Gepast betalen. De diffusie van efactureren in Nederland. Center for e-government Studies Universiteit Twente



Vergelijkbare documenten
Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

ONTWERPER IN UITVOERING Kansen voor middelgrote architectenbureaus in de rol van bouwend architect

Rapportage. Peiling onder mkb ers en zzp ers. 20 april 2017

Voordelen van elektronische facturatie en inrichtings-mogelijkheden. Jeroen A. Prins - juni 2008

Evaluatie van de Digitale Werkplaats

Elektronisch factureren

Hieronder staan de meest gestelde vragen in het kader van de UBL Ketentest:

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Complexiteit Elektronisch factureren is geen moeilijke exercitie. De essentie is dat bij elektronisch factureren de factuurstroom

Rapportage Onderzoek betaaltermijnen en betaalgedrag MKB Uitgevoerd door Direct Research In opdracht van Betaalme.

Behavioral Targeting Klantspecifieke aanbiedingen op het juiste moment

Plan van aanpak om te komen tot best-practic e-factureren via of webservices.

Duurzame inzetbaarheid in de HR praktijk Onderzoeksrapport 2012

Innovatie van dienstverlening via Loket. Reden voor gebruik en gebruikerstevredenheid.

Wat zijn de drijfveren van de Nederlandse ondernemer? Een onderzoek naar de vooren nadelen van ondernemen

Nieuwe tijden, nieuwe collectieve pensioenen

Hoe ouder, hoe trouwer Switchen & behouden in de 50-plusmarkt

FINANCIERINGSBAROMETER

FINANCIERINGSBAROMETER

Impact Cloud computing

Rapport Sales 360. Test Kandidaat

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

MKB ICT-onderzoek 2009

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Inkoopgedrag van het MKB in geliberaliseerde markten

Marktonderzoek naar de markt van personeelsplanningssystemen, tijdregistratiesystemen en urenverantwoordingssystemen.

ONDERZOEKSRAPPORT CONTENT MARKETING EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN HET MKB IN REGIO TWENTE AAN HET TOEPASSEN VAN CONTENT MARKETING

Werkbelevingsonderzoek 2013

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.

AWARD 2013 : PROCEDURE & CASE FORMAT

Behoeftes rijksambtenaren in kaart Flitspanelonderzoek oktober Een uitgave in het kader van het strategisch personeelsbeleid Rijk

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting afstudeeronderzoek

Terugkoppeling testen egeo internetpanel

De invloed van Vertrouwen, Relatietevredenheid en Commitment op Customer retention

Verzekerden bezuinigen op hun zorgverzekering, het aantal overstappers neemt nog steeds toe. Margreet Reitsma-van Rooijen en Anne Brabers

18 december Social Media Onderzoek. MKB Nederland

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Huiswerk, het huis uit!

PUBLIC RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 10 juni 2009 (25.08) (OR. en) 10791/09 Interinstitutioneel dossier: 2009/0009 (C S) LIMITE FISC 84

AFM Consumentenmonitor Q Kredietwaarschuwingszin

Stand van zaken op de energiemarkt

Samenvatting onderzoek Regeldruk van leraren in het basisonderwijs: Aspecten, Oorzaken en Oplossingen

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Betalen in het eurogebied: nog niet alle wensen vervuld

Innovatie, ontwikkelingen en samenwerking. Een blik op het micro-mkb op basis van de Innovatief Personeelsbeleid-vragenlijst.

MKB-ondernemers met oog voor de toekomst

Vrouwen doen boodschappen, mannen aankopen Gezinspraak tijdens aankoopprocessen in families, maar rolpatronen traditioneel

OVERHEID = OVERHEID 2.0 SOCIAL MEDIA VANUIT HET PERSPECTIEF VAN DE BURGER

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan

Impact Cloud computing

WHITEPAPER HEALTH 51% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN GEZONDHEIDS PRODUCTEN

Zuinige Superinnovatoren. Deelrapport Noord-Nederlandse Innovatiemonitor. Prof.Dr. Dries Faems

FinQ Monitor van financieel bewustzijn en financiële vaardigheden van Nederlanders. Auteurs Jorn Lingsma Lisa Jager

Onderzoeksrapport Efficiency assurantietussenpersonen

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Leiderschap in Turbulente Tijden

Rapport. Eigen regie en zelfredzaamheid ; een enquête onder senioren

ENERGIE ENQUÊTE VOORJAAR 2012

7x Managers in de cloud

Consumentenbond Onderzoek Financiële Toezichthouders

PERSONAL CARE WHITEPAPER JONGERE VROUWEN STAAN MEER OPEN VOOR HET PROBEREN VAN NIEUWE PRODUCTEN 55% VAN NEDERLANDERS

Rapportage. Keurmerk Klantgericht Verzekeren

WERK IN BALANS Korte verkenning van de behoefte aan, gevolgen en adoptie van flexibel werken

Wat motiveert u in uw werk?

Nulmeting Friese circulaire economie. Prof. Gjalt de Jong

AFM Consumentenmonitor najaar 2014 Beleggers

Onderzoeksrapport Randstad WerkMonitor 2016 kwartaal 2 Houding ten aanzien van jonge en oudere werkenden, competenties en tijdelijk werk

Rapportage resultaten enquête project derdengelden

Rapportage Ervaringsonderzoek WOT's

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Afvalenquête gemeente Elburg en gemeente Oldebroek Analyse van de gegevens

Alleen-Pinnen-Monitor

Duurzaamheidk. Duurzaamheid wordt de norm voor consumenten. Duurzaamheidkompas meting #15 oktober 2015

Nationale monitor Social media in de Interne Communicatie

Onderzoek burgerinitiatief. Tevredenheid van indieners

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016

Openingstijden Stadswinkels 2008

De toekomst van handelsmissies

Profiteren van E-factureren Show me the money

Hoe je zorgt voor veranderbereidheid bij medewerkers

OCAI. veelgestelde vragen

E-resultaat aanpak. Meer aanvragen en verkopen door uw online klant centraal te stellen

Adoptie van nieuwe diensten

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Rapport Consumentenonderzoek 2016 Keurmerk Klantgericht Verzekeren

Internationaliseringsdesk regio Zwolle

ONTWIKKEL JE ONDERNEMERSCHAP!

OVERHEIDSLOKET 2000 VISIE IN 1996 DE E-OVERHEID VANUIT GEBRUIKERSPERSPECTIEF DOT COM BUBBLE TECHNOLOGIE INDEX NASDAQ TUSSEN 1995 EN 2010

Vrije keuze van zorgaanbieders van belang bij het kiezen van een polis Margreet Reitsma-van Rooijen, Anne E.M. Brabers en Judith D.

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Rapport Kor-relatie- monitor

UBO-REGISTER: RUIM EIGENAREN VAN FAMILIEBEDRIJVEN DREIGEN HUN PRIVACY TE VERLIEZEN

Het Groninger Stadspanel over LGBT. Meningen over bi- en homoseksualiteit en transgender in Groningen stad

Doelgroep Het instrument analyseert de zorg op het niveau van: met name geschikt voor Individuele basisschool Ja O O Speciale basisschool 0 Ja O

Stand van zaken op de energiemarkt

Sociale media in Nederland Door: Newcom Research & Consultancy

Transcriptie:

Gepast betalen De diffusie van efactureren in Nederland Center for e-government Studies Universiteit Twente

3 GEPAST BETALEN DE DIFFUSIE VAN efactureren IN NEDERLAND Datum September 2010 Versie 1.0 Uitgever Universiteit Twente Center for e-government Studies In opdracht van ECP-EPN Publicatie titel Gepast betalen Publicatiejaar 2010 Publicatietype Onderzoeksrapport Auteurs Dr. Lidwien van de Wijngaert Sanne ten Tije MSc E-mail L.vandeWijngaert@UTwente.nl Klankbordgroep Drs. Jelle Attema Dr. Rex Arendsen

5 MANAGEMENT SAMENVATTING De titel van dit rapport luidt: "Gepast betalen". Deze titel drukt twee zaken uit. In de eerste plaats gaat het om de wens van de Nederlandse overheid dat meer organisaties elektronisch gaan factureren omdat dat past binnen de huidige ontwikkelingen. Er wordt verondersteld dat efactureren de kosten van zakelijke transacties vermindert, dat efactureren de mogelijkheid biedt sneller te werken en met minder fouten. Ook kunnen juridische en fiscale risico's beter worden afgedekt. Toch neemt het gebruik van efactureren niet hand over hand toe. Dit rapport onderzoekt wat de stand van zaken is ten aanzien van de diffusie van efactureren en welke factoren daarbij een rol spelen. Doordat een aantal van deze factoren kunnen worden beïnvloed door de overheid volgt uit de resultaten van het onderzoek een aantal aanbevelingen. In algemene zin kan worden gesteld dat eventuele stimuleringsmaatregelen moeten passen bij de situatie waarin de bedrijven die denken over overstappen zich bevinden. Dat is de tweede reden waarom de titel van dit rapport 'Gepast betalen' luidt. Meer concreet volgen de onderstaande aanbevelingen uit de resultaten van dit onderzoek. - Aanbeveling 1: Omdat de diffusie van efactureren nog niet in een vergevorderd stadium is kan de overheid zich qua stimuleringsmaatregelen en communicatie-uitingen het beste richten op de bedrijven die op dit moment de grootste bereidheid tonen om over te stappen. Dit zijn de grotere, innovatieve bedrijven die veel facturen versturen. - Aanbeveling 2: Stimuleringsmaatregelen zouden zich moeten richten op het bevorderen van het bewustzijn van bedrijven ten aanzien van de te behalen voordelen van efactureren voor de organisatie zelf en niet vanuit een noodzaak die wordt opgelegd door de buitenwereld. De manier om dit te realiseren lijkt te liggen in een persoonlijke aanpak (sociale beïnvloeding) meer dan massamediale uitingen. - Aanbeveling 3: Op dit moment geven bedrijven die er over denken over te stappen op efactureren aan dat hun voorkeur uitgaat naar een integrale oplossing voor het verzenden, verwerken en ontvangen van facturen op basis van een aanpassing aan het bestaande softwarepakket. Eventuele stimuleringsmaatregelen en communicatie-uitingen zouden bij deze oplossing voor efactureren moeten aansluiten. - Aanbeveling 4: Het zaak is om de markt nauwlettend te volgen en steeds nieuwe doelstellingen en aanpakken ten aanzien van de diffusie van efactureren te formuleren. De overstap naar elektronisch factureren is niet een kwestie van een enkele maatregel. Verschillende soorten organisaties hebben op verschillende momenten verschillende wensen en eisen ten aanzien van een overstap op elektronisch factureren. - Aanbeveling 5: Blijf de rol van overheid als launching customer handhaven om innovatie in het bedrijfsleven te stimuleren. Deze aanbevelingen komen voort uit de resultaten van een survey onderzoek. Begin mei 2010 is data verzameld onder een representatieve groep van 613 Nederlandse bedrijven. De online

vragenlijst bevatte vragen over de stand van zaken ten aanzien van de diffusie van efactureren, de bereidheid om over te stappen op efactureren, de voorkeur voor een eerste stap en de vorm van efactureren. Ook bevatte de vragenlijst stellingen over kennis en attitude ten aanzien van efactureren en de innovativiteit, IT gerichtheid, grootte en branche van de organisatie. Tot slot is aan respondenten gevraagd welke drijvers en drempels een rol spelen bij de overstap op efactureren. In de rest van dit rapport geven we een overzicht van de aanleiding van het onderzoek alsmede de theoretische en methodische onderbouwing van het onderzoek. Ten slotte worden de resultaten gepresenteerd en wordt een aantal aanbevelingen geformuleerd. Daarmee is dit rapport niet alleen een kwestie van passen maar vooral ook van meten. Enschede, Center for e-government Studies September 2010

7 INHOUDSOPGAVE 1!! INLEIDING... 9! De rol van de overheid... 9! Onderzoeksaanpak... 10! 2!! DIFFUSIE VAN efactureren... 11! 2.1! efactureren... 11! 2.2! THEORETISCHE UITGANGSPUNTEN... 11! efactureren als technologische innovatie... 12! Het proces van diffusie... 13! Kenmerken van de organisatie... 14! 2.3! FOCUS IN HET ONDERZOEK... 15! 3!! AANPAK VAN HET ONDERZOEK... 17! 3.1! OPZET VAN DE VRAGENLIJST... 17! 3.2! DATAVERZAMELING... 18! 3.3! REPRESENTATIVITEIT... 18! 3.4! DATA-ANALYSE... 19! 4!! RESULTATEN... 21! 4.1! STAND VAN ZAKEN... 21! Grootte van de organisatie... 21! Bereidheid om over te stappen... 22! Eerste stap... 22! Vorm van efactureren... 23! Conclusie... 24! 4.2! KENMERKEN VAN DE ORGANISATIE... 25! Aantal facturen, klanten en leveranciers... 25! Branche organisatie... 25! Conclusie... 25! 4.3! DREMPELS EN DRIJFVEREN VAN OVERSTAPPEN... 26! Invloed van de Grootte van de organisatie... 27! Conclusie... 28! 4.4! KENNIS TEN AANZIEN VAN EFACTUREREN... 28! Conclusie... 30! 4.5! ATTITUDE, INNOVATIVITEIT EN IT GERICHTHEID... 30! Grootte van organisaties... 31! Business-to-Government & Business-to-Business... 31! Conclusie... 31! 4.6! VIGNETTEN... 31! Conclusie... 33! 5!! CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN... 35! 5.1! STAND VAN ZAKEN... 36! 5.2! REDENEN OM OVER TE STAPPEN... 36! 5.3! HET PROCES EN DE VORM VAN efactureren... 38! 5.4! KENNIS EN IT READINESS/INNOVATIVITEIT... 38! 5.5! ROL VAN DE OVERHEID ALS 'LAUNCHING CUSTOMER'... 39! REFERENTIES... 41! BIJLAGE 1 SCHAALITEMS... 43! Attitude (Cronbachs Alpha 0,72)... 43! Innovativiteit (Cronbachs Alpha 0,95)... 43! IT readiness (Cronbachs Alpha 0,90)... 43!

9 1 INLEIDING ECP-EPN ziet elektronisch factureren als één van de belangrijke kansen voor de informatiesamenleving: 'Het digitaliseren van informatiestromen tussen organisaties zal een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van de internationale concurrentiepositie van ons land.' Als onafhankelijk platform heeft ECP-EPN als doel om kennisuitwisseling en samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties tot stand te brengen. Meer concreet is het doel om de kansen die de informatiesamenleving biedt, te benutten en bedreigingen weg te nemen. In de hoedanigheid van onafhankelijk platform heeft ECP-EPN het Center for e-government Studies van de Universiteit Twente opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de diffusie van elektronisch factureren in Nederland. Het doel is om de stand van zaken ten aanzien van de diffusie van elektronisch factureren in Nederland in kaart te brengen. Om uitspraken te doen over de toekomst van efactureren is het van belang inzicht te krijgen in de wijze waarop op dit moment efactureren wordt toegepast. Ook is het zaak om inzicht te krijgen in de bereidheid van ondernemers om over te stappen op efactureren. De eerste onderzoeksvraag luidt daarom: Wat is de stand van zaken ten aanzien van de diffusie van elektronisch factureren in Nederland? In de tweede plaats richt het onderzoek zich op de factoren die de diffusie van elektronisch factureren beïnvloeden. Zo heeft ECP- EPN meegewerkt aan de totstandkoming van internationale afspraken op het gebied van ebusiness en stimuleert actief de harmonisatie van wetgeving binnen de EU (ECP-EPN, 2009). In dit onderzoek bekijken we daarom onder andere welke rol wetgeving speelt bij de diffusie van elektronisch factureren. De onderzoeksvraag die in dit gedeelte van het onderzoek centraal staat luidt: Welke factoren beïnvloeden de bereidheid van Nederlandse ondernemers om over te stappen op elektronisch factureren? Het antwoord op deze twee onderzoeksvragen levert een bijdrage aan de strategievorming ten aanzien van de succesvolle toepassing van elektronisch factureren. DE ROL VAN DE OVERHEID In de kabinetten Balkenende heeft innovatie de afgelopen jaren een prominente rol gekregen. Het Innovatieplatform, onafhankelijk adviseur van de overheid voor versterking van de innovatiekracht in Nederland, heeft middels diverse rapporten en adviezen gehamerd op het belang van innovatie en met name de stimulerende rol van de overheid in dit proces. De rol van de overheid als aanjager van innovatie. Innovatie is echter geen doel op zich geweest.

10 Innovatieve producten kunnen helpen de kwaliteit van dienstverlening te verhogen en de kosten te reduceren. Zo ook voor het factureren in Nederland. Eén van de slotstukken van het Innovatieplatform behorende bij kabinet Balkenende IV is de concurrentie-krachtagenda Nederland 2020: terug in de top 5. De economische agenda: innovatief, internationaal, involverend (2010). Eén van de adviezen die hierin genoemd wordt als rol voor de overheid luidt: Maak de overheid tot innoverende inkoper en gebruik het inkoopbeleid als stimulans voor innovatie. Dit advies bouwt voort op een adviesrapport uit 2005 genaamd Grenzen zoeken, grenzen verleggen. In dit plan staat dat de overheid als grote inkoper invloed kan uitoefenen op de markt. Ten aanzien van hun eigen organisatie kopen overheden producten en diensten in. Het gaat om consumptieve bestedingen en investeringen die een substantieel deel van het bruto binnenlands product bedragen. Daarmee hebben overheden een aanzienlijke kopersmacht die ze in kunnen zetten om innovatie te bevorderen. Eén van de eisen die de overheid daarom stelt is het elektronisch factureren. Als je als overheid immers efactureren als norm stelt, geeft dit een positieve stimulans aan de bedrijven die met de overheid te maken hebben. Dit aandeel Business-to- Government is aanzienlijk en daarom is gekozen voor een actieve rol van de overheid als launching customer. De vraag is echter of dit effect heeft gehad de afgelopen jaren. Een derde onderzoeksvraag luidt daarom: Wat is de invloed van de overheid als launching customer op de diffusie van efactureren? ONDERZOEKSAANPAK Om tot beantwoording van de onderzoeksvragen te komen richt dit onderzoek zich op de omstandigheden waaronder bedrijven bereid zijn om over te stappen op elektronisch factureren. Conform de uitgangspunten van zowel het Center for e-government Studies als ECP-EPN gaat dit onderzoek niet alleen uit naar de mogelijkheden die de technologie te bieden heeft maar wordt uitgegaan van de motivatie, mogelijkheden en beperkingen van het bedrijfsleven zelf. Ook factoren als kennis, attitude, houding ten aanzien van IT in het algemeen een rol. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de effecten van sociale beïnvloeding. Om de stand van zaken en de invloed van dergelijke factoren in kaart te brengen is gebruik gemaakt van een grootschalige enquête. In het voorjaar van 2010 heeft een representatieve groep van 631 respondenten uit het Nederlandse bedrijfsleven een online vragenlijst ingevuld. In het volgende hoofdstuk schetsen we de theoretische basis van waaruit de enquête is opgezet. Hoofdstuk 3 geeft uitleg ten aanzien van de wijze van dataverzameling. In Hoofdstuk 4 worden de resultaten gepresenteerd waarna in Hoofdstuk 5 conclusies worden getrokken. Ook wordt in dat laatste hoofdstuk een aantal aanbevelingen gedaan.

11 2 DIFFUSIE VAN efactureren Dit hoofdstuk vormt de theoretische basis voor het empirisch onderzoek. Allereerst definiëren we in algemene zin wat we verstaan onder elektronisch factureren. Vervolgens presenteren we een aantal theorieën die zijn gebruikt bij het opzetten van de vragenlijst. Tezamen vormen paragraaf 2.1 en 2.2 de basis voor de formulering van een aantal deelvragen dat in het verdere onderzoek centraal zal staan. 2.1 efactureren Elektronisch factureren (of efactureren) is het geheel digitaal afhandelen van een factuur. Onder efactureren wordt verstaan: het elektronisch verzenden, ontvangen en verwerken van factuurinformatie (ECP-EPN, 2009). Zoals bij elke factuur staat ook bij een elektronische factuur de authenticiteit en integriteit van de factuur centraal. In technische zin komt dit bij efactureren tot uiting in een geavanceerde elektronische handtekening (bijvoorbeeld DigiD en Internetbankieren) of, wanneer de partners vooraf afspraken maken, via Electronic Data Interchange (EDI). Als voordelen van efactureren worden de snelle verwerking en een kleinere kans op fouten genoemd (ECP-EPN, 2009). Geschat wordt dat honderden miljoenen euro's kunnen worden bespaard wanneer bedrijven massaal overstappen op efactureren (Houtman, 2009). Hoewel de voordelen voor de hand lijken te liggen komt efactureren slechts mondjes maat tot stand. In april 2009 is vanuit de overheid de doelstelling geformuleerd om het gebruik van efactureren een impuls te geven. Staatssecretaris Heemskerk stelt dat het streven is dat 10% van de facturen, oftewel 1 miljoen facturen, elektronisch wordt ontvangen en verwerkt in 2010 binnen de Nederlandse overheidsinstanties. Bovendien wordt een verdere groei naar 80% voorzien in 2014 (Houtman, 2009). Als reden voor de trage diffusie van efactureren worden in de vakbladen verschillende factoren genoemd. Wantrouwen en onduidelijkheden over standaarden zijn voorbeelden van factoren die een negatieve invloed hebben op een snelle verspreiding van efactureren. Om deze drempels voor de diffusie van efactureren weg te nemen biedt de overheid informatie via brochures en websites van bijvoorbeeld ECP-EPN en de belastingdienst. Zwienink en Potgieser (2007) suggereren de mogelijkheid dat de overheid optreedt als "launching customer". Daarbij neemt de overheid, als grote partij, het initiatief om tot een kritieke massa van gebruikers te komen. Uitgangspunt is dat grootschalige adoptie van efactureren makkelijker tot stand komt wanneer deze kritieke massa eenmaal is bereikt. 2.2 THEORETISCHE UITGANGSPUNTEN Voor de inhoudelijke invulling van de vragenlijst wordt in dit onderzoek zwaar geleund op de 'Diffusion of Innovations' van Everett Rogers (2005). Ook hebben inzichten uit de

12 organisatiekunde bijgedragen aan de vorming van het onderzoeksmodel dat in dit rapport wordt gehanteerd. In de volgende paragrafen wordt een aantal theoretische noties beschreven waarbij steeds wordt aangegeven hoe dat zou kunnen werken voor efactureren. Aan het einde van dit hoofdstuk geven we aan hoe de theoretische uitgangspunten zullen terugkeren in het empirisch onderzoek. EFACTUREREN ALS TECHNOLOGISCHE INNOVATIE Rogers (2005) definieert de diffusie van een innovatie als het proces waarbij een innovatie wordt gecommuniceerd via verschillende kanalen op verschillende tijdstippen naar de verschillende leden van een sociaal systeem. De vier elementen (innovatie, communicatie, tijd en sociaal systeem) die in deze definitie worden genoemd vormen de kern van de theorie van Rogers. In deze paragraaf besteden we aandacht aan het eerste element, de innovatie. Een innovatie is een idee (of manier van werken of object) dat als nieuw wordt gezien door een bepaalde groep. De snelheid waarmee diffusie plaatsvindt is afhankelijk van vijf kenmerken van de innovatie (Rogers, 2005). In dit geval gaat het dus om de technische mogelijkheden en beperkingen van efactureren: - Relatief voordeel: De mate waarin het nieuwe idee als beter wordt gezien dan de bestaande praktijk. Zo wordt van efactureren aangenomen dat het kostenbesparend werkt en het aantal fouten reduceert (ECP-EPN, 2009). Het aantal facturen dat een bedrijf verstuurt en/of ontvangt speelt hierbij vanzelfsprekend een belangrijke rol. - Compatibiliteit: De mate waarin een innovatie consistent is met bestaande opvattingen, ervaringen uit het verleden en de behoeften van degenen die de innovatie gaan gebruiken. Voor wat betreft betalingen is vertrouwen een belangrijk punt. In wezen wordt deze waarde bij efactureren aan de computer overgelaten. Enerzijds kan dit nieuwe zekerheden maar deels ook nieuwe risico's. Zo kan het voor ondernemers onduidelijk zijn welke eisen de Belastingdienst bijvoorbeeld stelt. Dit kan zorgen voor het nodige wantrouwen bij ondernemers. - Complexiteit: De mate waarin een innovatie wordt gezien als moeilijk te begrijpen, te leren en te gebruiken. Het versturen van een schriftelijke factuur is de normale gang van zaken. De overstap naar efactureren vereist een nieuwe manier van werken. - Probeerbaarheid: De mate waarin op beperkte schaal kan worden geëxperimenteerd met een innovatie. Voor wat betreft efactureren kan deze factor op verschillende manieren uitwerken. Zo is het niet mogelijk om een factuur als juridisch en fiscaal document gedeeltelijk elektronisch te verzenden. Anderzijds kan worden begonnen met het versturen van efactureren en kan het elektronisch verwerken en ontvangen van efactureren op een later moment worden ingevoerd binnen de organisatie. - Observeerbaarheid: De mate waarin de innovatie zichtbaar is voor anderen. Hoewel het ontvangen van een elektronische factuur zichtbaar is voor de ontvanger, speelt het hele proces van factureren zich voor buitenstaanders achter de schermen af.

13 Samenvattend concluderen we dat, louter redenerend vanuit de technologiekenmerken die Rogers definieert, dat de diffusie van efactureren niet zonder meer voor de hand ligt. Hoewel een aantal positieve aspecten kan worden onderscheiden kan ook een aantal factoren geïdentificeerd die een snelle diffusie in de weg staan. Behalve technologiekenmerken spelen andere, meer zakelijk gerelateerde kenmerken een rol. In de volgende paragraaf gaan we hier verder op in. HET PROCES VAN DIFFUSIE In algemene zin kan het proces worden beschreven als de communicatie tussen een consument en een verkopende organisatie. Het beslissingsproces van de individuele consument, en in dit geval bedrijven, wordt door Rogers omschreven als het doorlopen van een aantal fasen. In de eerste plaats moet een bedrijf kennis van en over de innovatie hebben. Vervolgens vormt zich een attitude ten aanzien van de innovatie en kan een bedrijf overtuigd raken van de voordelen van een innovatie. Met andere woorden, er is sprake van een business case voor de ondernemer die de investering in een overgang naar efactureren rechtvaardigt. Daarbij is overtuiging gerelateerd aan de waargenomen risico s en consequenties van het aanvaarden en gebruik van de innovatie (zie Figuur 1). Figuur 1 Fasen in het diffusieproces (Rogers, 2005) In dit rapport ligt de nadruk op de eerste fasen zoals die in Figuur 1 worden gedefinieerd door Rogers. In deze eerste fasen van het proces speelt beïnvloeding door leveranciers, overheid maar ook bedrijven die reeds zijn overgestapt een belangrijke rol. Rogers maakt daarbij onderscheid tussen twee vormen van beïnvloeding: via de massamedia en persoonlijke beïnvloeding. Via de massamedia is het mogelijk om veel mensen te bereiken maar is slechts in beperkte mate in staat te overtuigen. Voor de persoonlijke benadering geldt het omgekeerde: deze heeft een beperkt bereik maar kan zeer goed overtuigen. Op basis van deze invloeden van buitenaf vormt zich kennis over en een houding ten

14 aanzien van de innovatie. Dan volgt de beslissing om de innovatie goed te keuren of te verwerpen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de intentie om over te stappen en het daadwerkelijke gedrag. De omstandigheden kunnen ertoe leiden dat een positieve intentie niet altijd in gedrag wordt omgezet. Als afsluiting van het proces zoeken zowel adopters als non-adopters bevestiging voor hun beslissing. Ook kunnen beide groepen na verloop van tijd terugkomen op hun eerder genomen beslissing doordat bijvoorbeeld de situatie is veranderd. Dit kan uiteraard in beide richtingen, met name van verwerping naar aanvaarding en andersom. KENMERKEN VAN DE ORGANISATIE Een belangrijk deel van het werk van Rogers heeft betrekking op de kenmerken van degenen die de beslissingen nemen. Daarbij spelen niet alleen persoonlijke kenmerken als leeftijd en opleiding een rol, maar ook kenmerken van de onderneming waar iemand werkt. Voorbeelden van dergelijke kenmerken zijn de grootte, en aard van de organisatie. Rogers definieert vijf groepen adopters die verschillen in de tijd die het hen vergt om een innovatie te aanvaarden: - Innovators: de eerste groep om een nieuw product aan te nemen. Deze relatief kleine groep is vaak hoger opgeleid en is bereid om risico's te nemen. - Vroege (early) adopters: deze wat grotere groep is een groep van opinieleiders die een voorbeeld vormen voor anderen. - Vroege meerderheid (early majority): deze relatief grote groep van ongeveer een derde van alle adopters weegt door voor- en nadelen van een innovatie goed af alvorens ze overgaan tot de beslissing. - Late meerderheid (late majority): deze groep van nog eens een derde deel van de potentiële adopters is voorzichtiger en kijkt eerst de kat uit de boom alvorens over te gaan tot een beslissing. - Achterblijvers (laggards): deze laatste groep van is wantrouwig over de voordelen van een innovatie en nemen pas laat de beslissing om over te stappen. Figuur 2 Categorisering van adopters (Rogers, 2005) Overigens gaat het hier om een indeling van potentiële adopters wat niet hetzelfde is als de gehele populatie. Ook kan het zijn dat een persoon (of bedrijf) op het ene vlak een innovator is terwijl hij of zij een ander vlak behoort tot de late majority. Daarnaast spelen ook andere kenmerken zoals innovativiteit en IT-readiness een rol bij de beslissing om een innovatie te accepteren of te verwerpen. Hoewel deze indeling in groepen dus de nodige haken en ogen heeft biedt het toch aanknopingspunten voor de manier waarop

15 aanbieders van producten op verschillende momenten in de tijd informatie over producten in de markt zouden kunnen zetten. Omdat het in dit onderzoek gaat over een adoptiebeslissing van bedrijven besteden we in deze paragraaf ook aandacht aan de innovativiteit van bedrijven. Het begrip IT-readiness of ereadiness wordt gebruikt om aan te geven in welke mate een land, persoon, of in dit geval een bedrijf in staat is om Informatie- en Communicatietechnologie in te zetten. 2.3 FOCUS IN HET ONDERZOEK In de vorige paragraaf is een overzicht gegeven van de centrale elementen uit werk van Rogers. Aanvullend is aandacht besteed aan organisatie kenmerken zoals innnovativiteit en ereadiness. Op basis van de vorige paragraaf is een aantal onderwerpen geselecteerd in die in dit onderzoek empirisch zullen worden onderzocht: - Stand van zaken ten aanzien van de diffusie van efactureren - Bereidheid om over te stappen op efactureren - Voorkeur voor een eerste stap en het proces en de vorm van efactureren - De rol van grootte en branche van de organisatie - De rol van de aard en het aantal verzonden en ontvangen facturen - De kennis ten aanzien van efactureren - De innovativiteit en IT gerichtheid en houding van de organisatie - De drijvers en drempels die een rol spelen bij een overstap - De rol van sociale beïnvloeding De resultaten van het onderzoek zullen in hoofdstuk 4 worden besproken aan de hand van deze onderwerpen. Voor we ingaan op deze resultaten zullen we echter eerst in het volgende hoofdstuk een toelichting geven op de onderzoeksaanpak die is gehanteerd.

17 3 AANPAK VAN HET ONDERZOEK Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de manier waarop het onderzoek is uitgevoerd. We besteden daarbij aandacht een de opzet van de vragenlijst, met in het bijzonder de vignetten. Daarnaast besteden we aandacht aan het proces van dataverzameling en -analyse. 3.1 OPZET VAN DE VRAGENLIJST Om de data te verzamelen is gebruik gemaakt van de online tool van SurveyMonkey. De vragenlijst bestond uit verschillende onderdelen (zie ook Figuur 3): - Introductie: in een korte introductie werd een toelichting gegeven op de doelstelling van het onderzoek. Aansluitend werd een aantal selectievragen gesteld (zie 3.2). - Factureren: in dit deel van de vragenlijst ging het om het aantal facturen dat een bedrijf verstuurt en ontvangt. Ook is gevraagd naar het aantal klanten van en aan wie een bedrijf facturen ontvangt en verstuurt. - Technologie: in dit deel van de vragenlijst stonden twee vragen centraal: innovativiteit van de organisatie en IT readiness. - efactureren: in dit deel van de vragenlijst is gevraagd naar de houding ten aanzien van efactureren. - Overstap: Vervolgens is gevraagd of en op welke wijze efactureren is geïmplementeerd binnen de organisatie. Ook is gevraagd op welke termijn een eventuele overstap wordt overwogen. Op basis van de antwoorden op deze vragen werden respondenten gerouteerd langs twee verschillende wegen. Daarbij kregen respondenten die al wel waren overgestapt andere vragen voorgelegd dan respondenten die nog niet waren overgestapt. Bij de bedrijven die niet zijn overgestapt is aansluitend een vignet voorgelegd waarin een hypothetische situatie wordt geschetst en waarin is gevraagd om de waarschijnlijkheid van een eventuele overstap. - Vignetten: In aanvulling op Rogers, die vooral technische, individuele en bedrijfskenmerken als verklarende factoren voor adoptie ziet, hanteren we in dit onderzoek tevens een situationele benadering. De factoren die in dit onderzoek worden onderzocht hebben daarmee niet alleen betrekking op bijvoorbeeld grootte en aard van de organisatie maar tevens op de context of situatie waarin beslissingen worden genomen. Concreet vertaalt zich dat in het antwoord op de vraag in hoeverre de adoptiebereidheid wordt beïnvloed door: het aantal adopters binnen de branche, de voorziene kosten van een overstap en de sociale beïnvloeding vanuit de omgeving - Kenmerken van de organisatie: in dit onderdeel is gevraagd naar de grootte en branche van de organisatie. - Kenmerken van de persoon: in dit onderdeel is gevraagd naar de leeftijd, geslacht van de respondent. Bovendien is gevraagd naar de rol binnen de organisatie. - Einde: als laatste werd de respondent bedankt voor de moeite. Daarnaast werd de mogelijkheid geboden om een eventuele opmerking te plaatsen.

18 Figuur 3 Stroomdiagram vragenlijst 3.2 DATAVERZAMELING Begin mei 2010 is data verzameld waarbij gebruik is gemaakt van het vaste panel van PanelClix. In totaal zijn 5150 deelnemers van een vast panel per e-mail aangeschreven. Deze deelnemers zijn geselecteerd op basis leeftijd, werkzaam binnen een bedrijf en het vervullen van een management positie. Van de mensen die zijn uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek is 24% begonnen aan de vragenlijst. Om te zien of respondenten de vragen in het onderzoek zinvol konden beantwoorden is een aantal vragen gesteld om respondenten te filteren. Zo konden respondenten logischerwijs alleen meedoen aan het onderzoek als hun bedrijf ook daadwerkelijk rekeningen verstuurt en wanneer respondenten meebeslissen over strategische en/of financieel beleid en/of de aanschaf financiële of IT producten. Van de 1221 respondenten die zijn begonnen aan de vragenlijst zijn in totaal 512 respondenten (42%) eruit gefilterd op basis van deze vragen. Tijdens het invullen van de eigenlijke vragenlijst zijn nog eens 78 respondenten afgehaakt (6%). Uiteindelijk hebben 631 respondenten (12% van alle mensen die zijn aangeschreven) de vragenlijst volledig ingevuld. 3.3 REPRESENTATIVITEIT Het vraagstuk rondom representativiteit is direct verbonden met de dataverzameling. Om te zien in hoeverre de steekproef representatief is voor de populatie van Nederlandse bedrijven hebben we gekeken naar grootte van bedrijven en sectoren. In Figuur 4 zijn de populatiegegevens van het CBS uitgezet tegen de verdeling in de steekproef. Uit de figuur blijkt dat de alle vier de sectoren goed vertegenwoordigd zijn in de steekproef. Voor wat betreft de grootte moeten we constateren dat er een bias is richting de grotere bedrijven. De figuur laat echter ook zien dat de kleinere bedrijven zowel binnen de populatie als in de steekproef de grootste groepen vormen.

19 Figuur 4 Bedrijfsgrootte en sectoren voor CBS en steekproef Er is uiteindelijk gekozen om de resultaten van het onderzoek niet te wegen omdat de grootste groepen in de steekproef ook overeenkomen met de grootste groepen in de samenleving. In de presentatie van de onderzoeksresultaten is bovendien expliciet gekeken naar het effect van grootte van het bedrijf om de effecten van de bias in de steekproef zichtbaar te maken. Voor wat betreft de mogelijkheid om de resultaten van dit onderzoek te generaliseren concluderen we dat dat voor de sectoren mogelijk is. Uitspraken waarbij de grootte van de organisatie een belangrijke rol speelt moeten met enige voorzichtigheid worden gedaan. 3.4 DATA-ANALYSE Voor de data-analyse is voornamelijk gebruik gemaakt van rechte tellingen en kruistabellen. Waar mogelijk zijn ook correlaties berekend. In de verschillende paragrafen wordt de relatie gelegd tussen de adoptie van efactureren en factoren die daarop van invloed kunnen zijn. Op verschillende plekken is daarbij aandacht besteed aan de grootte van de organisatie. Ook wordt waar mogelijk besproken wat de verschillen zijn tussen bedrijven die alleen aan andere bedrijven factureren en bedrijven die ook aan de overheid factureren.

21 4 RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten besproken. Eerst zal worden ingegaan op de stand van zaken rondom efactureren en de bereidheid van bedrijven om over te stappen. Daarna volgt een aantal paragrafen over waarin een verklaring wordt gezocht voor de bereidwilligheid om over te stappen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk laten we zien welke rol situationele factoren spelen bij de adoptie van efactureren. 4.1 STAND VAN ZAKEN Zoals is te zien in het linkerdeel van Figuur 5 zegt slechts 9% van de bedrijven op dit moment facturen elektronisch te ontvangen, verwerken en versturen. Daarbij werd de volgende definitie gehanteerd: efactureren staat voor elektronisch factureren: het elektronisch verzenden, ontvangen en verwerken van een factuur of rekening via de computer. Het gaat daarbij om automatisch gegenereerde berichten: het versturen of openen van bijvoorbeeld een PDF of Word file wordt NIET onder efactureren verstaan. Het grootste deel van de bedrijven (58%) ontvangt, verwerkt en verstuurt de facturen handmatig. 32% van de respondenten zegt zowel met de hand als de een of andere methode van elektronisch factureren te werken. Als we kijken naar de aard van de klanten waarmee een bedrijf factureert zien we een verschil tussen bedrijven die alleen aan andere bedrijven factureren (B-to-B) en bedrijven die eveneens aan de overheid (B-to-BG) factureren. Het percentage bedrijven uit deze laatste groep (B-to-BG) dat handmatig werkt is significant lager (53%) dan het percentage bedrijven dat alleen met andere bedrijven factureert (61%). Ook wordt er meer gecombineerd en elektronisch gefactureerd dan in de B-to-BG groep. Figuur 5 De diffusie van efactureren naar aard van de klanten GROOTTE VAN DE ORGANISATIE Het aantal werkzame personen binnen een bedrijf varieert in dit onderzoek van een eenmanszaak (ZZP er) tot een organisatie met meer dan 250 werknemers. Uit de data blijkt samenhang tussen de adoptie van efactureren en de grootte van de organisatie. Hoe groter de organisatie, hoe meer elektronisch wordt gefactureerd.

22 Figuur 6 Grootte van het bedrijf Ook de intentie om over te stappen hangt samen met de grootte van de organisatie. Des te groter de organisatie, des te hoger de intentie om over te stappen op efactureren. BEREIDHEID OM OVER TE STAPPEN Van de 572 bedrijven die deels of niet efactureren stapt op dit moment bijna 44% waarschijnlijk tot zeker niet over op volledig efactureren. 56% van de bedrijven heeft de intentie om wel over te stappen op zekere termijn of is hier reeds mee bezig. Figuur 7 geeft hiervan de grafische weergave. Figuur 7 De overstap op efactureren (n=572) Heeft de overheid als launching customer voor efactureren nut? Het antwoord is ja. Er is een significant verschil tussen Businessto-Government en Business-to-Business: als men aan de overheid factureert is men meer bezig met overstappen op de korte of lange termijn (65%) dan bedrijven die niet aan de overheid factureren (51%). EERSTE STAP Om als organisatie over te stappen op efactureren moet een eerste stap worden gezet in het proces. Eerst overgaan op ontvangen of liever direct het hele proces? Om een antwoord te vinden op deze vraag maken we onderscheid tussen de bedrijven (n=59) die al zijn overgestapt en de bedrijven (n=414) die aangeven bereid te zijn om op afzienbare termijn over te stappen op efactureren. Ruim de helft (52%) van de potentiële overstappers geeft er de voorkeur aan om ineens helemaal over te gaan. Het hele proces van efactureren, het ontvangen, verwerken en versturen wordt als meest voor de hand liggende eerste stap gezien.

23 Uit Figuur 8 blijkt dat deze voorkeur verschilt van de stap die de bedrijven die al zijn overgestapt: deze bedrijven zijn in 34% van de gevallen begonnen bij het elektronisch versturen van facturen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de wensen ten aanzien van de overstap naar efactureren in de loop van de tijd zijn veranderd. Men is veel vaker op zoek naar een integrale oplossing dan naar een deeloplossing. Met name de mogelijkheid om alleen elektronisch rekeningen te versturen is in populariteit gedaald. Figuur 8 Eerste stap bij overstap op efactureren VORM VAN EFACTUREREN De vorm van efactureren is de manier waarop men wil efactureren. Een bedrijf kan het efactureren bijvoorbeeld uitbesteden maar men kan het ook zelf doen door middel van software, een beveiligde webomgeving, middels mogelijkheden van de bank of een oplossing binnen de branche waar het bedrijf onderdeel van uitmaakt. In Figuur 9 is te zien dat onder bedrijven die reeds zijn overgestapt de (beveiligde) webomgeving de meest populaire vorm is van efactureren gevolgd door een uitbreiding op het huidige softwarepakket. Deze optie is juist het meest gewenst onder bedrijven die de intentie hebben om op afzienbare termijn over te stappen. Deze voorkeur hangt logischerwijze samen met de voorkeur voor een integrale aanpak zoals die in de vorige paragraaf naar voren kwam. Een verklaring voor deze resultaten kan liggen in het feit dat softwarepakketten tegenwoordig beter de mogelijkheid bieden voor een integrale aanpak. Figuur 9 Meest aantrekkelijke vorm van efactureren Omdat we denken dat de voorkeur voor een bepaalde vorm van efactureren kan samenhangen met de grootte van een organisatie is in Figuur 9 een overzicht gemaakt waarin voorkeur wordt uitgezet tegen de grootte van de organisatie. Hoewel er op het eerste gezicht meer overeenkomsten lijken te zijn dan verschillen

24 zijn er toch een paar saillante details die we hier aan de orde willen stellen. Uit de figuur blijkt dat grote en middelgrote organisaties een voorkeur hebben voor een uitbreiding op het software pakket. Grote organisaties geven bovendien relatief vaak de voorkeur aan een webomgeving. In tegenstelling tot zowel kleine als grote organisaties hebben middelgrote organisaties geen voorkeur voor een oplossing waarbij een centrale organisatie het efactureren faciliteert. Figuur 10 Meest aantrekkelijke vorm naar grootte CONCLUSIE In deze paragraaf is de stand van zaken ten aanzien van efactureren in kaart gebracht. Ook is gekeken naar de bereidheid om over te stappen op efactureren. Uit de resultaten concluderen we dat nog maar een beperkt deel van de Nederlandse bedrijven volledig is overgestapt op efactureren. Daarbij zijn de grotere bedrijven meer bezig met efactureren dan de kleinere bedrijven. In de tweede plaats concluderen we dat van de groep die nog niet is overgestapt ongeveer de helft een overstap overweegt en de helft op dit moment niet of nauwelijks is geïnteresseerd in efactureren. Dit komt in grote lijnen overeen met de categorisering zoals Rogers die heeft gemaakt. Na een groep innovators en early adopters wordt langzaam de overstap gemaakt naar early majority. Met de 9% diffusie is het punt van kritieke massa echter nog niet bereikt. Anderzijds zijn er geen aanwijzingen voor dat er sprake is van een terugval in de diffusie van efactureren zoals wordt voorspeld door Moore (1991). Ten derde kunnen we concluderen dat de rol van overheid als launching customer zichtbaar is. De Business-to-Government sector werkt meer met elektronisch factureren. De intentie om over te stappen bij degene die dit nog niet volledig doen is eveneens groter dan in de Business-to-Business sector. Een vierde conclusie die we kunnen trekken uit deze paragraaf is dat de manier waarop efactureren invulling krijgt op dit moment anders is dan op het moment dat de eerdere adopters overstapten. Waar in de begintijd de nadruk lag op het versturen van facturen middels een webomgeving ligt nu de voorkeur bij een integrale oplossing door middel van een aanpassing van het softwarepakket dat binnen de organisatie wordt gebruikt.

25 In deze paragraaf is aandacht besteed aan de stand van zaken en de bereidheid om over te stappen of efactureren. In de volgende paragrafen zal worden gekeken welke factoren de bereidheid om over te stappen beïnvloeden. We besteden daarbij aandacht aan bijvoorbeeld de grootte van de organisatie, de IT readiness en de aanwezige kennis in de organisatie. 4.2 KENMERKEN VAN DE ORGANISATIE Heeft een groot bedrijf een hogere intentie om over te stappen dan een kleiner bedrijf? En hoe zit dit met de branche waarin de organisatie zich bevindt? Deze vragen zijn leidend in de resultaten in deze paragraaf. AANTAL FACTUREN, KLANTEN EN LEVERANCIERS Omdat de grootte van de organisatie een rol speelt bij de adoptie van efactureren ligt het voor de hand dat ook het aantal verzonden en ontvangen facturen, aantal klanten en leveranciers samenhangt met de adoptie van efactureren. Uit de resultaten blijkt dat zowel het aantal verzonden facturen, ontvangen facturen, en het aantal leveranciers positief samenhangt met de adoptie van efactureren. Des te meer verzonden, ontvangen facturen of leveranciers, des te meer er elektronisch wordt gefactureerd. Dit geldt echter niet voor het aantal klanten. De verschillen tussen bedrijven met een klein aantal klanten of hoger aantal klanten zijn niet significant. BRANCHE ORGANISATIE In het onderzoek hanteren we vier branches: primair, secundair, tertiair en quartair. De primaire sector omvat de sector die grondstoffen en voedsel levert. De secundaire sector staat bekend als de industrie. Commerciële dienstverlening vormt de tertiaire sector en niet-commerciële dienstverlening de quartaire sector. Uit de analyse van de data blijkt dat de branche geen enkele samenhang vertoont met de adoptie van efactureren. Ook het wel of niet overstappen op efactureren is niet gerelateerd aan de branche van het bedrijf. CONCLUSIE De resultaten die in deze paragraaf zijn behandeld sluiten nauw aan bij de theoretische uitgangspunten die Rogers noemt. Bedrijven die groter zijn en meer facturen verzenden en ontvangen meer voordeel hebben bij efactureren en zijn eerder geneigd om over te stappen. Voor kleinere bedrijven en bedrijven die weinig facturen verzenden is efactureren op dit moment minder interessant. De sector waarin een bedrijf opereert speelt daarbij geen rol. Naast de 'harde' bedrijfskenmerken zoals branche, grootte en aantallen klanten en facturen hebben we gekeken naar een aantal meer subjectieve factoren. De volgende twee paragraaf gaat over de vraag welke rol kennis speelt bij de adoptie van efactureren en de paragraaf daarna gaat over de rol van attitude, Innovativiteit en IT readiness.

26 4.3 DREMPELS EN DRIJFVEREN VAN OVERSTAPPEN In de vragenlijst is aan respondenten die efactureren niet (of slechts gedeeltelijk) gebruiken gevraagd welke drempels zij ervaren bij het maken van een overstap. Aan respondenten die al wel zijn overgestapt is gevraagd welke motivatie zij hadden om wel over te stappen. Beide groepen respondenten konden kiezen uit dezelfde lijst van drijvers dan wel drijfveren. Bedrijven die al wel waren overgestapt konden bijvoorbeeld kiezen uit reden als: 'efactureren past bij ons bedrijf' en 'De organisatie is er klaar voor'. De bedrijven die nog niet zijn overgestapt kregen de omgekeerde formulering: 'efactureren past niet bij ons bedrijf' of 'De organisatie is er nog niet klaar voor'. Uit de antwoorden op deze vraag kan worden afgeleid welke beleidsinstrumenten zouden kunnen worden ingezet om een overstap naar efactureren te faciliteren. Allereerst blijkt uit de resultaten dat de respondenten die nog niet zijn overgestapt daar gemiddeld 2,6 redenen voor aanvoeren. Respondenten die al wel zijn overgestapt noemen gemiddeld 3,2 reden. Blijkbaar zijn er dus meer redenen aan te voeren om wel over te stappen dan om niet over te stappen. Anders gezegd: de redenen die door de respondenten worden genoemd die niet zijn overgestapt vormen een directer breekpunt. Figuur 11 toont de resultaten in meer detail. In de bovenste helft van de figuur staan de redenen die het vaakst genoemd zijn door bedrijven die nog niet zijn overgestapt. Onderin het figuur staan de redenen die het vaakst zijn genoemd door bedrijven die al wel zijn overgestapt. Meer naar het midden staan de redenen die door zowel de adopters and non-adopters worden genoemd. Figuur 11 Redenen om over te stappen op efactureren

27 Uit het figuur blijkt dat bedrijven die al zijn overgestapt heel andere redenen aanvoeren dan de bedrijven die nog niet zijn overgestapt. Zo noemen de overstappers als hoofdredenen dat het past binnen het bedrijf, dat de kosten en moeite om te gaan efactureren beperkt zijn en dat de organisatie er klaar voor is. Alleen die laatste reden is voor de niet-overstappers juist een reden om niet over te stappen (i.e. de organisatie is er juist niet klaar voor). Als hoofdreden noemen deze bedrijven dat er geen noodzaak is om over te stappen. Vanuit de klanten van deze bedrijven wordt de druk om over te stappen niet gevoeld. Deze reden wordt door de overstappers juist niet bijzonder vaak genoemd. De overstappers hebben dus ook geen druk vanuit hun omgeving gevoeld. Verder speelt een gebrek aan kennis een rol bij de reden om niet over te stappen. Ook deze reden wordt weer minder vaak genoemd bij de bedrijven die al wel zijn overgestapt. Deze resultaten analyserend kunnen we zeggen dat reden om wel over te stappen zijn oorsprong zowel binnen als buiten de organisatie vindt: efactureren past binnen de organisatie en men ervaart positieve berichten vanuit de buitenwereld. Voor deze bedrijven wegen deze redenen zwaarder dan de drempels van tijd, geld en moeite die moeten worden geslecht. De reden om niet over te stappen worden vooral buiten de organisatie gezocht: er is geen noodzaak want klanten vragen er niet om. Daarbij ervaren deze bedrijven juist geen positieve berichten vanuit de buitenwereld. Deze bedrijven schatten dat de moeite die een eventuele overstap kost juist niet opweegt tegen een niet gevoelde noodzaak. Deze moeite wordt binnen de organisatie gezocht: er is onvoldoende kennis en de organisatie is er niet klaar voor. Of de organisatie klaar is voor een overstap wordt door zowel overstappers als niet overstappers genoemd. INVLOED VAN DE GROOTTE VAN DE ORGANISATIE Heeft de grootte van de organisatie invloed op de redenen die men aanwendt om niet over te stappen? Voor enkele redenen geldt dit. Verschillende soorten organisaties die al zijn overgestapt op efactureren en organisaties die dit (nog) niet volledig hebben gedaan verschillen qua argumentatie en komen overeen op één punt. De reden De organisatie is er wel/niet klaar voor vertoont een gelijk patroon bij wel als niet overstappers. Bij zowel de wel als niet overstappers wordt deze reden vaker genoemd door grote organisaties dan door middelgrote organisaties en nog minder door kleine organisaties. De organisaties die (nog) niet zijn overgestapt op efactureren verschillen op vier argumenten wat betreft de grootte van deze organisaties. Er is geen noodzaak en Het past niet bij mijn bedrijf worden met name door kleine organisaties aangevoerd als redenen in vergelijking tot middelgrote en grote organisaties. De implementatie is gedoe wordt met name door middelgrote organisaties aangevoerd. Voor grote organisaties is de reden Het is niet internationaal geaccepteerd leidend in vergelijking tot middelgrote en kleine organisaties. Organisaties die al zijn overgestapt op efactureren verschillen op drie argumenten waarom zij deze stap hebben genomen. Positieve berichten van de bank wordt door grotere organisaties meer als reden aangegeven dan door middelgrote organisaties en nog

28 minder door kleine organisaties. Voor middelgrote bedrijven is de stimulans van de overheid belangrijker dan voor grote en kleine organisaties. Voor middelgrote en grote bedrijven heeft eveneens meegespeeld dat de fiscale wetgeving goed is ingericht. CONCLUSIE De vraag die nu kan worden gesteld is wat er moet gebeuren om de bedrijven die nog niet zijn overgestapt over de streep te trekken. In eerste instantie lijkt het opvoeren van de druk vanuit klanten een zinvolle strategie. Bedrijven die nog niet zijn overgestapt noemen immers het ontbreken van deze druk als reden om niet over te stappen. Als we echter kijken naar de bedrijven die al wel zijn overgestapt dan weten we dat ook zij die druk niet hebben gevoeld. De bedrijven die al wel zijn overgestapt benoemen juist redenen vanuit zichzelf om over te stappen. We concluderen dan ook dat het opvoeren van de druk van klanten geen kwaad kan. Echter, het is ook belangrijk om bedrijven bewust te maken van de eigen mogelijkheden. Cruciale factoren zijn daarin kennis en of de organisatie er klaar voor is. Eventuele beleidsmaatregelen zouden dan ook gericht moeten zijn op het verspreiden van kennis over efactureren en dan met name met betrekking tot de vraag hoe de organisatie klaar kan worden gemaakt voor efactureren. 4.4 KENNIS TEN AANZIEN VAN EFACTUREREN Uit de vorige paragraaf blijkt dat (een gebrek aan) kennis relatief vaak wordt genoemd als reden om wel of niet over te stappen. In deze paragraaf gaan we dieper in op de kennis die bedrijven hebben over efactureren. Het gaat daarbij om kennis over de technologie als zodanig. De kennis die nodig is om efactureren binnen de eigen organisatie te implementeren komt aan de orde in paragraaf 4.5. In de vragenlijst is aan respondenten een aantal stellingen over efactureren voorgelegd. Sommige van die stellingen waren juist en andere stellingen bevatten onjuiste informatie. Aan respondenten is gevraagd of deze stellingen goed of fout waren. Figuur 12 toont het aantal keer dat een stelling goed, fout of met 'weet niet' is beantwoord. Uit Figuur 2 blijkt dat drie vragen met betrekking tot belastingen relatief vaak fout of met 'Weet niet' worden beantwoord. Verder concluderen we dat naarmate er voor een stelling meer foute antwoorden worden gegeven wordt ook vaker 'weet niet' geantwoord. Hieruit kan worden afgeleid dat op verschillende punten voldoende kennis vooralsnog ontbreekt.

29 Figuur 12 Kennis ten aanzien van efactureren Figuur 13 laat de relatie tussen kennis en de adoptie van efactureren zien. Hoewel de verschillen in kennisniveau tussen de verschillende groepen relatief klein zijn, is er wel een aantal opvallende verschillen. Allereerst blijkt dat bij alle drie de groepen iets minder dan de helft goed en iets meer dan de helft de vragen fout of men weet niet heeft beantwoord. Ook blijkt dat niet de mensen de al elektronisch factureren de meeste vragen goed hebben. Mogelijk is binnen die bedrijven efactureren al zozeer geïncorporeerd dat men zich niet (meer) bewust is van de details rondom bijvoorbeeld wetgeving. De respondenten die een combinatie maken tussen handmatig en elektronisch factureren hebben significant meer vragen goed dan de andere twee groepen. De mensen die zeggen handmatig te facturen hebben significant vaker dan de combinatiegroep weet niet geantwoord. Zij geven ook minder foute antwoorden dan de andere groepen. Figuur 13 Kennis over efactureren in relatie tot adoptie Als we kijken naar de relatie tussen de termijn waarop de bedrijven die nu nog handmatig of gecombineerd factureren willen overstappen, het aantal goede en foute antwoorden en het aantal keren dat 'weet niet' is geantwoord, dan wordt dit beeld verder aangescherpt. Respondenten die zeggen op korte termijn over te stappen hebben significant meer vragen goed. Kijken we naar de relatie tussen de klantenkring waaraan men factureert en de kennis dan kunnen we concluderen dat daar geen verschillen bestaan. Een Business-to-Government bedrijf heeft

30 geen voorsprong of achterstand in kennis op bedrijven in de Business-to-Business sector. CONCLUSIE We concluderen dat de kennis over efactureren nog beperkt is. Bedrijven die niet willen overstappen beantwoorden de kennisvragen bijvoorbeeld relatief vaak met 'weet niet'. Bovendien bestaat er ook nog de nodige verkeerde ideeën over wat efactureren is, met name onder bedrijven die combineren en zelfs onder bedrijven die volledig elektronisch factureren. Omdat in paragraaf 4.3 werd geconcludeerd dat kennis een belangrijke rol speelt bij de beslissing om over te stappen concluderen we dat het van belang is om meer (juiste) kennis over efactureren te verspreiden onder alle ondernemers. Over de wijze waarop deze kennis verspreid zou moeten worden komen we terug in paragraaf 4.6. 4.5 ATTITUDE, INNOVATIVITEIT EN IT GERICHTHEID In paragraaf 4.3 concludeerden we al dat naast kennis de vraag of een organisatie klaar is voor efactureren een belangrijke rol speelt bij een overstap op efactureren. Om meer inzicht te krijgen in dit aspect gaan we in deze paragraaf op zoek naar de rol die attitude ten aanzien van efactureren, innovativiteit en IT gerichtheid speelt bij de adoptie van efactureren. Om inzicht te krijgen in de rol die deze variabelen spelen bij de adoptie van efactureren is aan bedrijven een lijst van items voorgelegd die vervolgens zijn omgevormd tot schalen. De lijst van schaal-items is opgenomen in bijlage 1. Opvallend is dat de bedrijven bovengemiddeld scoren op zowel de schalen voor attitude, innovativiteit als IT-readiness. Hoewel dit in theorie niet mogelijk is kan in algemene zin worden geconcludeerd dat bedrijven een positief beeld van zichzelf hebben ten aanzien van hun innovatiekracht. Ondanks de hoge scores zijn er duidelijke verschillen tussen die bedrijven die reeds zijn overgestapt, de bedrijven die een combinatie maken en de bedrijven die handmatig werken. Deze resultaten zijn weergegeven in Figuur 14. Figuur 14 Attitude, Innovatie, IT-readiness en adoptie van efactureren (op een 7 punts Likert schaal) De bedrijven die gecombineerd factureren scoren het hoogst op alle drie de schalen en wijken daarmee significant af van de bedrijven die handmatig factureren. De bedrijven die elektronisch factureren scoren opnieuw tussen de twee andere groepen in. Bovendien is er significante samenhang tussen de mate van