Stedenbouwkundige voorschriften
1 A l g e m e n e v oor s c h r i f te n VERORDENEND 1. Algemene voorschriften In alle zones voorzien in dit plan mogen kleine inrichtingen van openbaar nut zoals infrastructuur in verband met openbare nutsvoorzieningen) opgericht worden voor zover ze niet hinderend zijn voor de bestaande of voorziene omgeving. Onder openbare nutsvoorzieningen vallen o.a.: elektriciteit, water, gas, telefoon e.d. Alle bestaande vergunde gebouwen kunnen gerenoveerd en/of verbouwd worden. Bij herbouw of uitbreiding van het volume dienen de voorschriften van onderhavig RUP te worden opgevolgd. Afwerking gevel: Bij aanbouw dienen de zichtbaar blijvende delen van gemene gevels afgewerkt te worden met aanvaardbare gevel- en dakmaterialen, in relatie en/of harmonie met de aanpalende constructies. Er dient ten allen tijde gestreefd naar ruimtelijke kwaliteit en vrijwaring van de goede plaatselijke ordening. Bij het bouwen, inrichten en het beheer moet een zo hoog mogelijk niveau van duurzaamheid worden nagestreefd, Deze bepaling heeft tot doel duurzaamheid van de constructies na te streven. Het heeft de gemeente een kader om bij het verlenen van vergunningen vb golfplaatconstructies tegen te houden, maar ook te streven naar een optimaal ruimtegebruik waarbij constructies gebundeld worden of multifunctioneel gebruikt. Ook op het vlak van milieu kan duurzaamheid nagestreven worden zoals een duurzame energie- of waterhuishouding, gecontroleerde afvalstromen, e.d. Technische voorzieningen kunnen afwijken van de maximaal toegelaten bouwhoogte. Maximaal 1% van de terreinbezetting van het gebouw kan ingenomen worden door deze constructies. Onder technische voorzieningen worden verstaan: airco-installaties, luchtafzuiging en ventilatie, schoorstenen e.d. in functie van het functioneren van de activiteiten 2 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e j a n u a r i 2 0 1 1 w v i
VERORDENEND 2. Definities 2.1. Hoofd- en nevenbestemming De hoofdbestemming is deze waarvoor meer dan 60% van de totale gerealiseerde oppervlakten is bestemd voor zover geen ander procent is aangegeven in de specifieke zonevoorschriften. De procentuele berekening gebeurt op basis van de vloeroppervlakten. De nevenbestemming is deze waarvoor minder dan 40% van de totale gerealiseerde oppervlakte is aangewend of zal aangewend worden, voor zover geen ander procent is aangegeven in de specifieke zonevoorschriften. 2.2. Bebouwingsgraad De bebouwingsgraad wordt uitgedrukt in ofwel een max. aantal m² ofwel in het procent van de totale bebouwde oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen t.o.v. de totale oppervlakte van bebouwbare zone waarop de betreffende bebouwing voorkomt. 2.3. Inplanting t.o.v. de rooilijn Bepaalt de min. afstand t.o.v. de rooilijn, gelegen, tenzij anders vermeld, op de zonegrens tussen de bestemmingszone voor wegenis en openbaar domein en de andere bestemmingszones. 2.4. Bouwhoogte De hoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot de bovenkant kroonlijst/dakrand of de nokhoogte zoals aangegeven in de voorschriften. Hierbij ligt de aanzetpeil van de inkomdorpel ligt max. 0,40 meter hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn en aan de inkomdorpel gemeten. Bij geaccidenteerd ter- w v i j a n u a r i 2 0 1 0 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e 3
VERORDENEND rein of afwijkende constructies wordt het maaiveld ter plaatse van de beschouwde gevel als referentie genomen. 4 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e j a n u a r i 2 0 1 1 w v i
Zone 1: Zone voor stedelijke voorzieningen, sport en recreatie VERORDENEND 1. Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie Gemeenschapsvoorzieningen en nutsvoorzieningen (Besluit VL. R. 11/04/2008) 1.1. Hoofdbestemming Deze zone is bestemd voor stedelijk functies in kader van openbaar nut en gemeenschapsvoorzieningen, sportinfrastructuren en recreatie. 1.2. Nevenbestemming In nevenbestemming kan ook een conciërgewoning geïntegreerd in de bebouwing voorzien worden. 2. Bebouwingsvoorschriften 2.1. Bouwhoogte Maximale hoogte van het gebouw 14m. Voor bijgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 4m kroonlijsthoogte en 7m nokhoogte. 2.3. Dakvorm Dakvorm is vrij. 2.4. Bebouwingsgraad Een maximale bebouwingsgraad van 30%. 2.5. Materialen De architectuur in al zijn onderdelen dient te getuigen van kwaliteit zowel in vormgeving als materiaalgebruik. De materialen van de zichtbare bouwdelen dienen qua kleur, textuur en schaal de continuïteit in het straatbeeld te ondersteunen. De bebouwingsgraad houdt de som in van de oppervlakte van alle gebouwen en vergelijkbare constructies in binnen de zone Onder architectuur in al zijn onderdelen wordt o.a. bedoeld gevels, inkom, garage, uitbouwen, schrijnwerk, w v i j a n u a r i 2 0 1 0 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e 5
VERORDENEND Bij de gevels en de dakbedekking van hellende daken moeten duurzame, waardige en eenvoudige materialen worden gebruikt. De aard en de kleur van de gevel- en dakmaterialen moeten een harmonisch geheel vormen. Met het vormen van een harmonisch geheel wordt bedoeld dat bij een gebouw de materialen en kleuren op elkaar afgestemd zijn. Hierbij wordt niet bedoeld dat ieder gebouw binnen de zone in gelijke stijl dient opgetrokken te worden, dat kan maar is geen verplichting. Gebouwen kunnen van elkaar afwijken of constrasteren zonder de harmonie of de continuïteit van het straatbeeld niet te verliezen. Wel wordt gestreefd naar een ontwikkeling van de site die een totaal en op elkaar afgestemd eindresultaat geeft en geen versnippering. 3. Inrichtingsvoorschriften De niet-bebouwde of verharde zones dienen ingericht te worden in functie van sport-, spel, opslag horende bij de stedelijke voorzieningen, groenvoorzieningen en waterpartijen. Ze worden ingericht met graspartijen, heesters, houtkanten of hoogstambomen, uitgevoerd in streekeigen beplanting. De gebouwen en opslagzones dienen visueel gebufferd te worden ten opzichte van het sportpark en ten opzichte van het agrarisch gebieddoor middel van opgaande streekeigen beplanting in de vorm van hagen, heesters en hoogstambomen. Deze buffer is aangeduid in groene arcering in overlay op plan als indicatieve aanduiding. Er dient een gesloten groenscherm te worden voorzien rond gebouwen en buitenopslag. Deze buffer kan ook op de perceelgrens voorzien worden. Afhankelijk van de inrichting van het terrein kan de buffer lokaal verschoven worden of variabel zijn in breedte. Zie ook concept 2: landschappelijke inkleding. 3.1. Verhardingen Binnen de zone kunnen verhardingen voorzien worden in functie van de aanpalende gemeentelijke diensten. Verhardingen dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen of dienen af te vloeien naar aanpalende groenzones. Parkeerplaatsen dienen geclusterd te worden. Per 10 parkeerplaatsen dient minimum 10m² groen en een streekeigen hoogstamboom voorzien te worden op of rond de parkeerzone. Hierbij wordt o.a. bedoeld opslag en buitenruimte voor de technische dienst, oefenruimte voor de brandweer, terras in functie van de polyvalente zaal/cafetaria e.d. 6 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e j a n u a r i 2 0 1 1 w v i
VERORDENEND 3.2. Bijgebouwen Bijgebouwen zijn enkel toegestaan in functie van het uitrusten van sportterreinen en dienen te voldoen aan de bebouwingsvoorschriften van onderhavige zone. Onder het uitrusten van sportterreinen wordt o.a. begrepen kleedkamers, schuilruimtes, tribunes, opbergruimtes, e.d.. 3.3. Afsluitingen Afsluitingen binnen de zone zijn toegestaan met een maximum hoogte van 2m, met uitzondering van specifieke voorzieningen in functie van de sportterreinen Onder specifieke voorzieningen in functie van de sportterreinen in kader van afsluitingen wordt o.a. gerekend: ballenvangers, veiligheidsnetten e.d. 4. Waterafvoer 4.1. Afvalwater Afvalwater mag niet geloosd worden in waterlopen tenzij het gezuiverd. is 4.2. Hemelwater Hemelwater van verhardingen en constructies dient maximaal te infiltreren of opgevangen en/of gebufferd te worden alvorens vertraagd afgevoerd te worden naar riolering of lozing in open water. Hemelwater dient maximaal te worden hergebruikt. w v i j a n u a r i 2 0 1 0 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e 7
Z on e 2: z o n e v oo r d a g r e c r e a ti e VERORDENEND 1. Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie recreatie (Besluit VL. R. 11/04/2008) Deze zone is bestemd voor recreatie, sport en spel en de bijhorende infrastructuren in functie van de aanwezige recreatie, sport en spel. 2. Bebouwingsvoorschriften Binnen de zone kunnen enkel constructies opgetrokken worden in functie van het uitrusten van de terreinen. Constructies in functie van het uitrusten van terreinen zijn o.a. kleedkamers, schuilruimtes, tribunes, opbergruimtes, ballenvangers, staande wip, lichtmasten, e.d..sporthallen of indoor-sportterreinen zijn niet toegestaan binnen onderhavige zone 2.1. Bouwhoogte Maximale bouwhoogte 10m. 2.2. Dakvorm Dakvorm is vrij. 2.3. Materialen De architectuur in al zijn onderdelen dient te getuigen van kwaliteit zowel in vormgeving als materiaal gebruik en dienen een continuïteit binnen het park te hebben. 3. Inrichtingsvoorschriften Alle delen van onderhavige zone die niet gebruikt worden voor effectieve inrichting van sport- en spelterreinen of verhard worden in functie van ontsluiting, dienen ingericht te worden als groenzone en beplant met streekeigen beplanting of kunnen ingezet worden in functie van waterbeheer. 8 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e j a n u a r i 2 0 1 1 w v i
VERORDENEND Ten opzichte van het agrarisch gebied dient een los, niet volledig gesloten groenscherm te worden aangelegd zodat het sportpark landschappelijk geïntegreerd wordt en visueel storende constructies afgeschermd worden maar de toegankelijkheid niet gehinderd wordt. Deze landschappelijke inkleding is symbolisch aangeduid op bestemmingsplan met groen geblokte pijlen in overlay. Onder een los, niet gesloten groenscherm wordt verstaan een bomenrij, bosje, struweel, e.d. Die visueel geen gesloten scherm vormen maar op strategische locaties storende elementen zullen bufferen en andere waardevolle of niet storende zichten zullen behouden of de toegankelijkheid via buurtwegen niet afsnijden. De opmaak van een landschappelijk integratieplan is hierbij aan te raden. Zie ook concept 2 landschappelijke inkleding. 3.1. Verhardingen Binnen de zone kunnen enkel verharding aangelegd worden ter ontsluiten van het terrein in functie van voetgangers, fietsers en onderhoud of specifieke verhardingen in functies van sport- en speelvelden. Verhardingen voor ontsluiting van het terrein dienen uitgevoerd te worden in waterdoorlatende materialen of rechtstreek af te vloeien naar groenzones voor infiltratie. w v i j a n u a r i 2 0 1 0 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e 9
Zone 3: Zone voor aan de landbouw gelinkte functies VERORDENEND 1. Bestemmingsvoorschriften Deze zone behoort tot de categorie landbouw (Besluit VL. R. 11/04/2008) Deze zone is bestemd voor agrarische, para-agrarische en aan de landbouw gelinkte functies. 2. Bebouwingsvoorschriften 2.1 Bouwhoogte Maximale bouwhoogte: 12m. 2.2 Bebouwingsgraad Maximale bezetting: 40% van de totale oppervlakte van onderhavige zone mag ingenomen worden door bebouwing. 3. Inrichtingsvoorschriften De niet-bebouwde of verharde delen dienen ingericht te worden als groenzone en beplant met streekeigen beplanting of kunnen ingezet worden in functie van waterbuffering en -berging. Ten opzichte van het agrarisch gebied dient de bebouwing visueel gebufferd te worden via een gesloten buffer bestaande uit opgaand streekeigen groen. Aangeduid in groen arcering in overlay op plan als indicatieve aanduiding. 3.1 Verharding Maximum 40% van de niet bebouwde ruimte mag verhard worden in functie van ontsluiting en parkeren. 10 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e j a n u a r i 2 0 1 1 w v i
VERORDENEND Verhardingen dienen te worden uitgevoerd in waterdoorlatende materialen of dienen af te vloeien naar aanpalende groenzones. 4. Waterafvoer 4.1. Afvalwater Afvalwater mag niet geloosd worden in waterlopen tenzij gezuiverd. 4.2. Hemelwater Hemelwater van verhardingen en constructies dient maximaal te infiltreren of opgevangen en gebufferd te worden alvorens vertraagd afgevoerd te worden naar riolering of lozing in open water. Maximaal herbruik van regenwater dient nagestreefd te worden. w v i j a n u a r i 2 0 1 0 R U P O u d e r d o m s e w e g - S p o r t z o n e t e P o p e r i n g e 11
Bijlagen