Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen (telkens ceteris paribus). a. De productiviteit van een groot aantal bedrijven is gedaald. b. De consumenten verwachten dat de prijs van het product zal dalen in de nabije toekomst. Algemeen wordt immers aangenomen dat de huidige prijs te duur is. c. De prijs van een complementair goed neemt toe en het aantal producenten stijgt. d. De loonkosten nemen toe en de onderneming voert een succesvolle reclamecampagne. Oefening : Op een markt, waarop volkomen concurrentie heerst wordt het totale aanbod en de totale vraag gegeven door volgende vergelijkingen: q p 100 p q 00 met p, q 0 a. Welke vergelijking stelt de vraagcurve voor? Verklaar. b. Bereken de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid. Geef kort je berekeningen weer. c. Illustreer deze markt grafisch. (Neem op de X-as: cm = 5 eenheden; op de Y-as: cm = 50 eenheden) d. Stel dat de prijs ten gevolge van bepaalde omstandigheden verandert tot 150 EUR. Heeft men dan te maken met een vraag- of een aanbodoverschot? Bereken dit overschot (geef berekening) + illustreer dit overschot op je grafiek. e. Stel dat de kost per eenheid verhoogt met 10 EUR. Bepaal de nieuwe aanbodvergelijking. Geef berekening. Oefening : Op een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie wordt het totale aanbod en de totale vraag gegeven door volgende vergelijkingen: 1 p 50 q q 0.000p 00.000 met p, q 0 0000 a. Bepaal de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid. Geef kort je berekeningen weer.
b. Illustreer deze markt grafisch. (Neem op de X-as: 1 cm = 50.000 eenheden; Y-as: 1 cm = 5 eenheden) Oefening 4: Wat gebeurt er met de marktprijs en de verhandelde hoeveelheid van een bepaald goed als de vraag afneemt en het aanbod toeneemt? Illustreer grafisch. Oefening 5: Een markt gekenmerkt door zuivere mededinging heeft volgende vraag- en aanbodcurven: 1 0 p 0 q q p a. Bepaal de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid. Illustreer grafisch (1 EUR = 0,5 cm en 1 eenheid = 0,5 cm) b. Stel dat door bepaalde omstandigheden de prijs van het goed daalt tot 1 EUR. Heeft men dan te maken met een vraag- of een aanbodoverschot? Bereken dit overschot algebraïsch. Oefening 6: Door de veroudering van de bevolking is de vraag naar thuisbezorgde maaltijden toegenomen. Indien je weet dat het aanbod onveranderd is gebleven, wat zal er gebeuren met de marktprijs? Illustreer je antwoord grafisch. Oefening 7: Op de vleesmarkt steeg de prijs van 1 kilo varkensvlees enkele dagen geleden tot ruim 1,90 EUR. Vorig jaar schommelde die prijs rond 1,40 EUR. Vooral de gekkenkoeienziekte was een zegen voor de varkenshouderij. De ziekte treft alleen runderen. Leg kort uit waarom dat de prijs van varkensvlees in bovenstaande situatie is gestegen en illustreer je antwoord aan de hand van een vraag- en aanbodschema. Oefening 8: In de winter neemt de vraag naar sjaals sterk toe (ten opzichte van de vraag in de zomer naar wintersjaals). Hoe kan je dan verklaren dat de prijs van deze sjaals in de zomer en in de winter dezelfde is? Illustreer grafisch.
Oefening 9: Een markt van volkomen concurrentie wordt gekenmerkt door volgende vraag- en aanbodfuncties: p 5q 100 p q 0 met p, q 0 a. Hoe kan je met zekerheid weten welke vergelijking de vraagfunctie voorstelt en welke vergelijking de aanbodfunctie voorstelt? b. Bereken de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid algebraïsch. c. Indien de prijs 40 EUR zou bedragen hebben we te maken met een overschot. Betreft het hier een vraag- of een aanbodoverschot? Bereken dit overschot. d. Vanaf welke prijs zullen de consumenten niets meer vragen? Bepaal grafisch en algebraïsch. Oefening 10: Op een markt gekenmerkt door zuivere mededinging wordt de vraagcurve bepaald door volgende vergelijking: q p 10. Indien de prijs van het product minder dan EUR v bedraagt, zal de producent niets aanbieden. Vanaf een hogere prijs zal de producent wel bereid zijn producten aan te bieden. Het evenwicht op de markt wordt gevormd bij een prijs van 6 EUR. a. Bepaal de verhandelde hoeveelheid bij dit evenwicht. b. Bepaal de vergelijking van de aanbodcurve. c. Door omstandigheden verandert het evenwicht en wordt het nieuwe evenwicht gevonden bij een prijs van 6 EUR en een verhandelde hoeveelheid van 6 eenheden. Dit zal zo zijn indien: 1. het aanbod toeneemt en de vraag afneemt;. de vraag en het aanbod beide afnemen;. de vraag en het aanbod beide toenemen; 4. de vraag toeneemt en het aanbod afneemt. Oefening 11: Veronderstel dat een onderneming, die opereert op een markt gekenmerkt door zuivere mededinging, een succesvolle promotiecampagne voert. Hierdoor zal de voorkeur voor haar producten fors toenemen. Ceteris paribus zal dit leiden tot: a. een stijging van de evenwichtsprijs en een daling van de verhandelde hoeveelheid; b. een stijging van de evenwichtsprijs en een toename van de verhandelde hoeveelheid; c. een daling van de evenwichtsprijs en een daling van de verhandelde hoeveelheid;
d. een daling van de evenwichtsprijs en een toename van de verhandelde hoeveelheid. Oefening 1: Veronderstel een markt gekenmerkt door zuivere mededinging. Een aanbodfunctie heeft volgende vergelijking: qa p 0. Veronderstel dat de kost per eenheid verhoogt met EUR. De nieuwe aanbodcurve wordt dan: a. qa p ; b. qa p ; c. qa p ; d. qa p 8 ; e. Geen van bovenstaande mogelijkheden. Oefening 1: Gegeven is een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie. Indien je onderstaande tabel gegeven hebt, bepaal dan algebraïsch en grafisch de evenwichtsprijs en de verhandelde hoeveelheid op deze markt. Prijs Gevraagde hoeveelheid 0 EUR 60 eenheden 10 EUR 40 eenheden 0 EUR 0 eenheden 0 EUR 0 eenheden en qa p 0 met p en q 0 Oefening 14: Wanneer we zeggen dat een onderneming een prijsnemer is, dan bedoelen we dat a. de onderneming de prijs kan beïnvloeden; b. de onderneming de prijs niet kan beïnvloeden; c. de onderneming tegen de marktprijs om het even welke hoeveelheid produceert; d. de vraagcurve van deze onderneming volledig onelastisch is.
Oefening 15: Eén van de basisveronderstellingen van een perfect competitieve markt is dat a. de individuele onderneming de prijs kan beïnvloeden; b. de individuele onderneming de vraag kan beïnvloeden; c. een onderneming gemakkelijk op de markt kan komen en weggaan; d. er slechts een paar ondernemingen zijn die hetzelfde product produceren. Oefening 16: Welke van de volgende kenmerken behoort niet tot de kenmerken van de perfect competitieve markt? a. Geen enkele onderneming heeft een significante marktmacht. b. De marktvraagcurve is zeer elastisch. c. Elke onderneming kan de productie en de verkoop uitbreiden zonder de prijs te beïnvloeden. d. Bestaande ondernemingen kunnen het op de markt komen van nieuwe ondernemingen niet verhinderen. Oefening 17: Productdifferentiatie is een noodzakelijke vorm bij de marktvorm van: a. perfecte mededinging; b. monopolie; c. monopolistische concurrentie; d. duopolie. Oefening 18: Welke van de volgende uitspraken is niet consistent met perfecte mededinging? a. Een groot aantal ondernemingen. b. Een heterogeen product. c. Vrije toe- en uittreding in en uit de markt. d. Geen van de vorige. Oefening 19: Welke van de volgende beweringen zijn juist? Een verschuiving van de vraagcurve naar rechts kan het gevolg zijn van: 1. een inkomenstoename;. een daling van de prijs van de substituten;. een daling van de prijs van het beschouwde goed;
4. een daling van de prijs van de complementen; 5. het meer in de mode zijn van het goed. a. 1, en b. 1, en 5 c. 1, 4 en 5 d. en 4 Oefening 0: In welke van de volgende situaties is het effect op de evenwichtsprijs onvoorspelbaar? Onderstel een normaal verloop van vraag- en aanbodcurven. a. De vraag verschuift naar rechts en het aanbod blijft constant. b. Het aanbod verschuift naar rechts en de vraag verschuift naar links. c. Vraag en aanbod verschuiven beide naar rechts. d. Het aanbod verschuift naar links en de vraag blijft onveranderd. Oefening 1: Het onmiddellijke effect van het uitbreken van de varkenspest is een afname van het aanbod van varkensvlees (afmaking). Maar door de heisa rond deze zaak zijn ook de consumenten minder geneigd varkensvlees te kopen. De vraag- en aanbodcurve hebben een normaal verloop. Is volgende uitspraak juist of fout? De prijs van varkensvlees zal zeker dalen. Motiveer je antwoord, en stel de situatie voor en na het uitbreken van de varkenspest grafisch voor.