Inhoud 7Voorwoord bij de eerste druk 7 8De opbouw van het boek 8 9Een woord van dank 9 11 Voorwoord bij de tweede druk 11 13 deel 1 het theoretisch kader 13 1 15 Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening 15 1.1 16 Een globaal beeld: drie taakgebieden 16 1.2 18 Directe en indirecte hulp- en dienstverlening 18 1.2.1 20 Directe hulpverlening 20 1.2.2 24 Indirecte hulpverlening 24 2 27 Drie aspecten van de werkwijze 27 2.1 27 Methodisch werken 27 2.2 29 Visie op mens, samenleving en hulpverlening 29 2.3 31 Interveniëren op meerdere niveaus 31 3 33 Directe en indirecte interventies; het maken van keuzen 33 3.1 34 De intake en de start van het keuzeproces 34 3.2 35 Factoren die het beslissingsproces beïnvloeden 35 3.2.1 36 De cliënt 36 3.2.2 39 De persoon van de maatschappelijk werker 39 3.2.3 40 De context 40 3.3 42 Rationaliteit naast intuïtie 42 3.4 45 Hulpmiddelen bij het kiezen 45 4 52 Een model voor reflectie 52 4.1 52 Zes reflectievragen 52 4.2 53 Verdieping van de reflectievragen 53
6 Maatschappelijk werk in de breedte 61 deel 2 de praktijk 61 5 63 De aanmelding, het gespreksverslag en de reflectie 63 5.1 64 De aanmelding en het gespreksverslag van de intake 64 5.2 70 Hoe is het gesprek verlopen? 70 5.3 74 Wat is er aan de hand? 74 6 79 De probleemanalyse en eerste interventiekeuzen 79 6.1 79 Probleemanalyse 79 6.2 82 Wat zou ik kunnen doen? 82 6.3 84 Waar laat ik me door leiden? 84 6.4 92 Zijn de keuzen methodisch verantwoord? 92 6.5 94 Conclusies en bijstelling van keuzen 94 7 97 Het hulpverleningsplan 97 7.1 98 Het hulpverleningsplan 98 7.2 99 Reflectie op het voorlopige plan 99 7.2.1 100 Vragen, knelpunten en dilemma s 100 7.2.2 102 De intakebespreking 102 7.3 108 Wat levert deze reflectie op? 108 111 deel 3 aan het werk 111 8 113 Casus Forenti 113 8.1 114 Oefeningen bij verslag aanmelding en intake 114 8.2 121 Oefeningen bij probleemanalyse 121 8.3 124 Oefeningen bij het hulpverleningsplan 124 9 127 Casus Verkassel 127 9.1 127 Bewerking informatie aanmelding en intake 127 9.2 134 Bepalen van mogelijke interventies 134 9.3 136 Opstellen van het hulpverleningsplan 136 138 Literatuur 138 141 Register 141
Voorwoord bij de eerste druk De mens in zijn omgeving is het aandachtsgebied van maatschappelijk werkers. Waar sociaalwetenschappelijke disciplines zich richten op een deel van de sociale werkelijkheid, bijvoorbeeld de psychologie vooral op het innerlijk van de mens en de sociologie vooral op maatschappelijke structuren, hanteren maatschappelijk werkers een holistische aanpak waarbij zij kennis en inzichten uit genoemde en andere disciplines integreren. Zij kijken naar de mens in zijn situatie, naar het geheel van lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren. Problemen van cliënten vinden hun oorsprong in verschillende gebieden. Ze ontstaan bijvoorbeeld door de wijze waarop mensen hun situatie waarnemen en ervaren en door de manier waarop zij zich in deze situatie gedragen. Dit wordt ook wel het microniveau van de probleemsituatie genoemd. Maar problemen ontstaan ook op het niveau van de omgeving. De omgeving kent een smalle en een brede variant: het meso- en het macroniveau. De smalle variant is de directe leefomgeving van mensen, die bestaat uit personen zoals familie, vrienden, kennissen, buren en collega s, en uit omstandigheden zoals huisvesting, werk en materiële zaken. De omgeving is breed als het gaat om bijvoorbeeld maatschappelijke ontwikkelingen, de politieke situatie en wetten en regelgeving. Maatschappelijk werkers handelen zowel in de smalle als de brede omgeving van cliënten. Bij het helpen van mensen in probleemsituaties grijpen zij in op de verschillende niveaus: het micro-, meso- en macroniveau. Opvallend is dat veel studieboeken voor maatschappelijk werk ingaan op één van de niveaus. Veel boeken gaan over de hulpverlening aan cliënten (het microniveau) en de werkwijzen en methodieken die daarbij worden gebruikt. In mindere mate zijn er ook studieboeken die ingaan op het beïnvloeden van de omgeving, waarbij vooral het werken op macroniveau onderbelicht blijft. In de beroepspraktijk zijn maatschappelijk werkers gericht op het beïnvloeden van alle drie niveaus, waarbij ze keuzen maken. De probleemsituaties van cliënten bieden aangrijpingspunten voor
8 Maatschappelijk werk in de breedte verandering en verbetering op alle niveaus. Maatschappelijk werkers combineren de diverse niveaus, waarbij ze een aantal aangrijpingspunten oppakken en andere laten liggen. Voor een buitenstaander kan dit op willekeur lijken, maar een professionele werker kan de keuzen hierin verantwoorden. Toch blijven veel van de keuzen van de werker impliciet. Dit studieboek helpt bij het maken van keuzen en hoe deze te expliciteren en te verantwoorden. Dit boek biedt geen integrale beschrijving van wat goede hulpverlening is. De vraag hoe de werker een werkbaar contact legt met de cliënt, wordt bijvoorbeeld niet beantwoord. Ook komt niet aan de orde hoe samen met de cliënt het probleem kan worden ontrafeld of hoe bijvoorbeeld de gesprekken met de cliënt kunnen verlopen. Het thema van het boek vormt wel een voorwaarde voor goede hulpverlening. Het gaat over de insteek en inhoud van de hulpverlening, over de reflectie op de keuzen die worden gemaakt en wat de werker daarbij mogelijk laat liggen. De keuzen worden meestal impliciet gemaakt. Vaak hoeft een werker daar niet eens zo lang over na te denken. Vrij vlot wordt samen met de cliënt besloten waar de hulpverlening op gericht zal zijn. Dit gebeurt in dialoog met de cliënt, maar bewust of onbewust wordt hierin door de maatschappelijk werker gestuurd. En cliënten laten zich hierin ook sturen, bijvoorbeeld omdat zij de hulpverlener deskundigheid toedichten. Maatschappelijk werkers sturen vanuit bepaalde voorkeuren die zij hebben, bepaalde affiniteiten, neigingen en ook blinde vlekken. Hierdoor kan de balans doorslaan naar bijvoorbeeld een neiging tot vooral interveniëren op het niveau van de individuele cliënt. Dit boek wil de lezer helpen meer zicht te krijgen op de wijze waarop (eigen) keuzen tot stand komen, wat daarop van invloed is en hoe de keuzen kunnen worden verantwoord. De opbouw van het boek Het boek bestaat uit drie delen. Deel 1 beschrijft een theoretisch kader, uitmondend in een model voor reflectie dat in deel 2 wordt geïllustreerd. In deel 3 wordt deze praktische vertaling verdiept door casussen waar de lezer zelf mee aan de slag kan. Het theoretisch kader is geschreven door Lisbeth Verharen, de praktische uitwerkingen zijn van André Nicolasen. Hoofdstuk 1 behandelt het beroep van maatschappelijk werker in volle omvang. In vogelvlucht worden professionele activiteiten beschreven, waarbij in navolging van Johnson (2001) een onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte hulpverlening. Dit
Voorwoord bij de eerste druk 9 hoofdstuk gaat over wat maatschappelijk werkers doen en het kan derhalve dienen als een kennismaking met het beroep. Hoofdstuk 2 is gericht op hoe maatschappelijk werkers hierbij te werk gaan. Belangrijke kenmerken van de werkwijze worden belicht. In hoofdstuk 3 komen het wat en het hoe bij elkaar. Maatschappelijk werkers integreren directe en indirecte hulpverlening. Daarin maken zij keuzen, waarbij zij zich laten leiden door diverse factoren en waarbij rationele en intuïtieve overwegingen een rol spelen. Voor het beantwoorden van de vraag hoe tot een keuze voor de aanpak te komen, worden enkele belangrijke modellen en hulpmiddelen uit de literatuur beschreven. Veel beslissingen van maatschappelijk werkers worden snel en zonder overleg met beroepsgenoten genomen, maar achteraf moeten zij zich kunnen verantwoorden (Van der Laan, 1990). Het vierde hoofdstuk biedt daarom een model voor reflectie op de keuzen, waarbij de aangereikte hulpmiddelen uit hoofdstuk 3 worden geïntegreerd. Dit model is aan de hand van een casus als voorbeeld uitgewerkt in deel 2 van dit boek. De bedoeling hiervan is de lezer een praktijkvoorbeeld te laten zien, waarin het model concreet wordt gemaakt. In deel 3 staan twee casussen, waarmee studenten het model zelf kunnen uitproberen. De eerste casus is een soort halffabricaat waarin het intakegesprek, de probleemanalyse en het hulpverleningsplan al zijn aangereikt en de student kan oefenen met het achteraf verantwoorden van de keuzen in het hulpverleningsplan met behulp van het model voor reflectie. De tweede casus bestaat uit alleen een gespreksverslag van het intakegesprek, waarna de student zelf de probleemanalyse en het hulpverleningsplan maakt en vervolgens het model gebruikt om de keuzen te verantwoorden. Dit boek is in eerste instantie bedoeld voor maatschappelijk werkers in opleiding, maar is zeker ook geschikt voor werkers in de praktijk die zich willen bezinnen op de achtergrond van de keuzen die zij maken in het werk. Ook voor andere sociaalagogische beroepsbeoefenaren, al dan niet in opleiding, biedt het boek hiervoor een houvast. De hoofdstukken 3 tot en met 6 zijn goed bruikbaar voor deze beroepsgroepen. Een woord van dank Een aantal mensen heeft een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit boek, waarvoor wij hen graag willen bedanken. De ideeën voor dit boek komen oorspronkelijk voort uit de kernre-
10 Maatschappelijk werk in de breedte dactie maatschappelijk werk van uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum, waarvan beide auteurs op dat moment deel uitmaakten. Het was Nel Jagt die in de redactie pleitte voor een boek over het integreren van directe en indirecte hulpverleningsvormen, waarna zij samen met Lisbeth een eerste opzet maakte. Daarna namen Lisbeth en André de uitwerking voor hun rekening. Op de eerste teksten en op het uiteindelijke resultaat gaf Nel uitgebreid kritisch commentaar. Om de leesbaarheid en bruikbaarheid van het boek te vergroten, hebben wij verder dankbaar gebruikgemaakt van het commentaar op het concept van collega s Maria Ruijssenaars, Marianne de Bruyn en Marjoleine Vosselman en de studenten Dorka ter Bogt, Carolien Terhorst en Willeke van Zutven. Nijmegen, mei 2005 Lisbeth Verharen André Nicolasen
Voorwoord bij de tweede druk 11 Voorwoord bij de tweede druk Het verschijnen van een nieuw beroepsprofiel voor de maatschappelijk werker (Jagt, 2006), een nieuw landelijk opleidingsprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (Landelijk opleidingsoverleg MWD, 2010) en een nieuwe beroepscode (NVMW, 2010) vormde de aanleiding voor een herziening van de publicatie Maatschappelijk werk in de breedte. De kern van het boek is hetzelfde gebleven: een kader voor het maken, expliciteren en verantwoorden van keuzen in de breedte van het maatschappelijk werk. De belangrijkste veranderingen bestaan uit actualisatie van de tekst met betrekking tot het nieuwe beroeps- en opleidingsprofiel en de beroepscode en veranderingen in het maatschappelijk werk, zoals de invoering van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning). Professioneel handelen veronderstelt een verantwoording van dit handelen naar cliënten, de organisatie, de beroepsgroep, samenwerkingspartners en subsidiegevers. De maatschappelijk werker dient aan te tonen hoe hij samen met de cliënt, diens omgeving en andere aanbieders van maatschappelijke ondersteuning het zelfregulerend vermogen van de cliënt versterkt. Om uitvoering te kunnen geven aan de acht geformuleerde bakens van Welzijn Nieuwe Stijl is verantwoording op basis van constante reflectie meer dan ooit noodzakelijk. De reflectievragen in dit boek bieden daarbij houvast. Nijmegen, januari 2011 Lisbeth Verharen André Nicolasen