Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Transcriptie

1 Beginnerslessen Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen Wat leert u in deze les? Gesprekken over het inburgeringsexamen begrijpen. Welke examens bij het inburgeringsexamen horen. Waar u kunt oefenen met de examens. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

2 HET GESPREK Opdracht 1. Lees het eerste deel van het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de Edusom website. Pablo en Safiya praten over het inburgeringsexamen. Pablo heeft het examen al gedaan. Safiya moet het nog doen. Daarom wil ze er alles over weten. Pablo Safya Safya Pablo Yes, ik ben geslaagd! Hoera! Echt waar? Ben je geslaagd voor het Inburgeringexamen? Wat goed! Gefeliciteerd! Dank je. Ik ben echt heel blij. Nou, dat snap ik. Ik wou dat ik jou was. Ik moet het examen nog doen. Vertel eens, vond je het moeilijk? Ja, best wel. Nou ja, het ene examen was moeilijker dan het andere. Het ene, het andere, hoezo? Het is toch maar één examen? Nee, joh, het Inburgeringexamen bestaat uit vijf delen. Vijf verschillende examens: lezen, luisteren, spreken, schrijven. En de KNStoets. KNS-toets? Dat is de toets Kennis van de Nederlandse samenleving. Wist je dat niet? Nee, eigenlijk niet. Je moet dus een toets voor lezen, voor luisteren, voor spreken en voor schrijven doen. En dan ook nog die KNS-toets? Ja, dat klopt. De examens gaan over verschillende vaardigheden: je moet laten zien wat je kunt in het Nederlands. Oh. En hoe moet ik dat dan doen? Ik bedoel: hoe gaat het examen? Nou, het examen Luisteren en Lezen doe je op de computer. Je hoort of leest een stukje en dan beantwoord je meerkeuzevragen. Het examen spreken, dat doe je aan de telefoon. Je moet dan woorden nazeggen en vragen beantwoorden. Dat examen duurt niet zo lang. Oh, gelukkig! En je zei net, ook nog de KNS-toets. Hoe gaat die? De KNS-toets doe je ook op de computer. Dat zijn vragen over Nederland, bijvoorbeeld over werk zoeken of naar de dokter gaan. En dan ben je eindelijk klaar? Nee, nee. Dan heb je ook nog het examen schrijven. Dat maak je op papier. Je moet bijvoorbeeld een brief schrijven of een formulier invullen. En je krijgt zinnen die je moet afmaken. Dus eigenlijk is het niet één inburgeringexamen, maar zijn het vijf 2

3 Pablo Safiya examens! Ja.. Dat is toch niet normaal, zoveel. Brr. Nu word ik echt een beetje zenuwachtig. Ach joh, maak je niet zo druk! Ik denk dat het goed zal gaan. Ik weet het bijna zeker. Als ik het kan, kan jij het toch ook? Ja, dat is ook wel zo. Als jij het kan, kan ik het ook! DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. Tip: U kunt de woorden ook beluisteren via de Edusom website. Het Inburgeringexamen Het Inburgeringexamen is een officieel Nederlands examen dat buitenlanders moeten of mogen doen. Bijvoorbeeld: Als je het Inburgeringexamen moet doen, kun je het beste eerst een taalcursus volgen. Slagen Als je slaagt voor een examen, dan heb je het goed gedaan. Je hebt het examen gehaald. Bijvoorbeeld: Hoera, ik ben geslaagd voor mijn rij-examen. Nu heb ik mijn rijbewijs. Bestaan uit Als een boek bestaat uit vijf delen, dan heeft dat boek vijf delen. Bijvoorbeeld: De vraag bestaat uit twee delen. Je moet ze allebei beantwoorden. De KNS-toets De KNS-toets is de toets Kennis Nederlandse Samenleving. In deze toets krijgt u vragen over Nederland. Bijvoorbeeld: Op de website kunt u oefenen met de KNS-toets: de toets Kennis Nederlandse Samenleving. De vaardigheid Een vaardigheid is iets wat je goed kunt. Bijvoorbeeld: Je moet veel vaardigheden hebben als je dokter wilt worden. 3

4 Zenuwachtig (zijn) Als je zenuwachtig bent, ben je bang dat er iets fout gaat. Bijvoorbeeld: Ik ben erg zenuwachtig als ik moet autorijden. Ik ben bang dat er een ongeluk gebeurt. De meerkeuzevraag Bij een meerkeuzevraag zie je een paar antwoorden. Je moet het goede antwoord uitkiezen. Bijvoorbeeld: Hoeveel provincies heeft Nederland? a. Dertien. b. Tien. c. Twaalf. Het goede antwoord is: c. Nederland heeft twaalf provincies. Tip woorden leren Maak een woordenschrift. Schrijf alle woorden die u leert op in het woordenschrift. Kijk vaak in uw woordenschrift om de woorden te herhalen. Kent u ze nog? 4

5 LEZEN / LUISTEREN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Lees het eerste deel van het gesprek. U kunt ook luisteren via de Edusom website. Maak de meerkeuzevragen. Zet een kruisje voor het goede antwoord. 1. Vond Pablo het Inburgeringsexamen moeilijk? a. Ja, hij vond het moeilijk. b. Nee, hij vond het helemaal niet moeilijk. c. Hij weet niet of hij het moeilijk vond. 2. Uit hoeveel examens bestaat het inburgeringsexamen? a. 2 b. 3 c. 4 d. 5 e Welke examens maak je op de computer? a. Lezen, luisteren, KNS. b. Schrijven, spreken. 4. Welk examen maak je via de telefoon? a. De KNS-toets. b. Spreken. c. Luisteren. 5. Zegt Pablo dat Safiya het examen best kan halen? a. Ja, dat zegt hij. b. Nee, dat zegt hij niet. c. Hij zegt dat hij het niet weet. Bekijk de antwoorden op p. 17 5

6 HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook beluisteren via de Edusom website. HET GESPREK DEEL 2 Het gesprek over het Inburgeringexamen gaat verder. Safya Pablo Wanneer ga jij het Inburgeringexamen doen? Over drie maanden. Oh, dat is best snel. Heb je de voorbeeldexamens al gemaakt? Nee.. Wat zijn dat, voorbeeldexamens? Dat zijn voorbeelden van de verschillende examens. Dan kun je kijken wat voor soort vragen ze stellen. Als je die voorbeelden gezien hebt, weet je wat je kunt verwachten op het echte examen. O, wat goed zeg. Waar kan ik die zien? Je vindt ze op het internet. Bij inburgeren.nl. Oh, dat klinkt goed. Daar ga ik kijken. Ja, dat moet je echt doen. Je moet veel meerkeuze-oefeningen maken. Multiple choice, weet je wel. En verder veel oefenen met schrijven, met spreken. Ja.. Alles herherhalen wat je geleerd heb in de cursussen die je gedaan hebt. Alles. Pff. Heb jij dat dan gedaan? Ja, echt waar. Ik heb gewoon al mijn boeken en schriften nog eens doorgekeken. En ik heb alle woorden herhaald. Dat is echt belangrijk. Hoe meer woorden je kent, hoe beter je de vragen kunt beantwoorden. Nou, dan moet ik maar gauw beginnen. Hm, nu zie ik het helemaal niet meer zitten. Ik heb nog maar drie maanden! Ah joh. Je kunt het best! Je haalt het vast. Weet je nog? Als ik het kan, kan jij het ook! 6

7 DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de Edusom website. Het voorbeeldexamen Een voorbeeldexamen is een voorbeeld van een echt examen. Bijvoorbeeld: Als je oefent met het voorbeeldexamen weet je ongeveer hoe het echte examen eruitziet. Het onderwerp Een onderwerp is waar het over gaat. Een van de onderwerpen van de KNS-toets is: Werken in Nederland. Bijvoorbeeld: Het boek heeft een interessant onderwerp. De geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Verwachten Als je verwacht dat iets gaat gebeuren, denk je dat het zal gebeuren. Bijvoorbeeld: Als je de voorbeelden bekijkt, weet je wat je kunt verwachten op het echte examen. Herhalen Als je iets herhaalt, doe je het nog een keer. Bijvoorbeeld: Ik ga alle woorden nog eens goed bekijken. Ik herhaal er elke dag tien. Doorkijken Als je een boek nog eens doorkijkt, kijk je nog een keer in een boek dat je al hebt gelezen. Bijvoorbeeld: Kijk voor het examen alles nog even door. Het zien zitten Als je iets ziet zitten, vind je het goed en leuk. Bijvoorbeeld: Morgen wordt het mooi weer. Ik neem vrij van mijn werk en ga naar het strand. Ik zie het helemaal zitten. 7

8 LEZEN / LUISTEREN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Lees het tweede deel van het gesprek. U kunt ook luisteren via de Edusom website. Maak de meerkeuzevragen. Zet een kruisje voor het goede antwoord. 1. Wanneer moet Safiya haar examen doen? a. Over drie dagen. b. Over drie maanden. c. Over drie weken. 2. Wat zijn voorbeeldexamens? a. Examens die erg goed zijn. b. Voorbeelden van echte examens. c. Examens waarvoor je niet hoeft te betalen. 3. Hoe heeft Pablo zich voorbereid op het examen? a. Hij heeft niet zo veel gedaan om zich voor te bereiden. b. Hij heeft veel over de verschillende delen van het examen gepraat. c. Hij heeft lessen nog eens doorgekeken en woorden herhaald. 4. Wat bedoelt Safiya met Ik zie het nu helemaal niet meer zitten? a. Ik ben mijn bril vergeten. b. Ik denk niet dat het goed zal gaan. c. Ik ben moe en wil even gaan zitten. Bekijk de antwoorden op p. 17 8

9 SCHRIJVEN Opdracht 7. Samenvatting Schrijf in vier zinnen op waar het tweede deel van het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op! Vindt u het moeilijk? Geef dan een antwoord op de vragen. [1. Waar praten Pablo en Safiya over?] [ 2. Hoe heeft Pablo zich voorbereid op het examen?] [3. Waarom is Safya bang voor het examen?] [4. Wat zegt Pablo op het laatst tegen Safya?] Bekijk de antwoorden op p. 17 9

10 Opdracht 8. Uitdrukkingen Geef antwoord op de tweekeuzevragen. Kies het goede antwoord. 1. Wat betekent: Ik ben geslaagd.? a. Ik heb het examen slecht gemaakt. b. Ik heb het examen gehaald. 2. Wat betekent Maak je niet zo druk.? a. Rustig nou maar. b. Doe niet zo wild. 3. Wat betekent: Je kunt het best.? a. Doe je best. b. Je kunt het wel. 4. Wat betekent: Ik ben gezakt? a. Ik ben niet geslaagd voor het examen. b. Ik heb het examen gehaald. 5. Wat betekent: Wat vervelend.? a. Dat is jammer. b. Dat is veel. 5. Wat betekent: Zeg dat wel. a. Ja, dat is zo. b. Ja, dat zeggen ze. 7. Wat betekent: Ik zal voor je duimen.? a. Ik wens je veel succes. b. Ik doe mijn duim in mijn mond. 8. Wat betekent: Je haalt het vast.? a. Je gaat zeker slagen. b. Je haar zit vast. 9. Wat betekent: Ik zie het niet meer zitten.? a. Ik kan nergens zitten. b. Hoe moet ik dit oplossen? Bekijk de antwoorden op p

11 SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw Taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Opdracht 9. Lees samen met uw taalvriend. A: Zeg ben jij geslaagd? Voor de inburgering? A: Zeg ben jij geslaagd? Voor de inburgering? B: Nee, jammer, gezakt. Ik ben weer gezakt. B: Nee, jammer, gezakt. Ik ben weer gezakt. A: Echt waar? Wat vervelend! En wat doe je nu? A: Echt waar? Wat vervelend! En wat doe je nu? B: Ik moet het opnieuw doen. De volgende maand. B: Ik moet het opnieuw doen. De volgende maand. B: Ik ben echt zo bang. En het duurt nog zo lang B: Ik ben echt zo bang. En het duurt nog zo lang A: Het gaat je vast lukken. Je kunt het vast wel. A: Het gaat je vast lukken. Je kunt het vast wel. B: Ik hoop het. Ik hoop het. Ik hoop het van wel. B: Ik hoop het. Ik hoop het. Ik hoop het van wel. B: Hoe gaat het met jou dan? Ben jij al geslaagd? B: Hoe gaat het met jou dan? Ben jij al geslaagd? A: Ik heb nog geen uitslag, ik weet t nog niet. A: Ik heb nog geen uitslag, ik weet t nog niet. A: Ik zit maar te wachten. Ik weet het nog niet. A: Ik zit maar te wachten. Ik weet het nog niet. B: O, dat is spannend! Wanneer weet je t wel? B: O, dat is spannend! Wanneer weet je t wel? A: Een weekje of twee, het duurt nog zo lang. A: Een weekje of twee, het duurt nog zo lang. A: Het is zo belangrijk. En het duurt nog zo lang 11

12 A: Het is zo belangrijk. En het duurt nog zo lang B: Ik zal voor je duimen! Je haalt het vast wel! B: Ik zal voor je duimen! Je haalt het vast wel! A: Ik hoop het. Ik hoop het. Ik hoop het van wel. A: Ik hoop het. Ik hoop het. Ik hoop het van wel. Ik ben geslaagd!!! Ik ben gezakt!!! Opdracht 10. Geef antwoord op de vraag van de les?? VRAAG VAN DE LES?? Uit welke onderdelen bestaat het inburgeringsexamen? Bekijk het antwoord op p

13 LEZEN Opdracht 11. Lees de tekst en geef antwoord op de vragen. U kunt de tekst ook beluisteren via de Edusom website. DE INFORMATIE. Het inburgeringexamen. Als u moet inburgeren in Nederland, kunt u dat op verschillende manieren doen. U kunt het doen door het Staatsexamen NT2 te doen. Maar u kunt ook het Inburgeringexamen doen. Het inburgeringexamen bestaat uit vijf verschillende examens: 1. Het examen spreken 2. Het examen luisteren 3. Het examen lezen 4. Het examen schrijven 5. Het examen Kennis Nederlandse Samenleving (KNS) Hieronder geven we een korte uitleg bij de vijf delen: 1. Het examen spreken is een kort examen aan de telefoon. U moet zinnen nazeggen. Ook krijgt u vragen waar u antwoord op moet geven. 2. Het examen luisteren is een examen op de computer. U luistert steeds naar een fragment en moet dan een vraag beantwoorden. Het examen luisteren bestaat uit 25 meerkeuzevragen. 3. Ook het examen lezen is een examen op de computer. U moet 25 meerkeuzevragen beantwoorden over verschillende korte stukjes tekst. 4. Het examen schrijven maakt u op papier. U moet bijvoorbeeld een brief schrijven of een formulier invullen. Ook moet u een aantal zinnen aanvullen. 5. De toets Kennis Nederlandse Samenleving is een examen aan de computer met vragen over Nederland. U krijgt bijvoorbeeld vragen over de geschiedenis en de cultuur van Nederland. Als u voor alle vijf examens bent geslaagd, krijgt u het inburgeringdiploma. Wilt u meer weten over het Inburgeringexamen? Ga dan naar de website van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW). Op die website kunt u ook voorbeeldexamens maken. Als u studeert of werkt op mbo, hbo of universiteit kunt u beter niet eerst het inburgeringexamen doen, maar meteen het Staatsexamen NT2. Wilt u meer weten over het Staatsexamen NT2, kijk dan op het internet. 13

14 Vragen bij de tekst 1. Welke examens kunt u doen om in te burgeren? a. Alleen het inburgeringsexamen. b. Alleen het Staatsexamen NT2. c. Het Staatsexamen NT2 en het inburgeringsexamen. 2. Welk examen maakt u aan de telefoon? a. Het examen spreken. b. Het examen luisteren. c. Het examen KNS. 3. Welk examen maakt u op papier? a. Het examen spreken. b. Het examen luisteren. c. Het examen schrijven. 4. Waaruit bestaan de examens lezen en luisteren? a. Uit 25 meerkeuzevragen op de computer. b. Uit 35 vragen per telefoon. c. Uit 25 open vragen op papier. 5. Wat kunt het beste doen als u studeert aan het hbo? a. Eerst het inburgeringsexamen en dan het Staatsexamen NT2. b. Eerst het Staatsexamen NT2 en dan het inburgeringsexamen. c. Meteen het Staatsexamen NT2. Bekijk de antwoorden op p

15 TIPS VAN DE WEEK 1. Wilt u meer weten over het Inburgeringsexamen? Ga dan naar de website van DUO, de Dienst Uitvoering Onderwijs van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW). Op die website kunt u ook voorbeeldexamens maken. 2. Op kunt u nog meer informatie vinden over het inburgeringsexamen. Kijk voor een hele serie filmpjes over mensen die goed zijn ingeburgerd op: Inburgeren, hoe doe je dat eigenlijk? In de serie Groeten uit mijn stad ziet u tien succesvol ingeburgerde Nederlanders die ieder op hun eigen manier participeren in de samenleving. Wat hebben ze allemaal gedaan om te komen tot waar ze nu zijn? En hoe kun je jezelf ontwikkelen om te kunnen blijven meedoen in de samenleving? Bekijk de aflevering Nieuw in Nederland van het programma Wegwijs in Nederland. PRAKTIJK Opdracht 11. Kijk in de praktijk. De opdracht bij deze les is: Maak een oefenexamen op - Kies één examen. Maak dit examen! - Wat vond u ervan? - Hoe ging het? - Wat wilt u nog meer oefenen? GRAP VAN DE WEEK In de spiegel Twee agenten lopen op straat en vinden een spiegel. De ene agent kijkt erin en zegt: "Hé, dat gezicht komt me bekend voor." Zegt de andere agent: "Laat mij ook eens kijken,". Hij kijkt en zegt: "Maar natuurlijk ken je die, dat ben ik! 15

16 HOE GAAT HET? Opdracht 12. Kent u de woorden? Kruis aan. Het inburgeringsexamen De KNS toets Het voorbeeldexamen Het onderwerp Herhalen Doorkijken Belangrijk Opdracht 13. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over het inburgeringsexamen. U heeft geluisterd naar een gesprek over het inburgeringsexamen. U heeft geleerd welke examens bij het inburgeringsexamen horen en waar u kunt oefenen met de examens. En u? Kunt u nu een gesprek voeren over het inburgeringsexamen? En weet u welke examens bij het inburgeringsexamen horen? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje. Goed Gaat wel Niet zo goed... Ik weet welke examens bij het inburgeringsexamen horen. Ik weet waar ik kan oefenen voor het inburgeringsexamen. Ik kan een gesprek voeren over het inburgeringsexamen. 16

17 ANTWOORDBLAD Opdracht Vond Pablo het Inburgeringsexamen moeilijk? a. Ja, hij vond het moeilijk. 2. Uit hoeveel examens bestaat het inburgeringsexamen? d Welke examens maak je op de computer? a. Lezen, luisteren, KNS 4. Welk examen maak je via de telefoon? b. Spreken 5. Denkt Pablo dat Safiya het examen kan halen? a. Ja Opdracht Wanneer moet Safiya haar examen doen? b. Over drie maanden. 2. Wat zijn voorbeeldexamens? b. Voorbeelden van echte examens. 3. Hoe heeft Pablo zich voorbereid op het examen? c. Hij heeft lessen nog eens doorgekeken en woorden herhaald. 4. Wat bedoelt Safiya met Ik zie het nu helemaal niet meer zitten? b. Ik denk niet dat het goed zal gaan. Opdracht 7. Samenvatting Let op! Dit is een voorbeeld van een samenvatting. Uw vijf zinnen kunnen anders zijn. Pablo en Safiya praten verder over het inburgeringsexamen. Pablo vertelt hoe hij zich heeft voorbereid op het examen. Hij heeft al zijn lessen en boeken nog een keer doorgelezen. Ook heeft hij veel woorden herhaald. Safiya is bang dat zij het niet gaat halen omdat ze nog maar weinig tijd geeft. Pablo zegt tegen Safiya dat het wel goed komt. 17

18 Opdracht 8. Uitdrukkingen 1. b. Ik heb het examen gehaald. 2. a. Rustig nou maar. 3. b. Je kunt het wel. 4. a. Ik ben niet geslaagd voor het examen. 5. a. Dat is jammer. 6. a. Ja, dat is zo. 7. a. Ik wens je veel succes. 8. a. Je gaat zeker slagen. 9. b. Hoe moet ik dit oplossen? Opdracht 10. Vraag van de les Uit vijf onderdelen: de examens: lezen, luisteren, spreken, schrijven en de KNS-toets. Opdracht 11. Vragen bij de tekst 1. c. Het Staatsexamen NT2 en het inburgeringsexamen. 2. a. Het examen spreken. 3. c. Het examen schrijven. 4. a. Uit 25 meerkeuzevragen op de computer. 5. c. Meteen het Staatsexamen NT2. 18

19 EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via en / of via Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 8 en 9 met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3, 6, 8 en 11 uit deze les. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 7 (de samenvatting) uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: Maak de voorbeeldexamens. 19

20 Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier! 20