Burgerschap, module 10: De buurt.



Vergelijkbare documenten
Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Thema In en om het huis.

hoe ik kan reageren op familieberichten van de buren, bijvoorbeeld als er iemand jarig is, of er een baby geboren is.

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Op zoek naar werk

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Wat kan ik voor u doen?

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Gezond thema: DE HUISARTS

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Thema In en om het huis

Actielessen. Les 5. Feest in de buurt! Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Werkboek Het is mijn leven

Hoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

HEB JE HUISWERK VANDAAG?

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

werkbladen thema 5 werk

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Oefenzinnen module 1. Oefenzinnen module 2. Luister goed en schrijf de zin op.

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Les 4. De fysiotherapeut.

Ja hoor. Dan moet je rechtdoor. Bij de moet je naar rechts en daarna de links. Het postkantoor is aan rechterhand.

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Les 3 Integratie Leestekst: Een contact-advertentie. Introductiefase

NASCHOOLSE DAGBEHANDELING. Figaro. Welkom! Waarom kom jij naar de groep? Informatieboekje voor kinderen die komen kennismaken. Dit boekje is van:

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Je kunt zoeken naar werk dat bij je past. Je kunt praten met een medewerker van een uitzendbureau. Je kunt informatie vragen over vacatures.

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Op zoek naar werk

Antwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Inkijkexemplaar. Dit deel gaat over de taalstage. Wat kun je?

Educatief materiaal bij de voorstelling Buurman en Buurvrouw, groep 3 en 4

Monica is jarig. Iemand vertelt over haar sollicitatiegesprek. Monica en Arend praten over opleiding, werken en een eigen bedrijf.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas

Thema Kinderen en school

Formeel en informeel. Formeel: Je gebruikt u om iemand aan te spreken. Je noemt iemand bij zijn achternaam.

Thema 4 Communicatie. Taalhulp Telefoneren. Informele situaties - opbellen en opnemen. Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John.

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Pluslessen. Les 42. Contact met elkaar. Wat leert u in deze les? Succes! 0 Een praatje beginnen met onbekenden.

Les 33. Zwangerschap

Wensenkaart. Wensen en grenzen Oefening 1.1 Werkblad. Meisjes. Als jij uitgaat en een leuk jongen ontmoet, wat hoop je dan dat er gebeurt?

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen

5 Verkeer en vervoer

Melkweg. Een dagje ouder. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Ouder worden

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Transcriptie:

De buurt 10

KleurRijker Deze module gaat over De buurt. Je kunt de buren uitnodigen. Je weet wat je doet met overlast. Je kunt reageren op een familiebericht. Je kunt een kaartje en een kort briefje schrijven. De film Burgerschap, module 10: De buurt. Ga naar www.kleurrijker.nl en bekijk de film. Bespreek: Kun je de film goed verstaan? Begrijp je waar het over gaat? Wat begrijp je nog niet? Wat wist je al? Wat wist je nog niet? Vind je de film leuk? Waarom wel/niet? 10-1

Diagnostische toets Wat weet je al van deze module? Maak de Diagnostische toets. Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Wat kun je? De buurt 1. Ik kan kennismaken met de buren. Ik kan mezelf voorstellen. 2. Ik kan de buren uitnodigen. 3. Ik kan reageren op familieberichten. Bijvoorbeeld op een geboortekaartje of op een bericht dat iemand dood is gegaan. 4. Ik kan de buren vertellen over (aankomende) overlast. Bijvoorbeeld als ik een feestje geef. 5. Ik kan met de buren praten over hoe ik of zij kunnen zorgen voor minder overlast. 6. Ik heb voor overlast gezorgd. Bijvoorbeeld als ik lawaai heb gemaakt of als ik een raam kapot heb gemaakt. Ik kan sorry zeggen tegen de buren. Dat kan ik goed Dat kan ik met hulp Dat kan ik nog niet Dat wil ik leren Deze situaties ga je oefenen. Je kunt ook een bewijs verzamelen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of je begeleider. 10-2

Opdracht 1 Bespreek met elkaar. Welk woord hoort bij welk plaatje? jezelf voorstellen de overlast het geboortekaartje de buurt feliciteren het feest 10-3

Opdracht 2 Lees de vragen. Denk even na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Hoe heet de buurt of wijk waar jij woont? 2. Wat voor mensen wonen er in jouw buurt of wijk? Oude mensen, jonge mensen of gezinnen? 3. Vind je het een fijne buurt of wijk? Waarom wel of niet? 4. Wat vind je belangrijk in een wijk? Buren ontmoeten Filiz en Hamid Eraslan zijn nieuw in de buurt. Ze zijn bezig met verhuizen. Vera en Mark zijn de buren van Filiz en Hamid. Filiz komt zich voorstellen aan Mark en Vera. Filiz Vera Filiz Vera Mark Filiz Mark Goedemiddag, ik kom me even voorstellen. Ik ben Filiz Eraslan. Aangenaam, ik ben Vera Mulder. Zijn jullie onze nieuwe buren? Ja, ik kom hier wonen met mijn man Hamid. Wat leuk! Welkom in de buurt. Dit is mijn man Mark. Dag Filiz, leuk je te ontmoeten. Hoe gaat het met de verhuizing? Goed, maar het is wel veel werk. Gelukkig verhuist een verhuisbedrijf alle grote spullen. Dat scheelt veel werk. 10-4

Filiz Vera Filiz Vera Filiz Mark Inderdaad. Je hebt een mooie naam, Filiz. Waar kom je oorspronkelijk vandaan? Ik ben geboren in Turkije. In een dorp vlakbij Ankara. Komt jouw man ook uit Turkije? Nee, Hamid is geboren in Nederland. Maar zijn ouders zijn Turks. Zo, Turkije! Nou, dat is wel wat anders dan Nederland. Kun je een beetje aan de regen wennen? Filiz Mark Vera Filiz Vera Filiz Vera Filiz Mark Jawel, maar niet aan de kou! Hoe lang wonen jullie eigenlijk in deze buurt? Wij wonen hier nu vijf jaar. Dit is een heel fijne buurt. Ik hoop dat jij en Hamid je snel thuis voelen hier. Dat hoop ik ook. Sorry, maar ik moet nu gaan. Ik ga mijn man helpen met uitpakken. Dat is prima. Komen jullie een keer koffiedrinken? Dan leren we elkaar beter kennen. Ja, gezellig! Het was leuk jullie te ontmoeten. Dat vind ik ook. Tot snel! Dag! Dag! Opdracht 3 Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin. de buren ontmoeten verhuizen zich voorstellen aangenaam welkom 10-5

oorspronkelijk vlakbij wennen uitpakken Lees het gesprek 'Buren ontmoeten' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op. Opdracht 4 Lees de vragen. Kijk in de tekst. Bespreek je antwoorden. 1. Hoe begint Filiz het gesprek? 2. Wat zegt Vera terug? 3. Welke vragen stellen Vera en Mark aan Filiz? 4. Vera nodigt Filiz en Hamid uit voor een kopje koffie. Wat zegt Filiz terug? 5. Hoe sluit Filiz het gesprek af? 6. Begrijp je wat er gezegd wordt? Opdracht 5 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 6 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 7 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. 10-6

Opdracht 8 Werk samen. Cursist A: je bent net verhuisd. Je stelt je voor aan je buurman/buurvrouw. Cursist B: je bent de buurman/buurvrouw. Speel eerst gesprek 1. Ga daarna verder met gesprek 2. Wissel van rol. Cursist A 1. Goedemiddag, mag ik me even voorstellen? Ik ben meneer/ mevrouw (zeg je naam). 2. Hoi, ik zal me even voorstellen. Ik heet (zeg je naam). Cursist B 1. Aangenaam, mijn naam is (zeg je naam). Bent u nieuw in deze buurt? 2. Leuk je te ontmoeten! Ik ben (zeg je naam). Ben je onze nieuwe buurman/buurvrouw? Cursist A 1. Ja, ik ben hier pas komen wonen. 2. Ja, ik woon hier pas kort. Cursist B 1. Welkom in de buurt! 2. Ik hoop dat je je snel thuis voelt. Cursist A 1. Bedankt. Woont u al lang hier? 2. Dank je. Hoe lang woon je zelf in deze buurt? Cursist B 1. Ja, ik woon hier nu tien jaar. Dit is een gezellige buurt. 2. Ik woon hier nu tien jaar. Ik vind het heel leuk om hier te wonen. 10-7

Cursist A 1. Heeft u een groot gezin? 2. Woon je hier alleen? Cursist B 1. Ja, ik heb een man/vrouw en kinderen. 2. Nee, ik woon hier samen met mijn man/vrouw. Cursist A 1. Erg leuk om kennis met u te maken. Helaas moet ik nu gaan. Tot de volgende keer. 2. Leuk dat we met elkaar hebben gepraat. Ik moet nu helaas weg. Tot snel! Cursist B 1. Tot ziens, hoor! 2. Dag! 10-8

Opdracht 9 Bespreek het rollenspel. Lees de vragen. Denk even na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met elkaar en met de groep. 1. Zie je verschillen tussen gesprek 1 en 2? Welke verschillen zijn dat? 2. Welk gesprek is formeel? Welk gesprek is informeel? Waarom denk je dat? 3. Welk gesprek vond je fijner? 1 of 2? Waarom? 4. Hoe stel jij jezelf voor? Wat zeg je dan? 5. Wat doe je als je iemand ontmoet? Opdracht 10 Hoe hoort het in Nederland? Wat kun je wel vragen en wat kun je niet vragen aan de buren? Zet een kruisje. Hoe gaat het in jouw land? Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. wel niet 1. Hoeveel verdien je? 2. Heb je zin in een kopje koffie? 3. Wat doe je voor werk? 4. Welk geloof heb je? 5. Hoe duur is je huis? 6. Hoe oud ben je? 7. Mag ik je huis zien? 8. Waar kom je vandaan? 9. Hoe lang woon je hier al? 10-9

Opdracht 11 Je bent net in de buurt komen wonen. Je gaat voor het eerst koffiedrinken bij je buren. Wat kun je aan ze vragen? Bedenk vijf vragen. Schrijf de vragen op. Bespreek daarna je vragen. Vraag 1... Vraag 2... Vraag 3... Vraag 4... Vraag 5... Opdracht 12 Kun je nu zelf kennismaken met de buren, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider. Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is. 10-10

Uitnodigen en een voorstel doen Je wilt met iemand afspreken. Je vraagt hem om iets met jou te doen. Dit heet iemand uitnodigen of een voorstel doen. Iemand uitnodigen voor later Kom je een keer langs? Heb je zin om vanavond langs te komen? Kom je binnenkort op de koffie? Kom je eens op bezoek? Kom je een keer bij ons binnen? Vrijdagavond geven we een feestje. Kom je ook? Heb je zin om een keertje koffie te drinken? Iemand uitnodigen voor nu Heb je zin in een bakje koffie of thee? Kom je even mee naar binnen? Zullen we binnen verder praten? Dan kun je ook mijn man/vrouw ontmoeten. Een voorstel doen Zullen we een keer koffiedrinken? Zullen we naar de stad gaan? Zullen we gaan wandelen? Zullen we naar de bioscoop gaan? Zullen we tv gaan kijken? Reageren op een uitnodiging of voorstel Ja, leuk. Wanneer heb je tijd? Ja, gezellig. Wanneer? Wat een goed idee. Zal ik straks even komen? Zal ik morgen langskomen? Ik heb nu helaas geen tijd. Kan het ook later? Nee, ik kan niet. Dankjewel. 10-11

Opdracht 13 Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin. uitnodigen langskomen binnenkort binnenkomen een bakje koffie koffiedrinken de bioscoop tv kijken helaas later Lees de tekst 'Uitnodigen en een voorstel doen' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op. Opdracht 14 Lees de vragen. Denk even na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Nodig jij weleens iemand uit? Wat zeg je dan? 2. Ben jij weleens door iemand uit de buurt uitgenodigd? Waarvoor? Hoe ging dat? 3. Hebben buren in Nederland meer contact dan in jouw land? Of minder? 4. Hoe ga je om met de buren in jouw land? Wat is anders? Wat is hetzelfde? 5. Heb jij weleens een voorstel gedaan om iets te gaan doen? Aan wie? Wat? Opdracht 15 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. 10-12

Opdracht 16 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 17 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 18 Lees de woorden. Maak van de woorden een goede zin. Schrijf de zin op. Zin 1 ik voorstellen? Mag even me... Zin 2 Fatima? Zal even voorstellen je aan ik... Zin 3 keer koffie? Kom een je op de... 10-13

Zin 4 week volgende keer een Zal langskomen? ik... Zin 5 graag. andere Een keer... Opdracht 19 Wat kun je samen doen? Bekijk de lijst. Wat vind je leuk om te doen? Wat vind je niet leuk om te doen? Zet een kruisje. Verzin zelf twee dingen om te doen. leuk niet leuk 1. Wandelen 2. Koffiedrinken 3. Een feestje geven 4. Naar een café gaan 5. Samen eten 6. Fietsen 7. Naar de film gaan 8. Winkelen 9. 10. 10-14

Opdracht 20 Met de groep. Nodig elkaar uit of doe een voorstel. 1. Loop door elkaar. 2. Nodig elkaar uit of doe een voorstel. Voorbeeld: Heb je zin om koffie te drinken? 3. Reageer op de uitnodiging of het voorstel. Voorbeeld: Ja, dat lijkt me leuk. 4. Heb je een afspraak gemaakt? Schrijf de afspraak op in de agenda hieronder. 5. Nodig vijf verschillende mensen uit. 6. Hoe ging het? Wat vind je nog moeilijk? Maandag Donderdag Dinsdag Vrijdag Woensdag Zaterdag / Zondag Opdracht 21 Werk samen. Lees de situaties. Bedenk voor jezelf: wat zeg je? Of: wat vraag je? Bespreek daarna je antwoorden. Situatie 1 Je hebt nieuwe buren gekregen. Je wilt ze uitnodigen voor een kop koffie of thee. Wat zeg je? 10-15

Situatie 2 Je bent binnenkort jarig. Je wilt de buren uitnodigen voor je verjaardag. Wat zeg je? Situatie 3 De buurvrouw nodigt je uit voor een kop koffie. Je kunt niet, want je hebt een andere afspraak. Wat zeg je? Situatie 4 Je kind is binnenkort jarig. De buurkinderen mogen ook op het kinderfeestje komen. Wat zeg je? Situatie 5 Er zijn nieuwe mensen in de straat komen wonen. Je wilt ze graag beter leren kennen. Je wilt ze daarom uitnodigen. Wat zeg je? Opdracht 22 Kun je nu zelf de buren uitnodigen, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider. Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is. 10-16

Reageren op familieberichten Iedereen maakt blije en verdrietige dingen mee. Sommige mensen zetten dan een bericht in de krant. Bijvoorbeeld bij een geboorte of een huwelijk. Of als iemand is overleden. Deze berichten heten familieberichten. Mensen vinden het fijn als je meeleeft. Je kunt iemand vertellen dat je meeleeft. Of je stuurt een kaartje. Maar wat zeg je dan? Of wat schrijf je? Iemand feliciteren Bij een blije gebeurtenis moet je iemand feliciteren. Een verjaardag is een blije gebeurtenis. Een huwelijk is ook een blije gebeurtenis. De geboorte van een kind is dat ook. Je feliciteert de jarige, de mensen die gaan trouwen of de jonge ouders. Je kunt mensen ook om andere redenen feliciteren. Bijvoorbeeld omdat ze verhuisd zijn, een nieuwe baan hebben, hun rijbewijs hebben gehaald of Nederlander zijn geworden. Wat zeg je bij een verjaardag? Gefeliciteerd met je verjaardag. Van harte gefeliciteerd. Van harte! Proficiat! Wat zeg je bij een geboorte? Gefeliciteerd met de geboorte van je kindje. Van harte gefeliciteerd met de geboorte van je zoon/dochter. Gefeliciteerd met jullie baby. Wat zeg je bij een huwelijk? Gefeliciteerd met jullie huwelijk. Veel geluk samen. Van harte gefeliciteerd met jullie 12½-, 25- of 50-jarige huwelijk. 10-17

Iemand sterkte of beterschap wensen Bij ziekte wens je iemand beterschap. Sommige mensen worden niet meer beter. Dan wens je ze natuurlijk geen beterschap. Je kunt ze dan beter sterkte wensen. Wat zeg je als iemand ziek is? Van harte beterschap! Ik hoop dat je gauw beter wordt. Heel veel sterkte gewenst. Sterkte! Ik denk aan je. Ik leef met je mee. Condoleren Als mensen overlijden, laat je de familie weten dat je meeleeft. Dit noem je condoleren. Wat zeg je als iemand is overleden? Gecondoleerd. Veel sterkte toegewenst. Een hand geven of zoenen Bij alle belangrijke gebeurtenissen, blij of verdrietig, geef je mensen een hand. Soms zoenen mensen elkaar op de wang. Dit doe je alleen als je iemand goed kent. Hulp aanbieden Soms hebben mensen hulp nodig. Je kunt dan vragen of je kunt helpen. Zo laat je ook zien dat je meeleeft. Wat zeg je als je wilt helpen? Kan ik iets voor je doen? Heb je hulp nodig? Laat het weten als ik je kan helpen. Opdracht 23 Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin. het familiebericht verdrietig meeleven het kaartje feliciteren 10-18

de gebeurtenis de jarige gefeliciteerd van harte proficiat de geboorte beterschap de ziekte overlijden condoleren gecondoleerd sterkte zoenen de hulp aanbieden Lees de tekst 'Reageren op familieberichten' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op. Opdracht 24 Lees de vragen. Denk even na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Welke blije of verdrietige gebeurtenissen heb je meegemaakt? Leefden andere mensen met je mee? Wat deden ze? 2. Wat doe jij bij een blije of verdrietige gebeurtenis van iemand? Stuur je een kaartje? Ga je ernaar toe? 3. Reageren mensen in Nederland anders dan in jouw land? Wat is er anders? Wat is hetzelfde? 4. Wanneer geef jij een hand? En een zoen? 5. Stuur jij mensen een kaartje? Wanneer doe je dat? Opdracht 25 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. 10-19

Opdracht 26 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 27 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 28 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 29 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. 10-20

Opdracht 30 Wanneer gebruik je de volgende zinnen? Verbind de gebeurtenissen en de zinnen met elkaar. Bram en Tamara hebben een nieuw huis. Gefeliciteerd met je rijbewijs! Laila heeft een dochter gekregen. Beterschap. De vader van Hamid is overleden. Hoera, een baby! Mark en Vera zijn 12½ jaar getrouwd. Van harte gefeliciteerd! Filiz is jarig. Veel geluk in jullie nieuwe woning! Tom heeft zijn rijbewijs gehaald. Gecondoleerd. Malik is ziek. Gefeliciteerd met jullie huwelijk! 10-21

Opdracht 31 Werk samen. Lees de situaties. Bespreek met elkaar: hoe reageer je? Situatie 1 Je kent de ouders van Kim. Je ziet deze advertentie in de krant. Hoe reageer je? Situatie 2 Je kent Marcel de Munnik. Je ziet deze advertentie in de krant. Hoe reageer je? Situatie 3 Je kent dit echtpaar. Je ziet deze advertentie in de krant. Hoe reageer je? 10-22

Situatie 4 Je kent Mai Stemkens. Je ziet deze advertentie in de krant. Hoe reageer je? Bespreek nu met elkaar en met de docent. Hoe reageer je? Welke situaties vind je moeilijk? Wat kun je doen of zeggen? Zijn er nog andere situaties die je moeilijk vindt? 10-23

Opdracht 32 Werk samen. Bekijk de kaart. Geef antwoord op de vragen. Bespreek daarna je antwoorden. 1. Voor wie is de kaart? 2. Wie heeft de kaart geschreven? 3. Wanneer is de kaart geschreven? 4. Waarom is de kaart geschreven? 2 mei 2010 Beste Lotte, Van harte gefeliciteerd met je verjaardag! Ga je nog wat leuks doen vandaag? Ik kom snel langs om je te feliciteren! Geniet van de dag en tot binnenkort. Lotte Lotte Hartman Marga Marga Klompelaan 6 6836 BH Arnhem 6836 BH Arnhem De groeten van Klaas-Jan 10-24

Opdracht 33 Lees de situaties. Wat schrijf je op het kaartje? Schrijf dat op. Schrijf ook het adres op de kaart. Situatie 1 Je vriendin heeft een dochtertje gekregen. Je stuurt een kaartje om haar te feliciteren. Je vriendin heet Ana Popova. Haar adres is Beeklaan 45b, 2562 AA Den Haag........... Ana, Van harte. met de... van.. 10-25

Situatie 2 Kennissen van jou gaan trouwen. Je stuurt een kaartje om ze te feliciteren. Je kennissen heten Nick en Lucy Mutters. Hun adres is Oudestraat 38, 9712 GK Groningen..................... Situatie 3 De moeder van een kennis is overleden. Je stuurt een kaartje om te condoleren. Je kennis heet Bart van Dam. Zijn adres is Kneppelweg 12, 1104 MA Amsterdam..................... 10-26

Opdracht 34 Werk samen. Bespreek de kaartjes die je hebt geschreven bij de vorige opdracht. 1. Wat heb je opgeschreven? 2. Is de kaart netjes geschreven? 3. Heb je het goede adres op de kaarten geschreven? 4. Wat vind je nog moeilijk? Bespreek je kaarten met je docent. Opdracht 35 Kun je nu zelf reageren op familieberichten, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider. Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is. 10-27

Een tuinfeest Mark en Vera Mulder gaan een tuinfeest geven. Vera overlegt met haar buurman Hamid over het feest. Ze maken afspraken over lawaai op het feest. Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Vera Hamid Hé Hamid. Hallo Vera. Hoe is het met je? Goed. Met jou ook? Ja hoor. Zeg, Mark en ik geven vrijdag bij ons thuis een feest. We zijn 12½ jaar getrouwd. Wat leuk. Alvast gefeliciteerd. Dank je. Wij vieren dit met familie en vrienden bij ons in de tuin. We gaan barbecueën. Komen jij en Filiz ook? Wij kunnen dan helaas niet. Maar het wordt vast een mooi feest. Jullie tuin is groot genoeg voor een feest. Ja, het wordt zeker leuk. Ik wil jullie alleen wel waarschuwen dat er misschien wat lawaai zal zijn. Er komen namelijk veel mensen. Ik hoop dat jullie daar begrip voor hebben. Natuurlijk begrijpen we dat. Wij hebben ook weleens een feestje. Als het gezellig is, dan maken mensen meer lawaai. Hoe lang duurt jullie feest? Het wordt niet erg laat. We beginnen om zes uur s avonds. Om één uur is het rustig. Vinden jullie dat goed? Nou, ik moet zaterdag al vroeg naar mijn werk. Eén uur vind ik dan een beetje laat. Dat begrijp ik. Als we om twaalf uur rustig zijn, is dat beter? Dat is prima. Dan hebben wij ook genoeg tijd om te slapen. Oké, dat is afgesproken. Oh ja, mensen maken meestal veel lawaai als ze afscheid nemen. Willen jullie daarop letten? Anders is iedereen in de straat weer wakker. Dat is goed. Ik zal het tegen onze gasten zeggen. Fijn dat je dit zegt. Ik had daar nog niet aan gedacht. Bel ons als we toch te veel lawaai maken. Dat zullen we doen. Veel plezier alvast. Dank je wel. Dag. Dag. 10-28

Opdracht 36 Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin. het tuinfeest overleggen de afspraak het lawaai alvast barbecueën waarschuwen afscheid nemen de gasten veel plezier Lees de tekst 'Een tuinfeest' nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op. Opdracht 37 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 38 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. 10-29

Opdracht 39 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 40 Lees de tekst 'Een tuinfeest' nog een keer en beantwoord de vragen. Bespreek daarna je antwoorden. 1. Waar gaan Mark en Vera het feest geven? a. bij hun thuis b. in de tuin c. bij Filiz en Hamid 2. Hoe laat is het feest afgelopen? a. twaalf uur b. één uur c. twee uur 3. Hoeveel jaar zijn Mark en Vera getrouwd?...... 4. Wat moet Hamid doen als er te veel lawaai is?...... 5. Welke afspraken maken Hamid en Vera met elkaar? Noem twee afspraken....... 10-30

Opdracht 41 Werk samen. Cursist A: je bent de buurman of de buurvrouw. Cursist B: je gaat iets doen waar andere mensen last van kunnen hebben. Je gaat de buren waarschuwen. Speel eerst gesprek 1. Speel daarna gesprek 2. Wissel van rol. Cursist A 1. Dag buurman/buurvrouw, hoe gaat het? 2. Ha, daar hebben we de buurman/buurvrouw. Leuk je te zien. Cursist B 1. Goed hoor. Zeg, morgen geven wij een feestje. Dat kan wat lawaai geven. 2. Dank je. Ik ben hier om te vertellen dat onze verbouwing morgen begint. De bouwers zetten stenen op de stoep. Ik hoop dat jullie er langs kunnen. Cursist A 1. Dat geeft niet. Voor een keertje is dat niet erg. 2. Dat hoop ik ook. Maar ja, zonder stenen kun je niet verbouwen. Cursist B 1. Daar ben ik blij om. Tot ziens! 2. Dankjewel voor je begrip. Dag! 10-31

Opdracht 42 Werk samen. Cursist A: je bent de buurman of de buurvrouw. Cursist B: je gaat iets doen waar andere mensen last van kunnen hebben. Je gaat de buren waarschuwen. Speel eerst gesprek 1. Speel daarna gesprek 2. Wissel van rol. Cursist A 1. Hoi (zeg de naam), hoe is het? 2. Hallo buurman/buurvrouw, alles goed? Cursist B 1. Prima. Ik kom even zeggen dat wij straks gaan barbecueën. Ik hoop dat je daar geen last van hebt. 2. Ja hoor. Met jou ook hoop ik. Morgenmiddag hebben we een kinderfeestje. Dat zal wel herrie geven. Dus ik meld het maar even. Cursist A 1. Ja, de vorige keer dat jullie gingen barbecueën stond de tuin vol rook. Ik hoop deze keer niet. 2. Wil je dan de muziek niet te hard zetten? Dat klinkt zo door. Cursist B 1. Oh, toen de barbecue aanging, bedoel je? Dat is vervelend. Ik zal er rekening mee houden. Is dat goed? 2. Ik zal de muziek niet te hard zetten. Oké? Cursist A 1. Dankjewel. Eet smakelijk vanavond. 2. Heel erg bedankt! Veel plezier straks. 10-32

Opdracht 43 Lees de vragen. Denk even na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Bekijk de gesprekken bij opdracht 41 en opdracht 42. Zie je verschillen? 2. Hoe reageren de buren bij opdracht 41? En bij opdracht 42? 3. Welke afspraken maken de buren bij opdracht 42? 4. Maken je buren met jou afspraken, als ze iets gaan doen waar jij last van kunt hebben? Hoe gaat dat? 5. Maak jij afspraken met de buren, als jij iets gaat doen waar zij last van kunnen hebben? Hoe doe je dat? 6. Vind je het belangrijk om met je buren afspraken te maken, als je last van elkaar kunt hebben? Waarom wel? Waarom niet? Opdracht 44 Situatie In je huis is een reparatie nodig. Morgenvroeg om acht uur komt het klusbedrijf. De reparatie zal de hele dag duren. De klusmannen gaan ook boren en timmeren. Dat geeft lawaai. Je wilt de buren waarschuwen. Maar de buren zijn niet thuis. Schrijf een briefje voor de buren. 10-33

Opdracht 45 Werk samen. Vergelijk je briefje bij de vorige opdracht. Is het een duidelijk briefje? Kun je goed lezen wat er staat? Wat vind je nog moeilijk? Bespreek je briefje met je docent. Opdracht 46 Werk samen. Cursist A: je geeft een feestje. Cursist B: je hebt last van de muziek en belt cursist A op. Oefen het gesprek twee keer. Wissel van rol. Tip: Ga met de rug naar elkaar toe zitten. Dan lijkt het op een echt telefoongesprek. Als het kan: Vraag of een andere cursist naar jullie wil luisteren. Of neem het gesprek op. Cursist A Goedenavond, u spreekt met (zeg je naam). Cursist B Hallo (zeg de naam van cursist A). Je spreekt met (zeg je naam). Cursist A Wat een verrassing dat je belt! Cursist B Zeg dat je belt omdat de muziek te hard staat. Vertel dat je kinderen nu niet kunnen slapen. 10-34

Cursist A Wat vervelend dat jullie last hebben van onze muziek. Cursist B Zeg dat je dat ook vervelend vindt. Vraag of de muziek iets zachter kan. Cursist A Ja, natuurlijk. Ik zal de muziek gelijk zachter zetten. Cursist B Zeg dat je dit fijn vindt. Bedank cursist A voor zijn/haar begrip. Cursist A Dat is geen probleem. Slaap lekker alvast! Cursist B En jullie nog veel plezier vanavond. Dag! Opdracht 47 Bespreek het rollenspel. 1. Was het een goed gesprek? Wat vond je nog moeilijk? 2. Konden jullie elkaar goed verstaan? En begrijpen? 3. Waren jullie beleefd? 4. Heb je je vragen goed gesteld? En je antwoorden goed gegeven? Oefen het rollenspel eventueel nog een keer. Maak het gesprek een beetje anders. Bespreek met je docent hoe het rollenspel gegaan is. 10-35

Opdracht 48 Kun je nu zelf de buren informeren over (aankomende) overlast, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider. Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is. Samen in de buurt Je woont nooit alleen in een buurt. Er zijn altijd andere mensen. Met deze mensen probeer je rekening te houden. Je probeert geen dingen te doen die vervelend zijn voor anderen. Toch doe je soms iets waar een ander last van heeft. Je geeft een feestje met harde muziek. Of je bent je huis aan het verbouwen. Dit noem je overlast. Weet je dat je voor overlast gaat zorgen? Bespreek dat met je buren. Dan kun je samen afspraken maken. Sorry zeggen Heb je overlast veroorzaakt? Dan zeg je sorry. Dit heet ook wel: je excuses maken of je verontschuldigen. Wat zeg je dan? Sorry. Het spijt me. Wat zeg je als iemand sorry zegt tegen jou? Dat is niet erg. Dat geeft niks. of Dat vind ik echt vervelend. Zorg dat het niet nog eens gebeurt. 10-36

Heeft iemand iets gedaan wat vervelend is voor jou? Dan kun je dat best zeggen. Vertel ook waarom je het vervelend vindt. Vaak hebben anderen daar begrip voor. Met elkaar praten is heel belangrijk. Zo maak je de buurt leuk. Voor jezelf en voor je buurtgenoten. Opdracht 49 Bespreek met elkaar. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis op in de woordenlijst. Je vindt de woordenlijst achterin. rekening houden met verbouwen de overlast veroorzaken je excuses maken zich verontschuldigen sorry het spijt me dat geeft niks het begrip Lees de tekst 'Samen in de buurt nog een keer. Welke belangrijke woorden ken je nog niet? Schrijf de woorden op in jouw woordenlijst achterin. Wat betekenen de woorden? Schrijf de betekenis ook op. 10-37

Opdracht 50 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 51 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 52 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 53 Werk samen. Cursist A: lees tekst 1. Doe dan de map dicht. Vertel cursist B wat er in de tekst staat. Vertel het in je eigen woorden. Lees daarna de tekst samen nog een keer. Ga verder met tekst 2. Wissel van rol. Tekst 1 Ik geef een feestje. Het feestje is s avonds. Er is ook harde muziek. Door de muziek kan de buurman niet slapen. Dat is vervelend voor hem. De volgende dag zeg ik sorry tegen de buurman. Dat vindt de buurman fijn. 10-38

Tekst 2 Ik ga mijn huis verbouwen. Daarvoor heb ik stenen nodig. De stenen liggen voor mijn huis. De buren hebben hier last van. Daarom schrijf ik een briefje. Ik vertel ze over de verbouwing. Dan weten ze waarom de stenen op straat liggen. Tekst 3 De zoon van mijn buurman heeft een brommer. Hij rijdt er vaak op. De brommer maakt veel lawaai. Dat vind ik niet leuk. Daarom praat ik erover met de buurman. We spreken af dat hij met zijn zoon gaat praten. Opdracht 54 Lees de vragen. Denk even na over je antwoord. Bespreek je antwoorden met de docent en de groep. 1. Welke overlast kun je bedenken? Maak samen een lijst. 2. Wat kun je doen om overlast minder erg te maken? Praat je daarover met je buren? 3. Heb je weleens overlast veroorzaakt? Wat voor overlast was dat? 4. Wat doe je als je overlast hebt veroorzaakt? Zeg je sorry? Schrijf je een briefje? 5. Wat doe je als je buren overlast veroorzaken? Zeg je iets tegen je buren? Wat zeg je dan? 10-39

Opdracht 55 Werk samen. Lees de situaties. Bedenk voor jezelf: wat zeg je? Of: hoe zeg je sorry? Bespreek daarna je antwoorden. Voorbeeld: De buurman zegt dat de muziek erg hard staat. Wat zeg je? Jij zegt: 'Sorry, ik zal het meteen zachter zetten.' Situatie 1 Je bent s avonds in huis aan het verbouwen. Dit maakt veel lawaai. De buren komen hierover klagen. Wat zeg je? Situatie 2 Je hebt de vuilnis buiten laten staan. Het is warm weer, dus het stinkt. De buurman vraagt of je de vuilnis weg wilt brengen. Wat zeg je? Situatie 3 De buren hebben een kat. De kat loopt vaak buiten. Hij graaft steeds in je tuin. Jij vindt dit vervelend. Wat zeg je? Situatie 4 De buurman en jij hebben ruzie gehad. Daarvan heb je nu spijt. Wat ga je tegen hem zeggen? Situatie 5 De buurman heeft s nachts een grote tuinlamp aan. Jij hebt hier last van. Wat zeg je? Bespreek de oefening met je docent. Hoe ging het? Wat vind je nog moeilijk? 10-40

Opdracht 56 Kun je nu zelf sorry zeggen na overlast of schade, denk je? Dan kun je een opdracht doen voor je portfolio. Bespreek dit met je docent of begeleider. Heb je een opdracht gedaan? Vul dan een bewijsformulier in en stop het in je portfolio. Vertel in de groep hoe het gegaan is. Opdracht 57 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 58 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 59 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. Opdracht 60 Ga naar www.kleurrijker.nl en maak deze opdracht op de computer. 10-41

Basiskennis Taal Wil je grammatica oefenen? Ga naar www.kleurrijker.nl en kies Basiskennis Taal. Maak deze opdrachten op de computer: Onderwerp Opdracht Nummer Ik heb dit gedaan. Dagelijkse taal DT 01 Familie opdracht 01 DT 01 Familie opdracht 02 DT 17 Sorry opdracht 01 Grammatica GT 09 Tegenstellingen opdracht 01 Klanken en woorden KW 11 Mooi, mooier, mooist opdracht 01 WW 08 Vroeger, nu en de Werkwoorden opdracht 01 toekomst Zinsbouw ZB 09 Ga je mee? opdracht 01 De film Burgerschap, module 10: De buurt. Bekijk de film nog een keer. Bespreek: Begrijp je nu alles? Wat begrijp je nog niet? Vertel in je eigen woorden waar de film over gaat. Wat is anders in jouw land? Ben je het eens met de persoon? Wat is jouw mening? Waarom? Examentrainer Ben je klaar voor een oefenexamen? Doe de examentrainer. Ga naar www.kleurrijker.nl en kies de examentrainer. Kies Burgerschap, module 10: De buurt. Maak de opdracht op de computer. 10-42

Woordenlijst Schrijf de betekenis op. Hoe? Dat mag je zelf kiezen. Bijvoorbeeld in je eigen taal, of in het Nederlands. Met een voorbeeldzin, of met een tekening. woord betekenis aanbieden aangenaam afscheid nemen de afspraak alvast een bakje koffie barbecueën het begrip beterschap binnenkomen binnenkort de bioscoop de buren condoleren dat geeft niks je excuses maken het familiebericht feliciteren de gasten de gebeurtenis de geboorte gecondoleerd gefeliciteerd helaas 10-43

het spijt me de hulp de jarige het kaartje koffiedrinken langskomen later het lawaai meeleven ontmoeten oorspronkelijk de overlast overleggen overlijden proficiat rekening houden met sorry sterkte het tuinfeest tv kijken uitnodigen uitpakken van harte veel plezier verbouwen verdrietig verhuizen zich verontschuldigen veroorzaken vlakbij zich voorstellen 10-44

waarschuwen wennen welkom de ziekte zoenen Schrijf jouw nieuwe woorden op deze lijst. Schrijf ook de betekenis op. Vul minimaal drie woorden in. woord betekenis Kies vijf woorden uit de woordenlijst. Spreek ze uit. Kies opnieuw vijf woorden uit de woordenlijst. Maak een zin waarin het woord voorkomt en spreek deze uit. Kies vijf moeilijke woorden uit de woordenlijst. Vraag aan een andere cursist wat de woorden betekenen. 10-45

Wat kun je nu? De buurt doelen Dat kan ik goed 1. Kennis maken met de buren. 2. Buren uitnodigen. 3. Reageren op familieberichten. 4. De buren informeren over (aankomende) overlast. 5. Overleggen met de buren over minder overlast. 6. Excuses maken na overlast of schade. 1. Ik kan me voorstellen aan de buren. 2. Ik kan vragen beantwoorden over mijn gezin, het land waar ik vandaan kom enzovoort. 3. Ik kan vragen stellen aan de buren over hun gezin. 4. Ik weet wat ik wel en niet kan vragen bij een kennismaking. 1. Ik kan de buren uitnodigen voor koffie of voor een feestje. 1. Ik kan reageren op familieberichten. Bijvoorbeeld bij geboorte, huwelijk, ziekte of overlijden. 1. Ik kan de buren laten weten dat er overlast zal komen. 1. Ik kan met de buren overleggen over het verminderen van overlast. 1. Ik kan sorry zeggen als ik overlast of schade heb veroorzaakt. Dat moet ik nog oefenen Dat heb ik gedaan voor mijn portfolio Bespreek met je docent of begeleider wat je nog kunt oefenen. 10-46

TGN-trainer - module 10 TGN betekent Toets Gesproken Nederlands. Op het inburgeringsexamen doe je een TGNtoets. In de volgende 5 opdrachten oefen je de TGN-toets, op de computer of met deze map. TGN-trainer Opdracht 1 Wil je oefenen op de computer? Ga naar www.kleurrijker.nl. Kies TGN-trainer. Maak deze opdracht op de computer. Doe deze map dicht! Opdracht 1 Wil je oefenen met het boek? Werk samen. Cursist A: lees de zin hardop. Cursist B: doe je map dicht. Luister goed. Zeg de zin na. Ben je goed te verstaan? Wissel daarna van beurt. Let op: je hoeft de zin niet te begrijpen. Iedereen liegt weleens. Stamt de mens van de apen af? Je moet iedere dag twee ons groente eten. Tijdens de zomer gaan veel mensen op vakantie. Het laatste nieuws kun je in de krant lezen. Op vrijdag eten veel mensen vis. Een aspirine helpt tegen hoofdpijn. Op het station mag niet gerookt worden. Als je blind bent, kun je niet autorijden. Dieven breken meestal s nachts in. Kantoren zijn vaak na vijf uur gesloten. Spaarlampen verbruiken minder energie dan gewone lampen. TGN-trainer 10-47

Opdracht 2 Wil je oefenen op de computer? Ga naar www.kleurrijker.nl. Kies TGN-trainer. Maak deze opdracht op de computer. Doe deze map dicht! Opdracht 2 Wil je oefenen met het boek? Werk samen. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: doe je map dicht. Geef antwoord op de vragen. Geef je het goede antwoord? Wissel daarna van beurt. Bestaat ijs uit water of uit zand? Kun je in de zee zwemmen of hardlopen? Is een vaas voor bloemen of planten? Is een knuffelbeest hard of zacht? Kun je met een schaar knippen of scheuren? Heeft een olifant een slurf of een toeter? Zitten er aan je hand vingers of tenen? Is een kabouter echt of nep? Staat er in een winkel een altaar of een toonbank? Kun je met geld betalen of eten? Wat voor geluid maakt een hond? Waar kun je op zien hoe laat het is? Hoe noem je iemand die een auto bestuurt? Waar kun je een brief in versturen? TGN-trainer 10-48

Opdracht 3 Wil je oefenen op de computer? Ga naar www.kleurrijker.nl. Kies TGN-trainer. Maak deze opdracht op de computer. Doe deze map dicht! Opdracht 3 Wil je oefenen met het boek? Werk samen. Cursist A: lees de zin hardop. Cursist B: doe je map dicht. Luister goed. Zeg de zin na. Ben je goed te verstaan? Wissel daarna van beurt. Let op: je hoeft de zin niet te begrijpen. Een koe geeft melk. Kauwgom moet je niet doorslikken. Kaas is gemaakt van melk. In het verkeer moet je je hoofd koel houden. Het is vervelend als mensen voordringen in de winkel. Rond zes uur is het erg druk in de supermarkt. De gasrekening moet altijd vooruit worden betaald. In grote steden zijn duiven vaak een probleem. Een leraar is tijdens de schoolvakanties vrij. Wol en zijde kun je het beste met de hand wassen. Als je hoogtevrees hebt, moet je niet in een flat gaan wonen. Kunstenaars zijn vaak een beetje gek. TGN-trainer 10-49

Opdracht 4 Wil je oefenen op de computer? Ga naar www.kleurrijker.nl. Kies TGN-trainer. Maak deze opdracht op de computer. Doe deze map dicht! Opdracht 4 Wil je oefenen met het boek? Werk samen. Cursist A: lees het woord hardop voor. Cursist B: doe je map dicht. Luister goed naar het woord. Wat is het tegenovergestelde? voorbeeld: wit zwart Wissel daarna van beurt. TGN-trainer anders waarheid haat oprollen aankomst per ongeluk bejaarde onbekend zwaar trouw 10-50

Opdracht 5 Wil je oefenen op de computer? Ga naar www.kleurrijker.nl. Kies TGN-trainer. Maak deze opdracht op de computer. Doe deze map dicht! Opdracht 5 Wil je oefenen met het boek? Werk samen. Cursist A: lees verhaal 1 hardop voor. Cursist B: doe je map dicht. Luister goed naar het verhaal. Vertel daarna in je eigen woorden waar het verhaal over gaat. Wissel daarna van beurt. Ga verder met verhaal 2. TGN-trainer Verhaal 1 Steven staat op de trein te wachten. De trein heeft vijf minuten vertraging. Daarom gaat Steven een kopje koffie halen. Bij het winkeltje staat een grote rij. Steven moet lang wachten. Daardoor mist hij bijna zijn trein. Gelukkig kan hij nog net op tijd instappen. Helaas heeft hij wel koffie gemorst op zijn broek. Dat komt doordat hij hard heeft gerend. Verhaal 2 Marja heeft last van haar rug. Ze besluit een warm bad te nemen. Als ze klaar is, wil ze uit bad stappen. Maar dat gaat niet. Haar rug doet te zeer. Ze moet wachten tot haar man thuis komt. Als haar man thuis is, haalt hij haar gauw uit bad. Haar rug doet nog steeds zeer, maar ze is wel lekker schoon geworden. 10-51