Gewoon en Bijzonder wordt Bijzonder Gewoon in de kinderopvang



Vergelijkbare documenten
Krachten bundelen voor De toekomst van Zwolle

Investeren in opvoeden en opgroeien loont!

Het college van burgemeester en wethouders geeft in zijn reactie aan de conclusies van de rekenkamer te herkennen.

Eerder en Dichtbij. Projectplan

Centrum voor Jeugd en Gezin. Bouwstenen voor de groei

Presentatie verdiepingssessie inkoop Jeugd-AWBZ. Vrijdag 13 juni 2014

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

de jeugd is onze toekomst

Vastgesteld Stuurgroep VVE Zaanstad 7 december 2017

Jeugdhulp in Nissewaard

Aanpak: GRIP-aanpak. Beschrijving

Om het kind. Hervorming zorg voor de jeugd Kennisnetwerk JGZ OCW. Justitie J&G. Provincie. Gemeenten. Gemeentefonds VWS.

Jeugdigen en Gezinnen Versterken Dichtbij kind en gezin, meer samenhang en kwaliteit

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Om het kind. Hervorming zorg voor de jeugd in Amsterdam en de aansluiting op Passend Onderwijs

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Visie Jongerenwerk Leidschendam-Voorburg

Programma. Passend onderwijs ZAT - CJG; samen sterk voor de jeugd. Landelijk Steunpunt ZAT s

Transitie Jeugdzorg. 2 april 2014 Ronald Buijs Directeur Yulius KJP

Specialistische zorg. voor jongeren met complexe gedragsproblemen

Voor een sterke basis. Wet- en regelgeving voor positieve ontwikkeling in opvang en onderwijs

Specialistische Gedragscoach

Perceelbeschrijving 1 Gespecialiseerde ambulante hulp

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Convenant Centrum voor Jeugd en Gezin Krimpen aan den IJssel

Projecten CJG = structureel aanbod = pilot/tijdelijk aanbod

voorstel Beslisnota voor de raad Openbaar Ontwikkelagenda passend onderwijs en jeugdhulp Versienummer Portefeuillehouder Ed Anker

Het beleidsplan is tot stand gekomen door overleg met en participatie van betrokken doelgroepen, jeugdigen, ouders en professionals.

Transitie Jeugdzorg en Passend Onderwijs

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Visie op de Jeugd GGZ in de regio Groot Amsterdam

Beoordelingskader Tijdelijk Fonds Jeugdhulp Holland Rijnland

Rv. nr.: B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.:

Centrum voor Jeugd en Gezin

Een verkenning van de toeleiding van vluchtelingen naar de reguliere zorg Praktijkervaringen uit 5 gemeenten

Project MEEdoen. De aanvraag betreft een subsidie uit het Transitiefonds Sociaal Domein en hebben betrekking op domein D; invoering Passend Onderwijs.

Pilot gezinswerkers Venray

Bestuurlijke afspraken in het kader van de voorbereiding transitie Jeugdzorg

Aanpak: WIJ Eindhoven. Beschrijving

Stelselherziening Jeugdzorg. Platform Middelgrote Gemeenten

Integrale Vroeghulp IJmond & Zuid-Kennemerland Jaarverslag Jaarverslag Integrale Vroeghulp IJmond & Zuid-Kennemerland 1/6

CJG4kracht: De krachten gebundeld! Centrum voor Jeugd en Gezin Apeldoorn

Reactie op Advies Adviesraad Sociaal Domein Houten

Convenant Passend Onderwijs bij inzet Jeugdhulp

Traject Tilburg. Aanvragers: Gemeente Tilburg. Adviseur: Monique Postma, Alleato, CMO-net

Samen sterk: onderwijs, kinderopvang en jeugdhulp. Neja conferentie. 28 maart 2019

Signalering en zorgcoördinatie bij begeleiding in de Wmo voor specifieke groepen

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving

Project: Ontwikkelen van Outcome-indicatoren voor de Zorg Advies Teams, Tilburg Dossiernummer: ZonMw,

Vraaggericht, actief-anticiperend en detecterend. Surveillance van gezondheid, groei en ontwikkeling

Achtergrondinformatie Pilot ITJ Eindhoven

Zoektocht mogelijkheden & meerwaarde. Korte terugblik Voorbereidingen decentralisatie We zijn er van Uitgangspunten en vraagstukken

Inhoudsopgave. Pagina. Voorwoord 3. Missie 4. Het jaar Registratie gegevens 6. Het jaar

Aan het college van Burgemeester en Wethouders van Haarlem

Oplegnotitie verlenging beleidsplan Jeugdhulp

Kortdurende, intensieve hulp voor gezinnen. Ambulante Spoedhulp

Uitwerking workshops 'Avond voor de Jeugdhulp ' 30 augustus in de Kunstmin.

De keuze van Amersfoort: integraal opererende wijkteams. Interview met Monique Peltenburg, tot voor kort programmadirecteur Sociaal Domein

Eerstelijnsjeugdhulp. Dr. Wim Gorissen, Directeur Efectiviteit & Vakmanschap

Team passend onderwijs wat is het, hoe werkt het?

Er zijn geen financiële en/of personele consequenties verbonden aan dit voorstel.

Samenwerken aan de beste jeugdzorg

Samen maken. mogelijk. wij meedoen voor jeugd ONDERSTEUNING BIJ LEVEN MET EEN BEPERKING

Prestatie-indicatoren lokale zorg voor jeugd: geleerde lessen

Business Case depressiepreventie in Zuid- Holland Noord. Nicolette van der Zouwe 29 mei 2012

Wat werkt in wijkteams jeugd? Amsterdamse ervaringen doordenken

Schoolondersteuningsprofiel

Nieuwsbrief NIEUWJAARSGROET. Centrum Jeugd en Gezin Rhenen wenst in 2013: Jaargang 2013 nr.7

Monitor Aansluiting onderwijs jeugdhulp

Risico- indicatoren Maart 2014

Transitie jeugdzorg. Ab Czech. programmamanager gemeente Eindhoven. januari 2013

Informatie voor ouders

Eindrapportage procesevaluatie coaching on the job in de proeftuin Gewoon bijzonder wordt Bijzonder Gewoon

Toegang Sociaal Domein & Sociaal wijkteam Velsen

Zelftest Basisteam Jeugd -

Raadsvoorstel. Visie op decentralisatie Jeugdzorg. Maatschappelijke participatie. Beleid en regie. Vaststellen Perspectief op zorg voor jeugd Oostzaan

Informele zorg in Eindhoven, nu en in de toekomst

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Bestuurlijk overleg Jeugd & Onderwijs: Operatie Amersfoort Jong II december 2013

Informatie voor ouders

Transformatie jeugdzorg: samen werken aan vernieuwing

De uitdagingen van de transformatie zijn de kansen voor de JGGZ en zijn academische functie

1. Inleiding. 2. Drie typen dagbesteding

Roadmap uitrol CJG Meppel Kostenindicatie jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Funding via: Prio

Kinderen met een beperking van AWBZ naar Jeugdwet. Toeleiding naar gespecialiseerde zorg voor kinderen met een beperking

Monitor Aansluiting Onderwijs Jeugdhulp Vragenlijst op beleidsniveau

Sociaal wijkteam?!?! Marijke Versteeg Teamleider sociaal wijkteam Kruiskamp- Koppel. 15 april 2014

BETEKENIS NORMALISEREN VANUIT VERSCHILLENDE PERSPECTIEVEN

Toekomstige ontwikkelingen transitie jeugdzorg Rotterdam

Methodiek Gezamenlijk Inschatten van Zorgbehoeften (GIZ- methodiek)

Oplegnotitie Verlenging regionale Beleidsplan Jeugdhulp voor de periode

Aanpak: Praktische gezinsondersteuning. Beschrijving

Early Arts 23 mei 2018

Kwaliteitssystematiek in nieuwe Jeugdwet

Heel het Kind Samenvatting van de concept kadernota

Over zorg voor de jeugd en de Jeugdwet. hoorn.nl

Plaats Kinderdagverblijf Peuterspeelzaal School

Gezamenlijk antwoord op meervoudige onderwijszorgvragen. Utrecht 4 maart 2015 Marit van Luijn en Gerard Bouma PO, VO en VNG

Aanpak: CJG-aanpak. Beschrijving

IISSEL -12 AAN DEN. Gemeente Krimpen aan den IJssel Portefeuillehouders onderwijs en jeugdzorg Postbus AE Krimpen aan den IJssel

Transcriptie:

Gewoon en Bijzonder wordt Bijzonder Gewoon in de kinderopvang Proeftuin in het kader van de decentralisatie jeugdzorg in de stadsregio Rotterdam EINDRAPPORTAGE december 2013

Inhoudsopgave 1. Inleiding p. 2 2. Samenvatting p. 3 3. De proeftuin Gewoon en Bijzonder wordt Bijzonder Gewoon in de kinderopvang p. 5 4. Resultaten op een rij p. 8 5. Onderzoeksverslagen en analyses: een samenvatting p. 11 Uitkomsten procesevaluaties GGD p. 11 Monitor Coaching on the job, NJI p. 12 Maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA) p. 13 6. Relatie met beleidsmatige ontwikkelingen in de stadsregio Rotterdam p. 17 7. Aanbevelingen p. 19 8. Reflectie van de stuurgroep p. 23 9. Bijlagen p. 25 1

1. Inleiding Voor u ligt de eindrapportage over het experiment waarin de kinderopvang en jeugdzorg samenwerken: de proeftuin Gewoon en Bijzonder wordt Bijzonder Gewoon in de kinderopvang (in het vervolg GBBG). Deze proeftuin is in 2012-2013 door vele samenwerkingspartners uitgevoerd in Rotterdam in het kader van de decentralisatie Jeugdzorg. In deze proeftuin is bewust de keuze gemaakt om al werkende te leren van de opgedane ervaringen. Bij maatschappelijke innovaties is het immers lastig onder experimentele laboratoriumcondities te werken. Het is daarom van meet af aan een innovatief groei- en ontwikkelproces geweest. Zowel qua inhoud als in structuren zijn de nodige veranderingen in gang gezet. Om de ervaringen goed te kunnen volgen en te kunnen meten welke effecten en verbeteringen de proeftuin oplevert, zijn meerdere (deel-)plannen geschreven en onderzoeken uitgevoerd. 1 De GGD Rotterdam-Rijnmond heeft in twee metingen een procesevaluatie uitgevoerd over de integratie van licht zorgaanbod op de opvanglocatie. Het Nederlands Jeugd Instituut is gevraagd een onderdeel van de proeftuin coaching on the job in de plusopvang te monitoren. Daarnaast zijn maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA s) gemaakt voor twee afzonderlijke projecten binnen de proeftuin. In deze eindrapportage vindt u op basis van bovengenoemde onderzoeksverslagen respectievelijk een samenvatting van de bevindingen, een relatie met de beleidsmatige context en een serie aanbevelingen. 2 Ter afsluiting geeft de stuurgroep GBBG een reflectie op deze proeftuin. De stuurgroep GBBG wil met deze eindrapportage verslag doen van de ervaringen in deze proeftuin, en bovenal wil ze gefundeerde besluitvorming mogelijk maken over de wijze waarop het project een vervolg kan krijgen. Namens de stuurgroep: Stek Jeugdhulp dhr. Gerrit van Engelen, voorzitter KindeRdam mw. Els Maasdam Centrum voor Jeugd en Gezin mw. Ineke Moerman Lucertis mw. Leontien Los en mw. Ineke de Bruin TriviumLindenhof mw. Josje Bootsma Van Veldhuizen Stichting mw. Renate verschoor GGD Rotterdam Rijnmond mw. Nadine Pieterse 1 Op USB-stick worden de onderliggende documenten meegeleverd. Zie voor een overzicht daarvan de laatste pagina. 2 De financiële verantwoording wordt in een apart document opgeleverd. 2

2. Samenvatting Naar aanleiding van de overheveling van wettelijke jeugdzorgtaken van provincies naar gemeenten, hebben de samenwerkende gemeenten in de Regio Rijnmond een regionaal programmaplan Decentralisatie jeugdzorg 2012-2015 vastgesteld. Onderdeel hiervan is de instelling van zogenaamde 'proeftuinen' waarin organisaties experimenteren met nieuwe werkwijzen. Een van deze proeftuinen behelst een intensievere samenwerking tussen jeugdzorg en kinderopvang. Achtergrond Twee belangrijke uitgangspunten van de decentralisatie van de jeugdzorg zijn: 1) Om escalatie van de problematiek te voorkomen, dient passende jeugdhulp zo vroegtijdig en snel mogelijk beschikbaar te zijn. Bij voorkeur in de eigen, vertrouwde omgeving van het kind en gezin. 2) Om het beroep op (dure) specialistische zorg te verminderen, zijn versterkende en ondersteunende activiteiten in de directe sociale leefomgeving noodzakelijk. In dit licht bezien, is de (naschoolse) kinderopvang een geschikt kanaal om lichtere en preventieve vormen van jeugdhulp aan te bieden. De kinderopvang is in staat kinderen met lichtere opgroeiproblemen op de eigen locatie te helpen; de gewone opvoedomgeving van de kinderopvang wordt geschikt gemaakt voor kinderen die enige vorm van bijzondere ondersteuning behoeven. Niet alleen zijn interventies hierdoor minder ingrijpend, ook kunnen deze in een vroeger stadium worden ingezet. Gewoon en bijzonder wordt zo bijzonder-gewoon. Integratie Om deze nieuwe aanpak in de praktijk uit te proberen, zijn de Van Veldhuizen Stichting, Kindercentrum Prinses Amalia, KindeRdam (kinderopvang), Stek Jeugdhulp, Horizon, FlexusJeugdplein, TriviumLindenhof (jeugdzorg), Lucertis (jeugd-ggz) en het Centrum voor Jeugd en Gezin Rijnmond (CJG) een samenwerkingsverband aangegaan, bestaande uit de volgende elementen: Pedagogisch medewerkers van kinderopvanginstellingen ontvingen 'coaching on the job' van jeugdhulpverleners en het CJG met als doel problematiek vroegtijdig te signaleren, kinderen met opvallend gedrag beter te begeleiden en de samenwerking met ouders te verbeteren. Jeugdhulpverleners verzorgden ambulante observatie, diagnostiek en begeleiding van kinderen (0-4 jaar) met een jeugdzorgindicatie in de plusopvang. Voor oudere kinderen (4-12 jaar) werd een integrale DBSO (dagbehandeling + buitenschoolse opvang) ingericht waarin geïndiceerde behandeling en plusopvang samen gaan. 3

Het CJG stelde een zorgcoördinator voor de kinderopvang aan. Orthopedagogen en jeugdverpleegkundigen van het CJG wisselden expertise uit met de pedagogisch medewerkers van kinderopvanginstellingen. Resultaten De voorlopige resultaten van deze proeftuin zijn veelbelovend: In meerdere gevallen is escalatie van de problematiek en plaatsing in de jeugdzorg voorkomen. Andere 'pluskinderen' zonder jeugdzorgindicatie hebben aantoonbaar meegeprofiteerd van het verbeterde behandelklimaat op de groep. 'Coaching on the job' heeft de kennis en het vermogen van pedagogisch medewerkers om vroegtijdig te signaleren vergroot. De begeleiding van kinderen met opvallend gedrag is verbeterd. Ouders zijn unaniem zeer tevreden over de geboden hulp thuis en in de opvang. Zij zien meer resultaat. Het CJG heeft kortere lijnen gerealiseerd met de kinderopvang. Proces- en werkbeschrijvingen zijn gemaakt. Maatschappelijke kosten en baten Voor een gedeelte van de jeugdzorgpopulatie (afhankelijk van de zorgvraag) is ambulante behandeling op een kinderopvanglocatie een beter en goedkoper alternatief voor zwaardere interventies. Goedkoper, omdat een behandelplaats in dagbehandeling voor jonge kinderen duurder is dan specialistische ambulante begeleiding wanneer een kind in de kinderopvang verblijft. En beter, omdat de volgende kwalitatieve, projectgebonden baten aan de orde zijn: Er worden meer kinderen vroegtijdig behandeld. Escalatie van de problematiek wordt daarmee voorkomen. Hierdoor neemt de gemiddelde behandeltijd af. Dit leidt tot een afname van dure en ingrijpende geïndiceerde jeugdzorg. Aanbevelingen Het in de proeftuin ontwikkelde model heeft veel potentie in de doelgerichte begeleiding van zorgkinderen, dicht bij huis en in de eigen, vertrouwde omgeving. De deelnemers aan de proeftuin 'Gewoon en bijzonder wordt bijzonder-gewoon in de kinderopvang' bevelen dan ook van harte een nadere uitwerking van deze aanpak aan, gevolgd door besluitvorming over een uitrol in de Stadsregio Rotterdam. 4

3. De proeftuin Gewoon en Bijzonder wordt Bijzonder Gewoon in de kinderopvang Aanleiding Bij de overheveling van wettelijke jeugdzorgtaken van de Rijksoverheid naar gemeenten, is in de Regio Rijnmond een regionaal programmaplan Decentralisatie jeugdzorg 2012-2015 vastgesteld door de samenwerkende gemeenten. Onderdeel van dat programma, is de instelling van zogenaamde proeftuinen waarin organisaties experimenteren met nieuwe werkwijzen. In een van die proeftuinen hebben de kinderopvang en jeugdzorg de kans aangegrepen hun lang gekoesterde wens tot intensievere samenwerking te realiseren. Bij deze proeftuin is ook Alert4you betrokken, een landelijk programma gefinancierd door het Kinderopvangfonds, dat wil werken aan de professionalisering van de kinderopvang en de samenwerking tussen jeugdzorg en kinderopvang wil stimuleren. De volgende organisaties zijn een samenwerking aangegaan om de afstemming tussen kinderopvang en jeugdzorg te versterken: Stek Jeugdhulp, Lucertis, Horizon, TriviumLindenhof, FlexusJeugdplein, Centrum voor Jeugd en Gezin, KindeRdam, Van Veldhuizen Stichting en Kindercentrum Prinses Amalia. Wat wil men bereiken Organisaties willen in de proeftuin bijdragen aan de kanteling van zware zorg naar lichtere vormen van zorg en preventie. Daartoe wil men: Integraal en intensief samenwerken. Kinderen zo snel mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis hulp bieden. De kinderopvang verder professionaliseren. Zorg dragen voor adequate verwijzing. Specialistische hulp en opvang spreiden over Rotterdam. Innoveren en aansluiten bij de lokale context. Men beschouwt de proeftuin als geslaagd wanneer de volgende resultaten zijn behaald: a. Tien kinderen op de dagopvang (0-4 jaar) en twaalf kinderen op de DBSO (4-12 jaar) krijgen de benodigde zorg op of nabij de kinderopvanglocatie. De zorg wordt in samenhang geboden door medewerkers van de kinderopvang en van gespecialiseerde organisaties. Geregistreerd is hoeveel kinderen op de opvang zijn geholpen en hoeveel alsnog zijn doorverwezen naar voorzieningen van jeugdzorg en jeugd-ggz. b. De kinderopvangorganisaties in Noord en Zuid zijn maandelijks bezocht door de zorgcoördinator van het CJG voor expertise-uitwisseling. Per kwartaal maakt deze een overzicht van zorgvragen en ingezette hulp. c. Medewerkers hebben hun deskundigheid vergroot door middel van coaching on the job. 5

d. Ouders zijn tevreden over de communicatie met betrekking tot hun kind en de pedagogische afstemming tussen thuis en opvang. Zij voelen zich ondersteund in hun opvoedvragen. e. Kinderopvang en gespecialiseerde organisaties zijn tevreden over hun samenwerking. f. Er bestaat een goede verbinding tussen jeugdzorg, kinderopvang en het CJG. g. Er is een model ontwikkeld voor een dekkende zorgstructuur ten bate van de kinderopvang in Rotterdam waarin plusopvang en SMI (sociaal-medische indicatie) zijn meegenomen. h. De financiering is structureel geregeld. i. Er is een overdraagbare methodiek- en werkbeschrijving voor kinderopvang, jeugdzorg en onderwijs. Wat gaat men daarvoor doen Er worden drie pilots ingericht: 3 Twee pilots voor nul- tot vierjarigen: een in Rotterdam-Noord en een in Zuid. Zij werken aan: Ambulante observatie, diagnostiek en begeleiding van kinderen met een jeugdzorgindicatie vinden plaats in de plusopvang door medewerkers van jeugdhulp. Daarmee wordt intensieve gespecialiseerde dagbehandeling verder van huis voorkomen. Coaching on the job door jeugdhulpverleners en het CJG. Pedagogisch medewerkers leren vroegtijdig te signaleren, leren hoe zij kinderen met opvallend gedrag beter kunnen begeleiden en zij verbeteren de samenwerking met ouders. Een zorgcoördinator voor de kinderopvang wordt aangesteld bij het CJG ten bate van een adequate, snelle en gerichte verwijzing en voor inzicht en afstemming in vraag en aanbod tussen organisaties. Orthopedagogen en jeugdverpleegkundigen van het CJG wisselen expertise uit met pedagogisch medewerkers. De derde pilot in Rotterdam Zuid richt zich op kinderen van vier tot twaalf jaar in de buitenschoolse opvang (BSO). Men werkt aan: Het inrichten van een integrale BSO waarin geïndiceerde behandeling en plusopvang samengaan. 4 Deskundigheidsbevordering door middel van coaching op de werkvloer van 21 teams van pedagogisch medewerkers op de reguliere BSO op het gebied van gedragsproblematiek en communicatie met ouders. Als paraplu voor alle drie pilots heeft het CJG een project Proeftuin Kindercentra ontwikkeld en uitgevoerd, met daarin de specifieke bijdragen van het CJG aan het realiseren van de algemene proeftuindoelstellingen. 3 Voor een uitvoerige beschrijving verwijzen wij naar de vier bijgevoegde startdocumenten. 4 In augustus 2012 is een groep van vier geïndiceerde dagbehandelingskinderen van TriviumLindenhof toegevoegd aan een groep van tien BSO+-kinderen. Met hen kwam een pedagogisch medewerker mee. Men spreekt nu van DBSO (DagbehandelingBSO). 6

In de praktijk: Is door orthopedagogen coaching on the job aangeboden aan reguliere kinderopvanginstellingen. Zijn zorgmakelaars ingezet voor case management en om het verwijzingsproces te verbeteren. Hebben jeugdverpleegkundigen extra taken uitgevoerd in het kader van vroegsignalering. Zijn interne werkprocessen verbeterd teneinde de samenwerking tussen kinderopvang, het CJG en plusopvang te verbeteren. Is hulpaanbod voor kinderen en ouders toegankelijker gemaakt door drempels tussen kinderopvang en preventieve hulpverlening te laten verdwijnen. Is ten behoeve van de overdraagbaarheid alles vastgelegd in taakomschrijvingen en beschrijvingen van werkprocessen. Wie werken mee 0-4 jarigen in Rotterdam Noord Kinderopvang Jeugdzorg Van Veldhuizen Stichting Kindercentrum Prinses Amalia Stek Jeugdhulp JGZ/GGZ Centrum voor Jeugd en Gezin Lucertis 0-4 jarigen in Rotterdam Zuid Kinderopvang KindeRdam Jeugdzorg JGZ/GGZ Horizon FlexusJeugdplein Centrum voor Jeugd en Gezin Lucertis 4-12 jarigen Rotterdam Zuid Kinderopvang KindeRdam Jeugdzorg JGZ/GGZ TriviumLindenhof FlexusJeugdplein Centrum voor Jeugd en Gezin Lucertis 7

4. Resultaten op een rij Ondanks het feit dat men in deze proeftuin niet wilde werken volgens een blauwdruk, als ware het een invuloefening, heeft men wel van te voren beschreven welke resultaten (van a t/m i) werden beoogd. In deze proeftuin hebben betrokkenen aan den lijve ervaren dat zij in een complexe maatschappelijke context aan het werk zijn. Er zijn meerdere pilots, veel betrokken organisaties met ieder hun eigen werkcultuur en procedures en er is sprake van diverse relevante wet- en regelgeving. Daarmee is het één op één afvinken van de al dan niet behaalde resultaten een te grote versimpeling van de werkelijkheid. In de bijlagen met onderzoeksverslagen vindt u een uitgebreide reportage. Hieronder volgt een kort overzicht waarin op hoofdlijnen is aangegeven in hoeverre de beoogde resultaten zijn behaald. a1. Tien kinderen (0-4 jaar) ontvangen de benodigde geïndiceerde zorg op de kinderopvang-plus dichtbij huis, in samenhang geboden door kinderopvang en gespecialiseerde organisaties. Registratie van geboden zorg en doorverwijzingen is aanwezig. Resultaten Negen kinderen (waarvan acht al in de plusopvang en één vanuit MKD in plusopvang geplaatst) hebben specialistische ambulante begeleiding ontvangen op de plusopvang. Daarmee is plaatsing in de jeugdzorg voorkomen. Er bestaat een registratie van de geboden zorg en de doorverwijzing. a2. Twaalf kinderen (4-12 jaar) krijgen de benodigde geïndiceerde zorg op de DBSO dicht bij huis, in samenhang geboden door kinderopvang en gespecialiseerde organisaties. Registratie van geboden zorg en doorverwijzingen is aanwezig. Resultaten Op de (D)BSO op Zuid hebben acht kinderen gebruik gemaakt van aanvullende hulp middels een jeugdzorgindicatie. Andere 'pluskinderen' zonder indicatie hebben meegeprofiteerd van het verbeterde behandelklimaat in de groep. b. Kinderopvangorganisaties zijn maandelijks bezocht door het CJG voor expertise-uitwisseling. Overzicht van zorgvragen en ingezette hulp is beschikbaar. Resultaten Het CJG heeft coaching on the job geboden aan reguliere groepen, verzorgt case management en heeft kortere lijnen gerealiseerd met de kinderopvang. Proces- en werkbeschrijvingen zijn gemaakt. 8

c. Pedagogisch medewerkers hebben hun deskundigheid vergroot door coaching on the job. Resultaten Uit de onderzoeksrapportage van het NJI (Alert4you) blijkt dat door coaching on the job de kennis van pedagogisch medewerkers is vergroot, hun begeleiding van kinderen met opvallend gedrag is verbeterd en dat zij beter in staat zijn om vroegtijdig te signaleren. d. Ouders zijn tevreden over communicatie, over pedagogische afstemming tussen opvang en thuis en voelen zich ondersteund in hun opvoedvragen. Resultaten Ouders zijn weliswaar ontevreden over de communicatie met betrekking tot de proeftuin, maar zijn unaniem zeer tevreden over de geboden hulp thuis en in de opvang. Zij zien meer resultaat. e. Kinderopvang en gespecialiseerde organisaties zijn tevreden over hun samenwerking. Resultaten Allen zien de meerwaarde van deze samenwerking. Het is van belang dat organisaties bereid zijn zich flexibel op te stellen. f. Er bestaat een goede verbinding tussen jeugdzorg, kinderopvang en het CJG. Resultaten Er is een goede infrastructuur ontstaan met korte lijnen, waardoor betere informatieuitwisseling van gezinsinformatie kan plaatsvinden en hulpvragen sneller op de juiste plek terecht komen. g. Een model is beschikbaar voor dekkende zorgstructuur ten bate van kinderopvang in Rotterdam, waarin plusopvang en sociaal-medische indicatie (SMI) zijn inbegrepen. Resultaten De contouren van een nader uit te werken model zijn helder. Er zijn werk- en procesbeschrijvingen voor betrokken instanties. Zie verder de aanbevelingen in 5. 9

h. Financiering is structureel geregeld. Resultaten Alvorens overheden kunnen besluiten over financiering, is een verdere cijfermatige uitwerking noodzakelijk. Deze valt pas te maken na afloop van de proeftuin. Zie de aanbeveling daaromtrent. i. Een overdraagbare methodiek- en werkbeschrijving is beschikbaar voor kinderopvang, jeugdzorg en onderwijs. Resultaten Er is op basis van de opgedane ervaringen voldoende inzicht ontwikkeld om een dergelijke methodiek- en werkbeschrijving te maken. Materialen daartoe zijn beschikbaar. Na afloop van de proeftuin en met zicht op de vorm waarin verdere implementatie zal plaatsvinden kan men aan de slag. De relatie met onderwijs behoeft nog nadere aandacht: zie aanbeveling punt l. 10

5. Onderzoeksverslagen en analyses: een samenvatting Inleiding Om na afloop goed gebruik te kunnen maken van de opgedane ervaringen in deze proeftuin zijn zowel de gang van zaken als de opbrengst van de innovatieve werkwijzen vastgelegd in diverse onderzoeksrapporten. Zo heeft de GGD in twee metingen een procesevaluatie uitgevoerd, heeft het Nederlands Jeugd instituut (NJI) bij aanvang en tegen het einde het onderdeel coaching on the job onderzocht en zijn twee maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA's) uitgevoerd. In de bijlagen op USB-stick staan de volledige rapportages. Hier volstaan wij met de samenvattingen. Procesevaluatie, GGD Rotterdam-Rijnmond De procesevaluatie richt zich op de integratie van specialistische ambulante begeleiding op de plusopvang-groepen. In Rotterdam Noord is voor zeven kinderen in de plusgroepen (vijf van Dikkertje Dap, twee van Prinses Amalia) een jeugdzorgindicatie aangevraagd en is ambulante begeleiding op locatie verzorgd door medewerkers van De Kleine Plantage. In Rotterdam Zuid heeft Horizon aan twee kinderen tussen de nul en vier jaar op de plusopvang een deeltijdbehandeling gegeven, en hebben acht kinderen tussen de vier en twaalf jaar oud met een JZ-indicatie gebruik gemaakt van het geïntegreerde zorgaanbod van TriviumLindenhof en KindeRdam op de (D)BSO, een samenvoeging van behandel- en plusgroep. Bijkomend voordeel daar is dat ook kinderen zonder jeugdzorgindicatie meeprofiteren van het verbeterde behandelklimaat op de groep. In al deze gevallen is plaatsing op een externe behandellocatie van jeugdzorg voorkomen. Alle kinderen die gebruik hebben gemaakt van de specialistische behandeling hebben vergelijkbare problemen als de andere kinderen in de plusopvang, doch de intensiteit van de problematiek vraagt extra inzet die het aanbod van de plusopvang overstijgt. Men heeft de stellige indruk dat met het alternatieve behandelaanbod kinderen en ouders zijn bereikt die met het reguliere jeugdzorgaanbod niet bereikt zouden zijn. Het lukt nu wel omdat de drempel van de jeugdzorg is weggenomen en het vervoer niet als probleem wordt ervaren door het zorgaanbod dichtbij huis. Ook zijn enkele kinderen aangemeld voor het alternatieve aanbod voor wie het reguliere jeugdzorgaanbod te zwaar zou zijn geweest. De onderlinge samenwerking tussen kinderopvang, het CJG en jeugdzorg heeft aan kracht gewonnen: er is een betere infrastructuur gerealiseerd voor informatie-uitwisseling en doorverwijzing, voor casusmanagement (CJG) bij aflopende behandeling, een heldere roldefinitie van het CJG bij een SMI en kortere doorlooptijden bij de aanvraag van indicatiebesluiten. Beide specialistische organisaties pleiten voor verdere ambulantisering van hun aanbod naar vindplaatsen buiten de kinderopvang, zoals thuis en school. 11

Ouders blijken unaniem tevreden over de begeleiding die zij thuis ontvingen en beschrijven een verbetering in het gedrag van hun kind. Ook de letterlijke nabijheid in de buurt, en de 'normale' omgeving waarin de hulp wordt aangeboden, wordt door hen gewaardeerd. Wel zouden zij graag beter geïnformeerd zijn over de in de proeftuin gevolgde werkwijze. Pedagogisch medewerkers tenslotte, zijn ook tevreden over de ambulante specialistische begeleiding. Zij hebben er van geleerd en vinden het een klantvriendelijk aanbod. Enkele aandachtspunten zijn de aansluiting met de jeugd-ggz, de uitstroom terug naar reguliere opvang, de vereiste flexibiliteit van organisaties om de samenwerking te doen slagen, de in tijd beperkte SMI s en het risico dat zwaardere zorg langer kan uitblijven dan wenselijk is. Monitor Coaching on the job, NJI Het NJI heeft de volgende onderzoeksvragen rondom coaching on the job centraal gesteld: 'Hoe zorgen kinderopvangvoorzieningen in de context van samenwerking met jeugdzorg voor een goede vroegsignalering van opvallend gedrag van kinderen?' en 'Hoe begeleiden zij kinderen met opvallend gedrag en hoe werken zij daarin samen met ouders?' Coaching on the job in de plusgroepen is verzorgd door Stek Jeugdhulp (Noord) en Horizon en TriviumLindenhof (Zuid). Het CJG heeft coaching gegeven in de reguliere kinderopvang. De vroegtijdige signalering verloopt goed. Pedagogisch medewerkers weten welke stappen ze moeten nemen, weten bij wie ze terecht kunnen voor vragen en maken gebruik van verschillende observatiemethoden. Pedagogisch medewerkers voelen zich gehoord en zijn beter in staat kinderen met opvallend gedrag te begeleiden. Zij zien coaching on the job als een meerwaarde. In de samenwerking met ouders hebben coaches een indirecte rol: ze bespreken deze contacten desgewenst voor- of achteraf met de pedagogisch medewerker. De ouders blijken niet op de hoogte van de coaching on the job; iets dat zij wel prettig zouden hebben gevonden. Als aandachtspunten worden de volgende zaken genoemd: Een positieve wisselwerking tussen coach en pedagogisch medewerkers is van belang voor een succesvolle samenwerking, evenals de motivatie van de betrokken pedagogisch medewerkers. Zowel de taakverdeling tussen de coach en andere professionals als een heldere communicatie over taken, rollen en verwachtingen vraagt vooral in de beginfase de nodige aandacht. Een goede dosering van coachingstijd is op zijn plaats: als de coach te frequent op de groep aanwezig is, meedraait om de (in tijden van krimp) zwaar belaste medewerkers te ondersteunen, kan dat hoe goed bedoeld ook de effectiviteit van de coaching belemmeren. 12

Hoe dan ook, blijkt coaching on the job een uitstekend middel om kennis en vaardigheden te vergroten. Allen zijn het er over eens: 'Coaching on the job is het verhaal van de toekomst.' Maatschappelijke kosten-batenanalyses De methodiek In de proeftuin zijn twee maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA s) uitgevoerd. Hiermee werd beoogd inzicht te verschaffen in de positieve en negatieve effecten van de interventies, de verhouding tussen kosten en baten en de risico s en onzekerheden. Daarbij worden effecten waar mogelijk gemonetariseerd. Zonder afbreuk te doen aan de trends die beide MKBA s laten zien, is enige relativering hier op zijn plaats. Ten eerste is om gegevens op tijd te kunnen leveren al halverwege de proeftuin, op het moment dat ervaringen nog pril zijn, een inschatting gemaakt van de maatschappelijke effecten als ware het project breed uitgerold over de stad. Afgezien daarvan is een dergelijke exercitie ook beslist lastig uit te voeren in deze tijd waarin aanzienlijke wijzigingen in het jeugdbeleid aan de orde zijn. Veranderingen treden immers op in zowel inhoudelijke inzichten en werkwijzen, in organisatiestructuren en in beleidsmatig opzicht. In de tweede plaats neigt de MKBA-systematiek ertoe om de interventies één op één te koppelen aan de ingeschatte maatschappelijke effecten. De werkelijkheid is echter complexer: maatschappelijke baten zijn niet specifiek te herleiden tot bepaalde geldstromen/interventies: een MKBA negeert met andere woorden de invloeden van het leven. Met deze relativeringen is overigens in beide rapportages zoveel mogelijk rekening gehouden: men heeft de huidige situatie met de beoogde situatie vergeleken. Indicatief zijn opbrengstgerichte uitkomsten zeker aanwezig: zowel direct projectgebonden rendement als maatschappelijke baten op de langere termijn. Zo is voor een gedeelte van de jeugdzorgpopulatie (afhankelijk van de hulpvraag) ambulante behandeling op een kinderopvanglocatie een beter en goedkoper alternatief. Goedkoper, omdat een behandelplaats in dagbehandeling voor jonge kinderen duurder is dan specialistische ambulante begeleiding wanneer een kind in de kinderopvang verblijft. Beter, omdat de volgende kwalitatieve, projectgebonden baten aan de orde zijn. Kinderen Kinderen met opvallend gedrag binnen de reguliere kinderopvang en kinderen waar zorgen over bestaan worden eerder gesignaleerd en krijgen passende zorg in hun eigen, vertrouwde omgeving. 13

Kinderen binnen de plusopvang die extra ondersteuning nodig hebben vanwege opvallend gedrag krijgen (zoveel als mogelijk en verantwoord) passende zorg binnen hun eigen vertrouwde omgeving. Kinderen die worden behandeld in de geïndiceerde jeugdzorg kunnen met extra ondersteuning eerder worden teruggeplaatst in de reguliere of plusopvang in de nabijheid van hun woonomgeving. Ouders Ouders worden door pedagogisch medewerkers zo snel mogelijk betrokken en goed geïnformeerd over opvallend of zorgelijk gedrag van hun kind. Ouders ontvangen zo snel mogelijk passende begeleiding. Ouders ontvangen deze begeleiding zoveel mogelijk in hun eigen leefomgeving. De geboden hulp en ondersteuning vroegtijdig en dicht bij huis zijn zowel in praktisch opzicht als in de psychische beleving minder ingrijpend. Ouders houden regie, dragen medeverantwoordelijkheid voor de aanpak. Medewerkers De deskundigheid van medewerkers in de kinderopvang en plusopvang in het signaleren en begeleiden van kinderen met opvallend en zorgelijk gedrag is vergroot. Medewerkers van kinderopvang, plusopvang, jeugdzorg en het CJG werken beter met elkaar samen en leren van elkaar. Organisaties Organisaties hebben hun interne processen ontsloten ten behoeve van afstemming met partnerorganisaties. Daarmee hebben zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid genomen in het belang van effectieve en efficiënte zorg voor en hulp aan kinderen en hun ouders. Maatschappelijk De gemiddelde behandeltijd neemt af. Er worden meer kinderen vroegtijdig behandeld. Er vindt spreiding plaats van specialistische kennis. Er vindt spreiding plaats van specialistisch aanbod. Er is een afname van geïndiceerde jeugdzorg. 5 Inhoudelijk is in beide MKBA-analyses het effect op het welbevinden van de kinderen het meest relevant. Voor kinderen in beide leeftijdsfasen is dit heel betekenisvol. Jonge kinderen (0-4 jaar) zijn in hun ontwikkeling meer dan in enig andere periode in hun leven afhankelijk van hun 5 Er zijn indicaties voor dit maatschappelijk effect. Het is in Nederland nog niet wetenschappelijk aangetoond. 14

omgeving. Tegelijkertijd hebben in die leeftijdsfase verstoringen in hun ontwikkeling de meeste impact voor later. Kinderen tussen de vier en de twaalf jaar oud zijn zich bewust van anders zijn, van problemen hebben in je contacten. Als daarin verbetering optreedt, geef je ze iets mee voor het leven. Met betrekking tot de later optredende, maatschappelijke baten laten diverse onderzoeken zien dat investeringen in voorzieningen voor jonge kinderen meer renderen dan interventies in enige andere leeftijdsfase. In internationaal onderzoek wordt een breed spectrum aan gezondheids-, sociale en economische effecten op de langere termijn beschreven. Zeer vroegtijdig ingrijpen leidt onder meer tot: Minder kosten in het speciaal onderwijs en schoolbegeleiding Minder criminaliteit met lagere uitgaven voor politie en justitie. Minder herstelkosten van schade voor burgers door jeugdcriminaliteit. Meer inkomen door hogere arbeidsparticipatie. Hogere kwaliteit van leven. In een recente Nederlandse studie naar de kosteneffectiviteit van preventieve programma s wordt met name gepleit voor interventies voor (gezinnen met) jonge kinderen. 6 Het drievoudige motto is: 1. Vroeg = beter. 2. Eerder = goedkoper. 3. Duurzaam = effectiever. Zie daartoe ook de bijgevoegde figuur. 7 6 P. Dam en B. Prinsen, Investeren in opvoeden en opgroeien loont! Utrecht 2013. 7 Ibidem. 15

Toelichting: preventieve programma s in de voorschoolse periode (de horizontale lijn) leveren meer op qua kostenbatenverhouding (de verticale lijn) dan programma s in de schoolleeftijd of in de periode na de schoolloopbaan. Ze resulteren in meer sociaal kapitaal, ofwel de hulpmiddelen die in een gemeenschap aanwezig zijn om de gezins- en sociale organisatie vorm te geven. In deze proeftuin is in beide MKBA's weliswaar een aanzet gegeven voor een kostenbeschrijving en het monetariseren van de maatschappelijke effecten van de veranderde aanpak, maar voor een nauwkeuriger financiële doorvertaling blijkt juist vanwege de actuele dynamiek in het beleidsterrein meer inzicht nodig. De inbedding in de toekomstige stelselwijziging en het NRJ maakt een verdere berekening noodzakelijk. Deze gaat verder dan uitsluitend de directe kosten voor de verleende hulp. Ook zal men rekening moeten houden met eventuele frictiekosten bij verschuivingen in de dienstverlening. Concluderend kan men stellen dat ondanks het gegeven dat de ervaringen nog pril en kleinschalig zijn de ontwikkelde aanpak veel potentie heeft. Deze is beslist een effectieve en efficiënte verbetering ten opzichte van de tot nog toe gevolgde werkwijze. Ook zijn er voldoende indicaties dat de maatschappelijke effecten op termijn niet kunnen uitblijven. Hiervoor is wel een brede en duurzame implementatie van de proeftuinbevindingen noodzakelijk. 16

6. Relatie met beleidsmatige ontwikkelingen in de stadsregio Rotterdam Het jeugdbeleid is volop in beweging. Dat zien we zowel op papier, verwoord in een scala aan beleidsnota s, als in de praktijk. Daar is men druk bezig met de voorbereidingen voor de komende veranderingen. In de Stadsregio Rotterdam zijn de uitwerkingen van het voorgenomen rijksbeleid en de eigen beleidsvoorkeuren weergegeven in diverse documenten. 8 Wat daarbij opvalt, is de grote mate van consistentie. Of we nu kijken naar stadsregionale stukken of naar de specifiek Rotterdamse invulling, beleidskeuzes en uitwerkingen zijn steeds terug te voeren naar een aantal gedeelde uitgangspunten. De in alle nota s geformuleerde beleidsmatige uitgangspunten met relevantie voor deze proeftuin zijn de volgende: Hulp dient zo dicht mogelijk in de eigen vertrouwde omgeving van gezin en kind te worden gegeven. Om beroepen op specialistische zorg te verminderen, zijn versterkende en ondersteunende activiteiten in de directe sociale leefomgeving noodzakelijk. Vertrouwen op de deskundigheid van de professional is gewenst. Waar nodig is het zaak diens deskundigheid te vergroten door specialistische ondersteuning. Jeugdhulp dient passend te zijn, dat wil zeggen niet te zwaar en niet te licht. Jeugdhulp dient zo vroegtijdig en zo snel mogelijk beschikbaar te zijn. Taken op het gebied van toeleiding en diagnostisering dienen efficiënter en effectiever vorm te worden gegeven. Vervolgens wordt in de beleidsnota s het werken met proeftuinen geïntroduceerd om zodoende te kunnen experimenteren met de voorgenomen transformatie, dat wil zeggen het opnieuw inrichten van processen en verhoudingen. Verandering van werkwijzen van instellingen en professionals worden immers als een noodzakelijke voorwaarde beschouwd voor het welslagen van de decentralisatie. In de proeftuinen kan men experimenteren met veranderend handelen en nieuwe vormen van samenwerking. We kunnen op basis van de projectplannen vaststellen dat ook de opzet van deze proeftuin weer een goede doorvertaling is van de voorgenomen beleidswijzigingen. Hoewel bij lange na niet 'de periode tot 2015 ten volle benut is.' 9 heeft de proeftuin laten zien dat het goed mogelijk is de voorgenomen beleidsmatige ontwikkelingen om te zetten naar een werkbare praktijk. 8 Programmaplan decentralisatie jeugdzorg samenwerkende gemeenten in de regio Rotterdam 2012-2015, februari 2012; De Rotterdamse ontwikkelagenda, maart 2012; Nieuw Rotterdams Jeugdstelsel, april 2013. 9 Nota bene in de wethoudersbrief de tekst: 'het is van belang om de periode tot 2015 ten volle te benutten om nieuwe werkwijzen, werkprocessen en structuren uit te proberen.' 17

De ontwikkelde werkwijze in deze proeftuin en de behaalde resultaten passen uitstekend in het gemeenschappelijk geformuleerde beleid. De proeftuin blijkt genoeg potentie te hebben om over te gaan tot een verdere uitwerking, zodat op termijn een brede implementatie kan volgen. Daarbij kan de aansluiting met de wijkteams verder vorm krijgen en kan een steviger analyse volgen van de maatschappelijke kosten en baten van de voorgestelde werkwijze. 18

7. Aanbevelingen Inhoudelijk a. Het in de proeftuin ontwikkelde model heeft veel potentie in de doelgerichte begeleiding van zorgkinderen, dicht bij huis en op een locatie als een kinderopvang, alwaar een pedagogisch basisklimaat heerst van structuur, stimulans en steun. Een voorwaarde is wel dat in de kinderopvangorganisatie voldoende draagvlak voor de nieuwe werkwijze aanwezig is, zowel bij het MT als op de werkvloer. Indien het daaraan ontbreekt, is het wenselijk om in een voortraject de basis daartoe te leggen b. Het verdient aanbeveling om coaching on the job verder in te voeren als instrument om de deskundigheid van pedagogisch medewerkers in de kinderopvang (zowel regulier als in de plusopvang) te bevorderen. Uit landelijk onderzoek (Alert4you) blijkt dat voor coaching on the job specialistische inzet te prefereren is boven een coach met meer generalistische kennis. Tegen minimale kosten bereikt men een groot resultaat, zo blijkt zowel uit wetenschappelijk onderzoek als uit de ervaringen in deze proeftuin. Daarmee ontstaat profijt voor de kinderen, voor de pedagogisch medewerkers en voor jeugdzorg (omdat preventief en vroegtijdig handelen zowel efficiënt als effectief is). c. Snelle communicatie met ouders is gewenst om de gegeven behandeltijd optimaal te benutten en om voor een snelle, doorgaande pedagogische lijn tussen thuis en opvang te kunnen zorgen. Pedagogisch medewerkers dienen enige bijscholing te volgen in het communiceren met ouders over de ambulante inzet van jeugdzorg om bij ouders de eventuele negatieve connotaties en angst weg te kunnen nemen. Werkprocessen d. Omwille van het verminderen van bureaucratie en doublures en om de doorlooptijd van verwijzingsprocedures te versnellen, is het aan te bevelen minder snel als een automatisme zwaardere vormen van jeugdzorg of jeugd-ggz in te schakelen. Vroegtijdige signalering van opvallend gedrag geschiedt door kinderopvang en het CJG. Waar nodig kan het CJG rechtstreeks doorverwijzen naar jeugdzorg of GGZ. Dat komt de snelheid en efficiency van het verwijzingsproces beslist ten goede. e. Het verdient vanuit het oogpunt van doelmatigheid aanbeveling om een goed evenwicht te zoeken bij de opdracht om interventiegegevens te registreren. Beleidsmatig is immers de doelstelling geformuleerd om bureaucratie te verminderen, zodat hulpverleners meer tijd kunnen besteden aan hun primaire taken. Daarnaast is een van de beleidsintenties om meer vertrouwen te hebben in professionals. In elk geval is van belang om te registreren of de behandeling succesvol was en of er sprake is van toekomstig risico (met andere woorden, of blijvende aandacht gewenst is). 19

Structuren f. Het is om meerdere redenen aan te bevelen om plusopvanggroepen 10 te integreren in de reguliere kinderopvang. Immers: Dit maakt een betere spreiding over Rotterdam mogelijk (dicht bij huis-principe en normalisering). Er kan een wisselwerking ontstaan met heen- en terugplaatsing (dit creëert een oefensituatie). Met de geboden deskundigheidsbevordering is het bereik groter en er is in potentie meer effect. De relatie tussen het CJG en reguliere kinderopvang is een goede basis die beter wordt uitgebouwd. De aansluiting met wijkteams wordt eenvoudiger als verspreid over de stad in meerdere gebieden een dergelijke plusgroep voorhanden is. Ook kan in de wijk verdere samenwerking met nulgroepen en peuterspeelzalen en eventueel met de onderbouw van de basisschool worden onderzocht, zodat plusbegeleiding gewaarborgd blijft voor kinderen die dat nodig hebben. Voor een adequate ligging, dat wil zeggen dat de plusgroep voor zoveel mogelijk kinderen en ouders dichtbij is, kan de sociale index van een gebied helpen bij besluitvorming over de specifieke plaats of wijk. De kinderopvangorganisatie dient als voorwaarde voor opname van een plusgroep in zijn vestiging aan een aantal nader op te stellen criteria ten aanzien van kwaliteit en stabiliteit te voldoen. Vanuit de opdracht om te voorzien in de best aansluitende zorg, is het goed om een gelaagdheid in het aanbod te realiseren. De proeftuin met ambulante specialistische begeleiding is geschikt voor de kinderen die qua behandelbehoefte tussen de plusopvang en de dagbehandeling in de jeugdzorg vallen. Er blijven daarnaast altijd kinderen met opvallend of storend gedrag die niet in aanmerking komen voor ambulante begeleiding, maar aangewezen blijven op dagbehandeling in de jeugdzorg. In oplopende intensiteit van problematiek kan die gelaagdheid in het aanbod er als volgt uitzien: In de reguliere kinderopvang: een kleinere groep met minder prikkels en aangepaste begeleiding voor kinderen die dat nodig hebben (de plusgroep). In de reguliere kinderopvang: een afzonderlijke behandelgroep waar aan kinderen ambulante, specialistische begeleiding vanuit de jeugdzorg wordt geboden. In de dagbehandeling van de jeugdzorg: verschillende programma's. 10 Zo n groep is kleiner van omvang, heeft Hbo-opgeleide pedagogisch medewerkers, coaching on the job en ambulante begeleiding door Jeugdzorg. 20

g. De samenwerking tussen kinderopvang, het CJG en jeugdzorg maakt een adequate vroegsignalering en snelle ambulante behandeling met jeugdzorgexpertise mogelijk. Het verdient aanbeveling deze werkwijze te continueren en verder uit te bouwen. In de toekomst ligt een verbinding van deze driehoek met de wijkteams en, waar nodig, GGZexpertise voor de hand. Het CJG kan daar een regisserende rol in vervullen. Dat geldt overigens ook voor een tweede driehoek, die van onderwijs, kinderopvang en opvoed- en opgroeiondersteuning. h. De rol van het CJG is in de proeftuinconstructie veel steviger geworden. Zo is de relatie met de kinderopvang versterkt, wordt hun expertise beter benut door coaching on the job, is vanuit hun reguliere contacten met ouders en kinderen de toeleiding verbeterd en voeren zij case management uit. In de toekomst zal hun positie nog verder aan kracht winnen door hun centrale positie in de gebieden, hun taak als verwijzer en de invoering van wijkteams. Vanuit hun verantwoordelijkheid in een gebied en hun relatie met zowel ouders en kinderen, wijkteams en voorzieningen, zou onderzocht kunnen worden om de verwijzing van kinderen voor SMI en plusopvang bij hen te leggen. Op deze manier ontstaan ook meer eenduidige procedures voor toeleiding naar vormen van zorg. De financiering kan bij de gemeente blijven, die de positionering ervan meeneemt in de verdere ontwikkeling van het Nieuwe Rotterdams Jeugdstelsel, WMO, passend onderwijs en de ontwikkelingen rond kinderopvang vanuit het Rijk en gemeente (o.a. vve, nulgroepen). i. Een analyse van de kosten en baten van de ontwikkelde aanpak vraagt om nadere uitwerking. Daarbij is meer inzicht noodzakelijk over de keuzes die gemaakt gaan worden ten aanzien van verdere implementatie. Om daadwerkelijk kosteneffectief te kunnen zijn, moet de bureaucratie omlaag en is daadkrachtige verwijzing noodzakelijk. Aandachtspunten zijn de kostenverhogende werking van te grote overlegcircuits en wijknetwerken en het verlies aan daadkracht dat daardoor kan optreden. j. De positie van de kinderopvang vraagt aandacht. Reorganisaties en bezuiniging doen een groot beroep op de draagkracht van deze organisaties. Daarnaast, en wellicht ernstiger, zorgt vraaguitval als gevolg van de recessie voor een lagere dekkingsgraad in het bereik van jonge kinderen. Niet alleen beschouwen wij dat als nadelig voor hun algemene ontwikkeling, maar ook vermindert daarmee de kans op vroegsignalering van opvallend gedrag. k. Voor kinderen met problemen die de leerplichtige leeftijd van 5 jaar bereiken kan het volgen van regulier basisonderwijs een (te) grote opgave zijn. Speciaal basisonderwijs bestaat immers pas voor kinderen vanaf zes jaar. Het is aan te bevelen om samen met het passend onderwijs een antwoord te formuleren voor deze doelgroep. 21

l. Het verdient aanbeveling om in de verdere uitwerking en uitrol van deze proeftuinaanpak ook de relatie met het passend onderwijs en de ZAT- of MDO-overleggen mee te nemen. Zeker bij de toekomstige doorontwikkeling van Integrale Kind Centra heeft een integrale of aansluitende zorgstructuur relevantie. De stuurgroep beveelt aan om te starten met een terreinverkenning onder sleutelpersonen in het passend onderwijs, kinderopvang en jeugdzorg om de opvattingen en beleidsvoorkeuren over raakvlakken en onderlinge samenwerking te inventariseren. Daarmee worden vigerende inzichten in relatie tot elkaar gebracht, waar zij tot nog toe langs gescheiden lijnen liepen. Tot slot De pilotfase is voorbij. De coaching on the job en doelgerichte ambulante begeleiding in de kinderopvang wordt binnen de bestaande financieringsmogelijkheden op de proeftuinlocaties gecontinueerd. Voor bredere implementatie zijn eerst de lokale overheden aan zet. De bij de pilot betrokken organisaties bepleiten ten zeerste een verdere uitrol over de regio. De eerste stappen daartoe zijn reeds gezet in Krimpen aan den IJssel. 22

8. Reflectie door de stuurgroep Als we terugkijken op de afgelopen periode, komen diverse zaken naar boven die deze proeftuin tot een bijzondere ervaring maakten. Het meest vermeldenswaard is de grote inzet die we hebben waargenomen in toch wel bizarre omstandigheden. De proeftuin is immers uitgevoerd in een lastig klimaat van bezuinigingen, reorganisatie en krimp in de kinderopvang en jeugdzorg. Dat er ondanks de onrust en druk die daarmee gepaard gingen zo intensief is gewerkt om een goede aanpak te ontwikkelen, getuigt van grote betrokkenheid van medewerkers en van hun geloof in het belang van deze aanpak voor kinderen en hun ouders. Of zoals een van de collega s het benoemde: 'Het is een prachtig project, maar het had niet op een rotter tijdstip plaats kunnen vinden, eerlijk gezegd.' Het was een proeftuin pur sang. Geen blauwdruk vooraf die enkel maar ingevuld hoefde te worden, maar ervarenderwijs uitvinden hoe zaken beter kunnen met zowel aandacht voor het werken aan inhoudelijke verbeteringen als aan het neerzetten van betere structuren van samenwerkingsprocessen. Ook de dynamiek tussen overheden en werkveld die in een dergelijke proeftuin ontstaat, viel niet van tevoren te voorspellen. Procedures en processen met betrekking tot de proeftuinen waren niet altijd even helder en ook bleek nadere afstemming in de diverse onderzoeken noodzakelijk. Inspelen op nieuwe vragen, overleg over gewijzigde omstandigheden: het hoorde er allemaal bij. Het was een grote proeftuin met veel thema s, veel pilots op verschillende locaties, met veel verschillende organisaties met elk hun eigen organisatiecultuur, professionele standaarden en werkprocessen. Dat maakte het tot een complexe maar vooral boeiende exercitie. Dergelijke omstandigheden hebben immers ook hun waarde, al was het maar omdat ze een goede weerspiegeling zijn van onze grootstedelijke context en ook maakt een dergelijke setting de opgedane ervaringen meer toekomstbestendig. Daarbij valt overigens wel de opmerking te maken dat voor onderdelen van het experiment een rustiger laboratoriumsetting wellicht beter was geweest om de optimale werkwijzen te vinden. Als we qua tijdsbesteding kijken naar de verhouding tussen het primair proces het aantal daadwerkelijk geholpen kinderen en hun ouders en het regelen van zaken die meer te maken hebben met procedures, protocollen en processen is ook dat typerend voor een proeftuinsituatie. Nu die structuren eenmaal hun vorm hebben gekregen en we weten hoe een goed werkbaar model er moet uitzien, kunnen we onze aandacht weer meer richten op datgene waar het werkelijk om gaat: adequate hulp en begeleiding geven aan alle kinderen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd. Wij sluiten af met nogmaals te vermelden dat er naar onze mening een aanpak is ontwikkeld met veel potentie. Een werkwijze die aansluit bij de stadsregionale beleidsdoelstellingen, bij een 23

optimaal gebruik van aanwezige kennis en kunde, en bovenal bij de behoeften van de voorzieningen waarmee wij van betekenis kunnen zijn voor onze gebruikers en klanten. Wij bevelen u allen, portefeuillehouders jeugdzorg in onze stadsregio, dan ook van harte aan om gebruik te maken van onze bevindingen, om de zaken die daarom vragen verder uit te laten werken en om over te gaan tot besluitvorming met betrekking tot een uitrol van onze aanpak in de Stadsregio Rotterdam. Was getekend: Rotterdam, 21 november 2013 De stuurgroep van de proeftuin: 'Gewoon en Bijzonder wordt Bijzonder Gewoon in de kinderopvang.' 24

9. Bijlagen In deze rapportage zijn de hoofdlijnen uit de volgende onderliggende rapportages verwerkt. Deze onderliggende rapportages zijn voor u te verkrijgen op USB-stick. Business Case integrale samenwerking jeugdzorg en kinderopvang Procesevaluatie aansluiting jeugdzorg en kinderopvang Eindrapportage monitor Coaching on the job: Nederlands Jeugd Instituut Kosten-batenverkenning Kinderopvang 0-5 jarigen Maatschappelijke kosten-batenverkenning (D)BSO 4-12 jarigen 25