afwegingen geen rol spelen bij een eventueel bezwaar/beroep. Op de vraag van de heer Van der Stelt antwoordt de wethouder dat gekozen is voor de systematiek van beheersverordening en het goed aansluit aan de beheersverordening en identiek aan een bestemmingsplan is qua juridisch kader. Ten aanzien van de ontwikkeling van de Van de Kevielocatie en het Marktplein verwijst hij naar Den Briel als voorbeeld. Het huidige bestemmingsplan van de Van de Kevielocatie is een op een overgenomen in de beheersverordening; alleen is (nog) niet bekend hoe het pand er in de toekomst uit zal zien. Als de plannen verder doorontwikkeld worden moet daar een aparte ruimtelijke procedure voor worden doorlopen, dat enige tijd kan duren. Het leek het college niet verstandig het hierin mee te nemen. 4

5 Ten aanzien van het Marktplein zal zoveel mogelijk een op een uit het huidige bestemmingsplan in de beheersverordening en in de eventuele uitontwikkeling van het Marktplein worden meegenomen en hoeft geen belemmering te zijn. Ten aanzien van de juridische haalbaarheid is het college optimistisch, terwijl de jurisprudentie als gevolg van een nieuwe methodiek er nog niet geheel is, maar er van uit te gaan dat het een goed systeem is. Mocht dat niet het geval zijn dan heeft de raad altijd de mogelijkheid om de beheersverordening te wijzigen. De wethouder vindt het jammer dat de discussie thans gaat over het instrumentarium en niet over de inhoud die ruimte geeft aan nieuwe levendige ontwikkelingen. Een actualisatieslag is ook bedoeld om de huidige regelgeving zoveel mogelijk mee te nemen. Wat wel moet worden gerepareerd is de APV en zal in de eerstvolgende wijziging worden meegenomen. De heer VAN DER STELT geeft aan ten aanzien van de inhoud van beheersverordening waardering te hebben voor het feit dat het allemaal logisch geregeld zal worden via het nieuwe instrument, maar vraagt zich af of dat het juiste instrument is, aangezien het juridisch kader wel vergelijkbaar is, maar er een groot verschil in interpretatie is van hetgeen in een nieuwe beheersverordening wel mag: als een beheersverordening is vastgesteld is de gang naar de rechter niet meer mogelijk. Dat noodzaakt tot het voorzichtig omgaan met het gebruik van het instrument beheersverordening. De fractie van het CDA zou ervoor gekozen hebben om de materie niet op deze manier te regelen. De heer VAN ENGELEN vraagt de heer Van der Stelt of het regelen via een bestemmingsplan een betere weg is, waarop de heer VAN DER STELT benadrukt dat op basis van de hem beschikbare informatie het het minst arbitrair is om de verbinding te maken die nu voorgesteld wordt voor het standplaatsbeleid, daar bij menige ontwikkeling een gebied integraal en niet separaat moet worden bekeken. De heer VAN DER VALK dankt de wethouder voor de beantwoording en geeft aan dat, als het voorliggende plan geldt voor de Markt de VVD-fractie daar geen problemen mee te hebben. Wel als het college de macht heeft om zelf te bepalen waar deze vergunningen afgegeven zullen worden voor locaties en bedrijven, terwijl winkeliers/belanghebbenden daar niets tegen kunnen doen als het college een beslissing heeft genomen en is niet democratisch. Hij suggereert het bestemmingsplan aan te passen en de structuur anders in te vullen. De heer VAN ENGELEN vraagt de wethouder een reactie op de volgende punten: * Over het regelen van arbitraire zaken via een beheersverordening bestaat landelijk onduidelijkheid: waarom heeft het college niet gekozen voor de weg van bestemmingsplannen; * De fractie van GroenLinks is er niet van overtuigd dat de kleine plaatselijke ondernemers beschermd worden tegen willekeur van de gemeente en willen graag van het college horen wat de risico's zijn voor de kleine ondernemer (detaillisten met name op de Meent) alvorens de beheersverordening vast te stellen. Wethouder KOPPENOL licht ten aanzien van de opmerkingen van de heer Van der Valk inzake standplaatsen toe dat een en ander juridisch prima geregeld is en de standplaats vast is: de grilligheid zit niet meer in de ambulante standplaatsen. De wethouder benadrukt dat ongewenste standplaatsen voor de deur altijd kunnen worden aangevochten via een bezwarenprocedure en kan handhaving worden gevorderd. Als het standplaatsbeleid niet in de beheersverordening wordt meegenomen kan dit via een Ruimtelijke Ordeningprocedure afzonderlijk met een 26 weken termijn, terwijl als deze nu een op een worden overgeheveld vanuit het beleid in de vastgestelde beheersverordening het planologisch direct is geregeld. In antwoord op de vraag van de heer Van Engelen waarom geen bestemmingplan zegt de wethouder dat de huidige zaken die voorgelegd worden een op een hetzelfde zijn, terwijl een bestemmingsplanprocedure langer en kostbaarder is en juridisch gezien de beheersverordening hetzelfde is. De heer VAN DER STELT merkt op dat duidelijk aangegeven is in welke mate je materie mag regelen in een bestemmingsplan of in een beheersverordening en is bezorgd over de vraag of wel het juiste instrument wordt gebruikt. Wethouder KOPPENOL geeft aan dat met bestemmingsplannen sinds jaar en dag wordt gewerkt, maar de jurisprudentie niet geheel bekend is. Het college heeft echter het volledige vertrouwen de goede weg op 5

6 te gaan. De heer VAN DER VALK geeft aan dat de VVD-fractie geen probleem heeft met de beheersverordening, maar over standplaatsen meer duidelijkheid te willen: het college bepaalt straks of zij een bepaalde standplaats uitgeeft op een bepaald stuk, aan wie en welke branche. Formeel gezien kan bezwaar gemaakt worden, maar als ondernemer is er geen enkele mogelijkheid om dat bezwaar te toetsen, want het college bepaalt wat er gebeurt. De heer DE KRAKER vraagt of de VVD-fractie problemen heeft met het instrumentarium of in het college ten aanzien van het standplaatsbeleid onvoldoende vertrouwen heeft, waarop de heer VAN DER VALK antwoordt dat als een bepaalde regeling openingen biedt en men zelf kan bepalen wat hiermee gedaan wordt, burgers indien zij het er niet mee eens zijn, geen bezwaar in kunnen dienen, terwijl in het verleden duidelijk is gebleken dat men in dat geval naar de rechtbank moest om zijn of haar gelijk te krijgen. Die mogelijkheid bestaat in de toekomst niet meer. De heer STREMLER merkt op dat er ondernemers zijn, die veel investeren in een bestaande winkelvoorziening: als tegenover zijn deur een standplaatshouder komt die niet investeert, maar dezelfde producten verkoopt, wordt de winkelier in het centrum "de nek" omgedraaid. Hij vraagt de voorzitter aan te geven hoe dat voorkomen kan worden en welke criteria het college hanteert bij toewijzing van standplaatsen. De heer DE KRAKER wijst er op dat er een standplaatsbeleid is, maar onderschrijft de vraag van de heer Van der Stelt of dit wel het juiste instrument is bij de beheersverordening. Wethouder KOPPENOL benadrukt dat een standplaatsbeleid al sinds jaar en dag een bevoegdheid van het college is en wijzigingen niet met het opnemen in de beheersverordening een op een worden overgenomen. De heer VAN DER VALK vraagt of het in de beheersverordening wordt opgenomen om te voorkomen dat er weer een gerechtelijke uitspraak komt als het nu niet wordt geregeld. De VVD-fractie onderschrijft dat het moet worden geregeld, maar vindt het niet democratisch zoals het nu wordt geregeld en dat ondernemers bij bezwaar geen kant uit kunnen, aangezien het college bepaalt wat er gebeurt. De heer VAN DER STELT zou met de heer Stremler willen bekijken of veranderende omstandigheden/marktontwikkelingen er niet toe zouden moeten leiden dat daar anders tegenaan gekeken wordt: wat vroeger niet mocht nu gelegaliseerd wordt, hetgeen de mogelijkheid geeft om het standplaatsbeleid zo ruim te maken als het college wil. Hij vervolgt dat niet de weg van een beheersverordening moet worden bewandeld, maar van een gewoon bestemmingsplan. Wethouder KOPPENOL benadrukt dat juist door de integratie met de beheersverordening het onder het planologisch regime wordt gebracht. Derhalve kiest het college daarvoor. De heer STREMLER geeft aan dat de fractie van het PAB van mening is dat de wethouder voldoende vertrouwen heeft gewekt om met het voorliggende voorstel in te stemmen. De heer VAN DER VALK vraagt om een korte schorsing. De VOORZITTER schorst de vergadering om uur en heropent de vergadering om uur en geeft het woord aan de heer Van der Valk. De heer VAN DER VALK stelt, na overleg met andere fracties, voor de vaststelling van de beheersverordening niet vanavond te laten plaatsvinden en vraagt het college om op korte termijn nogmaals, eventueel met juridisch advies en van de Kamer van Koophandel, te bekijken hoe dit verder kan worden afgehandeld en na een raadsinformatiebrief als hamerstuk af te handelen zodat dit vóór de gewenste datum in de eerstvolgende raadsvergadering kan worden afgehandeld. 6

7 Volgens de VOORZITTER doet de heer Van der Valk een voorstel van orde om dit punt momenteel niet te behandelen en te verschuiven en in een volgende vergadering aan de orde te stellen en vraagt de raad naar zijn mening om nogmaals een verdiepingsslag te maken door het college en de raadsinformatiebrief naar de raad te sturen waarbij de heer Van der Valk aangeeft op inhoud de discussie te voeren en de zaak in de eerstvolgende raadsvergadering aan de orde te stellen, wellicht bij hamerslag. De heer STREMLER geeft aan dat tijdens de schorsing overleg tussen de fracties heeft plaatsgevonden. De fractie van het PAB sluit zich aan bij het voorstel van de heer Van der Valk en adviseert te zorgen voor voldoende draagvlak bij ondernemers. De heer VAN ENGELEN geeft aan dat de fractie van GroenLinks klaar is voor besluitvorming en denkt niet dat uitstel nog iets zal toevoegen. Zijn fractie twijfelt eraan of het correct is om het een maand uit te stellen en is van mening dat het ordevoorstel niet correct is en er niet zo met besluitvorming omgegaan dient te worden. Mevrouw DEN HARTOG geeft aan dat de PvdA-fractie het voorstel op hoofdlijnen heeft bekeken en kan instemmen. Haar fractie heeft er voldoende vertrouwen in dat het goed zal worden uitgevoerd en steunt het ordevoorstel niet. De heer DE KRAKER waardeert de souplesse in deze zeer, maar kan niet meegaan in het ordevoorstel, omdat de fractie van de SGP van mening is dat het niets toevoegt en vindt dat er op dit moment besloten kan worden, aangezien het college helder is geweest in zijn toelichting. Hij vervolgt dat als het niet in de commissie ter discussie gebracht wordt, het onmogelijk is om het als hamerstuk te behandelen in de raad. Bovendien zal de Kamer van Koophandel meer bezig zijn met standplaatsbeleid in plaats van beheersverordening en dat is niet de bedoeling. De SGP-fractie wil nu een besluit nemen. De heer RIETVELD geeft aan dat de fractie van de ChristenUnie het eigenlijk niet nodig vindt om het nogmaals terug te laten komen en vindt dat vanavond een besluit genomen zou moeten worden. Aangezien er behoefte is aan een verdiepingsslag wil zijn fractie die ruimte geven. Zijn fractie steunt het ordevoorstel niet. De heer VAN DER STELT hecht veel waarde aan het oordeel van het college en is van mening dat de informatie uitwisseling goed is verlopen, maar constateert dat inzake genoemde onderdelen verschil van mening is en de deadline 1 juli a.s. is. Punt blijft dat de wethouder de raad informeert of de memorie van toelichting van het college voldoende hard is om het besluit vanavond in stand te houden, terwijl de externe juridisch deskundige er ook nog naar moet kijken. Als geconcludeerd wordt dat het voldoende kansen biedt op juridische werking dan hoeft de raad er niets aan te doen. Anders zou er een wijziging in de verordening moeten komen, maar gezien de nog beschikbare tijd steunt de CDA-fractie het voorstel van de VVD niet. Mevrouw VAN ES zou het voorstel van de VVD-fractie graag steunen om meer duidelijkheid te krijgen, maar is het eens met de heer De Kraker dat het als hamerstuk door kan als het niet in een commissie kan worden behandeld en steunt het ordevoorstel derhalve niet. De heer LAMMERS geeft aan het ordevoorstel van de VVD-fractie te steunen. De VOORZITTER stelt voor tot stemming over het ordevoorstel over te gaan. Het ordevoorstel van de heer Van der Valk wordt met 10 stemmen vóór en 12 stemmen tegen verworpen. De heer VAN DER STELT is bezorgd over de juridische haalbaarheid van de voorgestelde regeling en meent dat het bestemmingsplan beter geweest is. De CDA-fractie kan wel met de beheersverordening instemmen met de aantekening met dit onderdeel niet in te kunnen stemmen. De heer VAN ENGELEN geeft aan dat de fractie van GroenLinks kan instemmen met de beheersverordening met de aantekening dat zijn fractie het gepaster had gevonden als een andere weg 7

8 was bewandeld. De heer DE GRAAF laat weten dat de VVD-fractie op bepaalde punten van de verordening, ook na de beraadslagingen van vanavond, haar twijfels heeft over de juridische houdbaarheid van een aantal aspecten. Met name tegen het standplaatsbeleid zoals nu in de beheersverordening wordt geregeld heeft zijn fractie bezwaar tegen de uitvoering zoals hier verwoord. Hij vervolgt hierop in de Algemene Beschouwingen met een motie (ter reparatie) terug te zullen komen. De heer STREMLER onderschrijft de verklaring van de VVD-fractie met betrekking tot het standplaatsonderdeel. De VOORZITTER stelt voor tot stemming over te gaan. Het voorstel wordt vervolgens met 22 stemmen vóór en 0 tegen aanvaard. 06. Voorstel tot het instemmen met een administratieve correctie op het bestaande krediet voor het gebouwencomplex Zuidkil Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 07. Voorstel tot het instemmen met het krediet voor noodzakelijke aanpassing aan het gebouwencomplex Zuidkil (binnenzijde) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 08. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een extra bekostiging voor de huisvesting van leerlingen van scholengemeenschap De Lage Waard Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 09. Voorstel tot het kennisnemen van het jaarprogramma 2013 uitvoering milieutaken door Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid voor de gemeente Papendrecht Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling Logopedische Dienst Kring Sliedrecht en het nemen van een tweetal daaruit volgende besluiten Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 11.a Motie "vreemd aan de orde van de dag" De heer LICHTENBERG licht toe dat onderwerp van de motie 30 april aanstaande betreft. De CDA-fractie vond het de moeite waard om extra de verbintenis met het Koningshuis via een motie te onderstrepen en wil graag ook namens de VVD-fractie de motie "Vreemd aan de orde van de dag" indienen om de felicitaties over te brengen en om aan te geven dat Papendrecht zich zeer verbonden voelt met het Koningshuis en dat graag met een werkbezoek wil ondersteunen. De VOORZITTER bevestigt de ontvangst van de CDA/VVD motie (Motie C) welke in voldoende mate is ondertekend en vermenigvuldigd en nog verspreid zal worden en onderdeel uit maakt van de beraadslagingen (een afschrift van deze motie is aan dit verslag gehecht). 8

9 De motie wordt vervolgens unaniem aangenomen met 22 stemmen vóór en 0 tegen. 11. Sluiting Niets meer aan de orde zijnde sluit de VOORZITTER daarop de vergadering om uur. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Papendrecht op 23 mei 2013, de griffier, de voorzitter, A.P.M.A.F. Bergmans C.J.M. de Bruin. 9

10

11

12

13