W e r k b o e k LESVOORBEREIDING



Vergelijkbare documenten
Reflectiegesprekken met kinderen

LOB Lessen in combinatie met Handel & Administratie R. Timmermans

Leeromgeving en organisatie

Leerjaar 4: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Interpersoonlijk competent

Lesvoorbereidingsmodel

SECTORWERKSTUK

LESBESCHRIJVINGSFORMULIER

POP Martin van der Kevie

Voorbeeld actiepunten Aandachtspunt = bevorderen van interactie tussen kinderen tijdens de evaluatie van de les

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011

Naam: Stageplek: Klas:

STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING/ Sonja van de Valk

Training. Coachend begeleiden

Zelfevaluatie. Inleiding:

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Opbrengstgericht omgaan met verschillen. Bijeenkomst 4 Onderwijsbehoeften en differentiatievormen: differentiatie bij verwerking

LESBESCHRIJVING HOGESCHOOL ROTTERDAM PABO. Hoofdfase

Leerwerkstage 1. voorbereiden, uitvoeren en evalueren lesactiviteiten. Project: informatievaardigheden (mediawijsheid)

Professionaliseren van de didactische aanpak van het informatievaardighedenonderwijs

LeerWerkPlan VLO fase 2, Zwolle

EVALUATIEFORMULIER ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Voltijd/Deeltijd/Duaal. Docent Beeldende Kunst en Vormgeving Duaal

formulier Persoonlijk Activiteitenplan (PAP 2 Schooljaar 2013/2014)

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

LeerWerkPlan VLO fase 1, Zwolle

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Opleiding Didactische Competentie algemeen. Lestijden 80 Studiepunten 6 Ingeschatte totale

Ontwerponderzoek paper 2 Geografische informatievaardigheden in 5 VWO

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

Video directe instructie

Zelfstandig werken = actief en zelfstandig leren van een leerling. Het kan individueel of in een groep van maximaal 6 leerlingen.

2.9 Lesplan opzet workshop 8 Lesformulier

- Je spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag. Je geeft af en toe positieve feedback.

HOERA, een meisje Ondertitel: Analyseren

LESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

Onderhandelen en afspraken maken

Hoe leer ik kinderen rekenen in groep 3 en 4? Weekschema PABWJ314X

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

Organisatie van werkzaamheden

Persoonlijke competenties Sociale competenties Leer (school) competenties

Een bespreking voorbereiden, notuleren en voorzitten

Richtlijn Het Activerende Directe Instructie Model

Huiswerk op de Sint Josephschool.

Les Dieren met een baan, thema vermaak

Lesplanformulier. Les wordt gegeven in een open ruimte met ronde tafels en een computergedeelte. Een les duurt 50 minuten

ECTS-fiche. Opleiding Didactische Competentie algemeen

Leerjaar 3: Lesopbouw en suggesties (incl. bewijzenblad) voor leerroute A

Inhoudsopgave: Opdracht 1 pagina 2 Opdracht 2 pagina 3 Opdracht 3 pagina 4 Opdracht 4 pagina 5 Opdracht 5 pagina 6

Inhoud: Opdracht 1 pagina 2 Opdracht 2 pagina 3 Opdracht 3 pagina 4 Opdracht 4 pagina 5 Opdracht 5 pagina 6

Protocol Werkplekleren Student ESoE. Masteropleiding Science Education and Communication (SEC)

LA KOL Bijeenkomst

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Lesbeschrijving Nederlands

Bijlage 5 Interviewformulier studieadviseurs

Module 9 Kennis delen en coachen

Leerjaar Doelstelling opdracht. Activiteit Betrokkenen Loopbaancompetenties. Motievenreflectie Kwaliteitenreflectie

Dossier opdracht 4. Vakproject 2: Vakdidactiek

Handleiding voor de leerling

Training. Vergaderen

Eindverslag SLB module 12

Wat is verantwoordelijkheid en waarom is het belangrijk?

Training. Zakelijk communiceren

3 Hoogbegaafdheid op school

DEEL A COMPETENTIEOPDRACHT LFG 2

0. LESVOORBEREIDING. Bij kennis verwerven en integreren

Wereldgodsdiensten. Project Levensbeschouwing 2 e klas St. Nicolaaslyceum. Naam:

Datum: Les in reeks (nr1): Beginsituatie: wat is de aanpak van de kandidaten bij het beantwoorden van examenvragen

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING

Lesopzet docent- en zelffeedback gericht op verder leren door het schrijven van een beschouwende tekst 'Digitaal lesmateriaal'

Observaties uitvoeren

STAGEVERSLAG VMBO LEERLING INSTRUCTIE

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Museum De Buitenplaats Kijken is een kunst

McCaesar Plusopdracht brugklas

Educatief arrangeren rond LOB

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn Stageopdracht Effectief leren

Voordoen (modelen, hardop denken)

Inhoud. Inleiding 9. 5 Planning Leerdoelen en persoonlijke doelen Het ontwerpen van het leerproces Planning in de tijd 89

Leergebied Overstijgend Onderwijs in de VMBO stroom (versie juni 2018)

Opbrengstgericht werken bij andere vakken. Martine Amsing, Marijke Bertu, Marleen de Haan

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Je oefent deze vaardigheid in het praktijklokaal aan de hand van het handelingsformulier Voorlichting geven.

Verslag Aardrijkskunde Lesvoorbereiding les 1

Sectorwerkstuk. Theoretische Leerweg. Klas 4 TL/M

Tijd: 8:30. Klas: 3HVc 9:10. Beginsituatie Leerlingen hebben week hiervoor toets seksualiteit gehad (zie paper 1)

Excellent Rekenen Goede tot zeer goede rekenaars in het vmbo. Bijlage 2 Statistiekbrochure Materiaal. Naam:...

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven Bron: Didactisch model van Gelder. Student(e) Klas Stageschool Plaats

Porfolio. Politie Vormingscentrum

Datum: Aantal leerlingen: 14 Tijd: 08:55 09:40 Klas: B1B

Lesvoorbereiding Studie en loopbaan Keuze- en Loopbaanvaardigheden 3-4 vmbo

Het Sectorwerkstuk

User Centred Development! UCD Werkcollege blok 1 week 3

Tekst lezen en vragen stellen

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E

Transcriptie:

Flankerend onderwijs Jaar 1 periode 2 2007-2008 W e r k b o e k LESVOORBEREIDING Samenstelling Fontys lerarenopleiding Tilburg

Voorwoord Flankerend onderwijs staat in periode 2 in het teken van het voorbereiden van lesactiviteiten. Aan de orde komen de manier waarop je lesactiviteiten voorbereidt het gebruiken van een formulier als hulpmiddel bij het voorbereiden. de verschillende onderdelen van een lesactiviteit, zoals: de doelen die bereikt worden, de start en het motiveren van de leerlingen, te gebruiken werkvormen en leermiddelen, huiswerk. Het zal je meevallen hoeveel je al weet over deze onderwerpen. Je hebt tijdens je middelbare schooltijd lessen meegemaakt en daar bewust of onbewust de genoemde elementen ervaren. Ook heb je tijdens minilessen 1 onderdelen van lesactiviteiten bekeken. Bij het bespreken van de verschillende onderwerpen zal gebruik gemaakt worden van jullie ervaring. De elementen van lesvoorbereiding ga je in periode 2 toepassen en oefenen tijdens de minilessen 2. Daarna ga je dit toepassen in de schoolstage. Opbouw van het werkboek. Na de inhoudsopgave, vind je de moduulschets en daarna Hoofdonderdeel I met informatie en opdrachten over alle onderwerpen die met lesvoorbereiding te maken hebben. Hoofdonderdeel II met alle informatie voor minilessen 2. De bijeenkomsten zijn voor drie lesuren geroosterd. De docent bepaalt hoe voor jullie groep de beschikbare tijd verdeeld wordt. Succes! 2

Inhoudopgave - Voorwoord - Programmaschets blz. 4 - Algemene informatie - Lesvoorbereiding geplaatst binnen het onderwijsprogramma - Doelstellingen - Overzicht van periode 2 - Bronnen - Evaluatie / afronding - Hoofdonderdeel I Voorbereiding lesactiviteit blz. 7 - Onderwerp 1 Eigen ervaringen - Onderwerp 2 Lesdoelen - Onderwerp 3 Werkvormen - Onderwerp 4 Lesopzet / lesformulier - Onderwerp 5 Leermiddelen - Onderwerp 6 Activerende start - Onderwerp 7 Huiswerk - Hoofdonderdeel II Minilessen blz. 28 - Onderwerp 1 Algemene opzet - Onderwerp 2 Werkvormen Bijlage: Lesformulier 3

Programmaschets 1. Algemene informatie. Naam van het programma: Voorbereiding lesactiviteiten Cursuscode: (zie progress, is per opleiding verschillend) Studiebelasting: 2 studiepunten Uitvoering: cursusjaar 2007 2008, periode 2 - studiejaar 1 Docent: 2. Programma voorbereiding lesactiviteiten geplaatst binnen het onderwijsprogramma In het programma Lesvoorbereiding wordt gewerkt aan de volgende competenties: - Interpersoonlijk competent - Pedagogisch competent - Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent - Organisatorisch competent - Competent in samenwerking met collega s - Competent in reflectie en ontwikkeling Het programma voorbereiding lesactiviteiten bestaat uit de thema s opzet van de activiteit, lesdoelen, werkvormen en leermiddelen en de vaardigheid minilessen-2. Deze thema s vinden hun toepassing binnen minilessen-2. Tijdens de bijeenkomsten wordt gewerkt met observaties en ervaringen uit de blokstage. Veronderstelde voorkennis: - Voor minilessen-2 wordt er vanuit gegaan dat in periode 1: - minilessen-1 actief gevolgd is - het observeren en reflecteren geoefend is. 3. Doelstellingen algemeen: De student kan - Het formulier lesvoorbereiding bij de voorbereiding van lesactiviteiten. - Uitleggen wat de bedoeling is van de diverse aspecten van voorbereiding lesactiviteiten - Aangeven waarom het belangrijk is om duidelijke doelen op te stellen voor lesactiviteiten. - Concrete doelen formuleren - Werkvormen en leermiddelen kiezen. - Een relatie leggen tussen doelstellingen en aspecten van een lesactiviteit (beginsituatie, leerstof, werkvorm en huiswerk). 4

4. Overzicht periode 2 Periode 2 Onderwerp Literatuur Week 46 onderwijs 1 1. Terugblik Terugblik op de blokstage en verkennen van de structuur van een les. Werkboek fo1 p2, blz. 8 en 28 2. Lesdoelen formuleren van lesdoelen en toetsen dat en hoe de lesdoelen gehaald zijn. Werkboek fo1 p2 blz. 9-12 Geerligs/van der Veen: 7.6 Week 47 onderwijs 2 Week 48 onderwijs 3 3. Werkvormen Soorten werkvormen, het gebruiken van werkvormen en 7.9 (blz. 221) Werkboek fo1 p2, blz. 13-14 Geerligs/van der Veen: schema en 8.1 en 8.2 (blz. 228 tm 235) Minilessen Introductie Werkboek fo1 p2 blz. 30-38 Werkboek fo1 p1, blz 16: reflecteren Inleiding werkvorm Doceren Werkboek fo1 p2, blz. 39-40 Geerligs/van der Veen: 8.3 (blz. 236-240) Week 49 onderwijs 4 Week 50 onderwijs 5 Week 51 onderwijs 6 Week 2 onderwijs 7 Week 3 onderwijs 8 5. Bronnen In deze cursus maak je gebruik van: - Dit werkboek - www.fontys.nl/lerarenopleiding/tilburg/fo/magazijn - https://portal.fontys.nl/instituten/lerarenopleidingtilburg/opl_algemeen/stagejaar1/d efault.aspx - Het boek: Lesgeven en zelfstandig leren door Titus Geerligs en Tjipke van der Veen Uitgever: Van Gorcum, Assen ISBN: 90-232-3129-5 - Video opnames van minilessen - Ervaringen uit de stage 5

6. Evaluatie / Afronding In verband met de opbouw van het programma en de noodzakelijke samenwerking met anderen wordt 100 % aanwezigheid verondersteld. Afwezigheid wordt, indien mogelijk vooraf, gemeld bij het secretariaat én bij de docent. De student neemt het initiatief om zich via medestudenten op de hoogte te stellen van de inhoud van en gemaakte afspraken tijdens de gemiste bijeenkomst. Op basis daarvan formuleert de student een voorstel voor een vervangende opdracht. De student komt zo snel mogelijk met dit voorstel bij de docent. Deze opdrachten horen bij de toetsing/ het portfolio te worden ingeleverd. Twee of meer keer afwezig betekent in principe een onvoldoende voor het programma voorbereiding lesactiviteiten en het opnieuw volgen in een volgend studiejaar; een en ander in overleg met de examencommissie. De toetsing bestaat uit drie onderdelen: a. Performance 1: de miniles Zie reader blz. 32 t/m 34 b. Performance 2: Actief participeren tijdens het geven van feedback aan je medestudent naar aanleiding van de miniles. Zie reader blz. 33 (onder de alinea: uitvoering) c. Portfolio: alles wat de student doet in het kader van deze module neemt hij op in zijn Portfolio. Zie reader blz 7 t/m 8. - Portfolio: - Een voldoende beoordeling voor het eigen portfolio. Een voldoende beoordeling krijgt de student bij een compleet uitgewerkt portfolio, met eigen tekst en opgave van literatuur. Tevens zijn de voorbereidingen op de werkveldstage en de opdrachten en uitwerkingen uit de bijeenkomsten herkenbaar verwerkt. Een uitgebreide beschrijving van de criteria waaraan het portfolio moet voldoen is in de reader opgenomen op blz. 7 en 8.. Het dossier wordt ingeleverd in week 9 van periode 2. Herkansing Bij voldoende aanwezigheid, maar een onvoldoende voor het dossier: Bij voldoende aanwezigheid, maar geen presentatie van een miniles: op aanwijzingen van de docent wordt het dossier aangepast en uiterlijk in week 9 van periode 3 ingeleverd. de student komt uiterlijk in week 2 van periode 3 met een realistisch voorstel bij de docent om in de loop van periode 3 te voldoen aan de presentatie minilessen-2. Bij onvoldoende aanwezigheid: de cursus moet in een volgend jaar nogmaals gevolgd worden. 6

Je Portfolio: Het portfolio bestaat uit 4 onderdelen.: 1. De student schrijft in deel 1 van het portfolio een inleidende verantwoording, waarin hij aangeeft hoe hij zich voorbereid op de stage in periode 3. De student maakt als voorbereiding op de stage tevens vier opdrachten. Deze opdrachten worden als bewijsgevende bijlagen in deel 3 van het porfolio opgenomen. In schema ziet dit er als volgt uit: deel 1 een inleidende verantwoording Beschrijving huidige situatie Wat is mijn motivatie voor het onderwijs? Wat verwacht ik van de stage? Wat wil ik leren tijdens mijn stage? (Vier leervragen ) Wat moet ik doen om dit te bereiken? (voorstel voor een plan van aanpak) Vier opdrachten. (Deze worden opgenomen in deel 3) 2. De student schrijft in deel 2 van het portfolio een inhoudelijke verantwoording, waarin hij aangeeft hoe al zijn activiteiten in deze module hebben bijgedragen aan het verwerven van competenties. De student legt dus zelf het verband tussen activiteiten in het kader van de module en zijn competentiegroei. Behalve competentie 6 (omgeving) zijn alle competenties aan de orde. De student verwijst naar de bewijsgevende bijlagen in deel 3. Een voorbeeld van een structuur om dit te beschrijven: i. Hoe was het met deze competentie bij mij vóór deze module ii. Hoe heb ik eraan gewerkt in de module iii. Hoe heb ik eraan gewerkt buiten de module om iv. Welke vooruitgang heb ik geboekt bij deze competentie v. Hoe wil ik eraan verder werken In deze verantwoordende tekst kan bij vb. door middel van noten verwezen worden naar bewijsgevende bijlagen in deel 3. In schema ziet dit er als volgt uit: deel 2: een inhoudelijke verantwoording Hoe was het met deze competentie bij mij vóór deze module? Hoe heb ik eraan gewerkt in de module? Hoe heb ik eraan gewerkt buiten de module om? Welke vooruitgang heb ik geboekt bij deze competentie? Hoe wil ik eraan verder werken? 7

3. De student voegt in deel 3 van het portfolio zijn bijlagen waarnaar verwezen wordt in deel 1 en in deel 2. In schema ziet dit er als volgt uit: deel 3: Alle opdrachten die bijlagen je gemaakt hebt in het kader van de lessen Flankerend Onderwijs Vier opdrachten ten behoeve van de stagevoorbereiding Opdrachten uit de reader Het deel minilessen bevat tenminste: - over de eigen verzorgde miniles: de voorbereiding op de les a.d.h.v. het lesformulier. een analyse èn beoordeling van deze miniles, waarin de student het proces van voorbereiden, de ervaringen tijdens de uitvoering en de reflectie op de uitvoering beschrijft. Voor deze reflectie is gebruik gemaakt van de feedback door de groep, de videoopname en de eigen evaluatie. Reflectieverslagen over alle minilessen. Verslag van een schoolbezoek aan je eigen middelbare school. (je nodigt een collega uit mee te gaan.) drie competentie-opdrachten (zie portal) 4. De student schrijft in deel 4 van het portfolio zijn conclusie(s). Dit is een beknopte samenvatting (maximaal een half A4-tje) van de doorgemaakte ontwikkeling van de competenties in deze periode. In schema ziet dit er als volgt uit: deel 4: een samenvatting Een beschrijving van maximaal een half A4-tje waarin de belangrijkste leerervaringen van afgelopen periode kort beschreven worden. Een korte beschrijving van maximaal een half A4-tje waarin de leervragen beschreven die dit weer oproept kort beschreven worden. 8

Hoofddeel I Voorbereiding lesactiviteiten Inhoud - Onderwerp 1 Eigen ervaringen - Onderwerp 2 Lesdoelen - Onderwerp 3 Werkvormen - Onderwerp 4 Lesopzet / formulier voor de voorbereiding van lesactiviteiten - Onderwerp 5 Leermiddelen - Onderwerp 6 Activerende start - Onderwerp 7 Huiswerk Bijlage: Observeren van lesactiviteiten 9

Onderwerp 1: Eigen ervaringen Doel. Na deze bijeenkomst ben je in staat om de bedoeling van de diverse aspecten van de voorbereiding van lesactiviteiten uit te leggen Tijdens minilessen 2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheid toe. Literatuur: Werkboek fo1 p2, blz. 28 Oriënteren / Voorbereiden Tijdens je schooltijd tot nu toe heb je ervaren, hoe docenten van wie je les kreeg zich voorbereid hadden. Deze ervaring ga je gebruiken om er achter te komen hoe de docent lesgeeft, hoe een lesactiviteit opgezet is en hoe hij/zij zich daarvoor voorbereidt. Uitvoeren Opdracht 1. A. Vorm een groepje van twee á vier personen. - Vergelijk in je groep de ervaringen van ieder op de volgende punten: - Hoe begint een docent de les? - Hoe was de overgang naar de kern (het belangrijkste deel) van de les? - Hoe sloot de docent de les af? - Welke leermiddelen gebruikte de docent? - Kwamen de lesdoelen duidelijk naar voren? - Nabespreking met de hele groep. 10

Onderwerp 2: Lesdoelen Doel Na deze bijeenkomst ben je in staat om: te verantwoorden waarom het belangrijk is duidelijke doelen te formuleren voor je lespraktijk. concrete doelen voor je lesactiviteit te schrijven doelen op verschillende wijzen in te delen en voorbeelden te geven uit je vakgebied. van een kerndoel concrete lesdoelen af te leiden een relatie te leggen tussen doelstellingen en aspecten van een lesactiviteit. Deze aspecten zijn: beginsituatie, leerstof, werkvorm en huiswerk. Tijdens minilessen 2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheden toe. Literatuur T. Geerligs en T. van der Veen: Lesgeven en zelfstandig leren: hoofdstuk 7, 7.6 en 7.9 Praktijkvoorbeeld. Stel je de volgende situatie eens voor: Oriënteren / Voorbereiden Een student Nederlands geeft in de brugklas een les in creatief schrijven. De les loopt als een trein. Het is heel leuk: de leerlingen krijgen enkele gekopieerde bladzijden uit een populair stripboek, waarvan de teksten zijn weggelaten. In de zo ontstane lege ballonnetjes moeten ze nu zelf teksten schrijven die passen bij de tekeningen. Dit vinden de leerlingen heel leuk om te doen. Wie eerder klaar is dan de rest, mag zelf nog wat bedenken, zodat het al met al nog rustig blijft ook. Na de les werd aan de student gevraagd wat hij nu eigenlijk met deze activiteiten wilde, m.a.w.: wat wilde hij dat de kinderen leerden, hoe stelde hij vast of zijn les geslaagd was. Dit vond hij een lastige vraag en bleef het antwoord schuldig. Welke doelen beoog ik met mijn les? is een heel belangrijke vraag als je een lesactiviteit gaat voorbereiden. Per slot van rekening is een groep leerlingen 50 minuten, of misschien nog langer, bezig met een bepaalde activiteit en dan moet jou duidelijk zijn wat je daarmee beoogt en wat jij verwacht dat de leerlingen aan het eind kennen en kunnen. Waarom lesdoelen formuleren? - Duidelijke doelen zijn een hulp bij het zoeken naar geschikte werkvormen en media. - Duidelijke doelen zijn een hulp bij het maken van een toets. - Duidelijke doelen zijn goede leeraanwijzingen voor leerlingen. - Duidelijke doelen kunnen motiverend werken. (Als leerlingen weten wat er van hen verlangd wordt, hebben ze eerder de neiging om daaraan te 11

voldoen) 12

Basiselementen voor het formuleren van concrete doelen. Voor het formuleren van concrete doelen gelden de volgende twee richtlijnen: 1. In de formulering moet een werkwoord aangeven welke waarneembare en controleerbare activiteit of verrichting de leerling kan uitvoeren. 2. In de formulering moet concreet worden aangeduid om welke inhoud (leerstof) het gaat. Voorbeeld: Twee doelen over dezelfde inhoud (leerstof): 1. De leerling kent de belangrijkste literaire stromingen van de twintigste eeuw. 2. De leerling kan twee belangrijke literaire stromingen van de twintigste eeuw opnoemen. Toelichting: In de doelen 1 en 2 is de inhoud concreet aangegeven. Het gaat om de belangrijkste literaire stromingen van de twintigste eeuw. De activiteit die de leerling uitvoert is in doel 2 duidelijker verwoord dan in doel 1. Doel 2 geeft gedrag aan dat goed waarneembaar is. Dat geldt niet voor doel 1. Kennen is innerlijk gedrag en dat kun je niet waarnemen of controleren. Bij het beschrijven van je lesdoelen zul je werkwoorden gebruiken, die waarneembaar gedrag aangeven. Zoals: - (be) Schrijven - Samenvatten - Oplossen - (op) Zeggen - Aanwijzen - Toepassen - Aankruisen - Uitleggen -.. - Rangschikken - Sorteren -.. - Invullen - Noemen -.. - Onderstrepen - Vertellen - Uitleggen - Onderscheiden Misschien kun je zelf nog enkele werkwoorden bedenken. Veel minder concreet waarneembaar zijn gedragingen als: weten, begrijpen, waarderen, inzicht hebben in, denken, beheersen van, enz. Basisindeling doelen. De lesdoelen kunnen onderscheiden worden in cognitieve, sociaal/ affectieve en (psycho-) motorische doelen. Cognitieve doelen omvatten de activiteiten die te maken hebben met het geheugen en het denken. Affectieve doelen betreffen gevoelens, interesses en attitudes die in het onderwijs worden nagestreefd. Sociale doelen liggen op het terrein van het omgaan met medemensen, bijvoorbeeld zich tolerant opstellen of kunnen samenwerken. Sociale en affectieve doelen zijn nauw met elkaar verbonden. Daarom spreken we vaak van sociaal/ affectieve doelen. 13

(Psycho-)motorische doelen hebben betrekking op beweging en bewegingspatronen, bijvoorbeeld met een elektrische boor een keurig gaatje kunnen boren of de bovenhandse opslag bij het volleyballen kunnen uitvoeren. [zie, Geerligs/van der Veen, 7.6, blz. 211] Uitvoeren Opdracht 2.1 Hoe duidelijker de lesdoelen geformuleerd zijn, hoe beter ze als richtlijn kunnen dienen voor de lespraktijk. Het formuleren van waarneembare en controleerbare activiteit en een duidelijke inhoud in het lesdoel is bedoeld om zo precies mogelijk aan te geven, waarop je les gericht moet zijn. A. Formeer een groep van drie à vier personen. Uit de rij doelen in onderstaand kader kiest ieder twee à drie doelen, zodanig dat elk lid van de groep andere doelen heeft. Je begint individueel: - je beoordeelt jouw doelen, - waar nodig, herschrijf je ze. Daarna bespreek je de resultaten met de groep. B. Neem in je dossier op: de gegeven en de veranderde leerdoelen en de reden(en) om het lesdoel wel/niet te veranderen; gebruik hiervoor onderstaand schema. LESDOEL VERANDERD LESDOEL REDEN De leerling kan een brief schrijven. De leerling kan feiten en meningen herkennen. De leerling begrijpt de persoonsvorm. De leerling heeft inzicht in de tekst. De leerling weet wanneer we te maken hebben met gezonde voeding. De leerling kan zich schriftelijk uitdrukken. De leerling kan communiceren met een medeleerling. De leerling kan een dialoog schrijven. De leerling kent alle hoofdsteden. De leerling kan discussiëren met een medeleerling. 14

15

Opdracht 2.2 Werk twee aan twee samen A. Bedenk een lessituatie voor je eigen vak waarin sociaal / affectieve doelen worden nagestreefd en formuleer daar twee sociaal / affectieve doelen bij, waarin je de basiselementen voor concrete doelen verwerkt hebt. B. Neem in je dossier op: - De korte beschrijving van deze lessituatie. - De twee sociaal / affectieve doelen, die je bij deze lessituatie geformuleerd hebt. Opdracht 2.3 Werk twee aan twee samen A. Bedenk een lessituatie voor je eigen vak waarin psychomotorische doelen worden nagestreefd en formuleer daar twee psychomotorische doelen bij, waarin je de basiselementen voor concrete doelen verwerkt hebt. B. Neem in je dossier op: - De korte beschrijving van deze lessituatie. - De twee (psycho-)motorische doelen, die je bij deze lessituatie geformuleerd hebt. 16

Onderwerp 3. Werkvormen Doel Na deze bijeenkomst ben je in staat om: soorten werkvormen te benoemen en te herkennen in de lespraktijk werkvormen in te zetten in de voorbereiding lesactiviteiten te verwoorden met welk doel werkvormen gebruikt worden tijdens de les en waarom een docent streeft naar een verscheidenheid van werkvormen tijdens de les Tijdens minilessen-2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheden toe. Literatuur T. Geerligs en T. van der Veen: Les geven en zelfstandig leren: hoofdstuk 8, schema + 8.1 en 8.2 Oriënteren / Voorbereiden In iedere les worden door de docent werkvormen gehanteerd. Een voorbeeld van een didactische werkvorm is doceren, maar er zijn er meer. Werkvormen zijn activiteiten die de docent uitvoert tijdens de onderwijsleersituatie om bij leerlingen leeractiviteiten te ontlokken. Niet iedere werkvorm past bij iedere leersituatie. Het is dus van belang vooraf goed te weten wat de lesdoelen zijn en hoe je die op de beste manier kunt verwezenlijken met behulp van bepaalde werkvormen. Voor leerlingen is het prettig als er verschillende werkvormen gehanteerd worden. Leerlingen blijven hierdoor actiever bezig met de lesstof. Hieronder staan een aantal criteria voor het hanteren van werkvormen: - De werkvorm biedt gelegenheid tot actieve verwerking van de leerstof. - De werkvorm past bij de lessituatie. - De werkvorm geeft feedback over de vorderingen van de leerling. - De werkvorm houdt rekening met de verschillen in voorkennis van de leerling. - De werkvorm biedt medeleerlingen de gelegenheid om elkaar te ondersteunen. - De werkvorm draagt bij in het bereiken van de lesdoelen. - De werkvorm is praktisch uitvoerbaar. In het boek van Geerligs en van der Veen zijn de volgende werkvormen onderscheiden: - Doceren - Vragen stellen - Discussievormen - Opdrachtsvormen - Spelvormen - Individuele begeleiding 17

In minilessen-2 komen een aantal van deze werkvormen aan de orde. Ook het gebruik van media is in minilessen-2 opgenomen. 18

Uitvoeren Opdracht 3 Je werkt in tweetallen aan deze opdracht.. A. Bekijk het overzicht van de werkvormen en lees over de doelstellingen die bij de werkvormen nagestreefd worden. (Zie, Geerligs en van Veen, blz. 232 t/m 235) - Neem een onderwerp uit je eigen vakgebied. - Geef aan welke werkvorm(en) jullie bij dit onderwerp willen gebruiken. - Beschrijf hoe jullie deze werkvorm(en) inzetten. - Geef aan welke doelstellingen jullie nastreven bij het gebruik van deze werkvormen. B. Vertel in het kort jullie werkwijze aan de groep. C. In je dossier neem je de uitwerking van deze opdracht op. 19

Onderwerp 4 Lesopzet Doel Na deze bijeenkomst ben je: in staat om lessen voor te bereiden, bereid om daarbij het voorbereidingsformulier te gebruiken. Tijdens minilessen-2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheden toe. Literatuur T. Geerligs en T. van der Veen: Les geven en zelfstandig leren: hoofdstuk 2, 2.4 en 2.5 Oriënteren / Voorbereiden Voorbereiding van lesactiviteiten is meer dan het op een rijtje zetten welke lesinhoud je aan de orde wilt laten komen. In hoofdstuk 2 van Geerligs lees je wat er allemaal bij komt kijken. Om bij het voorbereiden van je les overal aan te denken zijn er formulieren ontwikkeld waarin alle elementen opgenomen zijn. Aan dit onderwerp zijn twee ingevulde formulieren toegevoegd. Deze dienen als voorbeeld en om te gebruiken bij het werken aan de opdracht. Als bijlage bij dit hoofdonderdeel vind je een blanco voorbereidingsformulier om zelf te gebruiken bij iedere voorbereiding van lesactiviteiten, dus bij de voorbereiding van de minilessen en als je lesgeeft in je schoolstage. Van dit formulier kun je ook een digitale versie vinden op de website van FLOT onder het kopje stage en op de stage CD-rom. Uitvoering Opdracht 4.1 Tijdens de blokstage heb je lessen van een docent geobserveerd. In de vorige bijeenkomst heb je de lesopzet die de docent gebruikte herkend. Bekijk ook de twee ingevulde lesformulieren. A. Vergelijk de twee voorbereidingen van lesactiviteiten die als voorbeeld in dit werkboek gegeven zijn. Welke overeenkomsten en verschillen merk je op? B. Neem in je dossier deze vergelijking op en de conclusie die je eruit trekt. Opdracht 4.2 A. Gebruik voor de voorbereiding van je miniles het voorbereidingsformulier zoals opgenomen in dit werkboek. B. Dit ingevulde formulier geef je voor de start van je miniles aan de docent. Ook neem je het op in je dossier. 20

Lesvoorbereidingsformulier Student: Inschrijfnummer: Collegejaar: School: Groep + aantal: SchoolPracticumdocent : Opleidingsdocent / FCD: Datum: Uitvoerdatum: Lokaal: Aan welke persoonlijke leerdoelen (competenties) wil ik deze les werken? Hoe ga ik dat concreet doen? Hoe bepaal ik of er vooruitgang is geboekt? - Het spreiden van beurten. - Aandacht geven aan stille leerlingen. Deze persoonlijke leerdoel(en) sluiten aan bij compententie: A1.2; A1.3 ; A3.1 Lesonderwerp: Steel-bladdiagram Lesdoelstellingen: 1. De naam steel-bladdiagram kennen, een steelbladdiagram herkennen 2. Een steelbladdiagram kunnen lezen 3. De gegevens uit een steel-bladdiagram kunnen gebruiken om vragen te beantwoorden Verwachte of aangenomen beginsituatie: 1. Getallen kunnen splitsen 2. Van een aantal getallen de modus kunnen bepalen 21

Fase Tijd Leerdoel met Inhouden, leerstof Start 10 min Kern 10 min Naam Steelbladdiagram Gegevens uit een steelbladdiagram aflezen Activiteit leraar [werkvormen] Activiteit leerlingen Leermiddelen Hulpmiddelen Gesprek over vertrekstaat Naam steelbladdiagram op bord Luisteren, vragen beantwoorden Opdracht geven: maak 36 tm 39 Vragen beantwoorden Bord/boek Vertrekstaat bij de bushalte Controle Is het leerdoel van de fase bereikt? 10 min Gegeven antwoorden motiveren, vergelijken, zo nodig verbeteren Vragen stellen, beurten geven, zo nodig doorvragen, controleren van de antwoorden Luisteren, vragen beantwoorden, antwoorden verbeteren Bord, boek, schrift Antwoorden op de vragen/ in schrift kijken 5 min Aflezen van steelbladdiagram 10 min Oefenen in aflezen gegevens steelbladdiagram Toelichten 40 tm 42 Wat staat er nu in het diagram? Een paar gegevens laten noemen Modus toelichten Zorgen dat leerlingen werken. Controleren of fouten verbeterd zijn, individuele vragen beantwoorden Luisteren, vragen beantwoorden Bord, boek Wie weet nog wat de modus is Maken van opgaven Boek,schrift Schriftcontrole Afsluitin g 5min Huiswerk overnemen Korte terugblik, kijk eens bij de bushalte huiswerk op bord: 40 tm 42 Wie weet wat een tachograaf is Huiswerk in agenda schrijven bord evaluatie: SPD: Zelfevaluatie 22

Lesvoorbereidingsformulier Student: Inschrijfnummer: Collegejaar: School: Groep + aantal: SchoolPracticumdocent : Opleidingsdocent / FCD: Datum: K3 VMBO, sector Zorg en Welzijn Uitvoerdatum: Aan welke persoonlijke leerdoelen (competenties) wil ik deze les werken? Hoe ga ik dat concreet doen? Hoe bepaal ik of er vooruitgang is geboekt? - Duidelijke structuur aanhouden en letten op de tijd. - Afsluiten van de les Deze persoonlijke leerdoel(en) sluiten aan bij compententie: A3 Lesonderwerp: Het kunnen gebruiken van de eenschijfsmachine voor diverse schoonmaakwerkzaamheden. Lokaal: Lesdoelstellingen: De kandidaat kan: schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden in het gebouw uitvoeren. (ontleend aan de eindtermen) De leerling kan - Zelfstandig, op de juiste wijze en veilig omgaan met de eenschijfmachine. - De eenschijfsmachine bedrijfsklaar maken voor diverse schoonmaak werkzaamheden, deze uitvoeren en de machine weer opruimen. - Vertellen voor welke werkzaamheden de eenschijfsmachine gebruikt kan worden en er de juiste hulpstukken bij noemen. - De ruimte geschikt maken voor werken met de eenschijfsmachine - Het werk gedaan met de eenschijfsmachine controleren op resultaat. Verwachte of aangenomen beginsituatie: De leerlingen hebben niet eerder gewerkt met de eenschijfsmachine. 23

24

Fase Tijd Leerdoel met Inhouden, leerstof Start 10 min. Kern 10 min. Afsluitin g 20 min. 15 min. 10 min. 10 min. Leerling maakt kennis met een werkende eenschijfsmachine. De leerling ontdekt de onderdelen en hulpmiddelen van de eenschijfsmachine. De leerling ziet hoe met de eenschijfsmachine gewerkt wordt. Opruimen van de eenschijfsmachine Klaarmaken van de ruimte om met de eenschijfsmachine het te kunnen werken. Belangrijke leerpunten noemen. Activiteit leraar [werkvormen] Activiteit leerlingen Leermiddelen Hulpmiddelen Werken met de eenschijfsmachine (of video) Begeleiden Demonstratie, aandachtspunten: - Bedrijfsklaar maken: - Bevestigen en losmaken borstel - Moment van aansluiten elektriciteit - Werkhouding - Bediening contactknoppen - Sturen via bewegen van de steel Demonstratie, aandachtspunten: - Schoonmaken - Onderdelen loskoppelen - Veiligheid Observeren Lezen Noteren Observeren Noteren Observeren Noteren Video of demonstratie Gebruiksaanwijzing Opdrachtenblad Eenschijfsmachine met hulpmiddelen Eenschijfsmachine met hulpmiddelen Controle Is het leerdoel van de fase bereikt? Bespreken van aandachtspunten uit de observatie Korte quiz (wat is wat en waar dient het voor) De belangrijkste punten door een leerling laten herhalen. Groep beoordeelt. De belangrijkste punten door een leerling laten herhalen. Groep beoordeelt. Begeleiding Werken aan opdrachtblad Opdrachtblad Antwoordblad Klassengesprek Op bord noteren Noemen Bord Naschrift: Het oefenen met de eenschijfsmachine is onderwerp van training tijdens roulerend practicum of WPS na deze les. Evaluatie: 25

SPD: Zelfevaluatie 26

Onderwerp 5. Activerende start (of motiveren van de leerling) Doel Na deze bijeenkomst ben je in staat om: een activerende start voor een lesactiviteit te ontwerpen het belang van een activerende start voor de motivatie van leerlingen aan te geven. Tijdens minilessen 2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheden toe. Literatuur Werkboek fo1 p2: blz 38 Geerligs: 5.10.4, blz. 137 Oriënteren / voorbereiden Om iets te leren moet de leerling ook iets willen leren. Uiteindelijk moet de leerling het proces van leren zelf doen. Leerlingen zijn niet voor ieder vak even gemotiveerd. De leraar kan de leerling helpen het leren wat aantrekkelijker te maken door: - Ervoor te zorgen dat er in een plezierige sfeer gewerkt kan worden. - Het belang van wat er geleerd moet worden te laten zien. - Rekening te houden met de problemen die leerlingen met de leerstof kunnen hebben. - Leerlingen te laten merken dat ze succes kunnen hebben. Maar ook door: - Te zorgen voor variatie. - Het gebruik van plaatjes en materiaal (visualiseren). - De leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig te laten werken. - De leerlingen samen te laten werken. - Andere mogelijkheden:............................................. Niet iedere leerling is op dezelfde wijze gemotiveerd. De éne leerling zoekt het liever zelf uit, terwijl een andere leerling veel behoefte heeft aan steun van de leraar. Uitvoeren Opdracht 5.1 Was je als leerling of ben je nu als student zelf altijd gemotiveerd aanwezig in lesbijeenkomsten? A. Individueel: Beschrijf en geef voorbeelden, hoe de docent de motivatie van de leerlingen voor de les en de lesinhoud hielp te activeren. - Bij het begin van de les - Tijdens de les - Op het eind van de les 27

B. Zoek twee medestudenten die op een zelfde schooltype geweest zijn. Wissel ervaringen uit; bespreek wat je goede voorbeelden vindt en wat je minder goed vindt. C. Neem in je dossier op: - Jouw beschrijving: hoe activeerde de docent de motivatie van leerlingen voor de leerstof én geef de concrete voorbeelden aan van zijn of haar actie. - Uit het gesprek met medestudenten: goede voorbeelden om de leerlingen met hun motivatie te helpen en voorbeelden die je minder aanspreken. Geef de reden hierbij aan. Huiswerkopdracht Opdracht 5.2 A. Bedenk drie manieren om een les activerend te starten. Geef concreet aan wat je tijdens deze activerende start doet. B. Neem de uitwerking van het A-gedeelte op in je dossier. 28

Onderwerp 6 Leermiddelen Doelen Na deze bijeenkomst ben je in staat om: soorten leermiddelen te benoemen en aan te geven welke specifiek zijn voor het eigen vak. diverse soorten leermiddelen te gebruiken bij de lesactviteit en op te nemen in de voorbereiding, het belang van het gebruik van leermiddelen aan te geven het verband uit te leggen tussen leerstof, gekozen werkvorm en in te zetten leermiddelen Tijdens minilessen-2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheden toe. Literatuur T.Geerligs en T. van der Veen: Les geven en zelfstandig leren: hoofdstuk 9, blz. 280 tm 304 Oriënteren / Voorbereiden Als resultaat van het onderwerp leermiddelen laat je in je dossier zien dat je je hebt verdiept in leermiddelen in algemene zin en in soorten leermiddelen specifiek voor jouw vakgebied. Je hebt onderzoek gedaan naar de voor jouw vak te gebruiken leermiddelen. Daarbij heb je zowel traditionele leermiddelen (lesmethodes, etc.) als nieuwe vormen ( Cd-rom s, Internet, software, etc.) nader bekeken. In beperkte mate heb je de opgedane kennis over leermiddelen toegepast. De in deze syllabus opgenomen opdrachten kun je alleen uitvoeren of met een medestudent. Uitvoeren Opdracht 6.1 A. Lees hoofdstuk 9 uit het boek van Geerligs/van der Veen (blz. 280 304). Beoordeel het werkboek van Flankerend Onderwijs, waar je nu in periode 2 mee werkt ( Voorbereiding lesactiviteiten ), met behulp van de vijf genoemde criteria op blz. 285. Motiveer kort je antwoorden! B. Neem de motivatie op in je dossier. De volgende twee opdrachten voer je uit als je ter voorbereiding van je schoolstage een school bezoekt. Opdracht 6.2 A. Onderzoek op deze school de volgende vragen met betrekking tot de leermiddelen voor jouw vak. 29

- Welke verschillende leermiddelen zijn voor jouw vak op deze school aanwezig? (verschillende soorten, dus niet 3 maal video). - Welke leermiddelen gebruikt de docent en wanneer? - Noem argumenten voor het gebruiken van deze leermiddelen en geef de fase in de les aan waar het leermiddel ingezet wordt. B. Neem een kort verslag van dit onderzoek op in je dossier. Opdracht 6.3 A. Bekijk de methode, die dit studiejaar gebruikt wordt op deze school. Beoordeel dit leermiddel aan de hand van de vijf criteria genoemd op blz. 285 van het boek van Geerligs en van Veen. Motiveer kort je antwoord. B. Neem je beoordeling en motivatie op in je dossier. Denk er ook aan om de gegevens van de lesmethode te vermelden. Van de drie volgende opdrachten werk je er naar keuze een uit. Je werkt eraan in het Mollergebouw of thuis. Opdracht 6.4.1 A. Onderzoeken van leermiddelenplein. Formuleer voor jezelf een vraag over leermiddelen, die relevant kan zijn voor je stage. Bijvoorbeeld: - Ik zoek aanvullende leermiddelen voor luistervaardigheid bij de methode Grandes Lignes, of - Welke methode maatschappijleer is geschikt voor mijn vmbo-school? Bezoek de portal www.leermiddelenplein.nl - Ga na of je op deze site snel een antwoord kunt vinden op die vraag. - Beschrijf de stappen die je daartoe doet. - Vind je voldoende bruikbare informatie? - Lijkt dit een bruikbare site te zijn voor je schoolstage (nu of in de komende jaren)? Zie je gebruiksmogelijkheden voor deze site straks als je leraar bent? Waarom wel of waarom niet? B. Neem een kort verslag van je onderzoek op in je dossier en verwerk daarin de aangegeven punten. Opdracht 6.4.2 A. Onderzoeken van kennisnet. Bezoek de portal www.kennisnet.nl - Klik door naar het vaklokaal voor je eigen vak in de basisvorming - Geef een samenvatting van wat je daar vindt. - Lijkt dit een bruikbare site te zijn voor je schoolstage (nu of in de komende jaren)? Zie je gebruiksmogelijkheden voor deze site als je straks leraar bent? Waarom wel of waarom niet? B. Neem een kort verslag van je onderzoek op in je dossier en verwerk daarin de aangegeven punten. Opdracht 6.4.3 A. Onderzoeken van webquest of webkwestie. 30

Bezoek de portal http://webquest.sdsu.edu of http://webkwestie.sdsu.edu - Zoek een webquest voor je eigen vak. Bekijk deze en geef je mening over dit leermiddel. - Lijkt dit een bruikbare site te zijn voor je schoolstage (nu of in de komende jaren)? Zie je gebruiksmogelijkheden voor deze site als je straks leraar bent? Motiveer je antwoord. - Zou je zo n opdracht zelf willen / kunnen ontwikkelen? Waarom wel of waarom niet? B. Neem een kort verslag van je onderzoek op in je dossier en verwerk daarin de aangegeven punten. Opdracht 6.5 Let op: Deze opdracht presenteer je in week 7, individueel. A. De hele wereld een leermiddel. Je leert het meest van de wereld om je heen, van je eigen ervaringen. Vaak ook heb je voor je lessen behoefte aan concreet en aanschouwelijk materiaal uit het alledaagse leven. - Zoek uit je dagelijkse omgeving een voorwerp of iets anders, dat je kunt gebruiken als leermiddel in je les. - Breng dat mee in week 7, laat in een korte presentatie (hooguit vijf minuten) jouw voorwerp zien en vertel of demonstreer hoe je dit voorwerp als start van de lesactiviteit en/of als leermiddel in je les zou gebruiken. N.B. Als je de opdracht samen met een medestudent voorbereidt en uitvoert dan zoeken jullie twee voorwerpen. B. Neem van deze presentatie een kort verslag in je dossier op. Daarin verwerk je wat jij liet zien en hoe dat als start van de lesactiviteit en/of als leermiddel gebruikt kan worden en de reactie van de groep op jouw idee. In de reflectie op deze bijeenkomst verwerk je wat je leerde uit de presentaties van je medestudenten. 31

Onderwerp 7. Huiswerk Doelen Na deze bijeenkomst ben je in staat om: het doel van huiswerk en de functie van huiswerk in de lesactiviteit aan te geven te verwoorden welke docent- en leerlingactiviteiten samenhangen met huiswerk opgeven, huiswerk maken en huiswerk controleren de opzet en het waarom van een huiswerkmethodiek te verantwoorden de verschillende hoofdonderdelen te benoemen en te concretiseren uit de verschillende didactische aandachtpunten een keuze te maken voor een eigen hanteerbare huiswerkmethodiek, aangepast aan de stage/schoolsituatie. Tijdens minilessen-2 en het Werken in de School pas je deze vaardigheden toe. Literatuur T.Geerligs en T. van der Veen: Les geven en zelfstandig leren: hoofdstuk 8, 8.6.4 (blz. 254-259) Werkboek fo1 p2, blz. 25 27 Informatie over huiswerkmethodiek. Oriënteren /voorbereiden docentactiviteit Uitleggen Structureren Motiveren Huiswerk opgeven leerlingactiviteit: Begrijpen Noteren Gemotiveerd zijn om huiswerk te maken. docentactiviteit Voorwaarden scheppen Huiswerk maken leerlingactiviteit: Huiswerk maken docentactiviteit Controleren Corrigeren Feedback geven Integreren Huiswerk controleren leerlingactiviteit: Resultaten toetsen Feedback verwerken Informatie verwerken Uitvoeren De bedoeling is dat je door deze opdrachten: inzicht krijgt in de concrete didactische aandachtspunten die een rol kunnen spelen bij het opgeven en controleren van huiswerk; 32

inzicht krijgt in de betekenis van het inzetten van huiswerk voor de leerling en voor de docent; een keuze leert maken voor je eigen huiswerkmethodiek Opdracht 7 A. Hieronder staat het schema: Didactische aandachtspunten en afspraken bij huiswerkmethodiek. - Individueel. Vul, vanuit je ervaringen uit je schoolcarrière en je observaties tijdens de blokstage, de vragen in onder de kopjes huiswerk opgeven, huiswerk maken en huiswerk controleren. Doe dit met ja of nee en waar dat gevraagd wordt met een korte beschrijving. - Vorm een groep, bestaande uit drie studenten. Vergelijk in deze groep jullie antwoorden. - Trek voor jezelf conclusies, hoe jij bij het lesgeven zou willen omgaan met huiswerk. B. Noteer in je dossier de aspecten die voor jou van belang zijn. Didactische aandachtspunten en afspraken bij huiswerkmethodiek Huiswerk opgeven. Aandachtspunten: Heb je dit tijdens de blokstage herkend? Ja / Nee Heb je dit tijdens je eigen middelbare schooltijd meegemaakt? Ja / Nee Vind je het belangrijk als de docent dit doet? Ja / Nee 1. De docent noemt voor het huiswerk concreet aanwijsbare stof en geeft daarbij de belangrijke en minder belangrijke onderdelen aan. Hij/zij schrijft dit bijvoorkeur op het bord. 2. De docent maakt samen met de leerlingen een plan hoe het huiswerk het beste kan worden aangepakt en waar eventuele moeilijkheden zitten. 3. De docent kiest de oefenstof zo gevarieerd mogelijk. 4. De docent geeft aan of het huiswerk overhoord wordt en op welke manier. 5. De docent geeft aan (als dat aan de orde is) wat de verzorgingseisen zijn waaraan het huiswerk moet voldoen. 6.... (ruimte voor eigen aandachtpunt) 33

34

Huiswerk maken. Aandachtspunten: Heb je dit tijdens de blokstage herkend? Ja / Nee Heb je dit tijdens je eigen middel-bare schooltijd meegemaakt? Ja / Nee Vind je het belangrijk als de docent dit doet? Ja / Nee 1. De docent voorkomt dat leerlingen onnodig veel tijd aan huiswerk besteden.. Hoe deed de docent dat of hoe zou hij/zij het hebben kunnen doen? 2. De docent biedt mogelijkheden om huiswerk op school te maken. Hoe deed de docent dat en welk effect had het op de huiswerktijd thuis? 3.... (ruimte voor eigen aandachtspunt) Huiswerk controleren. Aandachtspunten: Heb je dit tijdens de blokstage herkend? Ja / Nee Heb je dit tijdens je eigen middel-bare schooltijd meegemaakt? Ja / Nee Vind je het belangrijk als de docent dit doet? Ja / Nee 1. De docent doet in de volgende les altijd iets met het huiswerk. Beschrijf kort hoe jij gezien en ervaren hebt dat huiswerkbespreking of huiswerkcontrole gebeurt. 2. De docent varieert in de manier waarop het huiswerk besproken of gecontroleerd wordt. 3. De docent zorgt ervoor dat leerlingen altijd iets doen met de correcties en de gegeven informatie. 4.Geef uit je observatie of ervaring een korte beschrijving van de maatregelen of actie van de docent als de leerling het huiswerk niet of maar gedeeltelijk maakte. 5. De docent maakt duidelijk welke aspecten later in het proefwerk aan bod 35

zullen komen. 6.... eigen aandachtspunt 36

Hoofdonderdeel II Minilessen-2 Inhoud Onderwerp 1 Algemene opzet Inleiding Het portfolio: 1. Reflectie op elke bijeenkomst 2. Uitwerking van je eigen presentatie: Voorbereiding Uitvoering Reflectie De voorbereiding van een les Observeren van een presentatie (algemene punten) Presenteren Activerende start Boeiend begin Mogelijkheden om interesse te wekken en vast te houden Onderwerp 2 Werkvormen Werkvorm DOCEREN Aanwijzingen Observatieformulier bij de werkvorm doceren Werkvorm VRAGEN STELLEN Aanwijzingen Voorbeelden van doorvragen Observatieformulier bij de werkvorm vragen stellen Werkvorm ONDERWIJSLEERGESPREK - KLASSENGESPREK Aanwijzingen Observatieformulier bij de werkvorm onderwijsleergesprek Observatieformulier bij de werkvorm klassengesprek Werkvorm SAMENWERKEND LEREN / GROEPSWERK Aanwijzingen Observatieformulier 1:bij de werkvorm samenwerkend leren Observatieformulier 2: bij de werkvorm samenwerkend leren Werkvorm MEDIAGEBRUIK / (laten) werken met OPDRACHTEN Aanwijzingen Observatieformulier bij mediagebruik Observatieformulier bij (laten) werken met opdrachten 37

Bijlage Voorbereidingsformulier In dit deel van het werkboek tref je kleine stukjes theorie aan en verwijzingen naar tekstdelen uit Lesgeven en zelfstandig leren van T. Geerligs & T. van der Veen. In het vervolg wordt dit boek in deze tekst aangeduid met Geerligs 38

Onderwerp 1 Algemene opzet Inleiding De bedoeling van deze cursus is dat je, als voorbereiding op de schoolstage, korte lesactiviteiten verzorgd voor een groep. Het gaat daarbij om het opdoen van ervaringen als leraar en het samen opbouwen van kennis rond het lesgeven. Tot zover sluit dit direct aan op Minilessen- 1. In Minilessen-2 is de moeilijkheidsgraad opgevoerd: - het onderwerp is niet meer vrij, maar moet verband hebben met je vak, en - je oefent met een vijftal werkvormen die in het Voorgezet Onderwijs in ruime mate gehanteerd worden. De werkvorm is dus ook niet meer vrij maar wordt voorgeschreven. Achtereenvolgens staan minilesssen centraal met de nadruk op de werkvorm: Doceren Vragen stellen Onderwijsleergesprek/ klassengesprek Samenwerkend leren Gebruik van opdrachten Mediagebruik De leerervaringen in deze cursus worden verder uitgebouwd in de stage. Inhoud Tijdens zeven bijeenkomsten worden de presentaties van minilessen-2 gehouden, namelijk van bijeenkomst 2 tm bijeenkomst 8. Tijdens bijeenkomst 1 vindt de introductie op minilessen-2 plaats. Bij ieder van deze bijeenkomsten geven enkele studenten een miniles van 15 minuten. Zij hanteren daarbij de werkvorm die op die dag aan de orde is. Hierbij zijn drie zaken van belang: a. Er moet iets aan de groep worden overgebracht en/of geleerd. Hierbij kan het gaan om kennis, maar ook om een bepaalde vaardigheid. b. Er moet in ieder geval een zekere wisselwerking met de groep zijn (dus geen monoloog of spreekbeurt van 15 minuten). c. De werkvorm die aan de orde is moet worden toegepast volgens de aanwijzingen bij de opdracht. Het totaal van je presentatie heeft de volgende drie belangrijke punten: - voorbereiding, - uitvoering - reflectie. Alle drie de punten moeten goed uitgewerkt worden. De inhoud van de miniles sluit aan bij het programma van jouw vak. De bedoeling is dat de wijze van voorbereiding, observeren en reflecteren zich ontwikkelt in de loop van de cursus en de leerervaringen van de voorgaande weken terug te vinden zijn in de voorbereiding en uitvoering van de andere studenten in de weken erna. In dit werkboek worden, passend bij de verschillende werkvormen die in Minilessen-2 aan de orde komen, een aantal observatieformulieren gegeven die hierbij behulpzaam kunnen zijn. 39

De presentaties worden op video opgenomen. Deze video-opnamen komen niet in de bijeenkomsten terug maar zijn door de student zélf te gebruiken voor de eigen analyse van de uitvoering, de evaluatie en de reflectie. 40

Het Portfolio Het deel minilessen bevat tenminste: over de eigen verzorgde miniles: o de voorbereiding op lesformulier met bijlagen o een analyse van deze miniles, waarin de student het proces van voorbereiden, de ervaringen tijdens de uitvoering en de reflectie op de uitvoering beschrijft. Voor deze reflectie is gebruik gemaakt van de feedback door de groep, de videoopname en de eigen evaluatie. reflectieverslagen over alle minilessen. Reflectie op elke bijeenkomst Na iedere bijeenkomst reflecteer je op je leerervaringen. Hiervoor kun je gebruik maken van de twee hier onder vermelde punten. Je doet dit in ieder geval op dezelfde dag als de bijeenkomst, als alles nog fris in je geheugen zit (belangrijk!). Bij elke bijeenkomst een reflectie op de miniles(sen) van medestudenten. Ga in je reflectie in op: welke inzichten, nieuwe leerdoelen, vragen, aandachtspunten ten aanzien van jouw eigen lesgeven heeft de les van de medestudent jou opgeleverd. De vragen van het analyseschema of het ABCD tje kunnen je hierbij helpen. Het analyseschema Wat heb ik ervan geleerd? 1. Wat is er belangrijk voor mij geworden? 2. Welke nieuwe gezichtspunten waren er voor mij? 3. Welke vragen zijn voor mij nog onbeantwoord? 4. Welke overeenkomsten en verschillen tussen mijn groepsgenoten waren in de nabespreking van de les voor mij opvallend? 5. Welke mogelijkheden zie ik om het besprokene zelf toe te passen? Het ABCD tje: Beantwoord de volgende vier vragen (het ABCD tje) naar aanleiding van de bijeenkomst: a) Wat was er Aan de orde? b) Wat was Belangrijk voor mij? c) Welke Conclusies trek ik daaruit voor de komende tijd? d) Waar wil ik op langere termijn mee Doorgaan; hoe wil ik dat aanpakken? Uitwerking van je eigen presentatie Je gaat een korte lesactiviteit ontwerpen en geven, waarbij een bepaalde werkvorm gebruikt moet worden. Welke dat is, is afhankelijk van de datum waarop je presenteert. Het doel is om ervaring op te doen in het lesgeven, om aspecten van het lesgeven voor de groep concreet en bespreekbaar te maken en de ervaringen samen uit te verdiepen. Om de oefening zo realistisch mogelijk te maken gaat het om een les van 15 minuten voor je medestudenten. Ze zijn zichzelf en spelen geen klas in het voortgezet onderwijs. Het is handig als je een onderwerp uit je vakgebied uitkiest waar je al wat vertrouwd mee bent en waar je misschien ook al eens wat ervaring mee hebt opgedaan. a. Voorbereiding: 41

Bereid een miniles voor van 15 minuten. De aanwijzingen hiervoor vind je onder het hoofdstuk Werkvormen.Het gaat daarbij om drie aspecten: je moet een bepaalde werkvorm toepassen, je wilt iets overbrengen / leren aan de groep en je doet dat in interactie met de groep. Je mag zelf het onderwerp invullen als het maar te maken heeft met het programma van je vak. Het kan het overbrengen van een praktische of theoretische vaardigheid zijn of de uitleg van een stukje theorie. Je moet in ieder geval iets aan je groep leren. Het onderwerp en het doel van je miniles moeten ook nauw aansluiten bij de verplichte werkvorm van die dag. Daarnaast moet je contact hebben met je groep, (dus geen monoloog houden). Probeer je leerlingen actief bij je miniles te betrekken. Je bent verder vrij in de wijze waarop je de miniles verder invult, als je je maar houdt aan de aanwijzingen die bij elke werkvorm gegeven zijn. Je bereidt je miniles voor, zoals je dat in bijeenkomst 2 geleerd hebt en je gebruikt voor de uitwerking het voorbereidingsformulier. Deze voorbereiding neem je mee naar de bijeenkomst en geef je vooraf aan de docent. Je neemt ook een videoband mee. b. Uitvoering: Je voert de door jou voorbereide miniles uit. Als klas fungeren je medestudenten. Tevens krijg je van je klasgenoten feedback op je miniles. De miniles wordt op video opgenomen. Na de miniles volgt een nabespreking, waarbij vooral ingegaan wordt op: - Wat gebeurde er precies? - Wat kunnen we van je les zeggen op basis van het specifieke observatieformulier behorend bij de werkvorm van deze dag? - Wat ging er goed (en: minder goed)? - Welke concrete leraarvaardigheden zijn zichtbaar geworden? c. Reflectie: Bekijk de videoband van je miniles zo snel mogelijk en neem er de tijd voor om hem te analyseren. De momenten die problemen opleverden zullen je gemakkelijk opvallen, maar kijk ook goed naar de dingen die je goed deed. Maak een verslag van je analyse. Hierin verwerk je ook het commentaar van de observanten, je groepsgenoten en je begeleider. Als leidraad dienen de volgende deelvragen, die je uitgebreid en concreet moet beantwoorden: - Wat gebeurde er? - wat wilde je met deze presentatie bereiken (eigen leerdoel en leerdoel leerlingen) - verliep de presentatie volgens plan - hebben de anderen dat ook zo ervaren - heb je je lesdoel(en) bereikt - hoe was de sfeer - hoe voelde je je - Wat kan je zeggen n.a.v. de specifieke observatiepunten, behorend bij de werkvorm die in deze les gebruikt werd? (gebruik het betreffende observatieformulier hierbij) Wat ging er goed? - welke doelen heb je bereikt - bij welke activiteiten voelde je je het best en welke aspecten wil je de volgende keer weer gebruiken 42

- klopte je optreden didactisch (had je goed contact met de groep? was je uitleg duidelijk? - wat vonden de anderen daarvan? Wat ging er niet zo goed? - kun je een doel noemen dat je niet bereikt hebt - bij welke activiteiten voelde je je niet zo goed functioneren - wat vonden anderen daarvan - Wat ga je de volgende keer handhaven en veranderen? - noem een aspect van je presentatie die je een volgende keer weer gaat gebruiken - noem een aspect dat je zou willen veranderen / verder uitbouwen bij een volgende presentatie en geef aan hoe je daaraan wilt gaan werken. Bij het maken van je reflectieverslag (opdracht 3c) maak je gebruik van: - bovenstaande reflectievragen. - de feedback die je gekregen hebt tijdens de les van de observanten/groepsleden en je begeleider. - je eigen observatie van je videoband. Benoem het een en ander zo concreet mogelijk en geef concreet uitgewerkte voorbeelden aan de hand van je video-opname. 43