Rondat fiche 2: Techniekfiche Vormen a. Rondat voor een flikflak en een tempsalto b. Rondat voor een salto De eerste rondat wordt op deze fiche uitgediept. De rondat-vorm voor een salto wordt hier niet uitgewerkt. Doel De voorwaartse loopsnelheid (horizontale snelheid) omzetten in achterwaartse sprongsnelheid (horizontale snelheid). Om horizontale snelheid te behouden/vergroten moet: het zwaartepunt bij de landing achter de voetensteun zijn en hierbij is het lichaam zo gestrekt mogelijk. Opmerking: Een rondat is een koud kunstje, maar er één uitvoeren die dit doel bereikt, is vakwerk! Techniekvarianten - Radslag variant. o Voordelen: Makkelijker aan te leren. Kans op succes verhoogt. Meest gekende en gebruikte techniek in tumbling. o Nadelen: Minder krachtige handenkaats en bijgevolg minder tijd voor een goede courbette. Men gaat makkelijker scheef in de vluchtfase en landingsfase van de rondat. - Handstand-kaats variant. o Voordelen: Geeft meer mogelijkheid tot een actievere en krachtige courbette. Courbette-fase, zweeffase, voorbereiding van de landing en de landing zelf, zijn identiek aan flikflak (hoge transferwaarde). o Nadelen: Moeilijker aan te leren omdat het meer kracht en coördinatie vraagt van de gymnast. Gymnast moet kaatsbeweging van overslag goed beheersen. Globaal De lengte van een rondat kan opgedeeld worden in 3 delen: o steunplaats van zwaaibeen tot steunbeen (grootste deel); o steunbeen tot handensteun; o handensteun tot landing (kleinste deel). Tracht de afstand voor de handensteun zo ruim mogelijk te maken en de afstand na de handensteun zo kort mogelijk. - 1 - Luk Goris en Bart Vanoirbeek
Gedetailleerd bewegingsverloop Voorwaarts gerichte opsprong. Strekstand met 2 voeten samen. Met een krachtige voorwaartse armbeweging ver voorwaarts opspringen. De landing gebeurt op het zwaaibeen en vervolgens met een grote uitvalspas op het steunbeen. Opmerking: Aanloopsnelheid compenseert tekorten in de rondat. In aanleerfase en trainingsomstandigheden bekomt men, met een opsprong of een zeer korte aanloop (max. 3 passen), een betere techniek van de rondat. Een iets langere aanloop is daarentegen/later wel nuttig in wedstrijdsituatie. Fase 1: Grote uitvalpas opzwaai zwaaibeen Het steunbeen wordt ver naar voor geplaatst en mag licht gebogen worden. De schouders worden naar elkaar geduwd (zich smal maken). Het zwaaibeen wordt gestrekt opgezwaaid terwijl: o de romp schuin neerwaarts gebracht wordt; o de romp sterk ingedraaid wordt. Het lichaamszwaartepunt laag houden. De voeten op de lijn plaatsen. De knie van het steunbeen moet voorbij de tenen komen. De romp pas beginnen indraaien als het zwaaibeen voorbij het horizontale is (voorbij T-waagstand). De romp vormt samen met de eerste hand en het zwaaibeen één lijn. Armen, romp, benen blijven binnen éénzelfde sagittaal vlak (boven de middellijn). Verschillen met radslag: De romp wordt sterk ingedraaid (radslag: slechts licht torsie) - 2 - Luk Goris en Bart Vanoirbeek
Fase 2: Handenplaatsing Handstandfase a) Rondat vanuit radslag; Het steunbeen wordt volledig uitgeduwd. Onmiddellijk daarna wordt de eerste hand geplaatst: links-draaiers: linker hand rechts van de lijn. rechts-draaiers: rechter hand links van de lijn. Aandachtspunt: Het lichaamszwaartepunt is nog steeds laag. Benen worden snel gesloten. De romp wordt verder ingedraaid d.m.v. torsie. o het bekken wordt volledig opengedraaid en uitgestrekt. De tweede hand wordt geplaatst: links-draaiers: rechter hand links van de lijn rechts-draaiers: linker hand rechts van de lijn De steun gaat over van de eerste hand naar de tweede hand terwijl ook de rotatie rond de lengteas verder gaat. Opmerking: De richting van de vingers is een belangrijk hulpmiddel om de romp verder/voldoende in te draaien, maar is geen doel op zichzelf. Handen positie: o Op ± schouderbreedte van elkaar. Enkele goede richtingen van de vingers (aan trainers om een eigen voorkeur te bepalen): o Eerste hand met de vingers loodrecht op de sprongrichting (richting middellijn), tweede hand met de vingers tegen de sprongrichting in. o Eerste en tweede hand met de vingers tegen de sprongrichting in. o Eerste hand met de vingers tegen de sprongrichting in, tweede hand met de vingers loodrecht op de sprongrichting (weg van de middellijn). Merk op: Meest gebruikte handenpositie bij topgymnasten. Benen volledig sluiten. 1/2 e draai afwerken in het volledige lichaam. Verschillen met radslag: De eerste hand wordt langs de lijn gezet i.p.v. op de lijn. De tweede hand wordt aan de overkant van de lijn geplaatst i.p.v. op de lijn. - 3 - Luk Goris en Bart Vanoirbeek
b) Rondat vanuit handstand-kaatsen; Het steunbeen wordt volledig uitgeduwd. De romp wordt helemaal ingedraaid. o het bekken wordt volledig opengedraaid en uitgestrekt. Benen worden snel gesloten. Na een zeer korte zweeffase en vlak voor het plaatsen van de handen, start een krachtige schouderactie (idem aan overslag). Opmerking: Door deze krachtige kaatsbeweging vanuit de schouders is de handstandfase zeer kort. Beide handen worden gelijktijdig en naast elkaar geplaatst. linker hand rechts van de lijn; rechter hand links van de lijn. Handen positie: o Op max. schouderbreedte van elkaar. o De vingers van beide handen wijzen tegen de sprongrichting in. Handen tegelijk voor het steunbeen plaatsen. In de korte lage zweeffase voor de handensteun het hele lichaam volledig indraaien. Benen volledig sluiten. Opmerking: 1 De zweeffase voor de handensteun moet zo klein mogelijk zijn! Opmerking: 2 Door de vernoemde aandachtspunten zal het lichaam licht overstrekt zijn in de handstandfase. - 4 - Luk Goris en Bart Vanoirbeek
Fase 3: Inzet courbette zweeffase voorbereiding van de landing Benen zijn volledig gesloten en de 1/2 e rotatie omheen de lengteas is afgewerkt. Loskomen van de grond door een goede courbette (snepper): o snelle inzet van heupbuiging (inkappen); o rugbuiging actief van hol naar bol klappen (van bekken t.e.m. hoofd); o uitduwen van de schouders (schouders voorwaarts actief naar elkaar duwen). Opmerking 1: Een goede courbette zorgt voor het opwaarts duwen van het zwaartepunt met een rotatieversnelling. Opmerking 2: De kaatsbeweging bij een rondat vanuit handstand-kaatsen (fase 2b) zorgt voor een extra bij het opwaarts duwen van het zwaartepunt. Onmiddellijk na het loskomen van de handen worden de armen naar het lichaam gebracht. De heuphoek wordt verkleind tot maximaal 90. Opmerking: De tip, Handen en knieën naar elkaar duwen, vangt vele vliegen in 1 klap. Namelijk: heupbuiging, bolle rughouding, uitduwen schouders en armen bij lichaam brengen. Wanneer de voeten onder of voorbij het zwaartepunt gekomen zijn (vlak voor de landing), start de inzet van een flikflak of een tempsalto. Dit gebeurt afrollend van onder naar boven: 1. heuphoek wordt uitgestrekt; 2. romp en schouders komen in het verlengde van de benen; 3. armen en hoofd starten een opwaartse beweging. Opmerking: Wanneer men na de rondat geen flik of temp uitvoert moet men ALTIJD tot ruglig kunnen vallen. Voor de landing moet men: 1. de heuphoek eveneens uitstrekken; 2. de romp blokkeren in schelphouding; 3. de schouders naar elkaar blijven duwen (smal); 4. armen blijven laag (boven de bovenbenen). - 5 - Luk Goris en Bart Vanoirbeek
Fase 4: De landing Doelstelling: Om horizontale snelheid uit de aanloop te behouden/vergroten moet bij de landing de voetensteun voor het zwaartepunt zijn. Landing op beide en platte voeten. De inzet van de flikflak of tempsalto wordt verder afgemaakt: o benen worden volledig uitgestrekt (voeten & knieën); o heup volledig geopend; o schouders komen helemaal recht en worden geopend; o hoofd is licht achterwaarts hellend; o armen worden verder opwaarts geheven tot in het verlengde van de romp. Let op: Voorzie steeds een zachte mat op ± kniehoogte zodat de gymnast ALTIJD tot ruglig kan vallen. Opmerking: Wanneer na de rondat geen flik of temp wordt uitgevoerd, moet men altijd: landen uit evenwicht; knieën en romp gepannen houden (schelphouding); de schouders naar elkaar duwen (smal); de armen laag houden bij het achterwaarts vallen. (boven de bovenbenen); pas in ruglig op de mat, de armen krachtig opwaarts tegen de mat slaan. Bij goede uitvoeringen: wordt de baan krachtig ingedrukt en geeft ze veel veerkracht terug; vliegt men ver en laag achterwaarts; valt men gespannen in ruglig; glijdt men verder op de rug bij een glad oppervlak. - 6 - Luk Goris en Bart Vanoirbeek