Tabel Relatieve frequentie van de gedragsproblemen NPI in de groep «niet-dementerenden» (ND1) en dementerenden (D1)...

Vergelijkbare documenten
Tabel 8-5 Beschrijving van de globale populatie G3 ( )..8-11

Figuur 5-22 Medianen van de globale CDR-M score van de personen van de groep NDWF2 nietdementerenden

5 Ernstgraad van dementie

Cognitieve problemen Functionele handicaps Psychologische en gedragsproblemen Populatie Evaluatie van de risicofactoren

Hoofdstuk 14. Synthese en Besluiten Qualidem II

NHL symposium. Down & Alzheimer. dr. Alain Dekker Rijksuniversiteit Groningen Universitair Medisch Centrum Groningen

Nederlandse samenvatting

Inhoudsopgave 7 Titel BESCHRIJVING VAN DE ONDERZOEKSPOPULATIE VAN OUDEREN Inleiding Algemene beschrijving van de

Tabellen. Figuren 6-3

Onderzoekssessie over dementie op jonge leeftijd UKON symposium, 10 april 2018

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Dementie-gerelateerde gedragsveranderingen bij mensen met downsyndroom

Nederlandse Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigenverzekering

Zorgen voor cliënten met gedragsproblemen

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Kleinschaligheid binnen grootschaligheid

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID Datum Informant:

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

APATHIE BIJ DE ZIEKTE VAN ALZHEIMER EN PARKINSON. Rosa Drijgers Vitalis WoonZorggroep UKON jubileumsymposium 16 april 2013

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Begeleiding van psychische klachten bij revalidatie. dr. Bianca Buijck Coördinator Rotterdam Stroke Service 17 maart 2015

Diagnosestelling en de vernieuwde IADL-vragenlijst

Eenzaamheid bij ouderen Brede conferentie Transformatie 6 maart Rianne van der Meer, klinisch geriater Groene Hart Ziekenhuis

Confusion State Evaluation (CSE)

Evolutie van de schadefrequentie in de BA motorrijtuigen verzekering

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Patiëntenprofiel. Algemeen

9 De Zorg voor mantelzorgers

Hypnotherapie als behandeling van het Prikkelbaredarmsyndroom


SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

1 SYNTHESERAPPORT DEEL I

! "# #$ # # "!% & '# (% %&'%)

Kleinschalig wonen voor ouderen met dementie. Department of Health Care and Nursing Science

Protocol 3 : Alternatieve zorg en zorgondersteuning voor kwetsbare ouderen. Presentatie van Instrumenten voor Gegevensverzameling

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven bij verpleeghuisbewoners met. Britt Appelhof psycholoog, promovendus. UKON symposium, 11 april 2017

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Diagnose en classificatie in de psychiatrie

Tijdige detectie van dementie - Interventies bij diagnose dementie. Sophie Vermeersch Klinisch neuropsycholoog (MsC)

Samenvatting. Cliëntgerichte benadering in de ergotherapie

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Clinical Patterns in Parkinson s disease

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Substantial Clinical Important Benefit van de CMS en SST!! Toepassing van schoudervragenlijsten bij patiënten van het Schoudernetwerk Twente

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

Empirisch bewijs van impact op lange termijn van TV-reclame

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Prevention of cognitive decline

Anatomische correlaties van neuropsychiatrische symptomen bij dementie

De registratie van doelsymptomen op een gesloten acute opnameafdeling

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

Probleemgedrag bij ouderen

CHAPTER 8. Samenvatting

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Waarom schrijven specialisten ouderen- geneeskunde psychofarmaca voor?

Validiteit van de delirium observatie screening schaal bij patiënten met niet-aangeboren hersenletsel in acute fase

FACTS & FIGURES Trends in museum- en tentoonstellingsbezoek ( ) Mathijs De Baere

Neurocognitief functioneren bij electroconvulsietherapie

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting in Nederlands

VOW/QFT OPERATIONEEL MAKEN. STATISTISCHE ANALYSES VAN 1000 VRAGENLIJSTEN DIE IN 2009

Neuropsychiatrische symptomen bij Nederlandse verpleeghuispatiënten

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Nederlandse Samenvatting

I Identificatie van de rechthebbende (naam, voornaam, inschrijvingsnummer bij de V.I.):

Samenvatting. Samenvatting

III Identificatie van de geneesheer die verantwoordelijk is voor de behandeling (naam, voornaam, adres, RIZIV-nummer):

PROTOCOL Ontwerpen van een soundscape

2 OBJECTIEVEN EN PROTOCOL VAN QUALIDEM 2

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen

Dementie op jonge leeftijd

Eenzaamheid bij Ouderen. Dr. Martin G. Kat Psychiater-psychotherapeut MCAlkmaar/Amsterdam

Wat, waar, voor wie en waarom?

Depressie en comorbiditeit. Studies in de huisartsenpraktijk naar voorkomen en gevolgen voor de zorg.

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie

Transcriptie:

Inhoudsopgave 6 EVALUATIE VAN DE PSYCHOLOGISCHE EN GEDRAGSPROBLEMEN (NPI)... 6-5 LONGITUDINALE ANALYSE 2003-2004... 6-5 6.1 INLEIDING... 6-5 6.2 DEEL I : ANALYSE VAN DE GEGEVENS VAN DE POPULATIE 2004... 6-8 6.2.1 Geëvalueerde populatie... 6-8 6.2.2 Sociodemografische gegevens...6-8 6.2.2.1 Geslacht... 6-8 CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-8 FREQUENTIECRITERIUM... 6-9 CRITERIUM ERNST... 6-9 6.2.2.2 Leeftijd... 6-9 CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-9 CRITERIUM FREQUENTIE...6-10 CRITERIUM ERNST... 6-10 6.2.2.3 Verblijfplaats... 6-11 CRITÈRIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-11 CRITERIUM FREQUENTIE...6-12 CRITERIUM ERNST... 6-12 6.2.2.4 Regio... 6-13 CRITÈRIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-13 CRITERIUM FREQUENTIE...6-15 CRITERIUM ERNST... 6-16 6.2.2.5 Conclusies... 6-17 6.2.3 Relaties met klinische gegevens...6-18 6.2.3.1 Klinische diagnostiek... 6-18 CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-18 CRITERIUM FREQUENTIE...6-20 CRITERIUM ERNST... 6-20 6.2.3.2 Conclusies... 6-21 6.3 DEEL II : LONGITUDINALE ANALYSE VAN DE GEGEVENS 2003 EN 2004... 6-22 6.3.1 Longitudinale analyse van de NPI problemen in de globale populatie... 6-22 6.3.1.1 Evolutie van de psychologische problemen NPI 2003-2004... 6-22 EVOLUTIE VAN HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-22 EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX FREQUENTIE X ERNST (FXG)... 6-25 6.3.1.2 Evolutie van de gedragsproblemen NPI 2003-2004... 6-27 EVOLUTIE VAN HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-27 6.3.1.3 Conclusies... 6-30 6.3.2 Longitudinale analyse van de gedragsproblemen van NPI in functie van de klinische diagnostiek 6-32 6.3.2.1 Evolutie van de NPI score tussen 2003 en 2004 bij de «niet-dementerenden» (ND1)... 6-32 6.3.2.1.1 psychologische problemen... 6-32 EVOLUTIE VAN DE PSYCHOLOGISCHE PROBLEMEN MET HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID... 6-32 EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX ERNST X FREQUENTIE... 6-34 6.3.2.1.2 Gedragsproblemen... 6-34 EVOLUTIE VAN AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID VAN GEDRAGSPROBLEMEN... 6-34 EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX FREQUENTIE X ERNST (2003-2004)... 6-36 6.3.2.2 Evolutie van de NPI score bij de «Dementerenden» (D1) tussen 2003 en 2004... 6-36 6.3.2.2.1 psychologische problemen... 6-36 EVOLUTIE VAN HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID (2003-2004)... 6-36 EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX FREQUENTIE X ERNST (2003 EN 2004) IN FUNCTIE VAN DE VERBLIJFPLAATS EN DE REGIO... 6-38 6.3.2.2.2 Gedragsproblemen... 6-40 EVOLUTIE IN 2003-2004 VOOR AANWEZIGHEID/ AFWEZIGHEID... 6-40 EVOLUTIE VAN DE INDEX FREQUENTIE X ERNST (2003-2004) IN FUNCTIE VAN DE VERBLIJFPLAATS EN DE REGIO... 6-42 6-1

6.3.2.3 Conclusies... 6-44 6.4 DEEL III : VERGELIJKENDE STUDIE VAN DE GEGEVENS 2002 EN 2003... 6-48 6.4.1 Vergelijking tussen de gegevens van CERAD-BRSD (2002) en de NPI gegevens (2003)... 6-48 6.4.1.1 Dementerende populatie... 6-48 6.4.1.1.1 relatie tussen psychotische symptomen cerad-brsd 2002 en domeinen van NPI 2003 6-48 6.4.1.1.2 Relaties tussen «depressieve symptomen» CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003 6-50 6.4.1.1.3 relaties tussen «inertie» CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003... 6-51 6.4.1.1.4 Relatie tussen «prikkelbaarheid/agressivitéit» CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003... 6-52 6.4.1.1.5 Verband tussen gedragsproblemen CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003 6-53 6.4.1.1.6 verband tussen «vegetatieve symptomen» CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003 6-54 6.4.1.2 Conclusies... 6-54 6.5 DEEL IV : SYNTHESE VAN DE LONGITUDINALE STUDIE VAN DE GEDRAGS- EN PSYCHOLOGISCHE PROBLEMEN BIJ DEMENTIE... 6-55 6.5.1 Transversale analyse van de gegevens 2004.... 6-55 6.5.1.1 Longitudinale Analyse van de gegevens in 2003 en 2004 in de globale populatie... 6-56 6.5.1.2 analyse van de NPI gegevens 2003 en 2004 in de groep «niet-dementerenden» en «dementerenden»... 6-57 6.5.2 Vergelijking van de CERAD-BRSD 2002 en NPI 2003... 6-59 6-2

Tabel 6-1- Geëvalueerde populatie met de NPI in 2004... 6-8 Tabel 6-2 Score «abberant motorisch gedrag» van de NPI 2004 bij mannen en vrouwen (Chi²)... 6-9 Tabel 6-3 Aanwezigheid of Afwezigheid van «motorische onrust» op de NPI 2004 bij mannen en vrouwen... 6-9 Tabel 6-4 - Aanwezigheid/Afwezigheid van «motorische onrust» op de NPI 2004 bij personen tussen 65 en 81 jaar en ouder dan 82 (Chi²)... 6-10 Tabel 6-5 - Aanwezigheid/Afwezigheid van «motorische onrust» op de NPI 2004 bij personen tussen 65 en 81 jaar en ouder dan 82... 6-10 Tabel 6-6- Ernst van «Depressie/Dysforie» bij NPI 2004 bij personen tussen 65-81 jaar en 82 jaar en meer (Chi²)... 6-10 Tabel 6-7- Ernst van «Depressie/Dysforie» bij NPI 2004 bij personen van 65-81 jaar en ouder... 6-11 Tabel 6-8- Ernst van «Ontremd gedrag/euforie» op de NPI 2004 bij personen van 65-81 jaar en 82 jaar en ouder (Chi²)... 6-11 Tabel 6-9- Ernst van «Ontremd gedrag/euforie» op de NPI 2004 bij personen van 65-81 jaar en 82 jaar en ouder6-11 Tabel 6-10 Aanwezigheid/Afwezigheid van «wanen» op de NPI 2004 bij personen thuis en in instellingen (Chi²)... 6-12 Tabel 6-11- Aanwezigheid/Afwezigheid van «wanen» op de NPI 2004 bij personen thuis en in instellingen... 6-12 Tabel 6-12 - Aanwezigheid/afwezigheid van de problemen in de NPI 2004 van de personen in Lier en Verviers.. 6-13 Tabel 6-13- Verdeling van Aanwezigheid/Afwezigheid van problemen in de NPI 2004 bij personen in Lier en Verviers (globale populatie)... 6-14 Tabel 6-14- Frequentie van problemen van de NPI 2004 van de personen in Lier en Verviers (Chi²)... 6-15 Tabel 6-15 De ernst van de NPI 2004 bij de personen in Lier en Verviers (U de Mann-Withney)... 6-16 Tabel 6-16 - Aanwezigheid/Afwezigheid van de problemen NPI 2004 bij dementerende en niet-dementerende personen (Chi 2 ).... 6-18 Tabel 6-17- Aanwezigheid/Afwezigheid van gedragsproblemen van de NPI 2004 bij dementerenden en nietdementerenden... 6-19 Tabel 6-18 - Frequentie van problemen van NPI 2004 bij dementerenden en niet-dementerenden (U de Mann-Withney)... 6-20 Tabel 6-19 - Longitudinale analyse van de NPI in de globale populatie... 6-23 Tabel 6-20 - Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de psychologische problemen van de NPI van de globale populatie... 6-24 Tabel 6-21 Longitudinale studie van de gedragsproblemen in de NPI in de globale populatie... 6-27 Tabel 6-22 - Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de gedragsproblemen NPI in de globale populatie... 6-29 Tabel 6-23 Evolutie voor het criterium Afwezigheid/Aanwezigheid van de psychologische problemen op basis van NPI in de groep «niet dementerenden» (ND1) in 2003 en 2004... 6-33 Tabel 6-24 Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de psychologische problemen NPI in de groep «niet-dementerenden»...6-34 Tabel 6-25 Evolutie voor het criterium Aanwezigheid/afwezigheid van gedragsproblemen op basis van de NPI in de groep «niet-dementerenden» (ND1) 2003 en 2004... 6-35 Tabel 6-26 - Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de gedragsproblemen op de NPI in de groep «niet-dementerenden» (ND1)... 6-36 Tabel 6-27 - Evolutie van de Afwezigheid/Aanwezigheid van psychologische problemen op de NPI in de groep «Dementerenden» (D1) in 2003 et 2004... 6-37 Tabel 6-28 Evolutie van de Aanwezigheid (relatieve frequentie) van de psychologische problemen NPI in de groep «Dementerenden»... 6-38 Tabel 6-29 - Evolutie voor het criterium Aanwezigheid/afwezigheid voor de gedragsproblemen op de NPI in de groep «dementerenden» in 2003 en 2004... 6-40 Tabel 6-30 Evolutie van de Aanwezigheid (relatieve frequentie) van de gedragsproblemen NPI... 6-41 Tabel 6-31 Correlatie tussen psychotische symptomen CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003.6-49 Tabel 6-32 Correlatie tussen depressieve symptomen CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003... 6-50 Tabel 6-33 Correlatie tussen «Inertie» CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003... 6-51 Tabel 6-34 Correlatie tussen «Prikkelbaarheid/agressiviteit» van CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003... 6-52 6-3

Tabel 6-35 Correlatie tussen gedragsproblemen CERAD-BRSD 2002 en de domeinen van de NPI 2003... 6-53 Tabel 6-36 Correlaties tussen de «vegetatieve symptomen» CERAD-BRSD 2002 en de domeinen NPI 2003... 6-54 Tabel 6-37 - Relatieve frequentie van de psychologische problemen NPI 2003 et 2004... 6-56 Tabel 6-38 Relatieve frequentie van de gedragsproblemen van NPI 2003 en 2004 in de globale populatie... 6-57 Tabel 6-39- Relatieve frequentie van de psychologische problemen 2003 en 2004 in de groep «nietdementerenden» (ND1) en «dementerenden» (D1)... 6-57 Tabel 6-40- Relatieve frequentie van de gedragsproblemen NPI 2003-2004 in de groep «niet-dementerenden» (ND1) en dementerenden (D1)... 6-58 Figuur 6-1 Mediaan van de index score Frequentie x Ernst van de wanen in de globale populatie 2003-2004.. 6-25 Figuur 6-2 Mediaan van de index score frequentie x ernst van hallucinaties in de globale populatie (2003-2004) 6-26 Figuur 6-3 Medianen van de samengestelde index frequentie x ernst van eetlustproblemen in de globale populatie (2003-2004)... 6-30 Figuur 6-4 Medianen van de score Frequentie x Ernst NPI Hallucinaties bij dementerenden (2003-2004)... 6-39 Figuur 6-5 Mediaan van de score Frequentie x Ernst van de NPI Agitatie/agressiviteit bij de «dementerenden» (2003-2004)... 6-42 Figuur 6-6 Medianen van de score Frequentie x Ernst NPI voor «Eetlust» bij dementerende personen (2003-2004)... 6-44 6-4

6 EVALUATIE VAN DE PSYCHOLOGISCHE EN GEDRAGSPROBLEMEN (NPI) LONGITUDINALE ANALYSE 2003-2004 6.1 INLEIDING Tijdens het verloop van het eerste deel van de Qualidemstudie (2000)1 heeft de Qualidem-equipe een gestandaardiseerd instrument geselecteerd CERAD-BRSD (Tariot et al, 1995) om de gedrags- en psychologische problemen bij dementie te evalueren.2 De betrouwbaarheid en de diagnostische waarde van het instrument CERAD-BRSD werd geëvalueerd in het kader van de eerste veldstudie (n=545)3. Het instrument differentieert de dementerenden van de andere groepen (normaal, depressief, MCI) met uitzondering van de depressieve en de vegetatieve symptomen. De CERAD-BRSD scores zijn gecorreleerd met de intensiteit van de cognitieve problemen (MMSE, Camcog), Met de graad van afhankelijkheid (AGGIR, Katz-Inami, FRAIL), het evolutiestadium (CDR-M) en de kwaliteit van leven (ADRQL). Ze zijn eveneens in relatie met de toename van de zorgbelasting van de mantelzorgers (SRS-schaal) en de subjectieve belasting van de verzorgers (kwaliteit van de zorgrelatie, Zarit Burden Schaal ZBI). De CERAD-BRSD vereist een afnameduur van 30 tot 45 minuten door gespecialiseerde evaluatoren. De lange versie is geschikt voor klinisch onderzoek. En een systematische evaluatie van alle problemen. Er bestaat een korte versie die goed correleert met de lange. Ten gevolge van de conclusies van het eindrapport van de fase I Studie Dementie UB/1240 (Qualidem 1) heeft de ondezoeksequipe voorgesteld het CERAD-BRSD instrument te vervangen door de NeuroPsychiatric Inventory-NPI (Cummings et al. 1994) voor de tweede fase van de studie. Deze nieuwe keuze werd hoofdzakelijk gemaakt door het feit dat de NPI courant gebruikt wordt voor de psychofarmacologische studies en weerhouden werd door het riziv in het kader van de terugbetalingsprocedure voor de anticholinesterase medicamenten. De NPI is een hetero-evaluatie-instrument. De gegevensverzameling is gebaseerd op een gestructureerd onderzoek met de verzorgers of de mantelzorgers. Het evalueert 12 domeinen die 1 Eerste intermediair rapport, pp 39-41 ; Eindrapport, hoofdstuk 5, pp 3-5 ; CD-Rom Qualidem 1999-2002, / Comité de l Assurance/ Diagnostic, sévérité, stades évolutifs/stades évolutifs, évaluation, 25p. 2 Eindrapport, hoofdstuk 6, pp 4-16 ; 3 Eindrapport, hoofdstuk 6, pp. 17-26 ; CD-Rom Qualidem 1999-2002 : Rapport final 2002/Rapport final-annexe/annexe 06-1 CERAD, 24 p 6-5

corresponderen met 12 gedragsproblemen die geobserveerd werden in verschillende types van dementie. Ieder domein bevat een aantal items die de specifieke symptomen illustreren. Deze domeinen zijn: - Wanen (9 items) - Hallucinaties (7 items) - Agitatie/agressiviteit (8 items) - Depressie/dysforie (8 items) - Angst (7 items) - Uitgelatenheid/euforie (7 items) - Apathie/onverschilligheid (8 items) - Ontremming (7 items) - Prikkelbaarheid/instabiliteit (7 items) - Motorische onrust (7 items) - Slaapproblemen (8 items) - Eetlustproblemen (8 items) De evaluatie van ieder van de problemen in ieder domein gebeurt op basis van 4 criteria: 1) de aanwezigheid of afwezigheid van de betrokken afwijking bevestigd of ontkend door verschillende items; 2) de frequentie van het probleem (zelden, soms, vaak en zeer vaak); 3) de ernstgraad van het probleem (licht, gemiddeld, zwaar); 4) belasting voor de formele of informele zorgverstrekker (helemaal niet, licht, behoorlijk, gemiddeld, eerder zwaar, zeer zwaar). Het instrument laat niet toe een globale score te berekenen. De analyse van de gegevens wordt in ieder domein uitgevoerd in functie van de vier evaluatiecriteria. De intensiteit van het probleem kan beoordeeld worden aan de hand van de gemiddelde index van de frequentie vermenigvuldigd met de ernst. Overeenkomstig het lastenboek van de studie dementie UB/1240 werden de gedragsproblemen in de veldstudie geëvalueerd twee momenten, met name in 2003 en 2004 met de NPI in het perspectief van een longitudinale evaluatie. Het eerste deel van dit hoofdstuk synthetiseert de analyses van de NPI gegevens die verzameld werden in de tweede evaluatie (2004)4. Deze analyse heeft betrekking op de socio-demografische gegevens (geslacht, leeftijd, verblijfplaats, regio) en de klinische diagnostiek (dement versus nietdement). Het beperkt zich tot de criteria : Aanwezigheid/afwezigheid, Frequentie en Ernst. 4 De gegevens van 2003 zijn onderwerp geweest van het intermediair rapport gepresenteerd aan het verzekeringscomitee van het resif. 6-6

Het tweede deel van dit hoofdstuk is gewijd aan de longitudinale analyse van de verzamelde gegevens van 2003 en 2004. Deze analyse heeft vooreerst betrekking op de globale populatie en onderscheid dan de dementerenden en de niet-dementerenden. Het beperkt zich tot de criteria aanwezigheid/afwezigheid en de index samengesteld door Frequentie x Ernst. De invloed van de socio-demografische gegevens wordt geobjectiveerd. Het derde deel heeft betrekking op de vergelijking tussen de verschillende gegevens van 2002 met de CERAD-BRSD en deze van de NPI in 2003 en 2004. Deze vergelijking is beperkt tot de frequentie, het enige evaluatiecriterium dat gemeenschappelijk is aan de twee instrumenten. Tenslotte beschrijft het vierde deel de synthetische resumé van de essentiële gegevens van de belangrijkste resultaten van deze studie. 6-7

6.2 DEEL I : ANALYSE VAN DE GEGEVENS VAN DE POPULATIE 2004 6.2.1 Geëvalueerde populatie In totaal werden 331 personen ouder dan 65 jaar geëvalueerd met de NPI in het tweede deel van de «Studie dementie UB/1240» (Qualidem 2). Deze populatie samengesteld voornamelijk uit vrouwen (79%) en verblijvend in instellingen (80%). De personen zijn gedomicilieerd in de regio Lier (70%) en Verviers (30%) (Tabel 1). Tabel 6-1- Geëvalueerde populatie met de NPI in 2004 Arrondissement Lier n= 231 (70%) Arrondissement Verviers n= 100 (30%) Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Totaal Verblijfplaats Instelling Totaal 21 31 5 8 65 (20%) 32 147 13 74 266 (80%) 53 (16%) 178 (54%) 18 (5%) 82 (25%) 331 6.2.2 Sociodemografische gegevens 6.2.2.1 Geslacht CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID We stellen geen verband vast tussen het geslacht en de aan- of afwezigheid van psychologische of gedragsproblemen met uitzondering voor het domein «abberant motorisch gedrag» (Tabel 2 en tabel 3). Aanwezig in 14.8% van de totale populatie (n=331), wordt deze afwijking vastgesteld bij 17.3% van de vrouwen (n=260) tegen 5.6% bij de mannen (n=71). 6-8

Tabel 6-2 Score «abberant motorisch gedrag» van de NPI 2004 bij mannen en vrouwen (Chi²) Chi² dl p Chi² de 6,026229 dl=1 p=,01410 V de Cramer,1337183 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) Tabel 6-3 Aanwezigheid of Afwezigheid van «motorische onrust» op de NPI 2004 bij mannen en vrouwen FREQUENTIECRITERIUM Afwezig Aanwezig Totaal Mannen 67 4 (5,6%) 71 Vrouwen 215 45 (17,3 260 Totaal 282 49 (14,8%) 331 Er is geen significant verband tussen het geslacht en het criterium «Frequentie» van de verschillende geëvalueerde domeinen. Nochthans is er een neiging tot significantie voor de gegevens met betrekking tot de frequentie van wanen (p=.09), agitatie/agressiviteit (p=.09) en Depressie/Dysforie (p=.06). CRITERIUM ERNST Het criterium «Ernst» in de 12 geëvalueerde domeinen door de NPI is op geen enkele manier afhankelijk van de variabele geslacht. 6.2.2.2 Leeftijd CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID Enkel verband met de leeftijd werd geïdentificeerd met betrekking tot het criterium «Aanwezigheid/Afwezigheid» van de verschillende geëvalueerde domeinen, met uitzondering voor «motorische onrust» (Tabel 4 en Tabel 5). Dit is aanwezig in 14.8% van de globale populatie (n=331), en wordt vastgesteld bij 25.3% van de personen tussen 65 en 81 jaar (n=83), wat frequenter is dan bij de oudere personen (n=248). We noteren een neiging tot significantie voor het domein «Desinhibitie/Impulsiviteit». 6-9

Tabel 6-4 - Aanwezigheid/Afwezigheid van «motorische onrust» op de NPI 2004 bij personen tussen 65 en 81 jaar en ouder dan 82 (Chi²) Chi² dl p Chi² de Pearson 9,679291 dl=1 p=,00186 Coef. de contingence,1685578 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) Tabel 6-5 - Aanwezigheid/Afwezigheid van «motorische onrust» op de NPI 2004 bij personen tussen 65 en 81 jaar en ouder dan 82 Afwezig Aanwezig TOTAAL 65-81 62 21 (25,3%) 83 82 en + 220 28 (11,2%)) 248 TOTAAL 282 49 (14,8%) 331 CRITERIUM FREQUENTIE Er wordt geen enkel significant verband vastgesteld tussen de leeftijd en het criterium «Frequentie» van de verschillende domeinen. Er is nochthans een neiging tot significantie (p=.07) voor het item «motorische onrust». CRITERIUM ERNST Het criterium «Ernst» is voor 10 van de 12 domeinen van de NPI niet in correlatie met de leeftijd. Deze relatie wordt enkel vastgesteld voor 2 domeinen : «Depressie/dysforie» (Tabel 6 en Tabel 7) en «Ontremd gedrag/euforie» (Tabel 8 en Tabel 9). Tabel 6-6- Ernst van «Depressie/Dysforie» bij NPI 2004 bij personen tussen 65-81 jaar en 82 jaar en meer (Chi²) Chi² dl p Chi² de Pearson V Cramer,3334600 9,562819 dl=2 p=,00839 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) 6-10

Tabel 6-7- Ernst van «Depressie/Dysforie» bij NPI 2004 bij personen van 65-81 jaar en ouder Licht Gemiddeld Belangrijk Totaal 65-81 5 (31,2%) 3 (19,8%) 8 (50%) 16 82 en + 26 (37,1%) 33 (47,2%) 11 (15,7%) 70 TOTAAL 31 36 19 86 Tabel 6-8- Ernst van «Ontremd gedrag/euforie» op de NPI 2004 bij personen van 65-81 jaar en 82 jaar en ouder (Chi²) Chi² dl p Chi² de Pearson V Cramer,5211750 8,148702 dl=2 p=,01701 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) Tabel 6-9- Ernst van «Ontremd gedrag/euforie» op de NPI 2004 bij personen van 65-81 jaar en 82 jaar en ouder Licht Gemiddeld Belangrijk Totaal 65-81 1 (10%) 6 (60%) 3 (30%) 10 82 et + 13 (65%) 5 (25%) 2 (10%) 20 TOTAAL 14 11 5 30 Schematisch lijkt het alsof de ernst van «Depressie/dysforie» meer uitgesproken is in de leeftijdscategorie 65-81 jaar dan in de 81+ categorie. Hetzelfde kan gezegd worden voor het item «Ontremd gedrag/euforie». 6.2.2.3 Verblijfplaats CRITÈRIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID We stellen geen enkel verband vast tussen de verblijfplaats en het item aanwezigheid/afwezigheid van hallucinaties, depressie/dysforie, angst, ontremd gedrag/euforie, apathie/desinteresse, desinhibitie/impulsiviteit, prikkelbaarheidit/instabiliteitit, motorische onrust, slaap- en voedingsproblemen. Een significant gedrag wordt vastgesteld met «delirant gedrag» en een tendens naar significantie voor het item «Agitatie/agressiviteit» (p=.08). 6-11

Tabel 6-10 Aanwezigheid/Afwezigheid van «wanen» op de NPI 2004 bij personen thuis en in instellingen (Chi²) Chi² dl p Chi² de Pearson 5,043254 dl=1 p=,02472 Coef. de contingence,1225061 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) Tabel 6-11- Aanwezigheid/Afwezigheid van «wanen» op de NPI 2004 bij personen thuis en in instellingen Afwezig Aanwezig Totaal Thuis 59 6 (9,2%) 65 Instelling 209 57 (21,4%) 266 TOTAAL 268 63 (19%) 331 Aanwezig in 19% van de globale populatie (n=331), is het delirante gedrag meer geconstateerd (21.4%) bij personen in instellingen (n=266) dan bij personen (9.2%) die thuis verblijven (n=65). CRITERIUM FREQUENTIE Het verband tussen het criterium «Frequentie» en de items van de NPI 2004 en de verblijfplaats van de personen worden bestudeerd met de Mann-Withney-test. Het enige domein waar een signifcant verband is met de verblijfplaats is de frequentie van «Apathie/onverschilligheid» (U=450.00 ; p=.00055). De personen in een instelling (n=79) hebben een significant hogere mediaan (somme des rangs= 3610.00) dan deze van de personen thuis (n=21) (somme des rangs= 1440.00). Er is dus een grotere portie van personen in de eerste groep die een hogere frequentie heeft van gedragsproblemen dan degenen in de thuissituatie. CRITERIUM ERNST We stellen eveneens een significant verband vast tussen de verblijfplaats en het criterium «ernst» op het domein «Prikkelbaarheid/instabiliteitit» (U de Mann-Withney). De mediaan (=2.00 ; somme des rangs= 3033.00) van de personen in instellingen (n=67) is significant hoger dan deze (=1.00 ; somme des rangs=453.00) van de personen die thuis verblijven (n=16). 6-12

6.2.2.4 Regio CRITÈRIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID Onder de 12 domeinen van de NPI, zijn er 5 die een verband vertonen met het criterium Aanwezigheid /Afwezigheid en de «Regio». Het gaat om hallucinaties, angst, euforie, apathie en desinhibitie (Tabel 12 en Tabel 13). De aanwezigheid van problemen in de 5 domeinen is vaker geconstateerd in de subgroep van Verviers dan in deze van Lier. Tabel 6-12 - Aanwezigheid/afwezigheid van de problemen in de NPI 2004 van de personen in Lier en Verviers Chi² dl p Hallucinaties Chi² de Pearson 50,23212 dl=1 p=,00000 Coef. de contingence,4681155 Angst Chi² de Pearson 11,72270 dl=1 p=,00062 Coef. de contingence,1849449 Euforie Chi² de Pearson 10,95086 dl=1 p=,00094 Coef. de contingence,1789544 Apathie Chi² de Pearson 7,436174 dl=1 p=,00639 Coef. de contingence,1482301 Desinhibitie Chi² de Pearson 6,498182 dl=1 p=,01080 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) Coef. de contingence,1387587 6-13

Tabel 6-13- Verdeling van Aanwezigheid/Afwezigheid van problemen in de NPI 2004 bij personen in Lier en Verviers (globale populatie) Afwezig Aanwezig Totaal Hallucinaties Lier 202 29 (12,5%) 231 Verviers 85 15 (15%) 100 Totaal 287 44 331 Angst Lier 197 34 (14,7%) 231 Verviers 69 31 (31%) 100 Totaal 266 65 331 Euforie Lier 218 13 (5,6%) 231 Verviers 83 17 (17%) 100 Totaal 301 30 331 Apathie Lier 177 54 (23,3%) 231 Verviers 62 38 (38%) 100 Totaal 239 92 331 Desinhibitie Lier 205 26 (11,2%) 231 Verviers 78 22 (22%) 100 Totaal 283 48 331 6-14

CRITERIUM FREQUENTIE Op het niveau van het criterium «Frequentie», zijn de medianen voor de personen in Lier significant hoger dan deze in Verviers voor de items «wanen, hallucinatie, apathie, motorische onrust en eetlustproblemen» (Tabel 14). Er is een tendens dat dit ook aanwezig is voor het item euforie (p=.09). In de subgroep Lier is er dus een grotere proportie van personen die frequentere problemen stelt op deze dimensies. Tabel 6-14- Frequentie van problemen van de NPI 2004 van de personen in Lier en Verviers (Chi²) Som vd rangen Lier Som vd rangen Verviers U N N Actief Actief Verviers Lier Wanen 1897,000 518,000 308,0000 49 20 0,015504 Hallucinaties 830,000 251,000 131,0000 31 15 0,016720 Agitatie/agressiviteit 3378,000 1572,000 977,0000 65 34 0,349259 Depressie/dysforie 2404,500 1336,500 693,5000 58 28 0,276620 Angst 1424,500 990,500 494,5000 38 31 0,256107 Euforie 241,500 223,500 70,5000 13 17 0,094466 Apathie 3733,000 1317,000 576,0000 62 38 0,000011 Desinhibitie 735,500 489,500 236,5000 27 22 0,226202 Prikkelbaarheid/instabiliteiti t van het gemoed 2397,000 1089,000 624,0000 53 30 0,106346 Aberrant gedrag 1140,000 291,000 101,0000 34 19 0,000014 Slaap 777,000 126,000 90,0000 34 8 0,147487 Eetlustproblemen 790,000 113,000 68,0000 33 9 0,012310 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) p 6-15

CRITERIUM ERNST Wat betreft de ernst van de problemen, de mediaan van de personen in Lier wat betreft het item Prikkelbaarheidit/instabiliteitit en Eetlust significant hoger dan deze in Verviers. Er is een tendens in die richting voor de domeinen : Hallucinaties en Agitatie (p=.07) (Tabel 15). De ernst van de gedragsproblemen is dus hoger voor de personen in Lier. Tabel 6-15 De ernst van de NPI 2004 bij de personen in Lier en Verviers (U de Mann-Withney) Som vd Som vd N Actief N Actief rangen rangen U Lier Verviers Lier Verviers p Wanen 1827,500 587,500 377,500 49 20 0,137663 Hallucinaties 805,000 276,000 156,000 31 15 0,074733 Agitatie/agressiviteit 3008,500 1941,500 863,500 65 34 0,075063 Depressie/dysforie 2397,000 1344,000 686,000 58 28 0,249092 Angst 1340,000 1075,000 579,000 38 31 0,909363 Euforie 180,500 284,500 89,500 13 17 0,385078 Apathie 3062,000 1988,000 1109,000 62 38 0,628209 Desinhibitie 654,000 571,000 276,000 27 22 0,682977 Prikkelbaarheid/labi liteit 1935,000 1551,000 504,000 53 30 0,005426 Aberrant gedrag 955,500 475,500 285,500 34 19 0,490251 Slaap 743,500 159,500 123,500 34 8 0,694430 Eetlustproblemen 888,500 101,500 56,500 35 9 0,002204 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) 6-16

6.2.2.5 Conclusies De analyse van de gegevens met betrekking van 3 criteria (aanwezigheid/afwezigheid, frequentie en ernst) in de globale populatie laat toe het volgende te besluiten : - De geëvalueerde problemen in 11 van de 12 domeinen van de NPI zijn niet significant in verband te brengen met het geslacht. We stellen alleen maar een verband vast op het domein «motorische onrust» op het niveau aanwezigheid/afwezigheid. De vrouwelijke personen hebben vaker problemen dan mannen. - De geëvalueerde problemen in 11 van de 12 domeinen van de NPI, zijn niet in significant verband te brengen met de verschillende leeftijdscategorieën. We stellen alleen een relatie vast wat betreft het domein «Motorische onrust». De personen in de categorie 65-81 jaar stellen vaker dit probleem dan die ouder dan 82 jaar. Op het niveau van het criterium «Ernst» noteren we dat voor «Depressie/dysforie» en «Euforie» er hogere scores zijn voor de leeftijdscategorie 65-81 jaar. - Er is geen significant verband tussen de verblijfplaats (thuis/instelling) en het criterium Aanwezigheid/afwezigheid van de problemen in 11 van de 12 domeinen van de NPI. We constateren alleen op het vlak van «Wanen» frequentere problemen in de personen in instellingen. Ook voor het criterium «Frequentie» is het item «Apathie/desinteresse» vaker aanwezig in instellingen. De ernst van het criterium «Prikkelbaarheid/labiliteit» is meer uitgesproken in instellingen dan thuis. We stellen een significant verband vast tussen de variabele «Regio» en het criterium «Aanwezigheid/afwezigheid» van 5 van de 12 domeinen van de NPI (hallucinaties, angst, euforie, apathie en desinhibitie/impulsiviteit). Deze gedragsproblemen worden vaker vastgesteld in de regio Verviers. Daarentegen is de frequentie van 5 domeinen (wanen, hallucinaties, apathie en eetstoornissen) significant hoger bij de personen in Lier. De ernst van «Prikkelbaarheidit» en «Voedingsproblemen» is sigificant hoger in de groep Lier. 6-17

6.2.3 Relaties met klinische gegevens 6.2.3.1 Klinische diagnostiek Op het niveau van de klinische diagnostiek kan de groep verdeeld worden in 64 personen die niet dementerend zijn en 228 dementerenden. CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID We stellen een verband vast tussen de klinische diagnose en het item Aanwezigheid/Afwezigheid van 8 van de 12 geëvalueerde domeinen. Het gaat om Wanen, Hallucinaties, Agitatie/agressiviteit, Angst, Apathie/desinteresse, Desinhibitie/impulsiviteit, Motorische onrust en Voedingsproblemen (Tabel 16 & Tabel 17). De afwijking in deze domeinen zijn dus vaker aanwezig bij dementerende personen. Het verband wordt niet vastgesteld bij de domeinen : Depressie/dysforie, euforie, prikkelbaarheidit en slaapproblemen. Het criterium aanwezigheid/afwezigheid van deze problemen in 4 domeinen wordt niet significant beïnvloed door de klinische diagnostiek dement versus niet-dement. Tabel 6-16 - Aanwezigheid/Afwezigheid van de problemen NPI 2004 bij dementerende en nietdementerende personen (Chi 2 ). Chi² dl p Wanen Chi² de 5,370342 dl=1 p=,02048 Coef. de,1343854 Hallucinaties Chi² de 10,00070 dl=1 p=,00157 Coef. de,2404314 Agitatie/agressiviteit Chi² de 13,11638 dl=1 p=,00029 Coef. de,2073358 Angst Chi² de 4,913060 dl=1 p=,02666 Coef. de,1286357 Apathie Chi² de 12,58490 dl=1 p=,00039 Coef. de,2032688 Desinhibitie Chi² de 8,436653 dl=1 p=,00368 Coef. de,1675748 Motorische onrust Chi² de 9,135915 dl=1 p=,00251 Coef. de,1741786 Eetlust Chi² de 4,721323 dl=1 p=,02979 Coef. de,1261414 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) 6-18

Tabel 6-17- Aanwezigheid/Afwezigheid van gedragsproblemen van de NPI 2004 bij dementerenden en niet-dementerenden Afwezigheid Aanwezigheid Totaal Wanen Niet-dement 58 6 (9,4%) 64 Dement 177 51 (22,4%) 228 Totaal 235 57 292 Hallucinaties Niet-dement 63 1 (1,5%) 64 Dement 192 36 (15,7%) 228 Totaal 255 37 292 Agitatie/agressiviteit Niet-dement 57 7 (10,9%) 64 Dement 150 78 (34,2%) 228 Totaal 207 85 292 Angst Niet-dement 57 7 (10,9%) 64 Dement 174 54 (23,6%) 228 Totaal 231 61 292 Apathie Niet-dement 58 6 (9,4%) 64 Dement 156 72 (31,5%) 228 Totaal 214 78 292 Desinhibitie Niet-dement 62 2 (3,1%) 64 Dement 188 40 (17,5%) 228 Totaal 250 42 292 Motorische onrust Niet-dement 62 2 (3,1%) 64 Dement 186 42 (18,4%) 228 Totaal 248 44 292 Eetlust Niet-dement 61 3 (4.6%) 64 Dement 194 34 (14,9%) 228 Totaal 255 37 292 6-19

CRITERIUM FREQUENTIE Op het niveau van het criterium «Frequentie» is de mediaan van de dementerende personen voor de domeinen «Agitatie» en «Voeding» significant hoger dan deze bij de nietdementerenden. Het significante karakter van de variabele «Hallucinaties» kan onvoldoende betrouwbaar geanalyseerd worden gezien het laag aantal personen (n=1) in de groep «nietdementerenden» (Tabel 18). Tabel 6-18 - Frequentie van problemen van NPI 2004 bij dementerenden en niet-dementerenden (U de Mann-Withney) Somme Rgs dement Somme Rgs Niet-dement U N Actief dement N Actief Nietdement Wanen 1845,500 170,5000 149,5000 57 6 0,623045 Hallucinaties xxxxxxx xxxxxx 0,0000 38 1 0,000000 Agitatie/agressivite 3824,000 181,0000 153,0000 82 7 0,040036 Depressie/dysforie 2549,000 532,0000 427,0000 64 14 0,791786 Angst 1864,000 216,0000 188,0000 57 7 0,816922 Euforie 230,500 45,5000 30,5000 18 5 0,289934 Apathie 3435,000 220,0000 199,0000 79 6 0,529290 Desinhibitie 916,000 30,0000 27,0000 41 2 0,465116 Prikkelbaarheid/labili 2098,000 248,0000 193,0000 58 10 0,095106 Motorische onrust 983,500 51,5000 37,5000 43 2 0,767677 Slaap 634,500 145,5000 106,5000 32 7 0,843989 Eetlustproblemen 761,500 18,5000 12,5000 36 3 0,022322 Significante resultaten vetgedrukt (p <.05) p CRITERIUM ERNST Voor het criterium «Ernst» is er geen enkel significant verschil tussen de dementerenden en de niet-dementerenden (Mann-Withney-test) op het niveau van de verschillende problemen gedefinieerd door de NPI 2004. 6-20

6.2.3.2 Conclusies De analyse van de gegevens met betrekking tot de criteria aanwezigheid/afwezigheid, frequentie en ernst in de twee groepen «dementerenden» en «niet-dementerenden» laat toe het volgende te besluiten : -de «dementerende» personen vertonen significant meer problemen dan «dementerenden» voor 8 van de 12 domeinen NPI, te weten : Wanen, hallucinaties, Agitatie/agressiviteit, Angst, Apathie, Desinhibitie, Motorische onrust en Voedingsproblemen. Er is geen significant verband voor de domeinen Dépressie, Euforie, Prikkelbaarheidit en Slaap. -De frequentie van de problemen in de domeinen «Agitatie/agressivitei» en «Eetlustproblemen» zijn significant hoger bij de dementerenden -Er is geen enkel significant verschil voor het criterium «Erns» bij de dementerenden en niet dementerenden in de 12 geëvalueerde dimensies.. 6-21

6.3 DEEL II : LONGITUDINALE ANALYSE VAN DE GEGEVENS 2003 EN 2004 De longitudinale analyse heeft betrekking op een globale populatie van 195 personen, waarvan 166 dmenterenden en 26 niet-dementerenden. Het heeft betrekking op de twee evaluatiecriteria : «Aanwezigheid/Afwezigheid» van het betrokken gedragsprobleem en de samengestelde index «Frequentie x Ernst» (FxG). De 12 door de NPI geëvalueerde domeinen worden verdeeld volgens twee categorieën door het IPA (Finkel et al.). De psychologische problemen groeperen 5 dimensies : Wanen, Hallucinaties, Depressie, Angst et Euforie. De gedragsproblemen bevatten 7 dimensies : Agitatie/agressiviteit, Apathie/desinteresse, Desinhibitie/impulsiviteit, Prikkelbaarheid/labiliteit, Motorische onrust, Slaap et Eetlustproblemen. 6.3.1 Longitudinale analyse van de NPI problemen in de globale populatie 6.3.1.1 Evolutie van de psychologische problemen NPI 2003-2004 EVOLUTIE VAN HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID In 2003 en 2004 constateert men dat 83% van de personen geen problemen hebben gesteld in de dimensie «Euforie» en 77.4% in de dimensie «Hallucinaties». Deze proportie wordt gereduceerd tot 60.5% van de personen voor het domein «Angst» (Tabel 19). Voor de andere dimensies werd een afwezigheid van de problemen vastgesteld bij 68% van de personen voor «Wanen» en bij 63% van de personen wat betreft «Depressie/dysforie». 6-22

Tabel 6-19 - Longitudinale analyse van de NPI in de globale populatie Domeinen NPI Afwezig/NA Aanwezig 2004 2004 Totaal WANEN Afwezig/NA 2003 133 (68,2%) 17 (8,7%) 150 Aanwezig 2003 21 (10,7%) 24 (12,3%) 45 (23%) Totaal 154 41 (21%) 195 HALLUCINATIES Afwezig/NA 2003 151 (77,4%) 18 (9,2%) 169 Aanwezig 2003 15 (7,6%) 11 (5,6%) 26 (13,3%) Totaal 166 29 (14,8%) 195 DEPRESSIE/DYSFORIE Afwezig/NA 2003 123 (63%) 24 (12,3%) 147 Aanwezig 2003 24 (12,3%) 24 (12,3%) 48 (24,6%) Totaal 147 48 (24,6%) 195 ANGST Afwezig/NA 2003 118 (60,5%) 28 (14,3%) 146 Aanwezig 2003 29 (14,8%) 20 (10,2%) 49 (25,1%) Totaal 147 48 (24,6%) 195 EUFORIE Afwezig/NA 2003 162 (83%) 11 (5,6%) 173%) Aanwezig 2003 12 (6%) 10 (5,1%) 22 (11,2%) Totaal 174 21 (10,7%) 195 In 2003 constateert men problemen bij een kwart van de personen in het domein «Angst» (25,1%), «Depressie/dysforie» (24,6%) et «Wanen» (23%). De problemen van «Euforie» zijn maar aanwezig bij 11.2% van de personen en «Hallucinaties» bij 13.3% (Tabel 20). In 2004 is de verdeling van de problemen gelijkaardig bij de domeinen «Depressie/dysforie» (24,6%) et «Angst» (24,6%). We stellen een lichte vermindering vast voor de domeinen 6-23

«Wanen» (21%) en «Euforie» (10.7%) terwijl het domeien «Hallucinatie» daarentegen lichtjes stijgt (14.8%). Voor twee evaluaties (2003 en 2004) constateert men een constante aanwezigheid van de problemen bij een tiende van de populatie bij de dimensie «Wanen» (12.3%), «Depressie en dysforie» (12.3%) en «Angst» (10.2%). De proportie «Euforie» (5.1%) en «Hallucinaties» (5.6%) is zwakker (Tabel 21). De vergelijking tussen de gegevens van 2003 en 2004 maakt een lichte vermindering duidelijk, wat betreft «Wanen» in 2004 en een status quo voor de andere dimensies, behalve voor «Hallucinaties» die lichtjes stijgt met 1.5%. Tabel 6-20 - Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de psychologische problemen van de NPI van de globale populatie Psychologishe problemen NPI Aanwezigh Aanwez Aanwez eid igheid igheid 2003 et 2003 2004 2004 WANEN 12,3% 10,7% 8,7% - 2% HALLUCINATIES 5,7% 7,6% 9,2% + DEPRESSIE/DYSFORIE 12,3% 12,3% 12,3% 0% ANNGST 10,2% 14,8% 14,3% - EUFORIE 5,1% 6% 5,6% - Д 6-24

EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX FREQUENTIE X ERNST (FXG) - Wanen (2003-2004) Op 195 personen geëvalueerd in 2003 en 2004, hebben 26 personen een positieve score in 2003 en 2004 voor frequentie en ernst. Bij deze 26 personen constateren we een significante evolutie van de index tussen 2003 en 2004 (t de Wilcoxon ; T= 135.50 p=.004). Deze verandering gaat in de richting van een verbetering van het probleem in 2004. Ook hebben 66.67% van de personen een lagere score in 2004 (Figuur 1). Figuur 6-1 Mediaan van de index score Frequentie x Ernst van de wanen in de globale populatie 2003-2004 14 12 10 Score global idées délirantes F*G 8 6 4 6 6 2 0 2003 2004 Médiane 25%-75% Min-Max 6-25

- Hallucinaties (2003-2004) In 2003 en 2004 hebben 13 personen een positieve score voor de criteria frequentie en ernst. Bij deze 13 personen constateren we een significante evolutie van de index FxG tussen 2003-2004 (t de Wilcoxon ; T= 10.50 p=.005). Deze verandering gaat in de richting van een verbetering van het probleem in 2004. 72.73% van de personen hebben een lagere FxG score in 2004. De medianen zijn respectievelijk 3 in 2004 en 6 in 2003 (Figuur 2). Figuur 6-2 Mediaan van de index score frequentie x ernst van hallucinaties in de globale populatie (2003-2004) 14 12 10 Score global hallucination F*G 8 6 4 6 3 2 0 2003 2004 Médiane 25%-75% Min-Max - Depressie/Dysforie (2003-2004) We stellen geen enkele evolutie vast, wat de index voor depressie en dysforie betreft tussen 2003 en 2004 bij de personen die problemen vertonen bij de twee evaluaties (n=25). - Angst (2003-2004) Er is geen enkele evolutie op het niveau van de samengestelde index voor angst tussen 2003 en 2004 bij de personen die problemen vertonen tijdens de twee evaluaties (n=22). - Uitgelatenheid/Euforie (2003-2004) Er is geen evolutie voor een samengestelde index voor uitgelatenheid/euforie tussen 2003 en 2004 bij de personen die bij twee evaluaties problemen vertoonden (n=10). 6-26

6.3.1.2 Evolutie van de gedragsproblemen NPI 2003-2004 EVOLUTIE VAN HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID Tijdens evaluaties van 2003 en 2004 constateren we de afwezigheid van gedragsproblemen bij 2/3 van de personen in de dimensies «Slaapproblemen» (78.4%), «Eetlustproblemen» (75%) «Desinhibitie» (73,3%) en «Motorische onrust» (71,2%). Deze afwezigheid is meer gereduceerd in de dimensies «Prikkelbaarheid» (61%), «Agitatie» (55,3%) en «apathie» (54,3%) (Tabel 21). Tabel 6-21 Longitudinale studie van de gedragsproblemen in de NPI in de globale populatie Gedragsproblemen NPI AGITAITE/AGRESSIVITEIT Afwezig/NA 2004 Aanwezig 2004 Totaal Afwezig/NA 2003 108 (55,3%) 33 (16,9%) 141 Aanwezig 2003 20 (10,2%) 34 (17,4%) 54 (27,6%) Totaal 128 67 (34,3%) 195 APATHIE Afwezig/NA 2003 106 (54,3%) 32 (16,4%) 138 Aanwezig 2003 31 (15,8%) 26 (13,3%) 57 (29,2%) Totaal 137 58 (29,7%) 195 DESINHIBITIE Et Afwezig/NA 2003 143 (73,3%) 23 (11,7%) 166 Aanwezig 2003 18 (9,2%) 11 (5,6%) 29 ((14,8%) Totaal 161 34 (17,4%) 195 PRIKKELBAARHEID Afwezig/NA 2003 119 (61%) 28 (14,3%) 147 Aanwezig 2003 24 (12,3%) 24 (12,3%) Totaal 48 (24,6%) 143 52 (26,6%) 195 6-27

MOTORISCH ABBERANT GEDRAG Afwezig/NA 2003 139 (71,2%) 15 (7,6%) 154 Aanwezig 2003 21 (10,7%) 20 (10,2%) 41 (21%) Totaal 160 35 (17,9%) 195 SLAAPPROBLEMEN Afwezig/NA 2003 153 (78,4%) 15 (7,6%) 168 Aanwezig 2003 17 (8,7%) 10 (5,1%) 27 (13,8%) Totaal 170 25 (12,8%) 195 EETLUSTPROBLEMEN afwezig/na 2003 148 (75%) 13 (6,6%) 161 Aanwezig 2003 22 (11,2%) 12 (6,1%) 34 (17,4%) Totaal 170 25 (12,8%) 195 In 2003 en 2004 zijn de problemen «Agitatie/agressiviteit» permanent bij 17.4% van de personen (Tabel 21). In 2004 zijn ze aanwezig bij 34.3% van de personen die een verhoging vertonen in vergelijking met 2003 (27.6%). De problemen in de domeinen «Apathie/desinteresse» zijn eveneens heel frequent vermits ze worden vastgesteld ij 29.2% van de personen in 2003 en 29.7% van de personen in 2004. De problemen «Prikkelbaarheid» betreft een kwart van de populatie. Ze nemen toe met 2% in 2004 (26.6%) in verglijking met 2003 (24.6%). In het domein «Motorische onrust» wordt een vijfde van de personen getroffen in 2003 (20.9%), maar dit vermindert met 2.9% in 2004 (17.8%). De minst frequente problemen in 2003 in vergelijking met 2004 hebben betrekking op «Eetlustproblemen» (17,3% et 12,7%), «Desinhibitie» (14,8% et 17,3%) en «Slaapproblemen» (13,8% et 12,7%) (Tabel 22). 6-28

Tabel 6-22 - Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de gedragsproblemen NPI in de globale populatie Gedragsproblemen NPI Aanwezigheid 2003 et 2004 Aanwezigheid Aanwezigheid 2003 2004 AGITATIE/AGRESSIE 17,4% 10,2% 16,9% + 6,7% APATHIE/DESINTERESSE 13,3% 15,8% 16,4% + 0,6% ONTREMMING 5,6% 9,2% 11,7% +2,5% PRIKKELBAARHEID/ 12,3% 12,3% 14,3% +2,0% INSTABILITEIT MOTORISCHE ONRUST 10,2% 10,7% 7,6% - 2,9% SLAAPPROBLEMEN 5,1% 8,7% 7,6% - 1,1% EETLUSTPROBLEMEN 6,1% 11,2% 6,6% - 4,6% Д EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX FREQUENTIE X ERNST - Agitatie/aggressiviteit (2003-2004) We stellen geen enkele evolutie vast op het niveau van de samengestelde index voor agitatie/agressie tussen 2003 en 2004 bij de personen die dit gedragsprobleem vertonen bij twee evaluaties (n=37). - Apathie/onverschilligheid (2003-2004) We stellen geen enkele evolutie vast voor de samengestelde index tussen 2003 en 2004 voor de personen die dit probleem vertonen op twee evaluatiemomenten (n=31). - Desinhibitie/impulsiviteit (2003-2004) We stellen geen enkele evolutie vast voor de samengestelde index voor desinhibitie tussen 2003 en 2004 voor de personen die dit probleem vertoonden tijdens de twee evaluaties (n=12). - Prikkelbaarheid/labiliteit (2003-2004) Er is geen enkele evolutie op vlak van de samengestelde index voor prikkelbaarheid tussen 2003 en 2004 voor de personen die dit probleem vertoonden tijdens de twee evaluaties (n=26). - Motorische onrust (2003-2004) We stellen geen enkele evolutie vast voor de samengestelde index van motorische onrust tussen 2003 en 2004 voor de 21 personen die dit gedrag tijdens twee evaluatiemomenten vertoonden. - Slaapproblemen (2003-2004) Er is geen enkele evolutie op vlak van de samengestelde index voor slaapproblemen tussen 2003 en 2004 voor de personen die dit probleem vertoonden tijdens de twee evaluaties (n=12). 6-29

- Eetlustproblemen (2003-2004) In 2003 en 2004 hebben 12 personen een positieve score in 2003 en 2004 voor het criterium frequentie en ernst. Bij deze 12 personen constateert men een significante evolutie voor de samengestelde index tussen 2003 en 2004 (t de Wilcoxon ; T= 12.00 p=.003). Deze verandering gaat in de richting van een verbetering in 2004. Ook vertonen 83.33% van de personen een score F x G di lager is in 2004. De medianen zijn respectievelijk 4.00 in 2004 en 8.50 in 2003 (Figuur 3). Figuur 6-3 Medianen van de samengestelde index frequentie x ernst van eetlustproblemen in de globale populatie (2003-2004) 14 12 Score global appetit/tr. appetit F*G 10 8 6 4 8,5 4 2 0 2003 2004 Médiane 25%-75% Min-Max 6.3.1.3 Conclusies Op niveau van de psychologische problemen, toont de analyse van de longitudinale gegevens van de NPI in de populatie tussen 2003 en 2004 het volgende : - We stellen wanen vast bij 23% van de personen in 2003 en 21% in 2004. Los van de lichte vermindering in 2004, toont de analyse van de samengestelde index een significante verbetering van dit gedragsprobleem bij personen die het vertoonden in 2003 en 2004. - Hallucinaties worden vastgesteld bij 13.2% van de personen in 2003 en 14.8% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont een significante verbetering van dit probleem in 2004 in vergelijking met 2003. - Depressie komt voor bij 24.6% van de personen in 2003 en 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering tussen de twee evaluatiemomenten. 6-30

- Angst doet zich voor bij 25% van de personen in 2003 en 24.5% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering. - Uitgelatenheid/euforie doet zich voor bij 11.1% in 2003 en 10.7% in 2004. De samengestelde index toont geen enkele verandering. Angst, Depressie/dysforie en de wanen worden ieder jaar geconstateerd bij een kwart van de personen. Nochthans zijn deze dimensies niet permanent aanwezig gedurende de twee jaar bij een tiende van de populatie. Er is dus ieder jaar een belangrijke fluctuatie in het aantal personen die deze problemen vertonen in de dimensies op voorwaarde dat het aantal totale personen hetzelfde blijft. De twee meest markante veranderingen zijn «Wanen» (- 2% in 2004) en «Hallucinaties» (+ 1,6% en 2004). Op het niveau van de gedragsproblemen toont de analyse van de NPI in de globale populatie tussen 2003 en 2004 het volgende : - Agitatie doet zich voor bij 27.6% van de personen in 2003 en 34.3% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering. - Apathie doet zich voor bij 29.1% in 2003 en 29.7% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering. - Desinhibitie doet zich voor bij 14.8% in 2003 en 17.3% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering op de twee evaluatiemomenten. - Prikkelbaarheid doet zich voor bij 24.6% van de personen in 2003 en 26.6% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering. - Motorische onrust doet zich voor bij 20.9% van de personen in 2003 en 17.8% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering. - Slaapproblemen doen zich voor bij 13.8% van de personen in 2003 en 12.7% in 2004. De analyse van de samengestelde index toont geen enkele significante verandering. - De eetlustproblemen doen zich voor bij 17.3% van de personen in 2003 en 12.7% in 2004. In de subgroep van de personen die dit bij een evaluatiemoment vertonen zien we dat de samengestelde index een significante evolutie doormaakt in 2004 in vergelijking met 2003, in de zin van een verbetering. Agitatie/agressiviteit en Apathie/desinteresse zijn de twee meest frequente problemen in de globale populatie. We noteren dat Agitatie/agressiviteit permanent aanwezig is gedurende twee jaar bij 1/6 e van de populatie. Deze afwijking toont voor de rest een belangrijke fluctuatie vermits ze met 6.7% verhoogt in 2004 in vergelijking met 2003. De prikkelbaarheid/instabilteit is eveneens een frequent probleem dat een kwart van de onderzochte bevolking treft. 6-31

We constateren relatief belangrijke fluctuaties in het jaarlijks aantal personen die problemen vertonen in de verschillende domeinen. Deze fluctuaties gaan in de zin van een verergering (agitatie/agressiviteit, desinhibitie/impulsiviteit, prikkelbaarheid/labiliteit) of een vermindering (motorische onrust, eetlustproblemen, slaapproblemen). Samengevat zijn de gedragsproblemen belangrijker aanwezig dan de psychologische problemen. Hun jaarlijkse fluctuaties zijn veel meer uitgesproken. 6.3.2 Longitudinale analyse van de gedragsproblemen van NPI in functie van de klinische diagnostiek De populatie wordt onderverdeeld in twee groepen : - De groep ND1 bevat 24 personen die niet-dementerend zijn (normale personen en patiënten met MCI). - De groep D1 bevat 166 dementerende personen. 6.3.2.1 Evolutie van de NPI score tussen 2003 en 2004 bij de «niet-dementerenden» (ND1) 6.3.2.1.1 psychologische problemen EVOLUTIE VAN DE PSYCHOLOGISCHE PROBLEMEN MET HET CRITERIUM AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID In de categorie psychologische problemen, constateren we dat 80% van de personen nooit problemen vertoond hebben in 2003 of 2004 wat betreft de dimensies «Hallucinaties» (95,8%), «Wanen» (87,5%) en «Euforie» (83,3%). Daarentegen zijn «Depressie» en «Angst» niet aanwezig bij 58.3% en 66.6% van de personen (Tabel 23). De psychotische symptomen zijn dus zeer zeldzaam bij de niet-dementerenden, terwijl daarentegen «Angst» en «Depressie» veel vaker geconstateerd worden. 6-32

Tabel 6-23 Evolutie voor het criterium Afwezigheid/Aanwezigheid van de psychologische problemen op basis van NPI in de groep «niet dementerenden» (ND1) in 2003 en 2004 Psychologische problemen NPI Afwezig/NA Aanwezig Totaal WANEN Afwezig/NA 2003 21 (87,5%) 0 21 Aanwezig 2003 2 (8,3%) 1 (4,2%) 3 (12,5%) Totaal 23 1 (4,2%) 24 HALLUCINATIES Afwezig/NA 2003 23 (95,8%) 1 (4,2%) 24 Aanwezig 2003 0 0 0 Totaal 23 1 (4,2%) 24 DEPRESSIE/DYSFORIE Afwezig/NA 2003 14 (58,3%) 2 (8,3%) 16 Aanwezig 2003 3 (12,5%) 5 (20,8%) 8 (33,3%) Totaal 17 7 (29,1%) 24 ANGST Afwezig/NA 2003 16 (66,6%) 3 (12,5%) 19 Aanwezig 2003 3 (12,5%) 2 (8,3%) 5 (20,8%) Totaal 19 5 (20,8%) 24 UITGELATENHEID/EUFORIE Afwezig/NA 2003 20 (83,3%) 3 (12,5%) 23 Aanwezig 2003 0 1 (4,2%) 1 (4,2%) Totaal 20 4 (16,6%) 24 In 2003 vinden we geen enkel probleem voor het domein «Hallucinatie». Het aandeel van de personen die «Wanen» en «Euforie» vertonen (12.5%) is zwak. Daarentegen is dit aandeel veel hoger in de dimensies «Depressie/dysforie» (33,3%) en «Angst» (20,8%) (Tabel 23). In 2004 werden de psychotische symptomen (Hallucinaties en Wanen) vastgesteld bij respectievelijk 8,2% en 12,5% van de personen. De problemen «Uitgelatenheid/Euforie» doet zich ook maar bij 12.5% van de personen voor. De dimensies «Depressie/dysforie» (29,1%), en «Angst» (20,8%), zijn duidelijk meer aanwezig. Het aanwezig blijven van de problemen in 2003 zowel als in 2004, is duidelijk hoger, wat de dimensie «Depressie/dysforie» betreft, vermits het aanwezig is bij 1/5 van de personen (20.8%). Dit fenomeen blijft afwezig voor de dimensie «Angst» (8,3%), «Wanen» (4,2%) en «Hallucinaties» (0%) en «Euforie» (0%) (Tabel 24). 6-33

De vergelijkende studie van de gegevens 2003-2004 toont een significante verandering in 2004 in de richting van een verhoging van «Uitgelatenheid» (+12.5%). De verhoging wat betreft «Hallucinatie» (+4.2%) is niet significant. We stellen eveneens een significante verandering vast in 2004 in de richting van een vermindering van de problemen «Wanen» (-4,2%) et «Depressie/dysforie» (-4,2%). We stellen een status quo vast wat betreft «Angst» (Tabel 24). Tabel 6-24 Longitudinale aanwezigheid (relatieve frequentie) van de psychologische problemen NPI in de groep «niet-dementerenden» Psychologische problemen NPI Aanwezigheid 2003 et 2004 Aanwezigheid 2003 Aanwezigheid 2004 Д Chi 2 WANEN 4,2% 8,3% 4,2% - 4,1% S HALLUCINATIES 0% 0% 4,2% + 4,2% NS DEPRESSIE/ 20,8% 12,5% 8,3% - 4,2% S DYSFORIE ANGST 8,3% 12,5% 12,5% 0% NS UITGELATENHEID /EUFORIE 0% 0% 12,5% +12,5% S S : significante verhoging p<.05 ; S : significante vermindering p<.05 EVOLUTIE VAN DE SAMENGESTELDE INDEX ERNST X FREQUENTIE Gezien het te lage aantal personen kan deze analyse niet uitgevoerd worden voor de domeinen: wanen (n=1), hallucinaties (n=0), angst (n=2) en euforie (n=2). Voor de dimensie «Depressie/dysforie» (n=5), stellen we geen enkele verandering vast tussen 2003 en 2004, van de samengestelde index bij de niet-dementerenden. 6.3.2.1.2 Gedragsproblemen EVOLUTIE VAN AANWEZIGHEID/AFWEZIGHEID VAN GEDRAGSPROBLEMEN Tijdens de twee evaluaties van 2003 en 2004 stelt men een afwezigheid vast van deze problemen bij 95.8% van de personen in de dimensies «Desinhibitie» et «Motorische onrust». Deze afwezigheid is er ook voor de dimensies «Eetlustproblemen (83,3%) en «Slaap» (79,1%). Daarentegen is het zwakker voor de dimensies «Agitatie/agressiviteit» (70,8%) en «Apathie/desinteresse» (70.8%), maar vooral in de dimensie «Prikkelbaarheid» (62,5%). Men kan dus besluiten dat in deze 3 laatste domeinen een niet verwaarloosbare fractie van de dementerenden gedragsproblemen stellen (Tabel 25). 6-34