RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK BIJ MARIËNDAEL VSO Plaats : Arnhem BRIN-nummer : 00TQ/03RM/14PG Cluster : 3 en 4 Onderzoek uitgevoerd op : 1 en 2 maart 2012 Rapport vastgesteld te Utrecht op 26 juni 2012 HB3020646/7 Documentnummer: 3293860
Pagina 2 van 11
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs voerde op 1 en 2 maart 2012 een onderzoek uit op Mariëndael vso om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs en over de naleving van wet- en regelgeving. Aanleiding Op 9 en 10 juni 2011 bezocht de inspectie De Radar vso te Velp en Arnhem. Zij miste daar meer dan 100 bij De Radar ingeschreven leerlingen die volgens informatie van de schoolleiding onderwijs volgden bij Mariëndael vso te Arnhem. De inspectie heeft aangedrongen op herstel. De school heeft hierop een aanvraag ingediend voor een smal experiment verbrede toelating cluster 3 en 4. Bij besluit van 7 juli 2011 (kenmerk: 306919) heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze aanvraag ingewilligd. Na toekenning van het experiment door de minister zijn de leerlingen uitgeschreven bij De Radar vso en ingeschreven bij Mariëndael vso. De inspectie besloot een onderzoek uit te voeren bij Mariëndael vso om vast te stellen hoe de school het onderwijs en de leerlingenzorg voor de cluster 4 leerlingen vorm geeft. Naast deze aanleiding speelde een rol dat de inspectie bijna alle scholen vallend onder het bestuur van De Onderwijsspecialisten in een periode van vier weken bezocht. Hoewel Mariëndael vso voor het laatst onderzocht is in november 2008 en op 31 maart 2009 en de bevindingen toen leidden tot een basisarrangement besloot de inspectie om ook het kwaliteitsbeeld van het onderwijs op deze school te actualiseren en opnieuw een arrangement vast te stellen. Onderzoeksopzet Deze rapportage is gebaseerd op: - Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de school die bij de inspectie aanwezig zijn. - Analyse van documenten die de school aan de inspectie toestuurde en die zicht bieden op de ontwikkelingen van de school. - Onderzoek op locatie waarbij de inspectie: o dossiers, waaronder handelingsplannen, bestudeerde en beoordeelde; o gesprekken voerde met de directie, leerlingen, leraren, stagecoördinator en de commissie voor de begeleiding; o de onderwijspraktijk observeerde in 23 groepen. Aan het einde van het onderzoek besprak de inspectie haar bevindingen en voorlopige conclusies met de directie van de school, de medewerker kwaliteitszorg van het bestuur en het bevoegd gezag van de school. Op 29 maart 2012 besprak de inspectie de conclusies van het onderzoek met het college van bestuur, een regiodirecteur en de medewerker kwaliteitszorg van het bestuur. Uit het waarderingskader onderzocht de inspectie bij dit onderzoek de kern- en normindicatoren. Voor een volledig en actueel kwaliteitsprofiel voegde zij daaraan de indicatoren van de aspecten 'cyclisch proces en de voorwaarden van kwaliteitszorg' toe. De directie Rekenschap van de Inspectie van het Onderwijs heeft in 2011 een onderzoek verricht naar de rechtmatige verkrijging van bekostiging van onder meer de scholen Pagina 3 van 11
Mariëndael vso (03RM en 14PG), Mariëndael vo (00TQ). De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van bevindingen van januari 2012. Tijdens het onderhavige onderzoek zijn de resultaten van het onderzoek van de directie Rekenschap als gegeven beschouwd en is geen (aanvullend) onderzoek naar de in het rapport van januari 2012 beschreven situaties gedaan. Toezichtkader De inspectie baseert zich bij het onderzoek op het Toezichtkader speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs 2005. In het jaarwerkplan verantwoordt de inspectie verder welke wettelijke aspecten zij onderzoekt. Deze documenten zijn te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staan de bevindingen uit het onderzoek op het gebied van de onderwijskwaliteit en de wettelijke voorschriften. Daarna volgt een beschouwing waarin de inspectie de tekortkomingen toelicht en de schoolontwikkeling waar mogelijk in samenhang beschrijft. Hoofdstuk 3 bevat het toezichtarrangement. Pagina 4 van 11
2. BEVINDINGEN 2.1 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel vermeldt de inspectie welke indicatoren zij bij dit onderzoek heeft betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevindingen staan weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de school de desbetreffende indicator heeft gerealiseerd. De inspectie onderzocht daarnaast of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen (alleen bij opbrengsten) Cyclisch proces kwaliteitszorg 1.1 De school heeft inzicht in de verschillen in onderwijsbehoeften van haar leerlingenpopulatie. 1.2 De school hanteert een onderwijsconcept dat aansluit bij haar leerlingenpopulatie. 1.3 De school evalueert jaarlijks systematisch de kwaliteit van haar opbrengsten. 1.4 De school evalueert regelmatig het leren en onderwijzen. 1.5 De school evalueert regelmatig de leerlingenzorg. 1.6 De school werkt planmatig aan verbeteractiviteiten. 1.7 De school borgt de kwaliteit van het leren en onderwijzen en de leerlingenzorg. 1.8 De school rapporteert aan belanghebbenden inzichtelijk over de gerealiseerde kwaliteit van haar onderwijs. Voorwaarden kwaliteitszorg 2.1 De schoolleiding stuurt de kwaliteitszorg aan. 2.2 De kwaliteitszorg is verbonden met de visie op leren en onderwijzen en de leerlingenzorg zoals geformuleerd in het schoolplan. 2.3 De schoolleiding zorgt voor een professionele schoolcultuur. 2.4 Bij de zorg voor kwaliteit zijn personeel, directie, leerlingen, ouders/verzorgers en bestuur betrokken. Pagina 5 van 11
Systeem van leerlingenzorg 3.1 De commissie voor de begeleiding bepaalt de onderwijsrelevante beginsituatie van de leerlingen. 3.3 De school stelt een handelingsplan vast in overeenstemming met de ouders. 3.5 De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de vorderingen en ontwikkeling van de leerlingen. 3.8 De commissie voor de begeleiding evalueert de uitvoering van het handelingsplan. Functionaliteit handelingsplanning 4.1 De leerinhouden komen overeen met de afspraken in de documenten voor handelingsplanning. Leerstofaanbod 5.1 De school hanteert een leerstofaanbod voor de schoolse vakken. 5.4 Het leerstofaanbod sluit aan op het uitstroomperspectief van de leerlingen. 5.5 Het leerstofaanbod maakt het mogelijk gericht in te spelen op verschillen tussen leerlingen. Onderwijstijd 6.3 De teamleden maken efficiënt gebruik van de geplande onderwijstijd. 6.4 De school stemt de hoeveelheid tijd af op de onderwijsbehoeften van (individuele) leerlingen. (Ortho)pedagogisch handelen 7.2 De teamleden gaan op een respectvolle wijze met de leerlingen om. 7.4 De teamleden handhaven de gedragsregels. 7.6 De teamleden stemmen hun (ortho)pedagogisch handelen af op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. (Ortho)didactisch handelen 8.2 De leraren leggen duidelijk uit. 8.4 De leraren stimuleren de leerlingen tot denken. 8.5 De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 8.7 De leraren stemmen de instructie en verwerking af op de onderwijsbehoeften van de leerling. Actieve en zelfstandige rol leerlingen 9.1 De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 9.3 De leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de organisatie van hun leerproces, die past bij hun ontwikkelingsniveau. Pagina 6 van 11
Schoolklimaat 10.1 De school heeft inzicht in de beleving van de sociale veiligheid door leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op school voordoen. 10.2 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van incidenten in en om de school. 10.3 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op afhandeling van incidenten in en om de school. 10.4 De leerlingen en de teamleden voelen zich aantoonbaar veilig op school. 10.6 De ouders tonen zich betrokken bij de school door de activiteiten die de school daartoe onderneemt. Opbrengsten 11.4 De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingen mag worden verwacht. 5 Wet- en regelgeving De school heeft de vastgestelde schoolgids aan de inspectie toegestuurd (WEC, artikel 27). De school heeft het vastgestelde schoolplan aan de inspectie toegestuurd (WEC, artikel 27). De onderwijstijd voldoet aan de wettelijke voorschriften (WEC, artikel 11). ja Nee Pagina 7 van 11
2.2 Beschouwing Algemeen beeld De kwaliteit van het onderwijs aan Mariëndael vso is van voldoende niveau. De school biedt onderwijs aan meer dan 400 leerlingen met een indicatie voor cluster 3 en 4. Het onderwijsleerproces is overwegend van voldoende tot goed niveau, in slechts enkele lessen voldeed het onderwijsleerproces niet aan de normen van de inspectie. Aandacht is nodig voor kwaliteitszorg en de voorwaarden voor kwaliteitszorg. Het systeem van leerlingenzorg is van voldoende kwaliteit en heeft het niveau van maart 2009 behouden. Met het volgend jaar invoeren van, De school maakt een stap in de richting van het nauwkeuriger volgen van de vorderingen in het onderwijsleerproces door volgend jaar een aanvulling op het Maatwerk Leerlingvolg Systeem (MLS) in te voeren. Dit is tevens van belang omdat de school de ambitie heeft om zelf examens af te kunnen nemen voor alle opleidingen voortgezet onderwijs, uitgezonderd vwo. De inspectie stelde bij dit onderzoek enkele tekortkomingen vast op het gebied van de naleving van wet- en regelgeving. Toelichting Cyclisch proces kwaliteitszorg en de voorwaarden daarvoor Het bestuur van De Onderwijsspecialisten heeft het kwaliteitsbeleid en de planning en control bovenschools belegd en daarvoor sinds augustus 2010 een beleidsmedewerker aangesteld. Hoewel de scholen hun schoolplan en de schoolgids op de kwaliteitsdocumenten van het bestuur afstemmen is er ruimte voor eigen beleid. De inspectie constateert dat het niveau van de kwaliteitszorg per school verschilt. De kwaliteitszorg op deze school behoeft dringend verbetering. De inspectie kwalificeert vijf van de acht indicatoren die deel uitmaken van dit aspect als onvoldoende. Het meerjarenbeleidsplan dat de school als schoolplan aanmerkt biedt onvoldoende inzicht in de inrichting van het systeem voor kwaliteitszorg. Tijdens de gesprekken bleek dat kwaliteitszorg een nauwelijks bekend begrip is. Het onderwijskundig beleid en het personeelsbeleid is in diverse documenten te vinden, echter de samenhang tussen de documenten ontbreekt. Bij directie en team zijn de kenmerken en onderwijsbehoeften van de leerlingen die Mariëndael bezoeken, in voldoende mate bekend. Deze kennis van de populatie staat aan de basis van het onderwijsconcept van de school. Een sterk groeiende doelgroep van de school bestaat uit leerlingen met een cluster 4 indicatie. De inspectie constateerde dat het onderwijsconcept van de school goed aansluit bij het deel van de cluster 4 populatie met een internaliserende problematiek. De school selecteert hierop bij de toelating van cluster 4 leerlingen tot de school. De inspectie beoordeelt indicator 1.1 en 1.2 als voldoende. In verband met het selecteren van leerlingen wijst de inspectie er wel op dat het openstellen van het onderwijs voor cluster 4-leerlingen verwachtingen schept over mogelijke toelating tot de school. Het is daarom verstandig om de selectie van leerlingen af te stemmen met de commissie voor de indicatiestelling voor cluster 4-leerlingen in de regio, zodat deze ouders kan adviseren over de te kiezen school binnen het regionaal expertisecentrum (zie art. 28c, negende lid, WEC). Hoewel de kwaliteitszorg systematisch is opgezet behoeven doelbepaling, evaluatie en borging van de kwaliteit aandacht. Een extern bureau heeft een nulmeting naar de kwaliteit van het onderwijs uitgevoerd. Hiervoor zijn alle geledingen van de school bevraagd. De uitkomsten van het onderzoek zijn echter niet gebruikt voor het vaststellen van verbeterdoelen. Het onderzoek draagt daardoor op geen enkele manier bij aan de evaluatie en borging van de Pagina 8 van 11
kwaliteit. In het licht van de resultaten van het aspect cyclisch proces kwaliteitszorg beoordeelde de inspectie ook de voorwaarden voor de kwaliteitszorg. Aan de voorwaarden voor kwaliteitszorg is voldaan op het gebied van de professionele schoolcultuur. Dit is zichtbaar in de gesprekkencyclus met het personeel en de wijze waarop het team werkt aan de verbetering van het onderwijs. De overige voorwaarden moet de school nog realiseren. Systeem van leerlingenzorg, functionaliteit van de handelingsplannen en opbrengsten De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de handelingsplannen berust op Mariëndael vso bij de commissie voor de begeleiding (cvb). Die stelt jaarlijks een algemeen beeld op, een startdocument, dat vervolgens met teamleiders en mentoren wordt aangevuld met vakoverstijgende en vakspecifieke doelen. Voor alle leerlingen zijn handelingsplannen aanwezig die de ouders hebben ondertekend. Deze handelingsplannen zijn in de meeste gevallen voldoende functioneel. Er is nog wel verschil in kwaliteit voor wat betreft de concreetheid van de doelen. De school volgt de ontwikkeling en de vorderingen van de leerlingen waar mogelijk met leerstofgebonden en methodeonafhankelijke toetsen. Leraren werken in de klas in het leerlingvolgsysteem MLS en houden de vorderingen van de leerlingen bij. Hiermee voldoet de school aan het gebruik van een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de vorderingen en ontwikkeling van de leerling. Ter ondersteuning van de sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen ontwikkelde de school voor alle leerjaren en niveaus lessen levensloopbegeleiding. Dit aanbod sluit ook aan bij de cluster 4 populatie van de school. De cvb bespreekt tweemaal per jaar alle leerlingen en evalueert aan het einde van het schooljaar alle handelingsplannen op bereikte doelen. Bij de evaluatie stelt de cvb een overgangsdocument op met een opzet voor het nieuwe handelingsplan. Er is gekozen voor een getrapt systeem van leerlingbespreking: mentor, teamleider, cvb. De cvb bespreekt tweemaal per jaar alle handelingsplannen van de leerlingen..tussentijds kan de mentor via de teamleider leerlingen aanmelden voor bespreking door de cvb. De evaluatie van de handelingsplannen (indicator 3.8) door de cvb is onvoldoende. De evaluatie van het handelingsplan bevat voldoende informatie over de vorderingen van de leerling, maar een analyse van de schoolfactoren die daarbij een rol speelden, ontbreekt. Het is van belang al bij het formuleren van een doel vast te stellen hoe de evaluatie zal plaatsvinden. Bij de analyse van vooral de niet behaalde/gecontinueerde doelen behoren het team en de cvb inzicht te hebben in de belemmerende en bevorderende factoren die de school kan beïnvloeden, zoals onderwijstijd, methodiek en didactische aanpak. Uit de door de inspectie bestudeerde documenten blijken de uitkomsten van deze analyses nauwelijks betrokken te zijn. De inspectie kan niet vaststellen of de leerlingen van Mariëndael zich optimaal ontwikkelen. Door de tekortkomingen in de evaluatie van de handelingsplanning is het systeem van leerlingenzorg op dit moment onvoldoende dienstbaar aan het bepalen, bereiken en verantwoorden van opbrengsten. Daar komt bij dat noch de school noch de inspectie over criteria en normen beschikken om opbrengsten te meten en er een oordeel aan te verbinden. Onderwijsleerproces en schoolklimaat Op één indicator na beoordeelt de inspectie de indicatoren van het onderwijsleerproces en het schoolklimaat met een voldoende. Het leerstofaanbod is afgestemd op de leerlingenpopulatie en varieert in een diplomagericht en arbeidsgericht aanbod en is voor een enkele leerling gericht op dagbesteding. De inspectie Pagina 9 van 11
tekent hierbij wel aan dat zij in een aantal lessen te weinig gebruik van hedendaags lesmateriaal zag. De variatie in onderwijstijd is te vinden in de tijd die de leerlingen krijgen om zich voor te bereiden op diplomering of arbeid. In vrijwel alle gevallen doen de leerlingen een jaar langer over de opleiding dan hun leeftijdsgenoten in het regulier onderwijs. Het verschil ligt in de programma s gericht op sociaal-emotionele ontwikkeling, levensloopbegeleiding en in het gegeven dat veel leerlingen gespreid examen doen en daarom meer tijd krijgen om zich de leerstof eigen te maken. De school gebruikt de onderwijstijd niet efficiënt. Het eerste lesuur valt in negatieve zin op als rommelig met veel onderbrekingen door inloop van leerlingen die later binnenkomen vanwege vervoer met taxibusjes. Voor de leerlingen die stages volgen zijn stageovereenkomsten gemaakt. Stage is in de meeste gevallen een oriëntatie op en daarna gewenning aan dagbesteding, dat betekent dat een indicatie voor zorg (CIZ) noodzakelijk is. De school heeft een uitgebreid netwerk aan mogelijkheden tot plaatsing in dagbesteding. De school heeft criteria bepaald waaraan de leerling voor uitstroom moet voldoen. De school volgt leerlingen na uitstroom en toont daarmee haar aandacht voor bestendiging van de plaats waarnaar de leerling uitstroomt. Voor leerlingen in een diplomagerichte leerstroom is in een maatschappelijke stage voorzien. Daarnaast kent de school een stage van twee of drie volle weken als oriëntatie op beroep en arbeid. De inspectie is overwegend positief over het (ortho)pedagogisch en (ortho)didactisch handelen van de teamleden. Er zijn duidelijke regels en de leerlingen zijn actief betrokken bij de leerstof. De eigen verantwoordelijkheid voor de organisatie van het leerproces ligt vast in studiewijzers. Tijdens de lesbezoeken constateerde de inspectie dat de leraren de leerlingen te weinig uitdagen. Het stimuleren van het denken (indicator 8.4) is daarmee onvoldoende waargenomen. Het schoolklimaat is voldoende ondersteunend voor leerlingen en teamleden. Het veiligheidsbeleid omvat protocollen voor de afhandeling van incidenten. De school verzamelt gegevens over veiligheidsbeleving bij ouders en leerlingen. Naleving wettelijke voorschriften De inspectie stelde vast dat het als schoolplan aangemerkte meerjarenbeleidsplan slechts een beperkt onderwijskundig beleid bevat. Ook het personeelsbeleid is slechts summier weergegeven. Beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs is in ieder geval niet aangetroffen in het meerjarenbeleidsplan. Het schoolplan voldoet daarom niet aan de vereisten van artikel 21 van de Wet op de expertisecentra (WEC). Tijdens het onderzoek kwam verder aan het licht dat drie leerlingen van cluster 2 school De Stijgbeugel voltijds onderwijs volgen aan Mariëndael vso. Het is niet gebleken dat de leerlingen zijn toegelaten op basis van de bekostiging bedoeld in artikel 117, vijfde of zevende lid. Het bevoegd gezag handelt hiermee in strijd met artikel 40 derde lid, waarin is opgenomen dat een leerling niet tot een school mag worden toegelaten indien een commissie voor de indicatiestelling heeft verklaard dat de leerling toelaatbaar is tot een van de onderwijssoorten die door de school wordt verzorgd. Bovendien handelt het bevoegd gezag in strijd met 70 van de Wet op de expertisecentra (WEC) op grond waarvan geen bekostiging plaatsvindt indien leerlingen van verschillende scholen gezamenlijk onderwijs ontvangen. Pagina 10 van 11
3. TOEZICHTARRANGEMENT Kwaliteit De Inspectie van het Onderwijs kent aan Mariëndael vso het basisarrangement toe. Dit betekent dat de inspectie op dit moment geen reden heeft om het toezicht te intensiveren. Het basistoezicht bestaat uit een jaarlijkse risicoanalyse en eventueel een themaonderzoek. Naleving De inspectie heeft een tekortkoming vastgesteld in de naleving het wettelijke voorschrift van artikel 21 WEC. De Inspectie van het Onderwijs geeft het bevoegd gezag daarom de volgende opdracht: Het bevoegd gezag stelt een schoolplan op dat aan de wettelijke vereisten voldoet, stelt deze vast en stuurt dit vóór 1 september 2012 aan de inspectie. Voorafgaand aan het volgende bestuursgesprek in het najaar van 2012 gaat de inspectie na of de tekortkoming (tijdig) is opgeheven. De inspectie constateerde verder een tekortkoming in de naleving van de wettelijke voorschriften van artikel 40, derde lid, en artikel 70 van de WEC. De Inspectie van het Onderwijs geeft het bevoegd gezag daarom mede op grond van artikel 42, eerste lid de volgende opdracht: De inspectie verzoekt het bevoegd gezag deze leerlingen zo spoedig mogelijk, doch in het belang van de leerlingen uiterlijk per 1 augustus 2012 uit te verwijderen dan wel deze leerlingen in te schrijven bij Mariëndael vso op grond van een cluster 4 indicatie. De inspectie verzoekt het bevoegd gezag uiterlijk 1 augustus 2012 te melden of de tekortkoming is opgeheven. Het bevoegd gezag herkent zich in de bevindingen van de inspectie en onderschrijft de noodzaak maatregelen te nemen die opheffing van de geconstateerde tekortkomingen als doel hebben. Pagina 11 van 11