v De Bibliotheek Handelsrecht Larcier................................. Voorwoord bij de Reeks Vennootschaps- en Financieel Recht............... i iii Ten geleide... enkele cijfers......................................... 1 Hoofdstuk I. Begrip en kenmerken................................. 3 Afdeling 1. Wettelijk kader........................................ 3 Afdeling 2. Begrip en kenmerken................................... 4 Afdeling 3. De stichting versus andere aanverwante rechtsvormen.......... 5 1. De feitelijke vereniging (vereniging zonder winstoogmerk)............. 5 2. De vereniging zonder winstoogmerk.............................. 7 3. De vennootschap met sociaal oogmerk............................ 8 Afdeling 4. Belgische versus Nederlandse stichting...................... 9 1. Vergelijking tussen de Nederlandse en de Belgische stichting........... 10 2. Fiscale transparantie en taks tot vergoeding van de successierechten..... 11 Hoofdstuk II. Preconstitutief handelen............................... 12 Hoofdstuk III. Stichting en taalwetgeving............................. 15 Afdeling 1. Algemeen............................................ 15 Afdeling 2. Toepassingsgebied ratione personae........................ 15 1. Algemeen.................................................. 15 2. Het begrip exploitatiezetel..................................... 16 Afdeling 3. Toepassingsgebied ratione materiae......................... 17 1. Het Vlaamse Taaldecreet...................................... 17 2. Het Franse Taaldecreet........................................ 17 3. De Gecoördineerde Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken. 17 4. Wettelijke voorgeschreven akten en reglementen.................... 17 Afdeling 4. De mogelijkheid tot het opmaken van anderstalige stukken of van vrije vertalingen....................................... 18 Afdeling 5. Sancties wegens niet-naleving van de taalwetgeving............ 19 1. Het Vlaamse Taaldecreet...................................... 19 2. Het Franse Taaldecreet........................................ 20 3. De Gecoördineerde Wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken. 21 Hoofdstuk IV. De wettelijke specialiteit van de stichting................. 22 Afdeling 1. Algemeen............................................ 22 Afdeling 2. Belangeloos doel....................................... 22
vi Afdeling 3. Verbod om stoffelijke voordelen te verschaffen aan de stichter en de bestuurders........................................... 25 Afdeling 4. Sancties wegens schending van de wettelijke specialiteit......... 28 Hoofdstuk V. Oprichting......................................... 29 Afdeling 1. Oprichters............................................ 29 1. Algemeen.................................................. 29 2. Natuurlijke personen......................................... 29 3. Rechtspersonen............................................. 29 Afdeling 2. Volmacht bij oprichting.................................. 30 Afdeling 3. Oprichtingsakte....................................... 30 1. Vorm..................................................... 30 A. Oprichting bij authentieke akte.............................. 30 B. Oprichting bij testament................................... 32 2. Juridische kwalificatie........................................ 33 3. Verplichte vermeldingen in de oprichtingsakte...................... 34 A. Identiteit van de stichters................................... 34 B. Naam van de stichting..................................... 35 1. Maatschappelijke benaming............................. 35 2. Bescherming van de benaming private stichting stichting van openbaar nut....................................... 37 3. Bescherming van de maatschappelijk benaming handelsnaam merk domeinnaam................................... 38 C. Maatschappelijk doel...................................... 40 1. Algemeen........................................... 40 2. Statutair doel van de stichting............................ 40 3. De activiteiten van de stichting........................... 40 4. Wijziging van het doel................................. 42 D. Maatschappelijke zetel..................................... 43 E. Het orgaan van bestuur, van vertegenwoordiging en van dagelijks bestuur................................................ 45 1. De wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de bestuurders, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen.............................. 45 2. In voorkomend geval, de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de personen gemachtigd om de stichting overeenkomstig artikel 34, 4 te vertegenwoordigen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen... 45 3. In voorkomend geval, de wijze van benoeming, van afzetting en van ambtsbeëindiging van de personen aan wie overeenkomstig artikel 35 het dagelijks bestuur van de stichting is opgedragen, de omvang van hun bevoegdheden en de wijze waarop zij deze uitoefenen........................................... 46
vii F. De bestemming van het vermogen van de stichting bij ontbinding elastiekbeding........................................... 46 1. De bestemming van het vermogen bij ontbinding van de stichting 46 2. Het elastiekbeding.................................... 46 G. Statutenwijziging......................................... 49 H. Belangenconflicten in hoofde van de raad van bestuur............. 51 I. Sancties wegens niet opnemen van bepaalde vermeldingen in de statuten................................................ 51 4. Vermogen bij oprichting....................................... 52 A. Vereiste van aanvangsvermogen.............................. 52 B. Vereiste van minimumvermogen............................. 54 C. De inbreng.............................................. 55 1. Aard en modaliteiten van de inbreng...................... 55 2. De juridische kwalificatie van de inbrenghandeling............ 57 3. Inbreng in de stichting versus wettelijke reserve.............. 61 5. Openbaarmakingsvereisten..................................... 63 A. Het stichtingsdossier...................................... 63 B. De bekendmaking in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad......... 64 C. Inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen............ 64 6. Verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid........................... 65 Hoofdstuk VI. Werking........................................... 67 Afdeling 1. Organen............................................. 67 1. Raad van bestuur............................................ 67 A. Aantal bestuurders........................................ 67 B. Benoeming en ontslag..................................... 68 1. Benoeming en gedwongen ontslag......................... 68 2. Vrijwillig ontslag..................................... 72 3. Ontslag van rechtswege................................ 72 4. Ontslag door de rechtbank van eerste aanleg................ 72 C. Duur van het bestuurdersmandaat............................ 72 D. Omvang van de bestuursbevoegdheden........................ 73 E. Uitoefening bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid......... 75 1. Bestuursbevoegdheid................................... 75 2. Vertegenwoordigingsbevoegdheid......................... 77 F. Vergoeding van de bestuurder............................... 77 G. Openbaarmakingsverplichtingen............................. 79 2. Orgaan van vertegenwoordiging................................. 80 3. Orgaan van dagelijks bestuur................................... 81 A. Facultatief orgaan........................................ 81 B. Samenstelling............................................ 81 C. Juridische kwalificatie van de dagelijks bestuurder............... 82 D. Benoeming en ontslag dagelijks bestuurder..................... 82 E. Bevoegdheden........................................... 83 1. De notie dagelijks bestuur............................. 83
viii 2. Vertegenwoordiging................................... 84 F. Bezoldiging............................................. 86 G. Openbaarmakingsverplichtingen............................. 87 4. Andere organen............................................. 87 5. Commissarissen............................................. 88 6. Nietigheid van beslissingen van organen........................... 88 Afdeling 2. Wijziging van de statuten................................ 90 1. Statutenwijziging door het bevoegde orgaan van de stichting........... 90 2. Statutenwijziging door de rechtbank............................. 91 Afdeling 3. Openbaarmakingsvereisten............................... 93 1. Stichtingsdossier............................................. 93 2. Bekendmaking in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad............... 95 3. Wijziging gegevens in de Kruispuntbank van Ondernemingen.......... 96 4. Sancties................................................... 97 5. Vermeldingen op akten, facturen en andere stukken.................. 98 Afdeling 4. Schenkingen en legaten aan de stichting..................... 99 1. Verzoek tot machtiging........................................ 99 2. Voorlopige aanvaarding....................................... 100 3. Bewarende maatregelen....................................... 101 4. Inbezitstelling............................................... 101 5. Sancties................................................... 102 6. Reservataire erfgenamen en schuldeisers........................... 103 Afdeling 5. Optreden in rechte..................................... 103 1. Proceshandelingen gesteld namens een stichting in oprichting.......... 103 2. Proceshandelingen gesteld tijdens het bestaan van de stichting.......... 104 Afdeling 6. Aansprakelijkheid van de bestuurders, vertegenwoordigers en dagelijks bestuurders.................................... 105 1. Aansprakelijkheid ten aanzien van de stichting...................... 105 2. Aansprakelijkheid ten aanzien van de medecontractant van de stichting en ten aanzien van derden........................................ 108 3. Specifieke aansprakelijkheidsgronden............................. 110 A. Aansprakelijkheid wegens het verlenen van medewerking aan onvolledige stukken....................................... 110 B. Aansprakelijkheid wegens niet-betaling van de bedrijfsvoorheffing en/ of de BTW.............................................. 110 4. Mildering van de aansprakelijkheid.............................. 110 A. Verzekering............................................. 110 B. Vrijwaring.............................................. 111 C. Exoneratiebeding......................................... 111 5. Einde van de aansprakelijkheid................................. 112 A. Kwijting................................................ 112 B. Verjaring............................................... 113 C. Ontslag................................................ 114 Afdeling 7. De nietigheid van de stichting............................. 114
ix Hoofdstuk VII. Omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut....................................... 116 Hoofdstuk VIII.Ontbinding en vereffening............................. 118 Afdeling 1. Ontbinding........................................... 118 Afdeling 2. Vereffenaar........................................... 120 Afdeling 3. Vereffening........................................... 122 Afdeling 4. Vorderingen van schuldeisers na afsluiting van de vereffening..... 124 Afdeling 5. Openbaarmakingsvereisten............................... 124 Hoofdstuk IX. Fusies en splitsingen van stichtingen..................... 126 Afdeling 1. Algemeen............................................ 126 Afdeling 2. Fusie of splitsing....................................... 127 1. Oprichting van een of meerdere nieuwe stichtingen.................. 127 2. Ontbinding en vereffening van een of meerdere bestaande stichtingen.... 127 3. Statutenwijziging............................................ 128 4. Inbreng van activa en passiva in een of meer andere rechtspersonen...... 128 A. Inbreng om niet van een algemeenheid of bedrijfstak conform het Wetboek van Vennootschappen.............................. 129 1. Bedrijfstak versus algemeenheid van goederen............... 129 2. Inbrengvoorstel....................................... 129 3. Omstandig inbrengverslag.............................. 131 4. Beslissing tot inbreng.................................. 131 5. Tegenwerpelijkheid van de inbreng........................ 132 6. Zekerheidstelling..................................... 132 7. Aansprakelijkheid..................................... 133 8. Rechtsgevolgen van de inbreng........................... 133 B. Procedure buiten het Wetboek van Vennootschappen om.......... 134 5. Samenstelling van het bestuursorgaan............................ 135 Hoofdstuk X. Boekhouding, jaarrekening en controle................... 136 Afdeling 1. Algemeen............................................ 136 Afdeling 2. Taalwetgeving......................................... 138 Afdeling 3. Begroting............................................ 138 Afdeling 4. Boekhouding en jaarrekening............................. 140 1. Boekhouding............................................... 140 A. Kleine versus grote stichting................................ 140 B. De boekhoudverplichtingen voor kleine stichtingen............... 142 1. Het bijhouden van een dagboek.......................... 143 2. Het opmaken van een jaarlijkse inventaris.................. 144 C. De boekhoudverplichtingen voor grote stichtingen............... 145 1. Toepasselijke verplichtingen uit het gemeen boekhoudrecht..... 145 2. Van het gemeen boekhoudrecht afwijkende verplichtingen...... 147
x 3. Overstap van kleine naar grote stichting: openingsbalans....... 149 2. Jaarrekening................................................ 150 A. Kleine versus grote en zeer grote stichting...................... 150 B. Kleine stichtingen........................................ 151 1. Opmaken van de jaarrekening........................... 151 2. Goedkeuren van de jaarrekening.......................... 153 3. Openbaar maken van de jaarrekening...................... 153 C. Grote en zeer grote stichtingen.............................. 155 1. Opmaken van de jaarrekening........................... 155 2. Goedkeuren van de jaarrekening.......................... 157 3. Openbaar maken van de jaarrekening...................... 158 3. Stichtingen onderworpen aan bijzondere boekhoud- of jaarrekeningrechtelijke verplichtingen............................ 159 4. Sancties................................................... 162 Afdeling 5. Controle............................................. 164 1. Verplichte versus vrijwillige benoeming van een commissaris........... 164 2. Benoeming en ambtsbeëindiging van de commissaris................. 165 A. Benoeming.............................................. 165 B. Ontslag................................................ 167 1. Gedwongen ontslag................................... 167 2. Vrijwillig ontslag..................................... 168 3. Ontslag van rechtswege................................ 168 4. Beëindiging bij onderlinge overeenkomst................... 169 C. Openbaarmakingsvereisten................................. 169 3. Duur van het commissarismandaat............................... 169 4. Bezoldiging van het commissarismandaat.......................... 169 5. Commissarisopdracht en omvang onderzoeksbevoegdheden........... 171 6. Het commissarisverslag....................................... 172 7. Onafhankelijkheid van de commissaris............................ 173 8. Aansprakelijkheid en kwijting van de commissaris................... 174 A. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid........................... 174 B. Strafrechtelijke aansprakelijkheid............................ 176 9. Sancties................................................... 176 Hoofdstuk XI. Fiscale verplichtingen................................. 177 Afdeling 1. Inkomstenbelastingen................................... 177 1. Rechtspersonenbelasting versus vennootschapsbelasting.............. 177 A. Belang van het onderscheid................................. 177 B. Rechtspersonenbelasting of vennootschapsbelasting?............. 177 1. De stichting exploiteert een werkelijke en actuele onderneming.. 177 2. De stichting stelt verrichtingen van winstgevende aard......... 178 3. De stichting ressorteert onder een van de uitzonderingsgevallen vermeld in artikel 181 WIB 1992......................... 179 4. Certificering van aandelen.............................. 180
xi 2. De rechtspersonenbelasting.................................... 181 A. Onroerende inkomsten en meerwaarden....................... 181 B. Roerende inkomsten, opbrengsten en meerwaarden.............. 183 C. Diverse inkomsten, kosten en bijdragen........................ 184 D. Inbreng van een algemeenheid of een bedrijfstak................. 185 3. Uitkeringen gedaan door de stichting............................. 185 Afdeling 2. BTW................................................ 186 Afdeling 3. Registratierechten...................................... 186 1. Oprichtingsakte............................................. 186 2. Inbreng om niet in en schenking van goederen aan de stichting......... 187 A. Inbreng om niet of schenking van roerende goederen............. 187 1. Tarieven Vlaams Gewest................................ 189 2. Tarieven Brussels Hoofdstedelijk Gewest................... 189 3. Tarieven Waalse Gewest................................ 190 B. Inbreng om niet of schenking van onroerende goederen........... 191 1. Tarieven Vlaams Gewest................................ 193 2. Tarieven Brussels Hoofdstedelijk Gewest................... 194 3. Tarieven Waals Gewest................................. 194 C. Gunstregimes inzake schenkingsrechten........................ 196 1. Schenking van een familiale onderneming of vennootschap (Vlaams Gewest)...................................... 196 2. Schenking van een familiale onderneming of vennootschap (Waals Gewest)....................................... 199 D. Bijzondere regels......................................... 205 1. Schenking met voorbehoud van vruchtgebruik / recht van bewoning........................................... 205 2. Schenking van een vruchtgebruik op een roerend of onroerend goed............................................... 206 3. Schenking met last bestaande uit een som, rente of pensioen ten voordele van een derde................................. 207 4. Schenking met last, andere dan een som, rente of pensioen ten voordele van een derde................................. 208 5. Schenking van beursgenoteerde effecten.................... 210 6. Handgift of onrechtstreekse aan de stichting................. 210 7. Schenking van roerende goederen via Nederlandse notaris...... 212 8. Certificering van aandelen.............................. 213 3. vestiging van een recht van opstal of van erfpacht ten voordele van de stichting................................................... 213 4. Aankoop of ruiling van onroerende goederen....................... 214 5. Beding van terugkeer bij ontbinding van de stichting................. 215 6. Omzetting van een private stichting in een stichting van openbaar nut.... 216 7. Inbreng van een algemeenheid of van een bedrijfstak................. 217 Afdeling 4. Successierechten....................................... 217 1. Legaten aan een stichting...................................... 217
xii A. Tarieven Vlaams Gewest................................... 218 B. Tarieven Brussels Hoofdstedelijk Gewest....................... 219 C. Tarieven Waals Gewest.................................... 219 2. Uitkeringen door de stichting en artikel 8 Wetboek der Successierechten.. 220 3. Beding van terugkeer bij ontbinding van de stichting................. 222 A. Algemeen............................................... 222 B. Artikel 8 van het Wetboek der Successierechten.................. 223 4. Gunstregimes inzake successierechten............................. 225 A. Legaat van een familiale onderneming of vennootschap aan een stichting (Vlaams Gewest).................................. 225 B. Legaat van een familiale onderneming of vennootschap aan een stichting (Brussels Hoofdstedelijk Gewest)...................... 226 C. Legaat van een familiale onderneming of vennootschap aan een stichting (Waals Gewest)................................... 226 Afdeling 5. Taks tot vergoeding van de successierechten.................. 227 1. Tarief, belastbare grondslag en aangifte........................... 227 2. Vrijstellingen............................................... 229 3. Certificering van aandelen..................................... 229 4. Stichting van openbaar nut..................................... 229