Financiering van MKB-bedrijven



Vergelijkbare documenten
Wat zegt uw financiële balans?

Financiële ratio s met CASH!

Jaarrekeninglezen voor non-financials. Ruitenburg University 15 november 2016

TA3290 Life-Cycle Modeling and Economic Evaluation

Stichting Omroep Landgraaf

MKBTR TOPFIT SESSIE HET VERHAAL VAN DE JAARCIJFERS 17 MAART 2016

Module 4 Inzicht in cijfers

Stichting Omroep Landgraaf

Basisprognose

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

Going concern Vestigingsplaats:

Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (

FINANCIËLE RAPPORTAGE FUNDEREND ONDERWIJS. Utrecht, november 2014

De financiële positie van het MKB in 2013 en Tommy Span Wim Verhoeven Arjan Ruis

Economische kracht van het MKB in Kop van Noord-Holland in 2011

Bedrijfseconomische kencijfers. b&u- en gww-bedrijven 2015

Financiering van MKB bedrijven

Nieuw gebouw Vestigingsplaats:

Jaarrekening dec december 2016 Benchmarkperiode 31 dec december om 15:55 uur

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 4 1 / 10

De directie van Stichting de Ster. Jaarrekening Datum: 28 februari 2017

Financieringsmonitor Onderzoek naar de financiering van het Nederlandse bedrijfsleven

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg

De directie van Stichting Loorbach Foundation. Jaarrekening Datum vastgesteld:

Hoofdstuk 42 belangrijk

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

Hindu Swayamsevak Sangh. Financieel Jaarverslag 2014

BALANS LEZEN MEER INZICHT IN UW JAARREKENING

Hindu Swayamsevak Sangh. Financieel Jaarverslag 2012

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Jaarrekening Stichting Vrije Christelijke School Westerlee Galgeweg MT 's-gravenzande

Jaarrekening december 2015 Benchmarkperiode 31 december om 15:39 uur

Beschermheer Brahma Rishi Vishvatma Bawra dji Maharaadj

Bedrijfseconomische kencijfers. b&u- en gww-bedrijven

Definitie: Eigen vermogen gedeeld door het vreemde vermogen.

Stichting Het Kan Wel! Willhelminaweg BL Langbroek. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2016

Hoofdstuk 6: Beoordelen

Stichting NME Alkmaar gevestigd te Alkmaar. Jaarrekening 2013

Kennis Bedrijfseconomie

Opsteldatum: 30 oktober 2012 Periode: 1 januari 2011 t/m 31 december Telefoonnummer: adres: wilco.kraaij@unit4.

eindexamenprogramma m&o vwo

Aurington. Administratie en Advies

Financieel verslag 2011/2012. Mixed Hockeyclub Voorbeeld Sportpark Hoefslag KM Vlissingen

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Beschermheer Brahma Rishi Vishvatma Bawra dji Maharaadj

Activa met lange omloop vastliggende activa Activa met korte omloop Vermogensbronnen (passief) Eigen vermogen

9 Uitwerkingen proefwerktrainingen deel 2

Stichting Amati Ensemble Burgemeester Kengenstraat BK Hulsberg

Hoofdstuk 17 Financiële verslaggeving

Leningen en kasstromen

Samenvatting Management & Organisatie Boek 2B, Hoofdstuk 41 t/m 44

Jaarrekening Test BV 2015

a. Gemiddeld debiteurensaldo: ( ) / 2 = Verkopen op rekening inclusief omzetbelasting: ,21 =

Toetstermen STIBEX Moderne Bedrijfsadministratie Financiering 5

Onderstaand treft u de balans aan per 31 december Na de balans volgt een korte toelichting op de belangrijkste wijzigingen in de balans.

Update Financieringsmonitor MKB September 2009

Interim-management en advies Financiële specialisten voor de overheid en not for profit

Stichting 070Watt Pletterijkade SG Den Haag. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2015

Bijlagen. Bijlage 1: Resultaat 2005

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

Inzicht in het inkomen van de ondernemer. 20 maart 2019

MKB investeert in kennis, juist nu!

123WatEenSite C. van de PC Teststraat ZZ Alblasserdam

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 7

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Bedrijfseconomie. B-cluster BBBBEC2A.1

Jaarstukken Stichting Koinonia

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en)

Antwoordmodel (73223)

Tussentijdse rapportage 2016 mrt van:

Jaarstukken Stichting Koinonia

Financiële analyse van de jaarrekening

Werkgroepopdrachten Bedrijfseconomie DEEL A

Financieel verslag 2014 CTOUCH Europe B.V. Het Schakelplein GR Eindhoven

Jaarstukken Stichting Koinonia

Homework. week 4. H5 Liquiditeit. opgave 1. januari februari maart ontvangsten. entree abonnementen subsidie horeca

Stichting Het Kan Wel! Willhelminaweg BL Langbroek. KvK-nummer: RAPPORT INZAKE DE JAARSTUKKEN 2017

Jaarstukken Stichting Koinonia

Financiële analyse. Les 3 Kengetallen. Opdracht voor volgende lesweek

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

West-Vlaamse bedrijven: fit, gezond en crisisbestendig?

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

Uitwerking opgaven Brugboek 19.3, 19.5, 19.6 t/m en 19.22

De bestuursleden van Stichting Goed Bezig Midscheeps A Groningen. Financieel verslag Dossiernummer:

Acumulus & Co. Bijlage 2. Jaarrekening t.b.v. aangifte inkomstenbelasting (IB)

EXAMENPROGRAMMA. Financieel-Administratief Diploma('s) Diplomalijn(en)

ALGEMENE ECONOMIE /05

Uitwerkingen PDB Financiering met resultaat hoofdstuk 6. Opgave 6.1 a. Gemiddeld eigen vermogen = ( ) / 2 =

Hoofdstuk 2: Introductie van financiële overzichtsanalyse

Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investering in machines / 350 Desinvestering in machines 65 Aandeel in winst C / 20 Aandeel in dividend C 30

JAARREKENINGEN 2012 VAN INSTELLINGEN VOOR FUNDEREND ONDERWIJS. FINANCIEEL BEELD PER SECTOR Versie 1.0 definitief

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

Financieringsmonitor Groei

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 21 en 22

a. U hebt voor deze toets 75 minuten de tijd. VERGEET U NIET UW GEMAAKTE TOETS IN TE LEVEREN BIJ DE SURVEILLANT?

Acumulus & Co. Jaarrekening t.b.v. aangifte inkomstenbelasting (IB)

onderneming : Algemene informatie Naam onderneming Ondernemingsvorm (maak een keuze uit de lijst) Minimum geplaatst kapitaal 18.

Curatoren middag 2015

Transcriptie:

M200807 Financiering van MKB-bedrijven drs. M. Folkeringa Zoetermeer, juli 2008

Financiering van MKB-bedrijven De financieringsstructuur van het MKB verschilt van die van grote bedrijven. MKB-bedrijven investeren relatief veel in vlottende activa, activa met een korte looptijd (zoals voorraden en liquide middelen). De liquiditeitspositie van het MKB is dan ook beter ten opzichte van die van het grootbedrijf. Hiermee kan het MKB beter inspelen op de voortdurend wisselende vraag naar producten en diensten. Doordat het MKB vooral in vlottende activa investeert, heeft het vooral behoefte aan kort vreemd vermogen. Verder heeft het MKB een minder goede solvabiliteitspositie dan het grootbedrijf. De belangrijkste bronnen van eigen vermogen voor kleinere bedrijven, winstinhouding en inbreng van eigen geld, vormen slechts een fractie van de bedragen die grote bedrijven kunnen aantrekken op de open vermogensmarkten. De omloopsnelheid van het vermogen ligt bij het MKB op een veel hoger niveau dan bij het grootbedrijf door een kleinere kapitaalintensiteit. Ook voorraadtermijnen zijn bij het MKB over het algemeen iets hoger: het MKB heeft een wat minder doelmatig voorraadbeheer. Debiteuren- en crediteurentermijnen in het MKB zijn aanmerkelijk korter dan in het grootbedrijf. Deze minirapportage maakte voorheen deel uit van het rapport 'Kleinschalig Ondernemen' en is nu voor het eerst als zelfstandige rapportage gepubliceerd. Financiering van ondernemingen houdt in: het tijdig en op de meest doelmatige wijze kunnen beschikken over vermogen dat nodig is voor de aanschaf van activa, ofwel bedrijfsbezittingen. Activa zijn middelen die de onderneming toebehoren, en die nodig zijn om het productie- en verkoopproces ten uitvoer te leggen. Hiertoe behoren bijvoorbeeld kapitaalgoederen zoals het bedrijfspand en machines. Daarnaast kunnen ook minder 'tastbare' middelen als belangrijke bezittingen worden beschouwd, zoals goodwill en patenten. De keuze en de omvang van de verschillende activa zijn een uitvloeisel van diverse investeringsbeslissingen die worden genomen in het belang van het bedrijf. Om de aanschaf van deze activa te financieren is vermogen nodig, dat zowel uit interne als externe bronnen kan worden verkregen. De financieringsstructuur die uit de verdeling van het beschikbare vermogen naar financieringsbron volgt, kan worden afgelezen uit de balansstructuur en de bijbehorende financiële kengetallen 1. In deze rapportage bekijken we de huidige financieringsstructuur van niet-financiële bedrijven 2 en de ontwikkeling daarvan in de tijd. Bij de analyse van de financieringsstructuur wordt 'ingezoomd' op de verschillen tussen bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf (MKB) en het grootbedrijf (GB). Daarbij wordt het MKB verder onderverdeeld in kleine bedrijven (KB) en middelgrote bedrijven (MB). Binnen de kleine bedrijven wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven zonder rechtslijkheid 1 In de bijlage is een begrippenlijst opgenomen die een korte toelichting geeft op de in het hoofdstuk gehanteerde begrippen. 2 Het bank- en verzekeringswezen en de onroerendgoedsector blijven buiten de beschouwing. 2

(bijvoorbeeld eenmanszaken en vennootschappen onder firma), en bedrijven met rechtslijkheid (bijvoorbeeld besloten en naamloze vennootschappen). Het cruciale verschil tussen deze twee typen bedrijven is dat bij de bedrijven zonder rechtslijkheid een formele scheiding tussen privévermogen en bedrijfsvermogen ontbreekt. De ondernemer is als natuurlijke aansprakelijk voor de aangegane schulden. Schuldeisers kunnen vorderingen direct op het privévermogen verhalen. In de eerste paragraaf wordt gekeken naar de activastructuur van het bedrijfsleven. Vervolgens staat de tweede paragraaf stil bij de vermogensstructuur. Ten slotte gaat de derde paragraaf in op enkele financieringskengetallen waarmee in één oogopslag inzicht wordt verkregen in de financiële positie van het bedrijfsleven. Voor de samenstelling van de balansstructuur en de financieringskengetallen is gebruik gemaakt van CBS-gegevens (Statistiek Financiën van Ondernemingen) en andere bronnen, die geactualiseerd zijn met een door EIM ontwikkeld financieringsmodel (het zogenoemde FAMOS-model). 1 Activastructuur Verhouding vaste en vlottende activa In tabel 1 is de huidige activastructuur van het bedrijfsleven weergegeven. Uit de tabel valt af te lezen dat de activastructuur verschillen vertoont tussen de onderscheiden grootteklassen van bedrijven. In vergelijking met het grootbedrijf investeert het MKB relatief minder in duurzame productiemiddelen en juist meer in vlottende activa. tabel 1 Activastructuur van het bedrijfsleven, 2008 KB niet- KB MB GB omschrijving totaal MKB in % totaal vaste activa 47 44 45 32 38 54 - (im)materiële activa 28 42 34 26 31 25 - financiële activa 20 2 11 6 7 28 vlottende activa 53 56 55 68 62 46 - voorraden 12 16 7 20 15 9 - kortlopende vorderingen 30 17 30 34 30 30 - liquide middelen 11 23 18 14 17 7 Bron: Financiering MKB. 3

Vaste activa Het MKB investeert minder in financiële activa dan het grootbedrijf Binnen de vaste activa is te zien dat het MKB relatief meer investeert in gebouwen, machines en immateriële activa, dan in financiële activa. Grote bedrijven hebben op basis van hun schaalgrootte de beschikking over meer financiële middelen om te investeren in andere bedrijven. Het rendement van grote bedrijven is ten opzichte van dat bij het MKB relatief hoger, omdat de gemiddelde kosten voor vermogensbeheer en transacties lager zijn. Kleine nietrechtspersonen hebben relatief hoog aandeel (im)materiële activa Binnen het MKB is het aandeel van de (im)materiële activa bij de kleine bedrijven zonder rechtslijkheid hoger dan bij de kleine bedrijven met rechtslijkheid en het middenbedrijf. Bij de kleine nietrechtspersonen wordt de eigen woning vaak tot de materiële activa van het bedrijf gerekend. Dit hangt samen met het feit dat bij deze bedrijven kapitaal en vermogen van bedrijf en ondernemer samenvallen. Vlottende activa Het MKB heeft een relatief hoog aandeel vlottende activa De vlottende activa zijn bij MKB-bedrijven relatief belangrijker dan bij het grootbedrijf. Een voordeel van een hoog aandeel vlottende activa is dat er snel en beter kan worden ingespeeld op de voortdurend wisselende vraag naar producten en diensten. Voorbeelden van dergelijke bedrijfsmiddelen zijn (courante) voorraden waarmee klanten meteen kunnen worden bediend, en liquide middelen waarmee toeleveranciers en rekeningen snel kunnen worden betaald. Daar staat wel tegenover dat deze bedrijven meer kosten moeten maken voor deze grotere flexibiliteit. Zo zullen hun voorraadkosten over het algemeen hoger zijn, en lopen zij rente-inkomsten mis als gevolg van het aanhouden van liquide middelen. Het grootbedrijf is - mede door ICT-toepassingen in logistieke processen - normaal gesproken beter dan het MKB in staat om het voorraadniveau laag te houden. Zodoende kan het grootbedrijf de financieringskosten van de voorraden gemiddeld lager houden dan het MKB. Grote bedrijven houden relatief weinig liquide middelen aan Verder blijkt dat het grootbedrijf relatief weinig liquide middelen aanhoudt. De achterliggende reden is dat liquide middelen weinig opbrengsten genereren (lage rente of geen vergoeding) en beter kunnen worden belegd in financiële activa zoals obligaties en aandelen. Grote bedrijven zijn daartoe beter in staat dan het MKB, omdat zij over het algemeen een betere risicospreiding kennen, waardoor de ontwikkeling van de cash-flow minder onzeker is. Dit betekent dat noodzakelijke buffers minder hoeven te worden ingebouwd. Daarnaast zijn de gemiddelde vermogenskosten lager als gevolg van schaalvoordelen, zoals eerder gememoreerd. 2 Vermogensstructuur Verhouding lang en kort vreemd vermogen De huidige vermogensstructuur van het bedrijfsleven wordt weergegeven in tabel 2. De vermogensstructuur verschilt tussen de grootteklassen van bedrijven. In de tabel valt op dat het aandeel eigen vermogen lager is bij het MKB dan bij het grootbedrijf. Grote bedrijven zijn in staat om door middel 4

van uitgifte van aandelen eigen vermogen aan te trekken via de effectenbeurs of via onderhandse plaatsing bij institutionele beleggers. Deze mogelijkheid is nauwelijks voor het MKB weggelegd. De belangstelling van institutionele beleggers gaat doorgaans uit naar de grote beursgenoteerde bedrijven. Dit komt met name door de grotere transparantie in de financiële situatie van grote bedrijven. Deze bedrijven zijn wettelijk verplicht om financiële informatie publiekelijk beschikbaar te stellen. De institutionele beleggers leveren vrijwel geen bijdrage aan de financiering van het MKB. Alleen een deel van de grootste bedrijven in het MKB kan aankloppen bij participatiemaatschappijen om risicodragend vermogen aan te trekken. In het MKB zijn inbreng van eigen geld en winstinhouding de belangrijkste bronnen van eigen vermogen. tabel 2 Vermogensstructuur van het bedrijfsleven, 2008 KB niet- KB MB GB omschrijving totaal MKB in % totaal eigen vermogen 30 28 36 24 29 31 vreemd vermogen 70 72 64 76 71 69 - lang vreemd vermogen 32 34 31 32 32 32 - kort vreemd vermogen 38 39 33 43 39 37 Bron: Financiering MKB. Het MKB financiert relatief veel met kort vreemd vermogen Het aandeel van het kort vreemd vermogen bij het MKB ligt procentueel hoger dan bij het grootbedrijf. Dit heeft in grote mate te maken met de financieringsbehoefte van de MKB-bedrijven. Bij de behandeling van de activastructuur was te zien dat het MKB relatief meer investeert in vlottende activa. Deze worden volgens de gulden financieringsregel voornamelijk gefinancierd met kort vreemd vermogen 1. Het MKB maakt verder meer gebruik van leverancierskrediet en ook het gebruik van rekeningcourantfaciliteiten van banken ligt hier naar verhouding hoger. Vanwege het geringere aantal zekerheden en de hoger ingeschatte financiële risico's van MKB-bedrijven zijn banken in de regel minder snel geneigd langlopende leningen aan deze bedrijven te verstrekken. Banken kunnen de hieraan verbonden risico's minder goed inschatten, mede doordat kleinere bedrijven minder openheid over hun financiële situatie hoeven te verschaffen middels de jaarrekening, in tegenstelling tot grote bedrijven. Het gangbare beeld dat het MKB in vergelijking met het grootbedrijf minder (externe) financieringsbronnen tot zijn beschikking heeft, moet dan ook iets worden genuanceerd. Het MKB is traditioneel in hoge mate afhankelijk van de kredietverlening door banken en is daardoor minder vrij om zelf richting te geven aan de vorm en condities waaronder dit plaatsvindt. 1 De gulden financieringsregel stelt dat de levensduur van de activa zo veel mogelijk moet overeenkomen met de looptijd van de financiering. 5

3 Kengetallen Met financieringskengetallen kan in één oogopslag een indruk worden verkregen van de financiële positie van een bedrijf. Banken maken er gebruik van bij de beoordeling van kredietaanvragen. Deze kengetallen geven bijvoorbeeld weer in hoeverre bedrijven in staat zijn hun langlopende en kortlopende schulden af te lossen, of wat de termijnen zijn waarover debiteuren en crediteuren hun schulden betalen. In dit hoofdstuk komen liquiditeits-, solvabiliteits- en rentabiliteitsratio's aan de orde. Daarnaast gaat het hoofdstuk in op een viertal activiteiten- en termijnratio's, te weten de omloopsnelheid van het vermogen, de voorraadtermijn, de debiteurentermijn en de crediteurentermijn 1. Eerst wordt een aantal tabellen gepresenteerd waarin de zojuist genoemde kengetallen aan bod komen naar grootteklasse, in de tijd en naar sector. In tabel 3 staan de financieringskengetallen voor 2008 weergegeven voor de verschillende grootteklassen binnen het bedrijfsleven. In aansluiting hierop is in tabel 4 voor het MKB de ontwikkeling van deze kengetallen over de periode 2005-2008 weergegeven. Tabel 5 geeft ten slotte voor 2008 inzicht in de financiële kengetallen per sector in het MKB. Na de presentatie van de tabellen wordt vervolgens bij ieder kengetal stilgestaan en wordt een korte beschrijving gegeven. tabel 3 Financieringskengetallen van het bedrijfsleven, 2008 KB niet- KB MB GB omschrijving totaal MKB liquiditeit (current ratio) (%) 139 145 167 157 158 124 solvabiliteit (%) 30 28 36 24 29 31 rentabiliteit eigen vermogen (%) 14 3 3 26 13 14 rentabiliteit totaal vermogen (%) 7 2 2 11 6 7 omloopsnelheid vermogen (%) 141 176 97 212 169 122 voorraadtermijn (dagen) 30 32 27 35 33 28 debiteurentermijn (dagen) 77 36 112 58 64 89 crediteurentermijn (dagen) 68 24 86 55 55 80 Bron: Financiering MKB. 1 Een toelichting op de genoemde kengetallen is te vinden in de bijlage. 6

tabel 4 Ontwikkeling van de financieringskengetallen van het MKB, 2005-2008 omschrijving 2005 2006 2007 2008 liquiditeit (current ratio) (%) 158 158 158 158 solvabiliteit (%) 30 29 29 29 rentabiliteit eigen vermogen (%) 10 12 13 13 rentabiliteit totaal vermogen (%) 5 6 6 6 omloopsnelheid vermogen (%) 160 164 167 169 voorraadtermijn (dagen) 34 33 33 33 debiteurentermijn (dagen) 65 64 64 64 crediteurentermijn (dagen) 56 55 55 55 Bron: Financiering MKB. tabel 5 Financieringskengetallen voor het MKB naar sector, 2008 omloop- debi- credi- liquiditeit solvabi- rentabiliteit rentabiliteit snelheid voorraad- teuren- teuren- (current liteit eigen ver- totaal ver- vermogen termijn termijn termijn sector ratio) (%) (%) mogen (%) mogen (%) (%) (dagen) (dagen) (dagen) industrie 160 29 14 7 139 46 82 68 bouwnijverheid 157 29 23 10 158 27 83 70 autobedrijven 160 26 15 5 258 47 30 25 groothandel 164 27 23 10 244 37 53 47 detailhandel 182 26-11 -6 206 48 31 41 horeca 118 24 37 16 152 14 38 37 transport 134 47 2 4 125 3 55 50 zakelijke diensten 153 26 3 2 115 15 107 80 lijke diensten 151 28 18 9 89 13 92 86 totaal MKB 158 29 13 6 169 33 64 55 Bron: Financiering MKB. Liquiditeit Het MKB heeft een betere liquiditeitspositie dan het grootbedrijf Het MKB heeft in 2008 een betere liquiditeitspositie dan het grootbedrijf. Dit komt omdat MKB-bedrijven naar verhouding over meer liquide middelen en voorraden (vlottende activa) beschikken dan grote bedrijven. Met het aanhouden van een hoog aandeel voorraden en liquide middelen kan snel en beter worden ingespeeld op de wensen van de consument. Daarnaast speelt de bufferfunctie bij MKB-bedrijven een grotere rol dan bij grote bedrijven. Bedrijven moeten een financiële buffer van liquide middelen aanhouden om in staat te zijn om onverwachte gelduitgaven te verrichten. De ontwikkeling van de cash-flow van kleine en middelgrote bedrijven is omgeven met meer onzekerheid door een mindere mate van differentiatie van product- en klantgroepen (en dus ook risicospreiding) ten opzichte van het grootbedrijf. Bij een tegenvallende omzet moet dan een beroep kunnen worden gedaan op de liquide middelen om het bedrijfsproces op gang te houden (bijvoor- 7

beeld het voldoen aan betalingsverplichtingen zoals salarissen en kortlopende schulden). Liquiditeitspositie blijft stabiel ondanks conjunctuurbewegingen Uit tabel 4 blijkt dat de liquiditeitspositie van het MKB in de periode 2005-2008 stabiel is. Opvallend is dat de conjunctuur geen invloed heeft gehad op de mate waarin MKB-bedrijven aan hun betalingsverplichtingen op korte termijn kunnen voldoen. Er is sprake van een toenemende omvang van de vlottende activa, maar het MKB is goed in staat om deze investeringen met een korte looptijd met kort vreemd vermogen te financieren, waardoor per saldo geen verandering van de liquiditeitspositie plaats vindt. De liquiditeitspositie van de horeca en de transportsector is zwak Tussen de sectoren in het MKB zijn weinig verschillen te zien (tabel 5). Alleen de horeca en de transportsector laten een relatief zwakke liquiditeitspositie zien. In de horeca worden de vaste activa deels met kort vreemd vermogen gefinancierd. Bedrijven in de transportsector hebben vaak een vaste klantenkring waarvoor zij diensten verrichten, wat een stabiliserende werking heeft op de ontwikkeling van de cash-flow. Bovendien gaat het vaak om grote orders. Dit verkleint de noodzaak tot het aanhouden van vlottende activa in het kader van de bufferfunctie. In de handelssectoren is de liquiditeitspositie relatief gunstig De MKB-sector met de beste liquiditeitspositie is de detailhandel, gevolgd door de groothandel. De detailhandel bezit relatief veel voorraden omdat in deze sector vooral fysieke transacties plaatsvinden van producten. Klanten moeten zo veel mogelijk direct bediend worden. De groothandel maakt vooral veel gebruik van betaling op rekening (hoog aandeel kortlopende vorderingen). Dit komt vooral doordat de groothandel veel vaste afnemers heeft, wat tevens de noodzaak vermindert om deze vlottende activa met kort vreemd vermogen te financieren. Op basis van opgebouwde klantenrelaties zijn de verwachte inkomsten immers minder onzeker. Solvabiliteit Uit tabel 3 blijkt dat de solvabiliteitspositie van het MKB achterblijft bij die van het grootbedrijf. Kleine bedrijven kampen vooral met een 'equity gap' (een tekort aan eigen vermogen c.q. problemen met het aantrekken daarvan). Dit komt met name doordat MKB-bedrijven vooral zijn aangewezen op kredietverlening door banken, als gevolg van de beperkte toegang tot de effectenbeurs en open vermogensmarkten. De belangrijkste bronnen van eigen vermogen voor kleinere bedrijven, winstinhouding en inbreng van eigen geld, vormen slechts een fractie van de bedragen die grote bedrijven kunnen aantrekken op de open vermogensmarkten (bijvoorbeeld door emissie van aandelen). Een minder goede solvabiliteit leidt ook tot een beperktere leencapaciteit ten aanzien van vreemd vermogen: banken zijn vanwege de hogere financieringsrisico's van MKB-bedrijven terughoudend in het verstrekken van relatief omvangrijke leningen en kredieten. De solvabiliteitspositie van het MKB is stabiel Uit tabel 4 blijkt dat de solvabiliteitspositie van het MKB stabiel is gebleven. Het MKB heeft de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in transportmiddelen zoals personenauto's en grote vrachtauto's, en met name in computers. Tegelijkertijd is er sprake van een gunstige winstontwikkeling binnen het MKB, wat de financierbaarheid van deze investeringen ten goede komt. Gebruikelijk is dat het MKB zulke investeringen financiert met vreemd vermogen, aangezien kleine en middelgrote bedrijven minder goed in staat zijn om ei- 8

gen vermogen aan te trekken. Door de gunstige winstontwikkeling kan via winstinhouding het eigen vermogen groeien, wat de solvabiliteitspositie ten goede komt. De solvabiliteitspositie van de horeca is minst gunstig Zoals tabel 5 laat zien, bestaan er binnen het MKB verschillen tussen sectoren wat betreft de solvabiliteitspositie. De solvabiliteitspositie van de horeca is het minst gunstig. De bedrijven in de horeca zijn meestal van beperkte omvang en meer gericht op de bedrijfsvoering op korte termijn. In de transportsector is de solvabiliteit gunstig De transportsector kent de gunstigste solvabiliteitspositie. Dit is een kapitaalintensieve sector, waarvan de bedrijven veel in vaste activa investeren. De noodzaak om een gezonde solvabiliteitspositie te onderhouden is dan ook veel groter binnen deze sector; het aandeel eigen vermogen ligt in deze sector veel hoger dan gemiddeld. Ook de industrie, de bouw en de lijke dienstverlening scoren hoog op de solvabiliteitsratio. In de bouw en de lijke dienstverlening zijn veel kleine bedrijven te vinden die meer dan gemiddeld leunen op inbreng van eigen geld en winstinhouding als bronnen van eigen vermogen. Vanwege het arbeidsintensieve karakter van deze bedrijven is de behoefte aan extern vreemd vermogen minder groot. Rentabiliteit Uit tabel 3 blijkt dat de rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) in het MKB en in het grootbedrijf vergelijkbaar is. Ook ten aanzien van de rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) zijn de verschillen tussen beide grootteklassen klein. De relatief hoge waarde van de REV ten opzichte van de RTV is het gevolg van de hefboomwerking, waarbij de winst na belasting als percentage van het eigen vermogen (REV) het rentetarief voor het gebruik van vreemd vermogen overtreft. Wanneer in dergelijke gevallen sprake is van een relatief lage solvabiliteit (verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen), wordt de hefboomwerking versterkt. Rentabiliteit eigen vermogen neemt toe Verwacht wordt dat binnen het MKB de rentabiliteit van het eigen vermogen zal toenemen (zie tabel 4). Dit is het gevolg van een toename van de winsten van MKB-bedrijven. Deze gunstige winstontwikkeling wordt onder andere gedragen door een goede kostenbeheersing in het Nederlandse bedrijfsleven, evenals een stijging van de arbeidsproductiviteit. Het MKB gebruikt de toegenomen winsten dit jaar nog vooral om te investeren, en niet zozeer om een toename van het eigen vermogen te bewerkstelligen. Dit leidt verhoudingsgewijs tot stijgende rendementen op het eigen vermogen. Ook de rentabiliteit van het totale vermogen neemt toe, zij het in een minder hoog tempo. Overigens is de verwachting voor volgend jaar dat de omvang van de investeringen zal afnemen. In de detailhandel is de rentabiliteit laag. In de bouw, groothandel en horeca is de rentabiliteit hoog Naar sector bezien is er sprake van relatief grote verschillen. Met name in de detailhandel, de zakelijke dienstverlening en de transportsector zijn de rentabiliteitspercentages laag te noemen. De detailhandel kent zelfs negatieve rendementen op het vermogen, gecorrigeerd voor de arbeidslonen die zelfstandigen zichzelf toekennen. Dit is het gevolg van krappe winstmarges en scherpe prijsconcurrentie met vooral grote bedrijven. In de zakelijke dienstverlening is de rentabiliteit vooral laag onder het kleinbedrijf. In de bouw, groothandel en horeca zijn de rentabiliteitspercentages verhoudingsgewijs hoog. Hieraan kunnen meerdere oorzaken ten grondslag liggen, zoals 9

een relatief beperkt eigen vermogen in verhouding tot de nettowinst na belasting, een sterke hefboomwerking (lage solvabiliteit) en/of een relatief hoge netto toegevoegde waarde (winstgevendheid). In de genoemde sectoren draagt in ieder geval de gunstige winstontwikkeling bij aan de hoge rentabiliteitspercentages. Omloopsnelheid van het vermogen De omloopsnelheid van het vermogen is bij het MKB hoger dan bij het grootbedrijf De omloopsnelheid van het vermogen ligt bij het MKB op een veel hoger niveau dan bij het grootbedrijf (zie tabel 3). Een belangrijke verklaring hiervoor is dat het grootbedrijf een veel hogere kapitaalintensiteit heeft (veel vaste activa) dan het MKB. MKB-bedrijven houden relatief meer voorraden aan, die sneller te gelde kunnen worden gemaakt dan de bedrijfsmiddelen met een lange looptijd. Daarnaast hebben zij over het algemeen meer geld in kas dan grote bedrijven. De omloopsnelheid van het vermogen neemt toe binnen het MKB Sinds 2005 is er sprake van een toename van de omloopsnelheid van het vermogen (zie tabel 4). De omzet in het MKB trekt aan, onder andere door impulsen van investeringen van bedrijven. Het MKB investeert daarbij traditioneel relatief veel in vlottende activa, waarbij flexibiliteit en het snel kunnen inspelen op wensen van de consument belangrijke overwegingen zijn. In dat licht speelt bijvoorbeeld het bepalen van de (optimale) omvang van voorraden in sectoren als de groot- en de detailhandel een belangrijke rol. Met name deze sectoren kunnen op deze wijze op korte termijn een toename van de omloopsnelheid van het vermogen realiseren. De autosector en de handel kennen een hoge omloopsnelheid van het vermogen. In de dienstverlening is deze laag Tussen de sectoren in het MKB is sprake van grote verschillen (zie tabel 5). De omloopsnelheid in de autosector en de handel (zowel detail- als groothandel) is bijvoorbeeld vele malen hoger dan in de dienstverlenende sectoren. De handelssectoren hebben een veel groter aandeel vlottende activa dan de zakelijke en lijke dienstverlening, als gevolg van het aanhouden van voorraden. De dienstverlening kent slechts een beperkt aandeel voorraden, aangezien arbeid de belangrijkste productiefactor is. Naar verhouding investeert de dienstverlening dus meer in vaste activa, die minder snel in geld (omzet) kunnen worden omgezet. Voorraadtermijn De voorraadtermijn is iets hoger voor het MKB dan voor het grootbedrijf De voorraadtermijn is voor het MKB iets hoger dan voor het grootbedrijf (zie tabel 3). Het MKB heeft een wat minder doelmatig voorraadbeheer dan het grootbedrijf. Het grootbedrijf kan putten uit belangrijke schaalvoordelen en werkt met vaste afnemers die op vaste tijdstippen grote partijen producten kunnen aanschaffen. Daarnaast gebruikt het grootbedrijf de schaalvoordelen om efficiënte (ICT-)toepassingen te ontwikkelen voor logistieke processen. Daardoor kan de voorraad beter worden afgestemd. De voorraadtermijn binnen het MKB blijft stabiel De voorraadtermijn is de afgelopen jaren nagenoeg stabiel gebleven (zie tabel 4). Er is weliswaar sprake van een toename van de voorraden, maar door onder andere de toename van de particuliere consumptie kan het MKB met deze voorraden relatief snel omzet genereren. Naar sector bezien, is de voorraadtermijn in de transportsector uitermate laag (zie tabel 5). Deze sector heeft amper met voorraden te maken. Dit 10

geldt grotendeels ook voor de zakelijke en de lijke dienstverlening. In de horeca is de voorraadtermijn om een andere reden aan de lage kant. Deze sector heeft voornamelijk te maken met voorraden met een relatief korte houdbaarheidstermijn (verse voedingsmiddelen, dranken). De detailhandel, de autosector en de industrie hebben relatief lange voorraadtermijnen. Debiteurentermijn De debiteurentermijn is in het MKB korter dan in het grootbedrijf De debiteurentermijn is in het MKB aanmerkelijk korter dan in het grootbedrijf (zie tabel 3). Dit heeft te maken met het feit dat grotere bedrijven meer zaken doen met grotere, vaste afnemers, waardoor klantenrelaties hechter worden en het betaalgedrag soepeler. Bovendien kunnen grotere bedrijven tegenvallers beter opvangen, die ontstaan als gevolg van slecht betalende klanten. De debiteurentermijn voor het MKB blijft stabiel in de periode 2005-2008 (zie tabel 4). Bij de verschillen tussen de grootteklassen speelt vooral de sectorstructuur een rol (zie tabel 5). In de detailhandel, de horeca en de autosector wordt in belangrijke mate contant afgerekend, hetgeen leidt tot een korte debiteurentermijn. De bedrijven in deze sectoren behoren in belangrijke mate tot het MKB en 'duwen' de debiteurentermijn omlaag ten opzichte van het grootbedrijf, waarin zij in veel mindere mate vertegenwoordigd zijn. Tegenover de genoemde sectoren met korte debiteurentermijnen staan de sectoren waar het 'betalen van rekeningen door klanten' relatief lang op zich laat wachten. Koploper is de zakelijke dienstverlening, waar men gemiddeld 107 dagen op zijn geld moet wachten, gevolgd door de lijke dienstverlening, de bouw en de industrie. Crediteurentermijn De crediteurentermijn is voor het MKB korter dan voor het grootbedrijf De crediteurentermijn is voor het MKB korter dan voor het grootbedrijf (zie tabel 3). Het moeten terugvallen op het relatief dure rekeningcourantkrediet van banken als financieringsvorm houdt het MKB scherp om het gebruik van deze faciliteit zo veel mogelijk te beperken. Voor grotere bedrijven is het bovendien aantrekkelijk om het geld voor de betalingen nog een tijd binnen de onderneming te houden, om zo rente-opbrengsten te genereren. Het grootbedrijf is hiertoe beter in staat doordat het door zijn schaalvoordelen gemiddeld lagere vermogenskosten (vermogensbeheer, transacties) heeft. De crediteurentermijn is nauwelijks veranderd de afgelopen jaren (tabel 4). In de autosector, de detailhandel en de horeca staan rekeningen van leveranciers gemiddeld het kortst open. Omdat in deze sectoren veel liquide middelen binnenkomen als gevolg van de mate waarin klanten contant afrekenen, betalen de MKB-bedrijven in deze sectoren zelf ook in grote mate contant. Hierdoor blijven de transactiekosten laag. De zakelijke en de lijke dienstverlening hebben de langste crediteurentermijnen. 11

BIJLAGE I Begrippenlijst financiering Activa De activa van een onderneming weerspiegelen de bedrijfsbezittingen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen vaste activa en vlottende activa. Current ratio Een kengetal voor liquiditeit, waarbij de vlottende activa gerelateerd worden aan de kortlopende schulden (vlottende activa gedeeld door kort vreemd vermogen maal 100%). Een bedrijf met een current ratio met een waarde hoger dan 100% is in staat om aan zijn kortlopende verplichtingen te voldoen. Crediteurentermijn De crediteurentermijn geeft een beeld van de termijn dat rekeningen van leveranciers openstaan. De crediteurentermijn wordt berekend door de waarde van de openstaande rekeningen (crediteuren) te relateren aan de omzet (crediteuren gedeeld door omzet maal 365 dagen). Debiteurentermijn De debiteurentermijn geeft een indicatie (in aantal dagen) van het betaalgedrag van klanten. De debiteurentermijn wordt berekend door de waarde van de vorderingen te relateren aan de omzet (vorderingen gedeeld door omzet maal 365 dagen). Eigen vermogen Het eigen vermogen is dat deel van het vermogen dat resteert van de activa na aftrek van het vreemd vermogen. Financiële activa De financiële activa betreffen onder andere deelnemingen in groepsmaatschappijen en beleggingen. Immateriële activa De immateriële activa omvatten minder tastbare bezittingen, zoals goodwill, patenten en octrooien. Het betreft bezittingen die wel een rol spelen in het financiële proces, maar nooit in het fysieke bedrijfsproces. Kort vreemd vermogen Tot het kort vreemd vermogen behoren de schulden die een looptijd kennen van minder dan een jaar. Lang vreemd vermogen Schulden behoren tot het lang vreemd vermogen indien de verplichtingen een looptijd hebben van meer dan een jaar. 13

Liquiditeit Een onderneming is liquide als er op korte termijn aan de betalingsverplichtingen kan worden voldaan. Materiële activa De materiële activa zijn de tastbare bezittingen, zoals gebouwen en machines. Omloopsnelheid vermogen De omloopsnelheid van het vermogen geeft de doelmatigheid van het aangewende vermogen weer: de gegenereerde omzet per euro geïnvesteerd vermogen. De hoogte van de omzet wordt gerelateerd aan het totale vermogen (omzet gedeeld door totale vermogen maal 100%). Hoe hoger deze ratio is, des te minder vermogen er nodig is om een bepaalde omzet te behalen. Rentabiliteit De rentabiliteit verwijst naar de relatie tussen de opbrengst van een onderneming en het vermogen waarmee die opbrengst is gegenereerd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt naar de rentabiliteit van het totale vermogen en die van het eigen vermogen. Rentabiliteit eigen vermogen De rentabiliteit van het eigen vermogen (REV) is het aandeel van de nettowinst (na belasting) in het eigen vermogen. De REV wordt uitgedrukt in procenten (ratio vermenigvuldigd met 100%). Rentabiliteit totaal vermogen De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV) relateert het totale inkomen uit vermogen (de som van de nettowinst voor belasting en de rentelasten over het vreemde vermogen) aan het totale in de onderneming geïnvesteerde vermogen (eigen + vreemd vermogen). De RTV wordt uitgedrukt in procenten (ratio vermenigvuldigd met 100%). Solvabiliteit De solvabiliteit geeft weer in hoeverre een onderneming aan haar langetermijnverplichtingen kan voldoen. Solvabiliteitsratio Een kengetal om de solvabiliteit weer te geven. De solvabiliteitsratio is hier berekend als het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen (eigen vermogen gedeeld door totale vermogen maal 100%). Minimumnormen voor de solvabiliteitsratio liggen doorgaans rond de 20%. 14

Vaste activa Vaste activa zijn de bezittingen met een lange levensduur, lang wil in dit geval zeggen langer dan een jaar. Tot de vaste activa behoren de (im)materiële en financiële activa. Vermogensstructuur De vermogensstructuur van een bedrijf geeft weer op welke wijze de activa zijn gefinancierd. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar eigen vermogen en vreemd vermogen. Vlottende activa Vlottende activa zijn de bezittingen met een korte levensduur, met een looptijd van korter dan een jaar. Deze worden gebruikelijk onderverdeeld in voorraden (gereed product, grond- en hulpstoffen en onderhanden werk), vorderingen op handelsdebiteuren en liquide middelen (geld in kas of banktegoeden en snel verhandelbare vermogenstitels). Voorraadtermijn De voorraadtermijn geeft het aantal dagen aan dat goederen en/of grondstoffen gemiddeld in voorraad zijn. De voorraadtermijn wordt berekend door de waarde van de voorraad te relateren aan de omzet (voorraad gedeeld door omzet maal 365 dagen). Vreemd vermogen Het vreemd vermogen bestaat uit de verplichtingen, meestal in de vorm van schulden, die een bedrijf is aangegaan voor de financiering van bedrijfsactiviteiten. Bij het vreemd vermogen is een verdere verbijzondering mogelijk naar de duur waarvoor de schulden zijn aangegaan, namelijk in een verdeling in lang vreemd vermogen en kort vreemd vermogen. 15