graad GO! leerjaar 3 en leerjaar 4 de klok voor WISo wijsen wiskunde onderwijs reken- en wiskundemethode voor het lager onderwijs



Vergelijkbare documenten
Visietekst de klok voor GO!

Inhoudsopgave. Inleiding 4. De digitale klok 6. Hele uren 8. Halve uren 14. Kwartieren en 10 minuten 24. Minuten 29. Klokkijken gemengd 33

VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 4 WISKUNDE

Kloklezen voor GO! bij Rekensprong Plus 4 WERKSCHRIFT BASISLESSEN EN HERHALINGSLESSEN CORRECTIESLEUTEL

TOELICHTING KLOKKIJKEN

Lesopbouw: instructie. 2 Instructie. 1 Start. Blok 4 Week 2 Les 1

7. Van huis naar school. Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 1: de leerlingen leren hoeveelheidsbegrippen gebruiken en herkennen.

Kloklezen voor GO! bij Rekensprong Plus 3 HANDLEIDING

Kleur de clowns met een dikke buik.

12 Tijd. Klokkijken. Een plank van 3 m en 20 cm wordt in 4 gelijke stukken gezaagd. Hoe lang is elk stuk? 3 m en 20 cm = 320 cm. 320 cm : 4 = 80 cm

Opmerking 2: laat de tussenstap aanvankelijk luidop doen, later (als het vlot gaat) in stilte.

Traditioneel leren kinderen kloklezen door het aantal minuten in relatie te brengen tot een ander tijdstip. Voorbeelden: - het is vijf (minuten) voor

* Hoe werkt de tijd? Zonnewijzer maken *

i n s t a p h a n d l e i d i n g

Kloklezen voor GO! bij Rekensprong Plus 1

Schooljaar : Spelletjes in je taal- en rekenles

Deel A. Breuken vergelijken

Beginsituatie Dit is een herhalingsles. De leerkracht heeft een korte toets afgenomen om de beginsituatie vast te leggen.

Zuivel is belangrijk. Melk is goed voor... ELK!

Naam:... Datum: =. 2 x 15 = =. 4 x 12 = =. 6 x 7 = =. 100 : 4 = =. 36 : 6 =.

oefenbundel voor het tweede leerjaar bij de Help Wibbel-wedstrijd

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

Analyse van getallen tot (2)

Kloklezen voor GO! bij Rekensprong Plus 4 TOETSEN MAP VAN WIBBEL: REMEDIËREN EN INOEFENEN

12 Tijd VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote rekenboek - overzicht - Hoofdstuk Tijd. Klokkijken

overzicht van het thema

Steekkaart: nummer 3Wi

Tellen 1,2,3,4,5,6,7,8,9, Hoeveel blokjes tel je? Wijs het juiste cijfer aan

oefenbundel voor het derde leerjaar bij de Help Wibbel-wedstrijd

LEERKRACHTGEDEELTE DOE-ACTIVITEIT: SMS. AMIRA EN ILIAS VAN MAART TOT MEI

De liefjes van Doe! 2 Geef de liefjes die bij elkaar horen dezelfde kleur. Getallenkennis

Doelenlijst 8: METEN, onderdeel GELD (TIJD en TEMPERATUUR)

Woord vooraf 3 Inleiding 9 HOOFDSTUK 1: DE DAGLIJN 13. Onthaalklas 14 De schooltaal 14 Opbouw en werkwijze van de daglijn 14

Rapport dagelijks werk

werkbladen, telefoons en opnametoestel

Wolfje, wolfje, hoe laat is het?

Wolfje, wolfje, hoe laat is het?

Wolfje, wolfje, hoe laat is het?

Wolfje, wolfje, hoe laat is het?

Kloklezen voor GO! bij Rekensprong Plus 4 TOETSEN MAP VAN WIBBEL: REMEDIËREN EN INOEFENEN CORRECTIESLEUTEL

Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 3 voor rekenen: De leerlingen leren omgaan met tijd in alledaagse situaties.

DIT IS HET DiKiBO-ZAKBOEK VAN

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

2 > Kerndoelen > Aan de slag > Introductie van de manier van werken > Mogelijke werkvormen en de plaats op het rooster 27

i n s t a p h a n d l e i d i n g

ZML SO Leerlijn Oriëntatie op Tijd

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

Arrangementen dagbesteding VSO Oriëntatiefase Verdiepingsfase Integratiefase Leerjaar 1 (de

ORIENTATIE OP TIJD. Kerndoel 1: De leerlingen leren zich oriënteren op de dagindeling en de tijdsindeling.

Thema 1 Activiteit 4. Een leesworm in de boekenhoek (2A) Ra ra ra, wat ben ik?

Overstapprogramma 6-7

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok Hoeveel keer moet ik 15 gooien? 60 punten Matz wil 60 punten halen met blikgooien. Maak sommen.

Startrekenen 1F. Leerwerkboek rekenen deel B SANDER HEEBELS IRENE LUGTEN JELTE FOLKERTSMA JASPER VAN ABSWOUDE

Kraters slaan. Rekenoefening groep 5&6. Doel. Materiaal. Voorbereiding. Beschrijving. groep 5&6 - Kraters slaan

Daarom geef ik vanaf vandaag geen huiswerk meer mee om extra tijd vrij te maken om te oefenen. Wat kan in deze voorbereidingsperiode geoefend worden?

TOELICHTING REKENEN MET BREUKEN

Juf Sabine en juf Maaike

Voordoen (modelen, hardop denken)

Aan de ouders van de kinderen van groep 1en 2: Nieuwbrief voor het nieuwe thema.

W E R K B O E K 2 B L O K _Wiskanjers_Ljr2.indb :21

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

w e r k b o e k a n t w o o r d e n blok De Klimboom Een nieuw schoolplein. Hoeveel tegels samen? Eerst schatten, dan precies.

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

ZML SO Leerlijn Oriëntatie op Tijd

VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 4 TAAL

Thema: Weekblad Donald Duck 60 jaar. Handleiding en opgaven niveau A1. Opgave 1: Samen

TEST 1: Eerst denken of eerst doen? Kruis steeds het antwoord aan dat het best bij jou past. Probeer zo eerlijk mogelijk te antwoorden.

11. Hele en halve uren met klokkaartjes. - dagelijkse activiteiten aan de halve uren koppelen

Tijd. 10 min. 55 minuten

Oefenen met breuken. Circuitles voor groep 6

Het stappenplan om snel en goed iets nieuws in te studeren

Kloklezen voor GO! bij Rekensprong Plus 4 HANDLEIDING

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

WISo. Handleiding breukendoos. Inhoud breukendoos. Gebruik van de breukendoos. Inzicht in breuken

LEERJAAR 3 WERELDORIËNTATIE

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

T-shirts op een rij. Doel van de les - de telrij opzeggen tot en met 20 - terugtellen vanaf een willekeurig getal in het getallengebied

3. Delen oefenen: De groepjes van 2 verzinnen een eigen melodie en noteren deze op de melodiekaartjes. Ze oefenen dit op hun instrument.

Kern 6: geit-pauw-duif-ei

TOELICHTING BETEKENIS GEVEN AAN PROCENTEN

K 1 Symmetrische figuren

Vragen. Terugkomcursus Met Sprongen Vooruit groep 3 en 4

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

De zomer van Atlas 2018

Voorbereiding post 2. Hap, ik heb je! Groep 1-2-3

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

Bijlage 6 uit het schoolreglement

LES. les 1 rap rat, rap! THEMA 5. dit kan ik al! deze les gaat over... de a van rat. aan de slag! man, man, man SPELLINGBOEK

Lesleidraad. Beste docent

Kern 3: doos-poes-koek-ijs

Huistaken in Vrije Basisschool DE KIEVIT Een zorg van de school, de ouders en de kinderen Versie

Met sprongen vooruit!

Sorteer netjes! 1. Knip de kaartjes van bijlage 1 uit. Sorteer

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Instructie taakspecifieke vragenlijst + observatie

werkboek groep 4 blok 7 en 8 naam

Les 1: Kennismaking met fysieke beperkingen

Leren (kan je ) leren!

leerjaar WISo wijsen wiskunde onderwijs leerjaar doelenkatern reken- en wiskundemethode voor het lager onderwijs

Transcriptie:

graad 2 de klok voor GO! leerjaar 3 en leerjaar 4 wijsen wiskunde onderwijs reken- en wiskundemethode voor het lager onderwijs h a n d l e i d i n g WISo

Voorafgaande toelichting bij de klok voor GO!, graad 2 Graad 2 Beste leerkracht, Bedankt dat je voor het pakket de klok voor GO! hebt gekozen. Dit pakket dat mee ontwikkeld werd door Yves Cohen (hoofdadviseur BaO GO!), Benjamin Jacobs (Begeleider BaO GO!) en Raf Vandeweerdt (coördinerend zorgcoördinator scholengroep 14, GO!-scholen), sluit aan bij de nieuwe doelen kloklezen van het leerplan Wereldoriëntatie en Wiskunde van het GO!. Een uitgebreide omschrijving van de visie op kloklezen en de bijbehorende leerlijn vind je in de visietekst (zie www.zwiso.be). Dit pakket sluit aan bij de wiskundemethode van Uitgeverij Zwijsen.be, zwiso, maar is ook methodeonafhankelijk te gebruiken. Het pakket van de tweede graad omvat de volgende materialen: Werkboek graad 2 Handleiding graad 2 Kopieerbundel graad 2 Bij de kopieerbundel wordt er een onderscheid gemaakt tussen zwisogebruikers en niet-zwisogebruikers. Deze kopieerbundel bevat extra oefeningen bij de lessen kloklezen, verdiepingsoefeningen voor de sterkere leerlingen, evaluatieopdrachten en kopieer- en oefenkaarten. De kopieerbladen zijn geordend per les. Bij de kopieerbundel voor de scholen die zwiso gebruiken zijn de kopieerbladen zo gemaakt dat de pagina s in de kopieermap, de verdiepingsmap en het scheurblok gewoon vervangen kunnen worden door de pagina s uit de kopieerbundel de klok voor GO!. Let op, de doelen in de handleiding van de oefenlessen en de doelen op de zwiso-meters zijn niet aangepast. Hiervoor verwijzen we naar de doelen van de basislessen in de handleiding van graad 2. In de lessen verwijzen we vaak naar instructieklokken. Dit zijn twee instelbare klokken, een analoge en een digitale, die aan elkaar gekoppeld zijn. Zo n instructieklokken zijn te vinden in de zwiso-leerkrachtassistent en op internet (zie bijvoorbeeld www.rekenweb.nl). Je kunt ze tonen met een beamer of een digitaal bord. Het grote voordeel daarvan is dat de digitale en analoge klok steeds synchroon lopen. Als je bijvoorbeeld de analoge klok een uur later zet, dan verandert ook de tijd op de digitale klok. Daarnaast staat bij het materiaal geregeld Matz vermeld, de wiskundepop die deel uitmaakt van de methode zwiso. Scholen die niet met deze wiskundemethode werken kunnen een andere pop gebruiken. Bij elke les staat er bovenaan in de handleiding een rubriek Vooraf. Hier geven we aandachtspunten waaraan je in de periode tussen twee lessen kunt werken ter voorbereiding van de volgende les. Het is dus belangrijk deze rubriek ruim op voorhand te lezen zodat je voldoende tijd hebt om deze voorbereidende activiteiten uit te voeren. Veel plezier en succes! Het zwiso-team 1

Leerjaar 3 - Blok 2 Les 5 Tijd voor tv! Hoofddoel De analoge klok (met de ankerpunten 00, 15, 30 en 45) en de digitale klok lezen tot op vijf minuten nauwkeurig (twaalfuursindeling). Weten dat een dag 24 uren telt (2 x 12 uren). De analoge en de digitale klok lezen tot op het uur nauwkeurig (24-uursindeling). Weten hoe een dag is ingedeeld: nacht, (ochtend,) voormiddag, namiddag en avond. Nevendoel Weten dat er een halve dag voorbij is om twaalf uur (middag). Materiaal Klokmemory (A3- formaat) (eventueel) Wandplaat met een analoge klok waarop de uren worden aangeduid (13, 14, 15 ) en de minuten per 5 (00, 5, 10, 15 ) Veterspelen (kopieerbundel de klok voor GO!) Per 2 leerlingen: klokmemory (kopieerbundel de klok voor GO!) en tv-gids (eventueel uit kopieerbundel de klok voor GO!) Per leerling: kleurpotloden en daglijn (eventueel) (zie bordschema) Werkboek de klok voor GO! p. 2 en 3 Vooraf Zorg ervoor dat de digitale klok in de klas vanaf de eerste schooldag is ingesteld volgens de 24-uursindeling. Deze indeling is slechts kort ter sprake gekomen in het tweede leerjaar. Koppel dus zeker voldoende terug naar de verwoording in de twaalfuursindeling (zichtbaar op de analoge klok) bij het dagelijks aflezen van de klokken in de klas tot op vijf minuten nauwkeurig. Let op de juiste verwoording (bijvoorbeeld 3 uur en 45 minuten ). Een vlotte parate kennis vraagt om korte maar frequente oefenmomenten waarbij de aandacht ligt op het tempo. Reken ook dikwijls hardop met tijd; zeg bijvoorbeeld Om 10 uur 15 is het speeltijd, we hebben dus nog tien minuten.. Naast dit occasioneel oefenen is er natuurlijk ook het systematisch inoefenen. Laat de leerlingen regelmatig oefenen met de oefenkaarten van niveau 3 (zie kopieerbundel eerste graad). Aan één kant van de oefenkaart staat de analoge klok, aan de andere kant staat de corresponderende digitale klok. De leerling die naar de analoge klok kijkt, zegt hoe laat het is. De leerling die de digitale klok ziet, controleert. 12 uur 00:00 1:00 Bord 2:00 3:00 NACHT 4:00 5:00 6:00 6 uur OCHTEND 7:00 8:00 9:00 10:00 VOORMIDDAG 11:00 12:00 MIDDAG 12 uur Instructie Doe-activiteit 1. De analoge klok en de digitale klok lezen tot op 5 minuten nauwkeurig Vertel de leerlingen dat ze vandaag een klokmemory over tv-programma s mogen spelen. Zo zullen ze ontdekken wanneer precies de programma s op tv komen. Herhaal samen de spelregels van een memoryspel. Geef elk duo een klokmemory. De leerlingen moeten de digitale klok aan de bijpassende analoge klok koppelen. Wijs erop dat ze bij het omdraaien van een kaartje steeds het tijdstip moeten aflezen van elk kaartje. Demonstreer eventueel met de klassikale klokmemory. Loop tijdens het spelmoment rond en observeer. Let erop dat de leerlingen bij het omdraaien van elk kaartje correct het tijdstip verwoorden dat de klok aangeeft. Na het spel nemen de leerlingen hun werkboek de klok voor GO! pagina 2 en maken oefeningen 1 en 2. 2. De klok lezen tot op het uur nauwkeurig (24-uursindeling) Wijs de leerlingen erop dat ze in het tweede leerjaar geleerd hebben dat de digitale klok (cijferklok) in de namiddag met andere cijfers het uur aangeeft dan de wijzerklok. 13:00 (1 uur) 14:00 (2 uur) 15:00 (3 uur) 16:00 (4 uur) NAMIDDAG 17:00 (5 uur) 18:00 (6 uur) 6 uur 19:00 (7 uur) 20:00 (8 uur) 21:00 (9 uur) 22:00 (10 uur) AVOND 23:00 (11 uur) 00:00 (12 uur) 12 uur Duur 50 minuten 2

Meten Leerjaar 3 - Blok 2 Hoeveel uren telt een dag? (24 uur = 2 x 12 uur = 2 x de klok rond) Bouw samen op het bord de daglijn op. Wanneer begint of eindigt de dag? (12 uur s nachts of middernacht) Duid aan op de daglijn (zie bordschema). Wanneer is het middag? (om 12 uur) Duid aan op de daglijn (zie bordschema). Vul de daglijn verder aan door elk tijdstip digitaal te noteren. Bij 6 uur, 12 uur en 18 uur heb je de strook (vooraf) gemarkeerd. Laat de leerlingen verwoorden waarom dit zo is en kom samen tot de volgende indeling: - nacht (blauw) - voormiddag (geel) - namiddag (rood) - avond (groen) Kleur telkens de daglijn in de overeenstemmende kleur (zie bordschema). Extra Je kunt de voormiddag nog verder opsplitsen in ochtend (van 6 tot 9 uur) en voormiddag (van 9 tot 12 uur). Duid de ochtend eventueel aan op de daglijn met een accolade (zie bordschema). Geef elk duo een tv-gids of het kopieerblad. Je gaat enkele programma s op de daglijn situeren. Werk enkel met volle uren. De leerlingen leren pas in een volgende les aflezen tot op vijf minuten nauwkeurig binnen de 24-uursindeling. Laat telkens het tijdstip correct verwoorden en situeren op de daglijn met vermelding van het overeenstemmende dagdeel. De uren in de namiddag/avond worden op twee manieren gelezen (bijvoorbeeld 16 uur of 4 uur in de namiddag). Hebben sommige leerlingen het moeilijk met de 24-uursindeling? Oefen dit verder door een analoge klok te tonen en het tijdstip telkens te laten situeren op de daglijn. Doe dat zowel voor de nacht/voormiddag als voor de namiddag/avond. Geef deze leerlingen ook een daglijn. Ze kunnen die gebruiken als ze het nodig vinden. Tip Hang de wandplaat met de aanduiding van de uren binnen de wijzerplaat (13, 14, 15,...) duidelijk zichtbaar op in de klas. Rondom de wijzerplaat zet je ook de minuten per 5. 45 50 40 55 35 23 22 21 00 30 13 14 15 20 16 19 18 17 5 25 10 20 15 Organisatie Maak per 2 leerlingen de klokmemory. Kopieer de memory eventueel op A3- formaat voor klassikaal gebruik. Teken op het bord een lange strook, verdeeld in vier gelijke stukken (zie bordschema). De tijdstippen en de woorden vul je aan tijdens de doe-activiteit. Geef elk duo een tv-gids. Gebruik eventueel de tv-gids uit de kopieerbundel. Maak de wandplaat met de analoge klok. Maak de veterspelen. Kopieer ze op iets dikker papier, lamineer ze eventueel en knip ze dan uit. Maak een gleufje onderaan in het midden van de kaart. Aan de ene kant van het veterspel staan de opgaven, aan de andere kant staat de correctiesleutel. Je steekt een veter/een touwtje door het gaatje bovenaan op de veterkaart en knoopt dit vast. Zorg ervoor dat er van elk veterspel enkele exemplaren klaar liggen. Kopieer de daglijn voor de leerlingen die het nodig hebben (zie bordschema). Lees de rubriek Vooraf van les 16, blok 3. Voor de leerkracht: voor les 16, blok 3: zorg voor een pagina uit een tv-gids en kopieer deze per twee leerlingen. 3

Leerjaar 3 - Blok 2 Les 5 Tijd voor tv! (vervolg) De leerlingen die klaar zijn met de oefeningen in het werkboek maken een veterspel. Je legt dit eventueel nog even kort uit: Neem een kaart in je linkerhand. Breng de veter/het touw via de achterzijde naar voren, tot aan de eerste klok van de linkse rij. Ga met de veter naar rechts naar de klok met hetzelfde tijdstip. Ga via de achterzijde naar de tweede klok van de linkse rij. Dat is de tweede opgave. Ga zo verder tot je alle opgaven hebt gemaakt. Steek de veter onderaan in het gleufje en draai je kaart om. Controleer of de veterwindingen overeenstemmen met die op de correctiesleutel. Illustreer eventueel door het even te spelen. Tip Leg enkele veterspelen in de rekenhoek. Verwerking Werkboek pagina 2 1. Op welke klok is het even laat? Kleur. Kleur de klokken die eenzelfde tijdstip als de wijzerklok weergeven. 2. Noteer bij elke klok het digitale tijdstip. Lees de klok. Noteer digitaal. 3. Een drukke dag! Wanneer doe je dit? Kleur de klok in de juiste kleur en noteer digitaal. Kijk naar de tekeningen. Kleur de klok en noteer het tijdstip van iedere activiteit digitaal. Werkboek pagina 3 4. Geef de klok de juiste kleur. Noteer een mogelijk tijdstip van de vet gedrukte activiteit. Lees het verhaal. Kleur de klok overeenstemmend met de kleuren op de daglijn. Noteer hierbij hoe laat de activiteit kan plaatsvinden. 5. Rekentijd! Lees het rekenverhaal. Bereken hoeveel tijd er is verstreken. 4

Meten Leerjaar 3 - Blok 2 Taal Rekentaal vijf minuten uur dag beginuur ochtend voormiddag middag namiddag avond middernacht nacht Contexttaal wijzerklok digitale klok (cijferklok) tv-programma daglijn - /+ Differentiatie Makkelijker De leerlingen werken met een wijzerklok waarop de minuten per 5 zijn aangegeven (00, 5, 10, 15, ). Observatie Welke leerlingen vinden het aflezen van het uur in de namiddag nog moeilijk? Verdieping Bij deze les sluiten verdiepingsoefeningen aan (zie kopieerbundel de klok voor GO!). 5

Leerjaar 3 - Blok 3 Les 16 In vijf minuutjes tijd Hoofddoel De analoge en de digitale klok lezen tot op 5 minuten nauwkeurig (24-uursindeling). De tijdsduur tussen 2 tijdstippen berekenen. Een tijdstip tot op 5 minuten nauwkeurig omzetten van de analoge naar de digitale klok. Materiaal Analoge instructieklok (zie ook Leerkrachtassistent zwiso) Stoepkrijt Oefenkaarten (kopieerbundel de klok voor GO!) Per 2 leerlingen: klokdomino (kopieerbundel de klok voor GO!) Per leerling: eenzelfde pagina uit een tv-gids (eventueel kopieerbundel de klok voor GO!) en analoge klok Werkboek de klok voor GO! p. 4 en 5 Vooraf Schenk regelmatig aandacht aan de digitale klok die ingesteld is volgens het 24-urenstelsel. Laat de leerlingen tijdens het hoekenwerk oefenen met veterkaarten 4 en 5 (zie kopieerbundel de klok voor GO!) of met de oefenkaarten (... uur). Klassikaal kun je met flitskaarten (oefenkaarten) werken van digitale tijdstippen in de 12-uursindeling, waarbij de leerlingen het corresponderende uur in de 24-uursindeling opnoemen (en omgekeerd). Drijf het tempo op en kom tot automatisatie. Hoewel in de vorige lessen rond de 24-uursindeling enkel oefeningen rond het uur aan bod kwamen, zullen de leerlingen in de realiteit vaker geconfronteerd worden met tijdstippen die hiervan afwijken. Daarom is het belangrijk deze les niet te lang na de herhalingsles (les 5, blok 2) aan te bieden. Herhaal kort het gebruik van de analoge klok (tot op vijf minuten nauwkeurig) via oefenmomenten met de individuele klokjes en de klassikale instructieklok. Gebruik eventueel de oefenkaarten uit het tweede leerjaar. Instructie Doe-activiteit Herhaal kort: Hoeveel minuten gaan er in een uur? (60) Hoeveel keer kan een groepje van vijf minuten in een uur? (12 keer) Illustreer op de analoge klok. Vertel het verhaal van Cis en Jana. Je werkt hierbij met de klassikale analoge instructieklok of op de speelplaats. Met de klassikale analoge instructieklok Een leerling zet telkens het juiste tijdstip op de analoge klok. Laat een andere leerling de tijd aflezen en digitaal noteren naast de klok. Op de speelplaats Je tekent met stoepkrijt een grote analoge klok op de speelplaats en noteert er de uren en de ankerpunten 00, 15, 30 en 45 bij. Verdeel de klas in twee rijen (kleine wijzerrij - grote wijzerrij). De eerste twee leerlingen van iedere rij vormen telkens samen de stand van de wijzers van de tijdstippen die in het verhaal aan bod komen. Je vertelt het volgende verhaal: Cis en zijn mama hebben om elf uur afgesproken in het winkelcentrum met zijn vriendinnetje Jana uit het derde leerjaar, waar ze een cadeautje zullen kopen voor hun buurmeisje dat jarig is. Ze waren vijf minuten te vroeg. Van Jana was nog geen spoor te bekennen. Duur 50 minuten 6

Meten Leerjaar 3 - Blok 3 Hoe laat waren Cis en zijn mama in het winkelcentrum? (tien uur vijfenvijftig) Om elf uur tien is Jana er nog steeds niet. Mama belt haar op, maar krijgt geen gehoor. Hoelang wacht Cis al? (vijftien minuten) Hoeveel minuten is Jana te laat? (10 minuten) Twintig minuten later duikt Jana ineens op. Haar fiets had een lekke band en ze is helemaal te voet naar het centrum gekomen. Hoe laat is het dan? (elf uur dertig) Ze hebben nog dertig minuten voordat de winkel sluit voor de middagpauze. Hoe laat sluit de winkel? (twaalf uur) Het buurmeisje verwacht Cis en Jana om veertien uur vijfenveertig. De twee vrienden komen op het feestje aan om veertien uur vijfenvijftig. Zijn ze te vroeg of te laat? (te laat) Hoeveel minuten zijn ze te laat? (10 minuten) Vijftien minuten later trekken alle kinderen naar de tuin, waar een grappige clown hen opwacht voor een spetterend feestje. Hoe laat is het? (vijftien uur tien of drie uur tien in de namiddag) Om zestien uur gaat de clown naar huis en smullen de feestvierders van een heerlijk stukje taart. Hoe lang was de clown op het feestje aanwezig? (50 minuten) Voor Cis zit de pret er vijfentwintig minuten later op. Hij is van de trampoline gevallen en wordt naar de dokter gebracht. Hoe laat is het dan? (zestien uur vijfentwintig of vier uur vijfentwintig in de namiddag) Laat de leerlingen steeds sprongen van vijf (minuten) maken om de wijzerstand en/of de tijdsduur te bepalen. Schenk aandacht aan het gebruik van de ankerpunten. Dit maakt het lezen van de klok makkelijker. Geef elke leerling de pagina uit de tv-gids. Stel vragen over het begin- en einduur van enkele tv-programma s en laat hen de tijdsduur berekenen. Ze mogen hierbij de individuele analoge klokjes gebruiken. Daag hen ook uit om de tijdsduur tussen programma s die niet onmiddellijk op elkaar volgen te berekenen. De leerlingen die klaar zijn met de oefeningen in het werkboek spelen met z n tweeën klokdomino. Laat de leerlingen ook geregeld met de oefenkaarten werken. Tip Leg de klokdomino en de oefenkaarten in de rekenhoek. Verwerking Werkboek pagina 4 1. Hoe laat is het? Noteer digitaal. Vul de digitale klok in. Werkboek pagina 5 2. De dag van Senna. Vul de tijdstippen in. Vul de digitale klok in. 3. Rekentijd! Kijk naar de klokken. Bereken hoeveel tijd er is verstreken. Lees de rubriek Vooraf van les 19, blok 3. Voor de leerkracht: voor les 19, blok 3: zorg voor een chronometer (digitaal en analoog) en voor de materialen voor de opdrachten Binnen de minuut. Voor de leerlingen: voor les 19, blok 3: breng per twee een chronometer mee. Organisatie Zet de klassikale analoge instructieklok klaar of teken op de speelplaats met stoepkrijt een grote klok met de uren en de ankerpunten 00, 15, 30 en 45. Kopieer per 2 leerlingen de klokdomino. Kopieer voor elke leerling eenzelfde pagina uit een tv-gids. Kopieer de oefenkaarten, lamineer ze eventueel en verknip ze. Aan de ene kant van de oefenkaart staat de analoge klok, aan de andere klok staan de twee corresponderende digitale klokken. Leg ze in de rekenhoek. Taal Rekentaal Contexttaal halfuur wijzerklok s nachts digitale klok voormiddag (cijferklok) namiddag te vroeg s avonds te laat lekke band Observatie Welke leerlingen kunnen het uur zowel analoog als digitaal vlot lezen? Laat hen eventueel de andere leerlingen helpen. Verdieping Bij deze les sluiten verdiepingsoefeningen aan (zie kopieerbundel de klok voor GO!). 7

Leerjaar 3 - Blok 3 Les 19 Binnen de minuut Hoofddoel De analoge en de digitale klok lezen tot op 1 minuut nauwkeurig (24-uursindeling). Een tijdstip tot op 1 minuut nauwkeurig omzetten van de analoge naar de digitale klok. Nevendoel De functie van de secondewijzer verkennen. Ervaren dat een minuut 60 seconden telt. De tijdsduur tussen 2 tijdstippen bepalen. Materiaal Matz Analoge en digitale klok Wandplaat van een analoge klok waarop de minuten per vijf zijn aangeduid (00, 5, 10, 15, ) Oefenkaarten (kopieerbundel de klok voor GO!) Activiteit 1: 36 plastic bekers Activiteit 2: 5 buigzame rietjes, stuk steekschuim, ronde snoepjes en schaal Per 2 leerlingen: chronometer, afbeelding lege digitale klok (kopieerbundel de klok voor GO!) en digitale cijfers (kopieerbundel de klok voor GO!) Per leerling: analoge klok Werkboek de klok voor GO! p. 6 en 7 Duur 50 minuten Vooraf Herhaal regelmatig het lezen van de analoge klok tot op 5 minuten nauwkeurig binnen de 24-uursindeling. Vertel rekenverhalen. De leerlingen zetten telkens het tijdstip op hun analoge klok. Laat een leerling vooraan in de klas meewerken op de klassikale analoge instructieklok. Bijvoorbeeld: Zondagmiddag moest Matz de trein van één uur halen. Om 13 uur 10 was hij bij het station. Was Matz te vroeg of te laat? (te laat) Hoeveel minuten was hij te laat? (10 minuten) De volgende trein kwam om 13 uur 25. Hoelang moet Matz nog wachten? (15 minuten) Instructie Doe-activiteit 1. Tijdsduur 1 minuut ervaren Kijk samen naar de digitale klok en stel vast dat er na verloop van tijd een minuut bijkomt. Vraag de leerlingen om goed te kijken wat er in die tussentijd op de analoge klok gebeurt en laat de wijzers benoemen. Kom tot het begrip secondewijzer en laat vaststellen hoeveel keer deze tikt totdat hij helemaal rondgegaan is (en er een minuut voorbij is). Stel samen vast: 60 keer tikken = 60 seconden = 1 minuut. Laat de leerlingen verwoorden wat er met de grote wijzer gebeurt. Elk duo neemt een chronometer. Bespreek kort de werking. Start de chronometer en laat de leerlingen luidop meetellen. Stel samen vast dat je met de digitale timers de tijd kunt laten optellen of aftellen. Geef de leerlingen opdrachten waarvoor ze maar één minuut de tijd krijgen. Zo kunnen ze een minuut ervaren. Laat telkens een andere leerling de tijd meten met een digitale en een analoge chronometer (of gebruik een online countdown timer ). Heb je geen chronometers? Gebruik de timer op een gsm of mp3-speler. Enkele mogelijke opdrachten: Activiteit 1: stapelgek Als de minuut wordt ingezet, stapel je de bekers tot een piramide met acht beker op de onderste rij. Als de piramide compleet is, met één beker bovenop, twee daaronder,... moet je de bekers terugbrengen naar één stapel. Activiteit 2: snoepreisje Als de minuut ingaat, mag de speler alleen met behulp van zijn mond en het rietje een snoepje uit de schaal zuigen om dit naar een van de verticale rietjes te transporteren en hierop te laten balanceren. Als een snoepje valt, telt dit niet meer mee. De opdracht is geslaagd als er binnen 60 seconden op de vier verticale rietjes een snoepje ligt. De snoepjes moeten drie seconden blijven liggen. Tip Bekijk samen een fragment van het tvprogramma Binnen de Minuut op YouTube. De programmamakers hebben auditieopdrachten online gezet. Je vindt hier zeker enkele haalbare opdrachten. 2. De analoge klok lezen tot op 1 minuut nauwkeurig Vertel de leerlingen dat ze vandaag de analoge klok tot op een minuut nauwkeurig leren lezen. Geef elke leerling een analoge klok en hang op het bord de wandplaat met de klok waarop de minuten per vijf staan. Vraag hen hoe ze de minuten kunnen aflezen op de klok. Ze weten al dat de grote streepjes de groepjes van vijf minuten aangeven. Waarschijnlijk zullen de meeste leerlingen de link al wel gelegd hebben naar de onderverdeling in kleine streepjes/bolletjes. Bespreek dat elk klein streepje/bolletje een minuut aangeeft. Vertel het volgende verhaal van Matz. De leerlingen zetten telkens het tijdstip op hun analoge klok. Laat een leerling vooraan in de klas meewerken op de klassikale analoge klok. Gisterenmorgen wilde ik een eitje koken. Het was precies acht uur toen het water begon te koken en ik het eitje erin legde. Ik liet het eitje zes minuten koken. Hoe laat nam Matz het eitje uit het water? (zes sprongen verder of zes minuten over acht of acht uur zes) Na het eten van het eitje was het al 18 minuten over acht uur of 18 over 8 of 8 uur 18. 8

Meten Leerjaar 3 - Blok 3 Controleer en bespreek hoe de leerlingen de minuten hebben geteld: eerst naar het ankerpunt 15 en dan drie sprongen verder? Naar ankerpunt 20 en twee sprongen terug? Of per minuut? Om acht uur tweeëndertig spurtte ik de deur uit. Controleer en bespreek opnieuw. Wie heeft twee sprongen verder geteld van 8 uur 30? 3. Tijd omzetten van analoog naar digitaal Geef elk duo de afbeelding van de digitale legklok en de digitale cijfers. Zet telkens de wijzers op de klassikale instructieklok. Elk duo legt dit tijdstip op hun digitale legklok. Controleer en laat nadien een leerling de tijd aflezen. Let op: Gebruik je een analoge klok op je smartboard, gekoppeld aan de bijbehorende digitale klok? Schakel deze digitale klok dan uit! Schenk ook aandacht aan de digitale notatie in de 24-uursindeling! Hoe laat vertrekt de bus? (9:53 / 21:53) Wanneer is het radionieuws afgelopen? (12:07) Ik krijg om 20:00 telefoon. Hoe laat leg ik af? (20:26) Hoe laat komt de juf thuis na school? (16:13) Tot wanneer mag je in de winkel binnen? (18:52) Tip Leg de oefenkaarten in de rekenhoek. Geef de leerlingen geregeld tijd om er mee aan de slag te gaan! Welke leerlingen kunnen al vlot kloklezen zonder ankerpunten? Schakel hen in om leerlingen die moeilijkheden ondervinden te ondersteunen. Zet hen samen tijdens het hoekenwerk. Verwerking Werkboek pagina 6 1. Hoe laat is het? Verbind. Kijk naar de analoge klok en verbind met de juiste digitale klok. 2. Hoe laat is het? Noteer digitaal op twee manieren. Kijk naar de analoge klok en vul de digitale klokken in. Werkboek pagina 7 3. Hoe laat is het? Noteer digitaal. Kijk naar de analoge klok en vul de digitale klok in. Hoe laat is het... minuten vroeger of later? Vul de digitale klok in. Je mag het tijdstip eerst op je analoge klokje zetten. 4. Rekentijd. Noteer digitaal. Vul in. Vul de digitale klokken voor elk station in en beantwoord dan de vragen. Observatie Welke leerlingen kunnen het uur zowel analoog als digitaal vlot lezen? Laat ze eventueel de andere leerlingen helpen. - /+ Differentiatie Makkelijker Hebben sommige leerlingen het nog moeilijk met de structuur van 5 minuten? Kleef dan op hun klokje kleine stickertjes waarop je de minuten noteert (5-10 - 15-20,...). Hebben sommige leerlingen het nog moeilijk met de positie van de minuten op de digitale klok? Geef het vak van de minuten op de digitale legklok een kleur. Kopieer de getallen voor de minuten eventueel ook in diezelfde kleur. Organisatie Zet de materialen voor de spelopdrachten klaar: - Activiteit 1: zet op een tafel 36 plastic bekers klaar. - Activiteit 2: steek 4 buigzame rietjes verticaal in een stuk steekschuim en zet dit op een tafel. Plaats op een afstand van 2 meter een tweede tafel. Zet daarop een schaal met ronde snoepjes en 1 buigzaam rietje. Leg de wandplaat met een klok waarop de minuten per vijf staan klaar. Kopieer per 2 leerlingen de afbeelding van de digitale legklok. Kopieer per 2 leerlingen 4 maal de digitale cijfers en verknip ze. Kopieer de oefenkaarten enkele keren en leg ze in de rekenhoek. Taal Rekentaal Contexttaal halfuur wijzerklok 1 minuut digitale klok s nachts (cijferklok) voormiddag te vroeg namiddag te laat s avonds piramide tijdstip overbrengen seconde later secondewijzer eerder Verdieping Houd de afbeeldingen van de digitale legklokken en de kaartjes met de digitale cijfers bij. Je hebt ze nog nodig in een volgende les. Voor de leerkracht: lees de rubriek Vooraf van les 13, blok 4. Voor de leerlingen: voor les 13, blok 4: breng kassabonnen mee, programmagidsen, parkingtickets,... Bij deze les sluiten verdiepingsoefeningen aan (zie kopieerbundel de klok voor GO!). 9

Leerjaar 3 - Blok 4 Les 13 Duurt het nog lang? Hoofddoel De analoge en digitale klok lezen tot op 1 minuut nauwkeurig (24-uursindeling). Een tijdstip tot op 1 minuut nauwkeurig omzetten van de analoge naar de digitale klok. Tijdsduur berekenen in minuten. Materiaal Matz Instructieklok (analoog en digitaal) (zie ook Leerkrachtassistent zwiso) Per 2 leerlingen: programmaboekjes, kassabonnen, parkingtickets,... (zie voortaak) Per leerling: analoge klok, afbeelding digitale legklok (kopieerbundel de klok voor GO!), digitale cijfers (kopieerbundel de klok voor GO!) en markeerstift Per leerling: Ik doe mee! - blad (kopieerbundel de klok voor GO!) (eventueel) Werkboek de klok voor GO! p. 8 en 9 Vooraf Laat de leerlingen regelmatig oefenen met de oefenkaarten. Laat dagelijks herhaaldelijk de tijd aflezen. Schakel eventueel de digitale klok uit om het oefenen van de analoge klok tot op de minuut nauwkeurig te bevorderen. Instructie Doe-activiteit 1. Herhaling analoge klok tot op 1 minuut nauwkeurig Elk duo neemt zijn meegebrachte programmaboekjes, kassabonnen, parkingtickets,... Ze markeren enkele tijdstippen op deze materialen. Ze nemen elk hun analoog klokje en zetten er telkens het tijdstip op. Werk aan het bord met de analoge instructieklok. Geef elk duo de afbeelding van de digitale legklok en de bijbehorende digitale cijfers. Zet de volgende tijdstippen op de instructieklok. De leerlingen leggen het tijdstip op hun legklok: 7:10 / 19:10 11:25 / 23:25 3:45 / 15:45 8:20 / 20:20 Bespreek telkens de twee mogelijkheden binnen de 24-uursindeling. Laat eventueel ook de volgende tijdstippen leggen. 6:53 / 18:53 1:27 / 13:27 9:38 / 21:38 4:44 / 16:44 12:09 / 00:09 2:17 / 14:17 2. Tijdsduur berekenen: begin- en eindtijd zijn gegeven Vertel: Matz staat altijd op om 8 uur 30. Elk duo neemt een analoge klok en een digitale legklok. De ene leerling zet de wijzers van de analoge klok juist, de andere leerling legt de digitale cijfers op de afbeelding van de digitale klok. Laat een leerling het tijdstip op de analoge instructieklok aangeven. Hij noteert de digitale tijd eronder. Hij vertrekt naar school om 8 uur 54. De leerlingen zetten ook dit tijdstip op hun digitale legklok en op een analoge oefenklok. Hoeveel tijd heeft Matz om zich klaar te maken? Laat de leerlingen voorstellen doen over de manier waarop ze de tijdsduur zullen berekenen (tellen per 5 tot 8 uur 50 en dan de minuten tellen of 15 minuten tussen de ankerpunten 30 en 45 + 5 minuten tot 50 + 4 minuten tot 54 of...) en bespreek. Duur 50 minuten 10

Meten Leerjaar 3 - Blok 4 Tel samen met de leerlingen de minuten per vijf vanaf 8 uur 30 tot 8 uur 54: tot 8 uur 45 is al 15 minuten, 20, 24 minuten tot 8 uur 54. Matz heeft 24 minuten tijd om zich klaar te maken. Vertel de leerlingen hoe laat je zelf opstaat en wanneer je naar school vertrekt. Zorg ervoor dat in jouw situatie over het uur heen wordt geteld. Bijvoorbeeld: Ik sta elke morgen op om 6 uur 50 en vertrek om 7 uur 38 naar school. De duo s zetten ook nu weer de tijdstippen op de analoge klok én op de digitale legklok. Hoeveel tijd heb ik om me klaar te maken? Laat de leerlingen opnieuw voorstellen doen en kom tot de verwoording: Tot 7 uur duurt 10 minuten, tot 7 uur 30 nog eens 30 minuten. Samen 40 minuten. 8 minuten later vertrek ik. Dan heb ik er 48 minuten over gedaan. Stel ook vragen als: Hoeveel minuten tot de speeltijd? (als het nog minder dan een uur duurt) Hoeveel minuten van thuis naar de school? Hoe lang geparkeerd? (gebruik hiervoor de parkingtickets) De leerlingen werken steeds in duo s, zowel met de digitale als met de analoge klok. De leerlingen maken de oefeningen in het werkboek zelfstandig. Zijn er leerlingen die het moeilijk hebben met het aflezen van de klok Observatie Welke leerlingen hebben moeilijkheden bij het berekenen van de tijdsduur? tot op 1 minuut nauwkeurig? Maak dan samen met hen het Ik doe mee! -blad vooraleer ze aan de slag gaan in het werkboek. Verwerking Werkboek pagina 8 1. Noteer digitaal. Lees de analoge klok. Noteer het tijdstip digitaal in de 24-uursindeling. 2. Hoe laat is het? Noteer digitaal. Hoe lang duurt het? Vul in. Lees beide klokken. Vul de digitale klok in. Hoeveel tijd zit ertussen? Je mag je oefenklokje gebruiken. Werkboek pagina 9 3. Hoe laat is het minuten later? Vul in. Noteer de tijd digitaal. Bereken de tijd... minuten later en vul de digitale klok in. 4. Rekentijd! Reken uit hoe lang de activiteiten duren. Je mag je oefenklok gebruiken. - /+ Differentiatie Makkelijker Zijn er leerlingen die het moeilijk hebben met de structuur van 5 minuten? Kleef op de klokjes van deze leerlingen stickertjes waarop je de ankerpunten 00, 5, 10, 15,... schrijft. Leerlingen die het moeilijk hebben met het aflezen van de klok tot op 1 minuut nauwkeurig, maken in de verwerkingsfase het Ik doe mee! -blad. Organisatie Zet op de analoge instructieklok de ankerpunten 00, 15, 30 en 45. Leg de bladen klaar met de afbeelding van de digitale legklok en de kaartjes met de digitale cijfers. Je gebruikte die ook al in les 19 van blok 3. Kopieer het Ik doe mee! - blad voor de leerlingen die het moeilijk hebben met het omzetten van een tijdstip op de analoge klok naar een tijdstip op de digitale klok. Zij maken dit onder jouw begeleiding tijdens de verwerking. Taal Rekentaal Contexttaal s nachts wijzerklok voormiddag digitale klok namiddag (cijferklok) s avonds tijdstip tijdsduur Voor de leerlingen: voor les 12, blok 5: noteer het tijdstip dat je opstaat en hoe laat je naar school vertrekt. Breng ook een per maand ingedeelde jaarkalender (van dit jaar!) mee. Voor de leerkracht: voor les 12, blok 5: voorzie zelf ook een jaar kalender die ingedeeld is per maand. Verdieping Bij deze les sluiten verdiepingsoefeningen aan (zie kopieerbundel de klok voor GO!). 11

Leerjaar 3 - Blok 5 Les 12 Duurt het nog lang? Hoofddoel De analoge en digitale klok tot op 1 minuut nauwkeurig lezen. Een tijdstip tot op 1 minuut nauwkeurig omzetten van de analoge klok naar de digitale klok en omgekeerd. Tijdsduur berekenen in minuten. Tijdsduur in dagen/maanden berekenen op een kalender. Materiaal Matz Instructieklok (analoog en digitaal) (zie ook Leerkrachtassistent zwiso) Kookboek Enkele kalenders Per leerling: een jaarkalender ingedeeld per maand, digitale legklok (kopieerbundel de klok voor GO!), digitale cijfers (kopieerbundel de klok voor GO!), analoge klok en kleurpotloden Werkboek de klok voor GO! p. 10 en 11 Duur 50 minuten Instructie Doe-activiteit 1. Dagen van de week Geef het tellen van dagen altijd aan in concrete situaties. 'Matz laat een boek van de bibliotheek zien. Hij mag het boek nog vijf dagen lenen.' Op welke dag moet Matz het boek terugbrengen? Stel vragen als: Welke dag is het vandaag? Datum? Hoeveel dagen in een week? Welke dag is het morgen, was het gisteren,...? Hoeveel dagen tussen maandag en woensdag? Hoe lang nog tot woensdag? Vergelijk met het aantal keer slapen. 'Papa is thuis van maandag tot en met donderdag.' Hoeveel dagen? (4) Tel samen op de kalender vijf dagen verder. Het is dan Noteer ook de datum. Stel zo nog enkele vragen. Hoeveel keer slapen nog tot het weekend begint? Volgende week afspraak bij de tandarts op Hoeveel keer slapen nog? Nog vier keer slapen en dan is opa jarig. Welke dag? Datum? 2. Een kalender hanteren De leerlingen nemen hun per maand ingedeelde jaarkalender. Wie is er deze maand jarig? Op welke dag? Misschien hangt er al een verjaardagskalender in de klas. Laat de jarige leerlingen naar voren komen. Laat ze de datum van hun verjaardag zeggen; de leerlingen zoeken wie er op een maandag, dinsdag, jarig is. Over precies twee weken is het Hoeveel maandagen in de maand? Dinsdagen? Is dat elke maand zo? Duurt elke maand even lang? Telt elke maand evenveel dagen? Wie is er volgende maand jarig? Welke maand is dat? Noem de maanden van het jaar. In welk seizoen zijn we? Wat zijn de seizoenen? 3. Herhaling: analoge klok en digitale klok tot op 1 minuut nauwkeurig De leerlingen werken met z n tweeën. De ene leerling neemt een analoge klok, de andere leerling neemt de papieren digitale legklok met bijbehorende cijfers. Laat enkele tijdstippen zetten (8 uur en 10 minuten; 11 uur 35; 15 uur 45; 8 uur 20; 16 uur 45). Laat vergelijken en verwoorden. Wissel van klok na enkele oefeningen. Stel vragen als: Op de digitale klok staat 06:54. Hoe staan dan de wijzers op je klokje? Welk uur is voorbij? (6 uur) Hoeveel minuten over 6 is het? (54 minuten) Demonstreer door de wijzers op de analoge klok op 6 uur te zetten en door al tellend te draaien: 30, 35, 40, 45, 50, 51, 52, 53, 54. Zien de leerlingen dat de digitale klok steeds verwijst naar het uur dat voorbij is? Bord 07 : 50 D 08 : 00 D 08 : 15 10 minuten + 15 minuten tijdsduur: 25 minuten 12

Meten Leerjaar 3 - Blok 5 4. Tijdsduur berekenen: begin- en eindtijd zijn gegeven Laat de leerlingen hun analoge en/of digitale klok op het tijdstip 7 uur 30 zetten. 'Matz staat altijd om half acht op. Hij vertrekt naar school om 7 uur 55.' Hoeveel minuten heeft hij om zich klaar te maken? Teken twee klokken: op klok 1 is het 7 uur 30 en op klok 2 is het 7 uur 55. Laat goed verwoorden: eerst is het 7 uur 30, later is het 7 uur 55. Laat de leerlingen voorstellen doen hoe ze de tijdsduur berekenen (tellen per 5, per 10, per 15, ) en bespreek ze. Tel samen met de leerlingen de minuten per 5 vanaf 7 uur 30 tot 7 uur 55: tot 7 uur 45 is al 15 minuten, 20, 25 minuten tot 7 uur 55. Het duurt 25 minuten om zich klaar te maken. Laat nu enkele leerlingen zeggen wanneer ze opstaan en naar school vertrekken (zie voortaak). Telkens zet de linkerbuur het tijdstip dat het eerst komt (opstaan) en de rechterbuur zet het tijdstip dat later komt (naar school gaan). Je kunt de leerlingen afwisselend met een analoge klok en een digitale klok laten werken. Hoe lang duurt het om zich klaar te maken? Wordt er over het uur heen geteld? Bespreek dit eerst samen met de leerlingen. Voorbeeld: 'Karim staat op om 7 uur 50. Hij vertrekt om 8 uur 15.' Hoe laat staat Karim op? Zet de klok. Hoe laat vertrekt Karim? Zet de andere klok. Laat de leerlingen opnieuw voorstellen doen en kom tot de verwoording: tot acht uur duurt tien minuten, tot 8 uur 15 is nog eens 15 minuten. Samen 25 minuten. Noteer ook op het bord (zie bordschema). Karim had 25 minuten nodig om zich klaar te maken. 5. Eindtijd zoeken: begintijd en tijdsduur zijn gegeven Wie heeft mama al eens geholpen met het bakken van een taart of cake? Hoe weet je hoelang de taart in de oven moet staan? Je kunt de baktijd lezen in het kookboek. Laat enkele leerlingen een baktijd zoeken in een kookboek: de baktijd is 35 minuten. Het is nu uur. Over 35 minuten is de taart klaar. Hoe laat is het dan? De leerlingen bespreken met z n tweeën en zetten hun klokjes. Controleer. Maak zo nog enkele oefeningen. Verwerking Werkboek pagina 10 1. Vul de maandkalender in. Kleur deze week. Omcirkel vandaag. Lees de zinnen en vul in. Neem je kalender. Zoek deze maand en vul de maandkalender in. Bespreek de verschillende manieren om een datum te noteren. Werkboek pagina 11 2. Hoe lang duurt het? Vul in. Lees beide klokken. Hoeveel tijd zit ertussen? Je mag je klokje gebruiken. 3. Hoe laat is het minuten later? Vul in. 4. Hoe lang duurt het? Vul in. Je mag een klok gebruiken. Taal Rekentaal Contexttaal voor/na de digitale klok middag vandaag, (eer)gisteren, (over)morgen, volgende week maanden seizoenen tijdsduur Voor de leerkracht: lees de rubriek Vooraf van extra les 1, blok 6. Stel ook vragen als: Hoeveel minuten tot de speeltijd? (Als het nog minder dan een uur duurt.) Hoeveel minuten van thuis tot de school? 08:10 08:25 Hoe lang duurt het programma? 18:20 18:50 Hoe lang geparkeerd? 10:35 11:10 Observatie Welke leerlingen vinden de tijdsduur berekenen moeilijk? 13

Leerjaar 3 - Blok 6 Extra les 1 Voor en over? Hoofddoel De analoge klok lezen tot op 5 minuten nauwkeurig ( over/voor). Materiaal Analoge instructieklok (zie ook Leerkrachtassistent zwiso) 2 wandplaten: op elke wandplaat een analoge klok Klokdomino (kopieerbundel de klok voor GO!), veterspelen (kopieerbundel de klok voor GO!) en oefenkaarten (kopieerbundel de klok voor GO!) Per leerling: analoge klok Werkboek de klok voor GO! p. 12 en 13 Duur 50 minuten Vooraf Laat de leerlingen regelmatig oefenen met de oefenkaarten met tijdstippen tot op een minuut nauwkeurig. Instructie Doe-activiteit Vertel dat we vandaag de klok leren lezen zoals volwassenen dat doen. 1. Terugblik Wat duidt de grote wijzer aan? (aantal minuten) Wat duidt de kleine wijzer aan? (aantal uren) Stel de analoge instructieklok achtereenvolgens in op 3:00, 3:10, 3:20, 3:40, 3:50 en 4:00. Laat bij elke sprong de tijd verwoorden (drie uur, drie uur en tien, drie uur twintig,...). 2. De zone over en voor het uur Stel de analoge instructieklok in op drie uur en vijf minuten. Maak voor de grote wijzer de zone over en voor het uur op de analoge klok op de wandplaat aanschouwelijk met kleurvlakken. Voor de kleine wijzer geef je dit aan met hulplijnen (zie bordschema). De leerlingen doen mee met hun instructieklokje. Manoeuvreer de grote wijzer in de groene zone. Vraag telkens: Staat de kleine wijzer dichter bij 3 of bij 4 uur? (dichter bij 3 uur) Manoeuvreer de grote wijzer vervolgens voorbij het kantelpunt (het half uur) in de rode zone. Vraag telkens: Staat de kleine wijzer nu dichter bij 3 of bij 4 uur? (dichter bij 4 uur). We gaan de tijd leren verwoorden door te zeggen hoeveel minuten het over het voorbije uur is of voor het uur dat komt. 3. De verwoording over het uur aanbrengen Stel de analoge instructieklok in op precies drie uur en vijf minuten. Verwijs naar de groene (over) en rode zone (voor) op de wandplaat. Is het vroeger of later dan 3 uur? (later) Is het voor of over 3 uur? (over) Hoeveel minuten is het over drie uur? (vijf minuten) Hoe kunnen we dat nog zeggen? (vijf minuten over drie of kortweg vijf over drie) Schrijf het cijfer 5 in het groen naast de 1 op de wijzerplaat (buitenkant) van de analoge klok op de tweede wandplaat en zeg: Dit is niets nieuws! We kennen dit al: Vijf minuten over drie is hetzelfde als drie uur en vijf minuten. Het is gewoon anders gezegd. Stel de instructieklok achtereenvolgens in op 3 uur 10, 3 uur 15, 3 uur 20 en 3 uur 25. Doorloop bij elke sprong bovenstaande stappen. Bord 5 00 5 10 10 voor over Dichter bij 3 (uur dat voorbij is) 15 voor over 15 Dichter bij 4 (uur dat komt) 20 20 25 30 25 14

Meten Leerjaar 3 - Blok 6 Zijn er leerlingen die 15 over 3 lezen als kwart over drie? Vertel de leerlingen dat dit ook correct is en dat het lezen van de tijd als kwart voor en kwart over later nog aan bod komt. 4. De verwoording voor het uur aanbrengen Stel de instructieklok in op 3 uur 55. Hoe laat is het? (3 uur 55) Is het al 4 uur? (neen) Is het vroeger of later dan 4 uur? (vroeger) Is het voor of over 4 uur? (voor) Hoeveel minuten is het voor vier uur? (vijf minuten) Hoe kunnen we dat nog zeggen? (vijf minuten voor vier of kortweg vijf voor vier) Schrijf in het rood het cijfer 5 naast de 11 op de wijzerplaat (buitenkant) en zeg: Dit is nieuw! In plaats van te zeggen hoeveel minuten het over drie uur is (uur dat voorbij is), kunnen we ook zeggen hoeveel minuten het voor vier uur is (uur dat komt). Stel de klok in op 3 uur 50. Is het voor of over 4 uur? (voor) Hoeveel minuten is het voor vier uur? (tien minuten) Tel tien minuten terug door twee sprongen van vijf minuten te maken. Hoe kunnen we dat nog zeggen? (tien minuten voor vier of kortweg tien voor vier) Schrijf in het rood 10 naast de 10 op de wijzerplaat (buitenkant). Stel de instructieklok achtereenvolgens in op 3 uur 45 en 3 uur 40. Doorloop bij elke sprong bovenstaande stappen. Stel de klok vervolgens in op 3 uur 35 en denk hardop na: De grote wijzer staat in de rode (voor) zone. Hij staat dus dichter bij vier dan bij drie uur. Ik moet dus zeggen hoeveel minuten het voor vier uur is. Maar hoeveel minuten is het voor vier uur? Hoe kom ik dat te weten? Ik ga terug tellen! 5 voor vier, 10 voor vier... 25 voor vier! Ik schrijf 25 naast de 7 op de wijzerplaat. Pfff... dat is wel omslachtig. Als ik dat telkens zo moet doen. Kan dat niet sneller? (Tip: valt er niets op als je naar de groene en de rode getallen kijkt?) (Dezelfde getallen staan tegenover elkaar, als in spiegelbeeld,...). Leg uit: Dezelfde getallen staan tegenover elkaar. Elk groen getal heeft een tweeling aan de overkant. Dus als je de groene getallen kent (en die kennen we al!), dan kun je makkelijk de rode getallen vinden. Illustreer dit door de getallen op de analoge klok op de tweede wandplaat met een lijn te verbinden (zie bordschema). Zijn er leerlingen die zich afvragen hoe ze 3 uur 30 moeten lezen? Ga er even op in. Stel de instructieklok precies in op 3 uur 30. Is de kleine wijzer dichter bij 3 of bij 4 uur? (even dicht) Moeten we dan zeggen 30 over 3 of 30 voor 4? Wie denkt 30 over 3? Wie denkt 30 voor 4? Organisatie Kopieer de klokdomino en de veterspelen enkele keren. Leg ze in de rekenhoek. Ook de oefenkaarten uit de vorige lessen kun je gebruiken. Maak 2 wandplaten met op elke wandplaat een analoge klok. Je vult deze tijdens de doe-activiteit aan (zie bordschema). Taal Rekentaal vroeger/later voor/na x minuten voor x x minuten over x x voor x x over x half x Voor de leerkracht: lees de rubriek Vooraf van extra les 2, blok 6. 15

Leerjaar 3 - Blok 6 Extra les 1 Voor en over? Laat de leerlingen een standpunt innemen. Leg uit: Het is geen van beide. Omdat we geen ruzie willen tussen voor en over zeggen we half vier. We zeggen dat zo omdat de wijzers halfweg zijn richting vier uur. Kijk maar, de kleine wijzer is precies halfweg (tussen drie en vier uur), en ook de grote wijzer is precies halfweg. We zeggen niet drie uur en een half (wat trouwens wel logisch zou zijn), maar we zeggen half vier. Dat is een afspraak. Info voor de leerkracht: In de klas spreken we correct Nederlands en zeggen we vijf over drie en niet vijf na drie zoals dat in de volksmond gebruikelijk is. Dat betekent echter niet dat we het gebruik van na willen afstraffen bij de leerlingen. Het is immers geen onlogische woordkeuze; het is een tijdsbegrip. Over is een ruimtebegrip en hoewel het voor veel kinderen (en ook volwassenen) onnatuurlijk aanvoelt, is het nog steeds correct Nederlands. Tip Verwerking Werkboek pagina 12 1. Hoe laat is het? Kruis aan. Hoe laat is het op de klok? Kruis de juiste oplossing aan tussen de verschillende keuzemogelijkheden. 2. Zoek de juiste klok. Kruis aan. Kruis de juiste oplossing aan tussen de verschillende keuzemogelijkheden. Werkboek pagina 13 3. Rangschik van vroeg naar laat. Kijk naar het voorbeeld. 4. Vul in. Reflectie Bespreek het verloop van de verwerking. Vraag wat makkelijk ging en wat moeilijk. Waarom ging het net goed of net minder goed? Laat de leerlingen geregeld oefenen met de klokdomino, de veterspelen en de oefenkaarten. 16

(vervolg) Meten Leerjaar 3 - Blok 6 Observatie Observeer bij welke leerlingen de ankerpunten (00, 15, 30 en 45) nog onvoldoende gekend zijn en/of bij wie het werken vanuit deze ankers nog onvoldoende geautomatiseerd is. - /+ Differentiatie Makkelijker: geef de leerlingen alle ankerpunten als houvast (5 over t.e.m. 25 over en 5 voor t.e.m. 25 voor). Moeilijker: de leerlingen lezen meteen alle uren met voor en over, zonder dat ze de ankerpunten lezen. Verdieping Bij deze les sluiten verdiepingsoefeningen aan (zie kopieerbundel de klok voor GO!) 17

Leerjaar 3 - Blok 6 Extra les 2 Voor en over? Hoofddoel De analoge klok lezen tot op 5 minuten nauwkeurig ( over/voor). Materiaal Analoge instructieklok (zie ook Leerkrachtassistent zwiso) 2 wandplaten met analoge klokken (zie extra les 1) Werkboek de klok voor GO! p. 14 en 15 Duur 50 minuten Vooraf Maak er een goede gewoonte van om leerlingen af en toe de relatieve tijdsuitdrukking (bijvoorbeeld tien voor vier) op de analoge klok te laten verwoorden. Naast dit occasioneel oefenen is er natuurlijk ook het systematisch inoefenen. Denk daarbij aan oefeningen via hoeken- en contractwerk. Je kunt hiervoor de veterspelen en de klokdomino inzetten. Instructie Doe-activiteit In deze tweede extra les herhaal je het lezen van de klok als voor/over. Dit werd aangebracht in extra les 1. Laat niet te veel tijd tussen deze lessen. 1. Terugblik Stel de analoge instructieklok in op precies 3 uur en 5 minuten. Verwijs naar de wandplaat met de analoge klok met de groene (over) en rode (voor) zone. Welk uur is voorbij? (3 uur) Welk uur gaat komen? (4 uur) Hoe verwoorden we de tijd als de grote wijzer in de groene zone staat? ( minuten over het uur) Hoe verwoorden we de tijd als de grote wijzer in de rode zone staat? ( minuten voor het uur) 2. Over het uur De analoge instructieklok is nog steeds ingesteld op precies 3:05. Is het voor of over 3 uur? (over) Hoeveel minuten is het over 3 uur? (5 minuten) Hoe kunnen we dat nog zeggen? (vijf minuten over drie of kortweg vijf over drie) Schrijf het cijfer 5 in het groen naast de 1 op de wijzerplaat (buitenkant) (zie ook bordschema). Stel de analoge instructieklok achtereenvolgens in op 3:10, 3:15, 3:20 en 3:25. De leerlingen verwoorden telkens de tijd. Schrijf ook telkens het aantal minuten aan de buitenkant van de wijzerplaat (zie bordschema). 3. Voor het uur Stel de analoge instructieklok in op 3 uur 55. Is het voor of over 4 uur? (voor) Hoeveel minuten is het voor vier uur? (5 minuten) Hoe kunnen we dat nog zeggen? (vijf minuten voor vier of kortweg vijf voor vier) Schrijf in het rood het cijfer 5 naast de 11 op de wijzerplaat (zie bordschema). Stel de klok in op 3 uur 50 en tel hardop 10 minuten terug door 2 sprongen van 5 minuten te maken. Verwoord daarbij de tijd (vijf voor vier, tien voor vier). Schrijf in het rood 10 naast de 10 op de wijzerplaat (zie bordschema). Bord 5 00 5 10 10 15 voor over 15 20 20 25 30 25 18