KADERNOTA RDWI 2017-2020 Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 1
Inhoudsopgave 1 INLEIDING 3 2 PROGRAMMA WERK EN INKOMEN 5 3 FINANCIEEL PERSPECTIEF 6 Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 2
1 Inleiding Aanleiding Op 1 januari 2015 is de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) in werking getreden. De aanpassingen in de wet beogen de invloed van uw gemeenteraad op samenwerkingsverbanden te versterken. Met ingang van 1 januari is de hernieuwde GR RDWI van kracht, geënt op de wijzigingen in de Wgr. De gewijzigde regels met betrekking tot de planning & controlcyclus, zoals deze nu zijn opgenomen in de nieuwe Wgr, werden reeds door ons gehanteerd. In aanvulling hierop is, naar aanleiding van de uitgesproken wens van uw gemeenteraad voor meer betrokkenheid van de raad bij de GR, door het bestuur van de RDWI gezocht naar de juiste vorm om aan deze wens invulling te geven. Dit heeft geleid tot deze kadernota. De kadernota is de start van de planning & controle cyclus. Wij willen hierbij tevens tegemoetkomen aan de wens van de raadsleden en de gemeenten die het Manifest verbonden partijen hebben ondertekend. Wij hechten er aan te benadrukken dat de invoering van de kadernota bedoeld is als verbetering van de planning & control cyclus en dat sprake zal zijn van een groeiproces. Met deze eerste kadernota willen we één grote stap vooruit zetten. Het kan zijn dat tijdens dit proces gewijzigde inzichten ontstaan. Hierbij nodigen wij uw gemeenteraad van harte uit om hierover mee te denken. Doel en inhoud Deze kadernota vormt de start van de planning & control cyclus en de opmaat voor de begroting 2017 en de meerjarenraming 2018-2020. Het is voor uw gemeenteraad een informatief document waarmee hij vroegtijdig op de hoogte wordt gesteld van beleidsmatige en financiële ontwikkelingen. In de vervolgcyclus wordt de zienswijze van uw gemeenteraad op deze kadernota meegenomen. Bij deze eerste kadernota is het belangrijk om te weten dat het grootste deel van het beleid en de bijbehorende budgetten vastliggen in huidig beleid en wettelijke kaders en ontwikkelingen. Enkele regiogemeenten hebben hun verwachtingen voor de inhoud van de kadernota en begroting te kennen gegeven. Deze betreffen de aspecten efficiency, nieuw beleid en innovatie en financieel technische verwachtingen. Bij de desbetreffende onderdelen in dit stuk zijn deze meegenomen. Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 3
Leeswijzer Programma Werk en Inkomen Het programma Werk en Inkomen beschrijft het proces en de context waarin het uitvoeringsbeleid tot stand komt en de wijze waarop over de beleidsrealisatie verantwoording wordt afgelegd. Financieel perspectief De financiële uitgangspunten voor deze kadernota vloeien voort uit de vastgestelde meerjarenbegroting 2019 van de GR RDWI. De financiële kaders zijn uitgewerkt in hoofdstuk 3. Procedureel Wij verzoeken u deze kadernota via de gebruikelijke wijze aan te bieden aan uw gemeenteraad. Zienswijzen voor 1 maart - op deze kadernota zullen worden meegenomen in de begroting 2017 en meerjarenbegroting 2018-2020 van de GR RDWI die na 1 april aan de gemeenten zal worden aangeboden. Tot slot Dit document is gemaakt met de huidige bekende informatie. In de loop van de tijd kunnen en zullen nieuwe ontwikkelingen ongetwijfeld tot bijstellingen gaan leiden. Zeist, 13 januari S. Jansen D. van Maanen Voorzitter bestuur RDWI Directeur RDWI Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 4
2 Programma Werk en Inkomen Bestaand beleid Beleidsmatig beschouwd dient deze kadernota als een proces beschrijvend document. Voor Werk en Inkomen geldt als basis het in 2014 door uw gemeenteraad vastgestelde Meerjarenbeleidskader Sociaal en Economische Participatie. Vanuit dit beleidskader is het Uitvoeringsarrangement Participatie en Inkomen 2015 e.v. ontwikkeld. In het document Van bolwerk naar netwerk heeft de RSD haar visie beschreven op de richting waarin de organisatie zich wil transformeren om aan te sluiten op de transities in het sociaal domein en beter in verbinding te komen met de participatievraagstukken die uw gemeente op lokaal niveau uitwerkt. Speerpunten hierbij zijn het gebiedsgericht werken en de dienstverlening dichter bij de inwoner brengen. Samen met de gemeenten en de partners in het sociale domein werken wij toe naar een integrale dienstverlening waarbij iedere klant in beeld is. Deze visie is in het najaar 2015 gepresenteerd en besproken in een bijeenkomst met uw gemeenteraad. In het Tweejarenplan RDWI 2015 - zijn de te realiseren beleidsvoornemens en de bijhorende prestatieafspraken vastgelegd. Daarbij is de ambitie geformuleerd om de stijging van het klantenbestand te beperken. Onze visie op participatie is gekoppeld aan de doelstelling om de financiële tekorten te beperken door een gerichte inzet van middelen. In het eerste kwartaal van zal een tussentijdse evaluatie en actualisatie van het tweejarenplan plaatsvinden. Dan worden tevens de kengetallen en prestatieafspraken geactualiseerd. Voor 2017 en volgende jaren zal een nieuw meerjarenplan worden opgesteld wat eind aan het bestuur zal worden gepresenteerd. Verantwoording van de resultaten op de beleidsdoelstellingen vindt plaats in de voor- en najaarsnota en in het jaarverslag. Bij de jaarrekening tenslotte ligt het accent van het bestuur en uw gemeenteraad op de controlerende taak. Nieuw beleid en innovatie De RSD ziet het sturen op innovatie als onderdeel van haar missie en als noodzaak om adequaat in te kunnen spelen op de veranderingen in het sociaal domein. De focus zal daarbij gericht zijn op het verbeteren en versterken van de dienstverlening, het bouwen aan het netwerk, inclusief samenwerken en het sturen op verandering in de organisatie. Het gebiedsgericht werken en de verbinding zoeken met de transformaties in de Jeugdzorg en de WMO vormen daarbij de rode draad. De gemeenten hebben als uitgangspunt voor de kadernota ook aangegeven dat zij innovatie om producten of de dienstverlening te verbeteren een belangrijk onderwerp vinden. In de beleidsrapportages zullen wij ingaan op de concrete acties die wij hiertoe ondernemen en de voortgang. Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 5
3 Financieel Perspectief In onderstaande tabel is op basis van de vastgestelde begroting het financieel perspectief voor de jaren 2017 2020 weergegeven. Vervolgens is ieder onderdeel nader toegelicht. Saldo van de begroting ----------------- 81.117.773 81.117.773 81.117.773 81.117.773 Gebundelde uitkeringen / BBZ 40.717.000 + 3.439.000 + 3.439.000 + 3.439.000 + 3.439.000 Schuldhulpverlening (geen programmakosten, alleen apparaatskosten, zie toelichting) Bijzondere bijstand, minima, Collectieve Ziektekostenverzekering en Individuele inkomenstoeslag 0 0 0 0 0 4.045.000 + 212.000 + 212.000 + 212.000 + 212.000 Re-integratie/participatie 2.835.844-79.990 + 3.088 + 13.654 + 275.699 Subsidie Wet Sociale Werkvoorziening 11.145.325-722.802-1.489.584-2.054.806-2.623.273 Kinderopvang 93.000-36.000-36.000-36.000-36.000 Apparaatskosten 22.281.604-1.124.384-2.193.135-2.706.842-3.410.199 Totaal 81.117.773 82.805.597 81.053.142 80.134.779 78.975.000 Toelichting Gebundelde uitkeringen / BBZ (bestaand beleid) Totaal 40.717.000 + 3.434.000 + 3.434.000 + 3.439.000 + 3.439.000 De lasten van de uitkeringen BUIG en BBZ zijn gebaseerd op het verwachte aantal uitkeringen 1 per 1 januari en 31 december 2017 volgens de prognoses van het CPB bij de miljoenennota 2015. Hierbij dient opgemerkt te worden dat kadernota het financieel perspectief schetst met de tot dan toe bekende informatie. Bij het jaarplan van 2017 wordt de ambitie geconcretiseerd. Hierbij is rekening gehouden met een stijging van het aantal uitkeringen in 2015 en volgens de percentages opgenomen in het Tweejarenplan 2015 - van de GR RDWI. Voor de jaren na 2017 is rekening gehouden met dezelfde stijging van de lasten en baten als voor 2017. Het maximale financiële risico op de gebundelde uitkeringen is 2.636.000. In de paragraaf financiële risico s is het risico per gemeente opgenomen. 1 Het verwachte aantal uitkeringen per 1 januari en 31 december 2017 bedraagt respectievelijk 2.988 en 3.068 uitkeringen (+2.7%). Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 6
Vangnetregeling gemeenten. Het is niet zeker dat een beroep op de vangnetregeling ook wordt gehonoreerd door het Rijk. Aan een beroep op de vangnetregeling is een aantal voorwaarden verbonden. Als het tekort op het budget gebundelde uitkeringen hoger is dan 5% (voor 2017 maximaal financieel risico 7.5%) kan een verzoek worden ingediend om in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering. De procedure van de vangnetregeling is in het kort als volgt: Als een gemeente voorziet dat zij mogelijk niet uitkomt met het budget verwacht het ministerie van SZW dat de gemeente maatregelen neemt om het voorziene tekort te beperken of te voorkomen. Daarnaast wordt er van uitgegaan dat het college de raad goed informeert. De behaalde resultaten worden inhoudelijk niet beoordeeld door het ministerie van SZW maar dit wordt overgelaten aan de gemeenteraad en zal voor de toekenning van de vangnetuitkering geen rol spelen. Het ministerie van SZW toetst slechts procedureel. Schuldhulpverlening (bestaand beleid) Totaal 0 0 0 0 0 Het onderdeel Schuldhulpverlening heeft geen programmakosten. Voor dit onderdeel worden alleen personeelskosten gemaakt. Alle personeelskosten (inclusief die van schuldhulpverleners) zijn opgenomen in het onderdeel apparaatskosten. Bijzondere bijstand, minimabeleid, etc. (bestaand beleid) bijzondere bijstand 1.356.000 + 538.000 + 538.000 + 538.000 + 538.000 Collectieve Ziektekostenverzekering 1.429.000-415.000-415.000-415.000-415.000 Individuele Inkomenstoeslag 656.000 + 58.000 + 58.000 + 58.000 + 58.000 Minimabeleid 604.000 + 31.000 + 31.000 + 31.000 + 31.000 Terugvordering & verhaal 193.000 52.000 52.000 52.000 52.000 Subtotaal 4.238.000 + 264.000 + 264.000 + 264.000 + 264.000 Mutatie - 193.000-52.000-52.000-52.000-52.000 Totaal 4.045.000 + 212.000 + 212.000 + 212.000 + 212.000 De verwachte lasten van de hierboven genoemde onderdelen zijn gebaseerd op de gewijzigde begroting bij de najaarsnota van 2015. Het aantal afgehandelde aanvragen bijzondere bijstand in 2015 is, wegens door ons niet beïnvloedbare factoren, sterk gestegen. De oorzaak is met name gelegen in de stijging van aanvragen voor bewindvoeringskosten. De recente wetswijziging voorziet in een verruiming van de mogelijkheden om onder bewind te worden gesteld. Daarnaast hebben we te maken met een toename van het aantal statushouders (vluchtelingen). Naar verwachting zal de taakstelling huisvesting statushouders blijven stijgen. Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 7
re-integratie/participatie (bestaand beleid) Totaal 2.835.844-79.990 + 3.088 + 163.654 + 275.699 De lasten re-integratie/participatie zijn gebaseerd op de uitkeringen in het sociaal domein 2015-2020 van de septembercirculaire 2015. Subsidies Wet sociale werkvoorziening (bestaand beleid) Totaal 11.145.325-722.802-1.489.584-2.054.806-2.623.273 De subsidies sociale werkvoorziening zijn gebaseerd op de uitkeringen in het sociaal domein 2015-2020 van de septembercirculaire 2015. De subsidies WSW worden op basis van werkelijke realisatie doorbetaald aan het uitvoeringsbedrijf BIGA BV en buitengemeenten. Lasten kinderopvang (bestaand beleid) Totaal 93.000-36.000-36.000-36.000-36.000 De lasten kinderopvang zijn gebaseerd 2017-2020 zijn gebaseerd op de gewijzigde begroting 2015. In 2015 hebben we ervoor gezorgd dat kinderopvang efficiënter is georganiseerd en geen belemmering vormt voor re-integratie en inburgering. Lasten apparaatskosten (bestaand en nieuw beleid) 11.044.000 - - - - CAO lonen ambtelijk apparaat - + 121.000 + 121.000 + 121.000 + 121.000 Indexatie overige exploitatiekosten - + 28.000 + 28.000 + 28.000 + 28.000 Uitvoeringskosten nieuw beleid - + 227.576 + 254.469 + 266.762 + 60.405 Financiële impact van bolwerk naar netwerk - - 250.000-750.000-750.000-750.000 Uitvoeringskosten Inburgering 2017 57.604-18.960-57.604-57.604-57.604 Salariskosten Sociale Werkvoorziening 11.180.000-1.232.000-1.789.000-2.315.000-2.812.000 Totaal 22.281.604-1.124.384-2.193.125-2.706.842-3.410.199 CAO lonen ambtelijk apparaat Het uitgangspunt voor de looncompensatie in 2017 zijn de uitgangspunten van 2017 opgenomen in de septembercirculaire. Bij de voorjaarsnota in 2017 wordt de definitieve looncompensatie verwerkt. Bij deze kadernota 2017 wordt uitgegaan van een reële cao stijging van 1.9% voor 2017. Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 8
Indexatie overige exploitatiekosten Het uitgangspunt voor de indexatie overige exploitatiekosten in 2017 zijn de uitgangspunten van 2017 opgenomen in de septembercirculaire. Bij de voorjaarsnota in 2017 wordt de definitieve indexering verwekt. Bij deze kadernota 2017 wordt uitgegaan van een reële indexering van 0.9% voor 2017. Uitvoeringskosten nieuw beleid Dit betreft extra uitvoeringskosten voor studie-toeslagen, lijfrente-opbouw, participatiewet (uitvoeringskosten Wajong) en taaleis participatiewet. Deze vergoedingen zijn opgenomen in de meicirculaire van het gemeentefonds 2015. Financiële impact Van bolwerk naar netwerk (nieuw beleid) In de notitie Financiële impact transitie van bolwerk naar netwerk is opgenomen dat de bijdragen van gemeenten (en de daarbij behorende personeelslasten van de GR RDWI) in 2017 met 250.0000 dalen (daling van 2.3% t.o.v. ) en vanaf 2018 met structureel 750.000 per jaar (daling van 6.9% t.o.v. ). Met deze financiële besparing voldoen wij ruimschoots aan de taakstelling die de gemeenten hebben opgenomen bij hun uitgangspunten voor de kadernota voor 2017. Voor informatie over de wijze waarop onze transitie zal worden uitgevoerd verwijzen wij naar het document Van bolwerk naar netwerk. Wij zullen u via de planning en controlcyclus (voor- en najaarsnota) informeren hoe wij uitvoering geven aan de transformatie van onze organisatie( baten en lasten, verandering organisatiestructuur, integraal werken, bedrijfsvoering etc). Verder dienen gemeenten rekening te houden met een mogelijke stijging van lokale gemeentelijke lasten omdat medewerkers van de RSD -meer dan voorheen- hun werkzaamheden op locatie uitvoeren. Uitvoeringskosten Inburgering (bestaand beleid) Het betreft hier de uitvoeringskosten die gepaard gaan met de uitvoering van de handhavingstaak van Inburgering in 2017. Vanaf 2018 worden hiervoor geen kosten meer in rekening gebracht. Salariskosten SW medewerkers (bestaand beleid) De salariskosten van de SW medewerkers zijn gebaseerd op onderstaande uitgangspunten zoals die zijn opgenomen in de meerjarenbegroting van BIGA BV. De SW salarissen worden door de GR RDWI betaald en vervolgens in rekening gebracht bij BIGA BV. In de paragraaf weerstandsvermogen en risico s is het verschil tussen de afname van Rijkssubsidie WSW en de afname van de salariskosten SW als financieel risico voor de gemeenten opgenomen. Uitgangspunten salariskosten SW medewerkers 2017-2020: 1. Cao loonkostenstijging van 1% per jaar. 2. uitstroom van WSW medewerkers van 6% per jaar. Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 9
Weerstandsvermogen Algemeen Het weerstandsvermogen is het vermogen om niet structurele financiële risico s op te kunnen vangen waarmee moet worden voorkomen dat elke financiële tegenvaller dwingt tot bezuiniging(en) op de taken. Specifieke afspraken en feiten GR RDWI 1. De GR RDWI heeft op grond van afspraken in de Gemeenschappelijke Regeling uitsluitend de mogelijkheid om een egalisatiereserve te vormen waarmee incidentele tekorten op de apparaatskosten kunnen worden gedekt; 2. In de gemeenschappelijke regeling is geen wettelijke basis opgenomen om bijvoorbeeld overschotten op het gebundelde Inkomensdeel (of andere programmaonderdelen) toe te voegen of tekorten te onttrekken aan bijvoorbeeld een reserve gebundeld budget ; 3. Het weerstandsvermogen van de GR RDWI bedraagt per 1-1-2015 om en nabij de 106.000. Dat is minder dan 1% van de jaarlijkse begroting van de apparaatskosten van de GR RDWI; 4. In de strategische heroriëntatie uit 2010 is een passage over weerstandsvermogen opgenomen. Kort gezegd komt het erop neer dat gemeenten van mening zijn dat het weerstandsvermogen beperkt van omvang dient te zijn. Er zijn geen uitspraken in de strategische heroriëntatie opgenomen over hoe hoog dat weerstandsvermogen zou moeten zijn; 5. Een weerstandsvermogen van ongeveer 5% van het begrotingstotaal apparaatskosten zou afdoende moeten zijn om de risico s op tekorten apparaatskosten af te dekken. Dat zou betekenen dat de KRH gemeenten daarvoor 500.000 dienen te doteren. Procedureel: De hoogte van het weerstandsvermogen zal worden bepaald nadat risico s zijn geïdentificeerd. De risico s worden inzichtelijk gemaakt in de begroting van 2017. Bij de behandeling van de begroting van 2017 (maart 2017) zal aan het bestuur een voorstel over de vorming van een weerstandsvermogen worden ingediend. De raden nemen daarover een definitief besluit. Financiële risico s Gebundelde uitkeringen Bunnik De Bilt Utrechtse Heuvelrug Gebundelde uitkeringen max 7.5 % financieel risico van het budget gebundelde uitkeringen 2017 Wijk bij Duurstede Zeist Totaal 113.000 524.000 524.000 255.000 1.220.000 2.636.000 Wet sociale Werkvoorziening Het financiële risico voor gemeenten is het verschil tussen loonkosten SW medewerkers en de SW subsidies aan BIGA 526.000 735.000 775.000 846.000 Procedureel: In de begroting van 2017 zullen de beleidsrisico s, de noodzakelijke en getroffen maatregelen worden uitgewerkt en gekwantificeerd. Kadernota 2017-2020 def v 1.0 20-01- 10