kinderen met developmentai coordination disorder



Vergelijkbare documenten
De CO-OP, een veelbelovende interventie!

Informatie boekje CO-OP benadering

Cognitieve strategietraining

"Ik heb wat nieuws geleerd en ik kan dat overal doen! De nieuwste inzichten rondom transfer van leren

Aanleiding. Het Foto-interview. DCD diagnose en interventie Leeds Conference Statement

Annelies de Hoop, ergotherapeut

Heeft kinderoefentherapie invloed op de motorische vaardigheden bij kinderen met een motorische hulpvraag.

KEEK OP DE WEEK 20 mei 2019 Workshop. Jordi van Heeswijk en Pauline Aarts

Oplossings- en handelingsgerichte interventie

Welkom in de Workshop

Maakt leren schrijven. leuker.

University of Groningen. Neuromotor task training Niemeijer, Anuschka Simone

A. Algemeen. B. Functioneel. C. Schools. D. Tips. E. Interventie

Psycho educatie bij DCD spreekbeurten en ervaringscircuits in de klas

Uit de boot vallen. Developmental Coördination Disorder en Passend Onderwijs. Miriam Verstegen

Developmental Coordination Disorder. Miriam Verstegen Kinderrevalidatiearts

Wanneer is ergotherapie bij Parkinson effectief?

Effectiviteit van oefentherapie op het dagelijks functioneren van kinderen met DCD.

NEUROMOTOR TASK TRAINING

Kiezen van werkvormen voor docentprofessionalisering:

De fundamenten van CO-OP

Visible Learning - John Hattie. Miljoenen leerlingen. Effect van het leerkracht. Effectgrootte

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties

Developmental Coordination Disorder DCD & CP. Cerebral Palsy Congres

Groepsbehandeling kinderen & tieners: Vlog4Succes

INHOUD WORKSHOP. Introductie Korte informatie over interventies. Interactieve discussie

Gastles 17 september van Theorie naar Praktijk. Door Theone Kampstra

Vanuit het perspectief van de cliënt Het afnemen van de COPM bij hulpbehoevende ouderen en anderen in hun omgeving

EBP: het nemen van beslissingen

HET WERKEN met GEZONDHEIDSPROFIELEN in de MANUELE THERAPIE

13/03/2014. Even kennismaken. Activiteiten van het dagelijkse leven. Identificatie van betekenisvolle activiteiten voor bewoners van een WZC

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie en behandeling

Overprikkeling bij NAH en het ASITT-protocol

Motorische ontwikkeling bij kinderen. Erika Velders Kinderfysiotherapeut 1 e lijn Docent Opleiding kinderfysiotherapie

Developmental Coördination Disorder (DCD)

Ergotherapeutische Energiemanagement interventies en de effecten op vermoeidheid

Workshop: Aandacht voor de mantelzorger

Als het op school niet gaat zoals ze willen

FAALANGST DE BAAS! TRAINING 1. faalangst. de baas! training.

Feedbacktool. Feestelijke lancering op het SOK-congres. De theorie. Nijverheidsstraat 10 > 1000 Brussel T >

Developmental Coördination Disorder (DCD)

Cognitive Bias Modification (CBM): "Computerspelletjes" tegen Angst, Depressie en Verslaving

Drs. Nathan Hutting Dr. Sarah Detaille

PROMOTIEONDERZOEK ARBEIDSPARTICIPATIE VAN JONGVOLWASSENEN MET LICHAMELIJKE BEPERKINGEN. Joan Verhoef

Neuromotor task training Niemeijer, Anuschka Simone

Doel. Programma. NAH symposium workshop balans. Plaats van balans binnen de ICF. Meetinstrument: CTSIB

Change Your Mindset! Petra Helmond & Fenneke Verberg Research & Development, Pluryn

weken na het ontstaan van het hersenletsel niet zinvol is. Geheugen Het is aangetoond dat compensatietraining (het aanleren van

Wii Fit: wat kun je observeren en trainen bij kinderen met balansproblemen?

Vandaag. Achtergrond NAH - oorzaken. Cognitive revalidatie Definitie. Achtergrond NAH - gevolgen

Interventie aan de keukentafel

Leerbaarheid. Le ren. Overzicht. HersenletselCongres A5 Leerbaarheid: veel besproken, weinig onderzocht

Ergotherapie bij ouderen met dementie en hun mantelzorgers: het EDOMAH programma

Netwerkbijeenkomst Revalideren met een cognitieve beperking

Hulp bij ADHD. Scholingsaanbod

De opleider als rolmodel

! Nienke Nijhof! Onderzoeker Universiteit Twente! Projectleider Focus Cura. ! Geheugen en leren. ! Procedureel leren. ! Onderzoek bij patiënten

Evaluatie Pilot Klasse-ergo basisschool De Bolster Amersfoort Ergotherapie Kinderen Amersfoort

Workshop Spiegeltherapie in de praktijk

DCD, Wat moet je ermee? CO-OP of NTT?

ADHD. Behandelingsstrategieën DSM IV. Diagnostiek. Vragenlijst voor gedragsproblemen bij kinderen (VvGK) ( Attention deficit hyperactivity disorder )

Kan niet bestaat niet. Workshop Slotdag Project Van Hinderpaal naar Mijlpaal Stichting Perspectief 31 mei 2014

Doordat bewegen en uitvoeren van activiteiten moeilijker gaat, voelt een kind met DCD zich soms onzeker. Ook kan het activiteiten spannend vinden.

Focus Group Seminar Versterk je persoonlijke balans en effectiviteit Zaterdag 23 Januari 2016

Consensus ten aanzien van kenmerken, comorbiditeit en verwijzing van kinderen met luisterproblemen Hanzehogeschool Margreet Luinge

Strategisch lezen voor beroep en studie

Effectieve strategieën voor zelfgereguleerd leren

Onderwerpen presentatie

Behandeling van executieve stoornissen bij mensen met hersenletsel. Danielle Boelen St. Maartenskliniek Nijmegen UMC St.

faculteit gedrags- en maatschappijwetenschappen Vroege ontwikkeling Motorische ontwikkelingspatronen bij jonge kinderen met ZEVMB

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

COGNITIEVE REVALIDATIE THERAPIE VOOR KINDEREN, ADOLESCENTEN EN VOLWASSENEN

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht

SMART4U: een app om sociale contacten uit te breiden voor mensen met ernstige psychische aandoeningen. Dr. Willeke Manders Léon van Woerden MScN

Ontwikkelingen. DGT bij ASS. Michelle Teluij. Eindreferaat

Werkgeheugen - Onderzoek - Praktijk

Nieuwsbrief Januari 2011

Cognitieve revalidatie

Werkgroep 5: Fit for the Future

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

Bepaling toezichtvorm gemeente Stein

Peter Beek Hoogleraar coördinatiedynamica Vrije Universiteit Amsterdam

De Groeifabriek. Denken met een groeimindset!

Wat leren sjoelen door kinderen met CP kan betekenen voor meedoen in sport

Training met persolog profielen

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

25 jaar whiplash in Nederland

Aanbod scholingen PEDI-NL November 2010 SCHOLINGEN PEDI-NL

Afd. Kinderfysiotherapie. Afd. Kinderfysiotherapie

Samenvatting. Ontwikkeling en evaluatie van een implementatiestrategie voor het verzekeringsgeneeskundig protocol Depressieve stoornis

Fabel Positieve feedback in het schrijfschrift zorgt ervoor dat kinderen leesbaar leren schrijven.

Pathologisch huidpulken

Hoe autonomie-ondersteunend werkt een docent binnen honoursonderwijs? Tineke Kingma Elanor Kamans Marjolein Heijne-Penninga Marca Wolfensberger

Kennis van verpleegkundigen een probleem?

Samenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie

Ilse van Tilborg Klinisch neuropsycholoog. met dank voor bijdrage dia s van prof. Roy Kessels

Diagnose (voorbeeld CP) Activiteiten-Participatie. Motorische Ontwikkelingscurven. Motorische capaciteit. Zorg bij kinderen met CP

Carol Dweck. Wat is Intelligentie?

Bio (EEG) feedback. Reflecties vanuit de klinische praktijk. Kannercyclus Dr. EWM (Lisette) Verhoeven

Transcriptie:

Een nieuwe behandelaanpak voor kinderen met developmentai coordination disorder Cognitive 0rientation to daity OccupationaI Performance (C0-0P) Cognitive Orientation to daily Occupational Performance (CO-OP) is een in Canada ontwikkelde en in Nederland nog vrij nieuwe behandeling voor kinderen met developmental coordination disorder (DCD). De methode is gebaseerd op cognitieve leertheorieën. Door het zoekgedrag van het kind te sturen, komt dit tot nieuwe bewegingsoplossingen. Binnen de CO-OP geeft het kin d zelf aan welke vaardigheid het wil leren. Daardoor wordt de motivatie van kind en ouders verhoogd. Binnen de CO-OP wordt getracht generalisatie te verkrijgen door de geleerde, algemene oplossingsstrategieën toe te passen bij nieuwe, nog niet opgeloste probleemvaardigheden. De kracht van een goede Co-OP-therapeut zit vooral in het stellen van de juiste vragen en daarvoor is het nodig dat men voldoende inzicht heeft in de vaardigheid die door het kind geleerd wordt. Dit artikel bevat een kort overzicht van de hoofdpunten van de CO-OP. E.H.M. Catame, A.J.de Ktoet en B.C.M. Smits-Engetsman lnteiding In de laatste veertig jaar zijn er verschillende behandelnrethoden ontwikkeld voor kinderen met developntental coordination disorder (DCD ). Deze behandelmethoden kunnen grofi,rreg in twee categorieën worden verdeeld: methoden gebaseerd op de zogenoemde procesgeoriënteerde benadering en methoden gebaseerd op de product- of taakgeoriënteerde benadering.l'2 Globaal genomen kan worden gesteld dat men er bij de procesgeoriënteerde aanpak van uitgaat dat de behandeling van het verstoorde onderliggende proces leidt tot verbetering van de vaardigheid. Bij de taakgeoriënteerde aanpak richt men zich echter direct op de functionele vaardigheid waarmee het kind rnoeite heeft, zonder zich eerst bijvoorbeeld op algemene voorwaarden te richten. Voorbeelden van procesgeoriënteerde behandelmethoden zijn kinesthetische training volgens Laszlo et al.3 en de sensorische integratietherapie (SI) ontwikkeld door Ayres.a Volgens Laszlo speelt de kinesthesie een zeer belangrijke rol in de notorische controle. Zij veronderstelt dat de coórdinatieproblemen bij kinderen met DCD het gevolg zijn van een stoornis in de kinesthesie. De sensorische integratietherapie steunt op de veronderstelling dat bij kinderen met leerproblemen in het algemeen en bij kinderen n-ret motorische problemen in het bijzonder, stoornissen aanwezrg ztjn in de integratie van perceptuele informatie van de verschillende modaliteiten. De behandeling is dan ook gericht op stimulatie van tactiele, vestibulaire, visuele en andere sensorische systemen otrr kinderen te helpen deze sensorische informatie te integreren en te komen tot adequate motorische antwoorden. Blj ffsiotherapeuten, naar vooral ook bij ergotherapeuten is cle SI een van de populairste methoden, zowel nationaal als internationaal.s Hoewel de procesgeoriënteerde behandelmethoden populair zijn, is er weinig evidentie dat ze ook effectief zijn bij de behandeling van DCD. Pless en Carlsson voerden een meta-analyse uit naar de effectiviteit van behandelmethoden Ui.1 nco.0 Uit dit onderzoek bleek dat dit soort behandelingen slechts een zeer klein effect hadden. Mandich et al. vonden in een andere Nedertands Tijdschrift voor Efgothera pie 22 NR 1 - FEBRUART 2oo5

review geen bewus voor de effectiviteit van procesgeoriënteerde behandelmethoden.t Door deze teleurstellende resultaten zijn verschillende onderzoekers de laatste decennia, met als vertrekpunt een nieuw theoretisch kader, een andere aanpak gaan promoten, namelijk de taakgeoriënteerde methode. In Australië gebeurde dat door Revie en Larkin,s in Nederland zijn Smits-Engelsman en Van Tuyl voortrekkers van deze aanp"l.s'10 Ongeveer tegelijkertijd werd in Canada door Polatajko et al. de Cognitive Orientation to d aily O c cttp ati o n ai P erfor man ce CO-O P ) o n twikke I d.11'72 Hoewel deze behandelmethoden nog vrij nieuw zijn, zijn de eerste resultaten over de effectiviteit van zowel de Netu'ontotor Task Training1o,13 als de CO-OP11'12 veelbelovend. In de rest van dit artikel wordt ingegaan op de belangrijkste uitgangspunten van de CO-OP. ( DCD Onderzoek naar de problemen van kinderen met p6pt+'ts toonde aan dat deze heterogene groep verscheidene karakteristieke problemen vertoonde, zoals: - trager leren van motorische vaardigheden ondanks het feit dat hun mentale vermogens niet verminderd zijn; - een mindere bewegingskwaliteit, ook na extra oefenen of na therapie; -volharden in een inadequate strategie van het motorische handelen; - onvoldoende vermogen het geleerde te gebruiken in andere situaties of te benutten bij het leren van nieuwe motorische vaardigheden (generalisatie en transfer); - een lager motorisch competentiegevoel. Uitgangspunten van de C0-0P zijn elementen van de cognitieve leertheorieën en de dy n ami s ch e sy st e emthe orie C0-0P' een nieuwe behandelmethode Als motorisch leren wordt gezien als het oplossen van bewegingsproblemen, dan moeten kinderen met DCD het oplossen van een probleem leren. Er bestaan veel verschillende theorieën over motorisch leren. Een hedendaagse benadering, de dynamische systeemtheorie, gaat ervan uit dat nieuwe motorische vaardigheden ontstaan uit de interactie van veel, samenwerkende systemen (onder andere neurologisch en cardiorespiratoir systeem, spier- en skeletweefsel, plus taak- en omgevingsfactoren). Het lerende systeem is behalve van zijn interne constraints, ook taak- en omgevingsaflrankelijk. Zowel de parameters van de taak en de omgeving als de eigenschappen van het kind beïnvloeden het leren. Visies vanuit de cognitieve psychologie en vanuit de leerpsychologie, die aansluiten bij het ontwikkelen van het probleemoplossende vermogen van het kind, zijn: - Verh ale z elfinstr u cti e. Vygo ts ky ( 1 8 9 6-1 9 3 4) hee ft ond erzoek gedaan naar het probleemoplossende vermogen van kinderen.lt Hij en Luria,18'1e een student van Vygotsky, zijn de ontdeld<ers van het belang van de verbale zelfinstructie tijdens het leren en uitvoeren van een vaardigheid. Jonge kinderen praten zich als het ware hardop, stap voor stap, door een oplossing van een probleem heen.ln een nieuwe of moeilijke situatie val je, ook als je ouder bent, vaak terug op verbale zelfinstructie tijdens handelingen. - Proble emopl o ssende strat e gie. Me ichenbaum en Good m an hebben deze ideeën verder uitgewerkt tot een probleemoplossende strategie: GOAL - PLAN - DO CHECI( (GPDC).20 Deze strategie faciliteert het toepassen van probleemoplossende vaardigheden. Er wordt gebruikgemaakt van dagelijkse activiteiten in een passende omgeving om het kind de vaardigheid te leren generaliseren. -Intermediaire technieken. Feuerstein et al. beschreven twee essentiële vormen van interactie: plaatsing van de taak in de omgeving en intermediaire (bemiddelende) leerervaringen.2l'22 Haywood werkte dit idee verder uit in zogenoemde intermediaire technieken.23'24 Deze technieken betreffen vraagstellingen over het leerpoces, bridging (linken leggen tussen heden en toekomst), vergelijken/beschrijven, voorbeeld geven, uitdagen en feedback geven. DCD kan dus ook worden beschouwd als een (motorisch) leerprobleem. Veel kinderen met DCD leren door middel van trial and error. Ze reflecteren weinig op hun eigen handelen en er is geen sprake van een spontaan impliciet leerproces. Een ander kenmerk van kinderen met DCD is dat zij hun motorische prestaties vaak onderschatten en frequent negatief attribueren.l6 BU het falen van de motorische vaardigheid ligt het aan henzelf, maar bij goede prestaties komt dat niet doordat zij het goed deden, maar doordat de opdracht bijvoorbeeld te gemakkelijk was. Zelfuertrouwen kan worden opgebouwd door uitdagingen aan te gaan en door het succesvol overwinnen van obstakels. Een van de voorwaarden hiervoor is wel dat kinderen een kans krijgen zelf hun problemen op te lossen. Vanuit dit perspectief kan DCD worden gezien als een probleem in het leren (verbeteren) van motorische vaardigheden. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 23 Vanuit deze kennis en met hun praktijkervaring ontwikkelde een groep Canadese onderzoekers onder leiding van Helene Polatajko een nieuwe behandelmethode voor kinderen met DCD. De CO-OP is een top-down-benadering, waarin elementen vanuit de cognitieve leertheorieën en de dynamische systeemtheorie de uitgangspunten zijn. In de CO-OP is strikt vastgehouden aan de visie van Vygotsky, namelijk dat een kind zichzelf door hardop praten moet begeleiden door zijn of haar probleemoplossing. Meichenbaums probleemoplossende structuur (GPDC)wordt als globale strategie gebruikt. Deze globale strategie wordt toegepast voor elke dagelijkse taak waaraan het kind tijdens de therapie werkt. Deze ideeën worden gecombineerd met de intermediaire technieken zoals die zijn uitgewerkt door Feuerstein en Haywood. NRl-FEBRUARI2OO5

C0-0P structuur en werkwijze kind kiest doelen sessiestructuur faciliterende principes strategieën participatie ouders l2 x ó0 minuten gtobaal(gpdc) pop + materialen ; 'make itfun' domeinspecifiek Figuur 1 Structuur en werkwijze van de CO-OP Structuur en werkwijze van de C0-0P De CO-OP heeft een duidelijke structuur en werkwijze, die hier kort besproken worden (figuur 1). Hoewel veel van de besproken ideeën waarschijnlijk al deels in kinderflisiotherapeutische behandelingen geïntegreerd zíjn, zal men - indien men de methode goed wil uitvoeren - training in het gebruik van de CO-OP-principes nodig hebben. Stellen vanbehandeldoelen en meten von effect Aan het begin van de behandeling kiest het kind zelf zijn of haar doelen voor de therapie, die daarmee kindgericht en vraaggestuurd is. De doelen worden uitgevraagd met behulp van de Canadian Occupational Performonce Measure (COPM), een dagboekje, een gesprek met de ouders en eventueel de Pedíatric Activity Card Sort (P-ACS). De COPM is een cliëntgericht meetinstrument bedoeld om de problematische vaardigheden van het kind te achterhalen en deze vervolgens door het kind zelf te laten scoren (op een 1O-puntsschaal)op uitvoering en tevredenheid. Uiteindelijk worden er drie doelen c.q. vaardigheden uitgekozen die het kind wil leren. Van deze drie doelen wordt het beginniveau vastgesteld met behulp van de Performance Qtality Rating Scale (PqRS). De PQRS is ontwikkeld door Martini2s en wordt gebruikt als instrument om de uitkomsten van de CO- OP-behandelingen te evalueren. De PqRS bestaat uit: - een 1O-puntsschaal voor de geschatte score van de uitvoering, waar er bij 1 geen uiwoering is en bij L0 aan alle impliciete uiwoeringscriteria wordt voldaan; - een 1O-puntsschaal voor de geschatte grootte van verandering waarbij -5 staat voor een vijfmaal slechtere uiwoering, 0 voor geen verandering en 5 voor een vijê maal betere uiwoering. De score van beide schalen is gebaseerd op observatie van het motorisch gedrag door de therapeut, zonder dat de waarden van de score nader omschreven zijn. Er is dus sprake van een subjectieve schaal die nog niet verder gevalideerd is. De PqRS wordt als voor- en nameting van de door het kind gekozen activiteiten gebruikt. Goal-plan-do-check Tijdens elke behandeling, die 60 minuten duurt, wordt gebruikgemaakt van de globale en van domeinspecifieke strategieën. De globale strategie: GOAL - PLAN - DO - CHECI( (GPDC)is direct ontwikkeld door Meichenbaum.26 De globale strategie is erop gericht het metacognitieve begrip te vergroten en het kind te trainen in zelfmonitoren en zelfevaluatie (figuur 2). De globale strategie geeft een structuur waarbinnen het kind zichzelf door de problemen, die zich voordoen bij de uiwoering van de taak, heen praat. Het kind ontwild(elt op deze manier probleemoplossende vaardigheden. Tijdens de behandeling wordt een pop gebruikt als geheugensteuntje voor de GPDC-strategie. De pop is bij de behandeling een intermediair tussen het kind en de therapeut. Aan de pop kunnen vragen worden gesteld en de pop kan ook hints geven. De pop is neutraler dan de therapeut en kan door beiden te hulp worden geroepen. De globale strategie wordt voortdurend gebruikt tijdens de behandeling. De GPDC geeft het kind ook een mogelijkheid de domeinspecifieke strategieën te ontdeld<en (figuur 2). GOAI -Wat ga ik doen? PLA,N - Hoe ga ik het doen? DO - Uitvoering van het plan zelfondentraging zelfmonitoren zelfobsentatie CHECK - Hoe goed werkte mijn plan? zelfevaluatie Figuur 2 De globale GPDC-strategie De domeinspecifieke strategieën zijn expliciete cogni tieve strategieën die gericht zljn op het vergemakkelijken of verbeteren van de uiwoering van een vaardigheid. Deze strategieën zijn taak- en/of kind- en/of omgevingsspecifiek. Ze worden gebruikt tussen de PLAN- en DO- fase in. In totaal kent de CO-OP zes domeinspecifi eke strategieën : 1 'bodyposition':verbaliseren van de aandacht voor of de verandering van de lichaamshouding, behorend bij een optimale uiwoering van de taak; 2 'attention to doing': plan om aandacht vol te kunnen houden tijdens de uitvoering van de taak; Nedertands Tijdschrift voor Ergof herapie 24 NR r - FEBRUART 2oos

3 'task specification modification': specificatie of modificatie van de taak of delen van de taak, zodat de motorische uitvoering vergemald<elijkt wordt (btjvoorbeeld tape op de vloer om te weten waar je moet staan); 4 'feeling the movement':verbaliseren van het voelen van het specifieke in een beweging (bijvoorbeeld het schrijven van de letter B in de lucht om de bochten te voelen); 5 'verbal motor mnemonic': het geven van een naam aan de taak of lichaamspositie, zodat dit een geheugensteuntje is om de motorische uitvoering te begeleiden (bijvoorbeeld'tarzan-greep' voor pengreep); 6 'verbal rote script': rijmpje, zinnetje, ritme of nummers als 'ondertiteling' bij de uiwoering van de taak (bijvoorbeeld '1, 2 cha cha cha' of 'stuit, stuit, gooi'). Ter ondersteuning van de strategieën worden gewerkt met onder andere certificaten, huiswerkbladen en strategieschriftjes. Dy n amic P erfor m anc e Analy si s Om als therapeut het kind te kunnen helpen bij het vinden van verschillende taakoplossingen, speelt de Dynamic Performance Analysis (DPA) een belangrijke rol (figuur 3). De DPA is een stapsgewijze analyse van de taakuitvoering, in de vorm van een beslisboom (zie casus). De DPA is samen met de CO-OP ontwildceld en vormt de basis om problemen in de uitvoering op te sporen en deze door trial and error op te lossen. De eerste resultaten wijzen erop dat de C}-OP helpt bij het aanleren van vaardigheden Motivatie speelt een belangrijke rol bij de CO-OP. Wanneer een kind gemotiveerd is, heeft dit een positief effect op het leren, het verweryen van vaardigheden, het uiwoeren van handelingen en zal het kind minder snel gevoelens van frustratie ervaren. Naast motivatie zijn kennis van en inzicht in de vaardigheden van belang. Ten slotte is het belangrijk dat de uiwoering van de vaardigheid een resultaat is van de interactie tussen het individu, de taak en de omgeving. Wil de uiwoering van de vaardigheid slagen, dan moet er een balans zijn tussen de mogelijkheden van het kind en de eisen die de handeling en de omgeving aan het kind stellen. De DPA spoort verstoringen in deze balans op. Voorwaarden kind 1 Wil het kind de taak doen? 2 Weet het kind meestal hoe het moet handelen? STOP DPA 3 ls de uitvoering adequaat? 4 Waar gaat het in de uitvoering mis? a Weet het kind hoe deze taak moet worden uitgevoerd? b ls de motivatie van het kind nu voldoende? c Kan het kind deze taak uitvoeren? Beschikt het kind over de benodigde vaardigheden? 2 Zijn de taakeisen en taakvoorwaarden passend? 3 Zijn de omgevingseisen passend? Figuur 3 Beslisboom Dynamic Performance Analysis (vertaling van de DPA Ainical Decision Tree van H. Polatajko et al.). Nederlands Tijdschrirt voor Ergotherapie 25 NR t - FEBRUARI 2005

Voorbeeld werkwijze C0-0P Casus Anne Anne is 8 jaar en is verwezen naar het revalidatiecentrum. Ze heeft een coórdinatiestoornis die haar belemmert een aantal dagelijkse bezigheden uit te voeren. Touwtjespringen is er één van. Haar moeder, oudere zusje en g;rmleerkracht hebben al geprobeerd Anne te leren touwtjespringen, maar dit is mislukt. Anne's zelf gekozen doel voor de therapie is te leren hoe ze moet touwtjespringen, zodaï ze dit samen met haar vriendinnetjes kan doen. Een DPA ziet er in dit geval ongeveer zo uit: dicht bij het eind van het touw. Ze startte niet in het midden van het touw waar het laag over de grond gaat of ze raakte tijdens het springen uit het midden van het touw. Door het stellen van vragen aan Anne onderzoek de therapeut het specifieke punt van falen, namelijk de lichaamspositie ten opzichte vanhet touw. aweet Anne waar ze moet springen ten opzichte vanhet touw? Nee, Anne begreep niet dat ze in het midden van het touw moest blijven. Ook besefte zij niet dat z j uit het midden raakte tijdens het springen. lwil Anne leren touwtjespringen? Ja, ze is zeer gemotiveerd om te leren touwtjespringen omdat al haar vriendinnetjes het al kunnen. 2Weet Anne inhet algemeenhoe ze moet touwtjespringen? Ja, ze begrijpt in het algemeen wat ze moet doen. Ze weet dat ze moet springen wanneer het touw draait. De therapeut vraagt nu aan Anne om touwtje te springen. De hele taakuiwoering wordt geobserveerd. 3Was de uitvoering geslaagd? Nee, ondanks dat ze kan springen en aan de therapeut vertelde dat ze klaar was om te springen, stapte ze steeds op het touw, raakte het touw verstrikt tussen haar voeten en sprong ze voordat de therapeut het touw draaide. 4Waar ginghet in de uitvoering mis? Er waren enkele moeilijkheden tijden het springen. Eén daarvan was de lichaamspositie van Anne ten opzichte van het touw. Anne stond in het algemeen te bwil Anne inhet midden springen? Ja, toen ze eenmaal wist dat ze in het midden moest springen, wilde ze dat ook. c Kan Anne in het midden beginnen en daar" blijven tijdens op eenv olgende sprongen? l Heeft Anne de mogelijkheid om inhet midden te komen en daar te blijven? Nee, Anne heeft voldoende motorische vaardigheid, maar ze kon geen adequate uitvoering tonen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren om haar te helpen het midden van het touw en haar positie ten opzichte van het midden van het touw tijdens opeenvolgende sprongen te ontdekken. 2Vraagt de handeling te veel van Anne? Nee, er zijn onvoldoende aanwijzingen voor haar om het midden te zien. 3Is de omgeving toereikend om haar doel te bereiken? Nee, er zijn onvoldoende aanwijzingen in de omgevingscontext. Daar bedenkt Anne oplossingen voor, die vervolgens worden geprobeerd. En ablín g p r in c ipl e s (f a c ilít e r e n d e p r i n c ip e s ) Binnen de CO-OP worden vier zogenoemde enabling principles gebruikt die mede het succes van de CO-OP bepalen, namelijk: -'make it fun': speel spelletjes en gebruik een rijmpje; - doe één ding tegelijk: één activiteit oféén strategie; leer en versterk strategieën voordat je aan een andere begint; - werk naar onafhankelijkheid: het kind noemt en gebruikt een strategie, de therapeut gaat meer naar achtergrond en de fanilieleden worden meer en meer ingeschakeld; -'guided discovery': stel vragen en vertel het kind niet wat hij of zij moet doen! Coach het kind maar help niet bij de uitvoering. Experimenteer, vergelijk en contrasteer, maak gebruik van transfers en generalisatie. Ook de rol van de ouders is erg belangrijk bij het toepassen van de CO-OP. Zlj zljn zo veel mogelijk bij de behandeling van het kind aanwezig, want zlj zljn de belangrijkste schakel bij de transfer en generalisatie van de door het kind aangeleerde strategieën. Effectiviteit van de C0-0P De CO-OP wordt sinds de tweede helft van de jaren negentig in Canada met succes gebruikt als ergotherapeutische behandelmethode bij kinderen met DCD. De effectiviteit van de CO-OP bij kinderen met DCD wordt in tien single case-onderzoeken en in een preëxperimenteel onderzoek door Polatajko et al. aang"4ni4.tt'12 Deze resultaten moeten echter met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Om te beginnen is de populatie kinderen anders dan de Nederlandse. De kinderen met DCD in deze onderzoeken zijn namelijk kinderen met LD (learning dfficulties) en vaak ook met ADHD, die mogelijk meer baat hebben bij een cognitieve strategie om een bewegingsprobleem te leren oplos- Nederlands Tijdschrift voor. Ergotherapie 26 NR1-FEBRUARI2OO5

sen. Daarnaast gaat het om single case-onderzoeken en een preëxperimenteel onderzoek en is de behandeling niet vergeleken met een andere behandeling of een placebobehandeling bij een controlegroep. Toch wijzen deze eerste resultaten erop dat de CO-OP helpt bij het aanleren van vaardigheden als gemeten wordt met schalen zoals de COPM en de PqRS. Of de aangeleerde strategieën het kind vervolgens helpen nieuwe vaardigheden aan te leren, zal nog moeten blijken. Voorlopig lijkt de CO-OP een welkome aanvulling op het bestaande behandelarsenaal van de kinderftsiotherapeut. De therapie is lcindgericht en vraaggestuurd Tot slot De CO-OP is een in Nederland nog vrij onbekende behandelmethode voor kinderen met DCD, die een groot deel van het kinderfysiotherapeutische patiëntenbestand vormen. Voor de benadering van kinderen met DCD die vooral een probleem hebben met de cogniteve componenten van het motorisch leren, lijkt een top-down-behandelmethode als de CO-OP geschikt. De beschikbare effectonderzoeken naar de CO-OP in Canada lijken deze veronderstelling te ondersteunen. De eerste trainingen in de methode hebben eind 2003 plaatsgevonden en op de kinderafdeling van Sophia Revalidatie Den Haag worden op dit moment de eerste ervaringen opgedaan met de CO-OP-methode. De methode past goed in het nieuwe zorgstelsel. De CO-OP is namelijk kind- en vraaggericht, de betrokkenheid van de ouders is groot en daarmee is er ook een grote kans op transfer van het geleerde naar de dagelijkse handelingen van het kind. De behandeling duurt kort (tien sessies van een uur) en subjectiefervaren effecten zijn met behulp van de PQRS voor en na de behandeling mald<elijk vast te leggen. Dit artikel is eerder verschenen in línclerfysiotherapíe, ntaart 2004 Over de auteurs E.H.M. Calame is fysiotherapeut op de kinderafdeling en projectleider in Sophia Revalidatie in Den Haag. AJ. de l0oet is orthopedagoog en projectleider in Sophia Revalidatie in Den Haag. B.C.M. Smits-Engelsman is lector en hoofd masteropleiding kinderfysiotherapie, HSBB in Breda. Correspondentieadres E.H.M. Calame en AJ. de Kloet: Sophia Revalidatie, Fysiotherapie kinderafdeling, Vrederustlaan 180, 2543 SW Den Haag. E-mail: e.calame@sophiarevalidatie.nl, a.dekloet@sophiarevalidatie.nl Correspondentieadres voor informatie over CO-OPtrainingen: B.C.M. Smits-Engelsman, Hogeschool Brabant Bedrij fsopleidingen, Lovensdij kstraat 63, 4818 AJ Breda. E-mail: bengelsman@hsbb.nl Lite ratu u r 1 Sugden DA, Wright HC. Motor coordination disorders in children. London: Sage Publications; 1998. 2 Smits-Engelsman BCM, Halfsen JHG. Bewegingsprogramma's bij mensen met centraal neurologische aandoeningen: welke benaderingswijzen? In: Smits-Engelsman BCM, Ham I van, Vaes P, Aufdemkampe G, Dekker den JB, redacteuren. Jaarboek fysiotherapie. Houten : Bohn Stafleu Van Loghum; 1999. p. 97-137. 3 Laszlo JI, Bairstow PJ, Bartrip J, Rolfe VT. Clumsiness or perceptuo-motor dysfunction. In: Colley A, Beech J, editors. Cognition and action in skilled behaviour. Amsterdam: North Holland; 1988. p. 293-376. 4 Ayres AJ. Sensory integration and learning disorders. Los Angeles: Western Psychological Services; 1972. 5 Mandich AD, Polatajko HJ, Missiuna C, Miller LT. Cognitive strategies and motor performance in children with developmental coordination disorder. Phys Occup Ther Pediatr 200'l;20:'12543. 6 Pless M, Carlsson M. Effects of motor skill intervention on developmental coordination disorder: a meta-analysis. Adapt Phys Act Quart 2000:77:381,401. 7 Mandich AD, Polatajko HJ, Macnab lj, Miller LT. Treatment of children with developmental coordination disorder:what is the evidence? Phys Occup Ther Pediatr 2001;20:51-68. 8 Revie G, Larkin D. Task-specific intervention with children reduces movenent problems. Adapt Phys Act Quart 1993;10:2941. 9 Smits-Engelsman BCM, Tuijl ALT. Toepassing van cognitieve motorische controle theorieën in de kinderfysiotherapie: het controleren van vrijheidsgraden en beperkingen. In: Smits- Engelsman BCM, Ham I van, Vaes P, Aufdemkampe G, Dekker den JB, redacteuren. Jaarboek fysiotherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1998. p.2o2-29. 10 Schoemaker MM, Niemeijer AS, Reynders I(, Smits-Engelsman BCM. Evaluation of the effectiveness of a neuromotor task training for children with developmental coordination disorder. Neural Plast 2003;10(1-2):157-65. 11 Polatajko HJ, Mandich AD, Miller LT, Macnab lj. Cognitive Orientation to daily Occupational Performance (CO-OP): part II - The evidence. Phys Occup Ther Pediatr 2001;20:83-106. 12 Polatajko HJ, Mandich A, Misiuna C, Miller Lï Macnab JJ, Malloy-Miller T, et al. Cognitive orientation to daily occupational performance (CO-OP): part III - The protocol in brief. Phys Occup Ther Pediatr 200'1. ;20(2-3):707-24. 13 Niemeijer AS, Smits-Engelsman BCM, Reynders K, Schoemaker MM. Verbal actions of physiotherapists to enhance motor learning in children with DCD. Hum Mov Sci 2003:22(4-5):s67-81. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie 27 NRl-FEBRUARI2()O5

14 Wall AE, Reid G, Paton J. The syndrome of physi cal awlcwardness.ln:reid G, editor. Problems in nrovement control. Amsterdam: North-Holland; 1990. 15 Polatajko HJ. Developmental coordination disorder (DCD)alias the clumsy child.in:willems GW, editor. A neurodevelopmental approach to specific learning disorders: the clinical nature of the problen'r. London:Macl(eith Press; 1998. 16 Smits-Engelsman BCM, Reynders I(, Schoemaker M. Gedrags- en ontwikkelingsproblemen; kinderen met DCD: symptonatologie, diagr-rostiek en behandeling. In: Empelen R van, Nijhuis-van der Sanden R, Hartman A. IGnderfysiotherapie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2000. p. 489-96. 17 Vygotsky LS. Thinking and speech. In Reiber RW Carton AS, editors. The collected works of LS Vygotslcy.7987. p. 28-39. 18 Luria A. The directive ftinction of speech in developnrent. Word 1.959 :1.8 :3 41, -52. 19 Luria A. The role of speech in the regttlations of nornal and abnormal behaviour. New York: Liveright; 1961. 20 Meichenbaum DH, Goodman J. Training impulsive children to talk to themselves: a means of developing selêcontrol. J Abnorm Psychol 1977:77:1.'1.5-26. 21 Feuerstein R, Rand Y. Mediated learning experience: an outline of the proximal etiology for differential development of cognitive functions. Int Underst and'1974:9 1.0 :7-37. 22 Feuerstein R, Hoffman M, Jensen M, Tzuriel D. Hoffn-ran D. Learning to learn: mediated learning experiences and instrumental enrichrnent. Spec Services Schools 1986;3:48-82. 23 Haywood HC. A mediational teaching style. Thinking Teacher 7987 ;4(71:7-6. 24 Haywood HC. Bridging:a special technique of mediation. Thinking Teacher 1988;4(4):4-5. 25 Maltini R. Verbal selêguidance as an approacl-r to the treatment of children with developmental coordination disorder: a systetr-tatic replication study. Unpublished master's thesis. London Ont:University of Western Ontario; 7994. 26 Meichenbaurn D. Cognitive behavior modification. Workshop presented at Child and Palent Research lnstitute Symposium. London Ont: 1991. Betekent deze H voor u Hogerop? U wilt hogerop? Als wetenschoppelijk onderzoeker, beleids- of kwaliteitsodviseur, klinisch e p i d e m i ol oog, h og e s ch oo I d oce nt, vo kre fe re nt of ze lfs a ls p ro m ove n d u s? Gun uzelf dan de tweeiorige uitdaging von de porttime U niversitoire Mosterstudie Evidence Based Proctice. Let op d e voorli chti n g sbi j ee n kom ste n in het AMC op 19 februori en 23 april 2ooj Qt.oo-t3.oo uur). Niet mokkeliik, wel meesterliik. De universiloire Moíerstudie [vidence Bosed Proclice is de ultieme uildoging voor HB0 bochelors: ervoren fysiotheropeuten, verpleegkundigen, logopedisten, diëtisten, ergolheropeulen en W0 borhelors: bewegings- en verplegingswelens(h0ppers. r Een eersleklos corrièreíop; geen HB0, moor een universiloire mosler o Geen korle rursus, m00r een volwoordige en inlensieve MoÍerstudie o Sl0rlpunl n00r een hoog welenschoppelilk niveou o Modern en odueel onderwiis. Multidisciplinoire benodering r (lnter)noli0nool gerespecleerd lnteresse? 0nderwiisbureou Mosleríudies Bel (020) 566 6944 oí e-moil: k.debock@om(.uvo.nl arn Acodemisch Medisch Centrum von een Wereldstod Nedertands Tijdschrift voor Efgothefa p ie 28 NRI-FEBRUARI2OO5