Effecten van extremen

Vergelijkbare documenten
Project Klimaat en Landbouw Noord Nederland. 12 februari Peter Prins. Projectleider K & L

Klimaat en landbouw Noord- Nederland: 'effecten van extremen'

Klimaat en landbouw Noord- Nederland: 'effecten van extremen'

Boeren op weg naar klimaatbestendige productie

Klimaat en landbouw Noord- Nederland: adaptatiemaatregelen

Limburg Waterproof Klimaat, water en landbouw

Stellingen Sturen op basisafvoer. water verbindt

Klimaatverandering, kansen voor agrarische ondernemers

AQUATISCHE LANDBOUW. haal meer uit land én water

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw

CGM/ Aanbieding onderzoeksrapport: "Crop volunteers and climate change"

Bodem & Klimaat. Op weg naar een klimaatbestendig bodembeheer

Hét kiemremmingsmiddelen voor aardappelen en uien

Winst met water! > In Actie. Waarom nu? Hoe doen we dit? Eigen project! Doelstellingen. (Klik of scroll naar de volgende pagina)

Naar een klimaatbestendige bodem

Valse meeldauw in zonnebloemen. Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm

Klimaatverandering en onze voedselzekerheid

Klimaat en landbouw Noord-Nederland

Zoet is goed maar een beetje zout smaakt beter door Pier Vellinga *) Spaarwater eindsymposium Schouwburg de Harmonie, Leeuwarden, 12 maart 2019

Resultaten Botrytis onderzoek Bart Heijne

LANDBOUW EN NATUUR IN TIJDEN VAN KLIMAATVERANDERING

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Klimaat - verandering en de landbouw

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl

Bodem en Water, de basis

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Organische stof: daar draait het om! Gouden Grond 26 januari 2018 Wim Stegeman. Saalland Advies 1

3 november Inleiding

Pilots zoetwatervoorziening: van concept naar uitvoering

Klimaatinformatie op maat. De juiste data voor elke sector

Teelthandleiding. 2.2 lage bandspanning spaart bodemstructuur

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Regionale Klimaateffectatlas

Teelthandleiding. 3.1 vroeg of laat zaaien

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

RISICOSIGNALERING Droogte

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf.

Bergpolder Zuid, Rotterdam

DUURZAAM BODEMBEHEER IN DE LANDBOUW

Workshop Klimaatverandering. Inhoud: pag. 2 t/m 31 : Erno Bouma Is er wat aan de hand? pag. 32 t/m 46: Jan Schreuder Vereinigte Hagel

Luchtbevochtiging in de zomerperiode: Wat wil de plant?

Samenvatting. Klimaatverandering en bomen in de gemeente Amersfoort 5

Van harte welkom op de bewonersavond. WaardeVOL Brummen. 26, 27 en 28 november 2018

Overzicht en karakteristieken klimaatrisico s Nederland. Willem Ligtvoet

Klimaatverandering Wat kunnen we verwachten?

Presentatie. Afsterven steenfruitbomen. Klantendag Stonefruitconsult. Echteld Donderdag 7 maart. Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO

Klimaatverandering & schadelast. April 2015

Klimaatadaptatie. Charles Aangenendt

Projectpartijen. Initiatiefnemers LTO-Noord ForFarmers Hendrix Waterschap Rijn en IJssel

1/25/2018. Resultaten druppelirrigatie diverse gewassen. Inleiding. More crop per drop. Wie ben ik en wat is mijn rol

Klimaat is een beschrijving van het weer zoals het zich meestal ergens voordoet, maar ben je bijvoorbeeld in Spanje kan het ook best regenen.

Evaluatie, Leerpunten en Plannen Perfecte Roos Energiezuinig geteeld , Arie de Gelder

Precisie in de kas. meer sensoren, meer analyse, lokaal reageren

Klimaat en Landbouw Noord-Nederland Rapportage van fase 2

Gevolgen van klimaatextremen voor de Nederlandse landbouw

foto: Vera Siemons Resultaten onderzoek naar klimaatbeleving Uitgevoerd door Gfk i.o.v. Achmea - oktober 2016

Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting

Waterwijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee? Mirjam Hack en Ruud Bartholomeus november 2016

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Kruidenrijk Grasland in de melkveehouderij

Klimaatadaptatiestrategie Hellendoorn

KLIMAATADAPTATIE LEEFT, MAAR LEIDT NOG NIET

Waarom is de bodem belangrijk voor het waterbeheer?

Beter Bodembeheer de diepte in

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Klimaatadaptatie. De gemeente Renkum Manon Wille Projectmanager Water

Klimaatadaptatie. Manon Wille Projectmanager Water

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Klimaatadaptatie. Programmaplan duurzame en gezonde stad

Vroege bloemverdroging bij narcis cultivar Bridal Crown

DACOM WAARNEMINGSTABELLEN ZIEKTEMANAGEMENT - ALLE BESCHIKBARE GEWASSEN

Flevoland: naar een gezonde bodem voor een gezonde sector

Schadewijzer. Vrijlevende- en wortelknobbelaaltjes in de akkerbouw

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Een academisch perspectief op de droogte van de zomer 2018

Teelt van lelies in goten in de grond in Drenthe, 2012

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Klimaatverandering. Opzet presentatie

Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen

De slimme ecologische oplossing tegen wateroverlast én droogte.

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven

Economische gevolgen verlaagde N-gebruiksnormen. Wim van Dijk (PPO) Hein ten Berge (PRI) Michel de Haan (ASG)

Voorjaarstoepassing van drijfmest op kleigrond voor aardappelen

Verruiming van de stikstofruimte voor beweid grasland ten laste van de stikstofruimte voor gemaaid grasland op zand- en lössgronden

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

SKB-Showcase. Praktijkdemo s met ondernemers uit de akker- en tuinbouw. Slotbijeenkomst SKB Showcase Biezenmortel 11 december 2014

BANANEN LANGS DE NOORDZEE antwoordblad

Open teelten op zandgronden hebben meer tijd nodig om te voldoen aan nitraatrichtlijn

WaterWijzer Landbouw: wat is het en wat kun je ermee?

meststoffen vloeibare bladmeststoffen groei door kennis

KNMI 06 klimaatscenario s

Bijlage A. Stikstofgebruiksnormen behorende bij artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet

Vijf nieuwe innovatietrajecten voor weidegang

Beter systeem voor bepalen waterschade

ERVARINGEN MET HET NIEUWE TELEN

5.2.4 Rhizoctonia De ziekte. In deze paragraaf wordt verwezen naar foto s. Deze kunt u vinden op de website als bijlage bij

Transcriptie:

Samenvatting onderzoeksfase 2 De invloed van extreme weersomstandigheden op gewassen en landbouwhuisdieren en verkenning van mogelijke adaptatiemaatregelen. Samenvatting Effecten van extremen 1

2

Inhoudsopgave 1 Woord vooraf..................................... 5 2 De rode draad...6 2.1 Belangrijkste uitkomsten.................................7 3 De aanpak........................................ 9 3.1 Alles met een praktijktoets...10 3.2 De gevolgde stappen..................................10 3.2.1 Bepalen relevante klimaatfactoren...10 3.2.2 Bepalen klimaatextremen en frequentie...11 3.2.3 Bepalen problemen, schade en kansen...12 3.2.4 Bepalen mogelijke adaptatiemaatregelen.................12 4 Opvallende zaken per gewas....................... 14 4.1 Huidige teelten........................................15 4.2 Glastuinbouwgewassen.................................20 4.3 Nieuwe gewassen...21 4.4 Veehouderij..........................................23 3 5 Vervolg van het onderzoek......................... 25

Woord vooraf 1 In 2004 is het onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte opgestart. Onderzoeken binnen dit programma lopen uiteen van fundamenteel tot meer praktijkgericht onderzoek. Binnen dit onderzoeksprogramma is in 2007 het praktijkgerichte project Klimaat en Landbouw in Noord-Nederland officieel van start gegaan. Landbouw is een belangrijke pijler van de Noord-Nederlandse economie en een belangrijke maatschappelijke factor. De 4 verandering van het klimaat kan grote gevolgen hebben voor de landbouw, niet alleen vanwege veranderende omstandigheden voor gewassen, maar ook ten aanzien van ziekten en plagen, behoefte aan andere teelten (energie), risico s van bedrijfsvoering (oogstzekerheid) en bedrijfszekerheid (energievoorziening). Alle reden dus om nadrukkelijk te kijken naar de mogelijke gevolgen van de klimaatverandering en de wijze waarop daar op kan worden ingespeeld.

Het project Klimaat en Landbouw Noord-Nederland wordt gefaseerd uitgevoerd. In het kort onderscheiden we drie fases. De resultaten van fase 1 van het project zijn bekend. In fase 1 is een voorstudie door Wageningen UR uitgevoerd met daarin een verkenning naar de impact van markt- en klimaatverandering op de landbouw in Europa tot 2050. Voor twee klimaat-marktscenario s en drie gewassen is uitgezocht in welke Europese regio s op termijn perspectieven blijven bestaan voor landbouwproductie. De resultaten laten zien dat de landbouw in de regio Noord-Nederland zich kan handhaven bij veranderende markt- en klimaatomstandigheden. Fase 2 van het project heeft als doel om impact van klimaatextremen op verschillende landbouwgewassen en landbouwhuisdieren in Noord-Nederland en mogelijke adaptatiemaatregelen te verkennen. In voorliggende samenvatting worden de belangrijkste uitkomsten van deze fase beschreven. 5 Fase 3 zal daarop volgen en uiteindelijk adaptatiescenario s per gebied opleveren. Voor alle fases geldt dat er nadrukkelijk afstemming is gezocht met het werkveld. Werkende weg zijn tussenresultaten getoetst aan de praktijk.

De rode draad 2 Voordat we de werkwijze en de meest opvallende uitkomsten van fase 2 presenteren is het goed de rode draad van deze fase toe te lichten. Fase 2 heeft zich gericht op een groot aantal veel geteelde gewassen in Noord-Nederland. Daarnaast is gekeken naar enkele nieuwe gewassen en naar de veehouderij. De resultaten lopen nogal uiteen. Er is met name gekeken naar de verschillende weersextremen per gewas. Per gewas kunnen deze extremen verschillen. Voor de verschillende extremen en gewassen is vervolgens gezocht 6 naar een maatregelenpakket, zodat teelten en productie zich kunnen aanpassen aan de extremen. De resultaten geven een goed beeld van wat er aan de hand is en wat er aan gedaan kan worden.

De resultaten lopen nogal uiteen. Het blijkt dat niet alleen hitte, droogte en wateroverlast schade veroorzaken. Het vaker voorkomen van warmere winters en perioden met vochtig en warm zomerweer zijn evenzeer van belang. Tussen de ge wassen treden echter ook grote verschil len op. Voor de volgende gewassen zijn in het rapport de extremen en mogelijke maatregelen beschreven. Huidige teelten: Energiegewassen: Glastuinbouw: Pootaardappelen Wilg Tomaat Gras Koolzaad Wintertarwe Zetmeel aardappel Nieuwe gewassen: Veehouderij: Ui Zonnebloemen Melkkoeien Winterpeen Artisjok Scharrelvarken Suikerbiet Druif Lelie Kers 7 2.1 Belangrijkste uitkomsten De meeste gewassen ondervinden invloed van klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande weersextremen. Het gaat daarbij naast negatieve gevolgen ook om positieve gevolgen. De meest voorkomende weersextremen zijn het minder vaak voorkomen van aanhoudend nat weer en het minder vaak voorkomen van nachtvorst. Aanhoudend nat is gedefinieerd als een periode van 21 dagen, waarbinnen op minimaal 16 dagen meer dan 0,5 mm regen valt. Wanneer deze periodes minder voorkomen is het land beter te bewerken en te betreden. Bij nachtvorst kan soms één nacht met meer dan 2 graden vorst al genoeg zijn om schade aan te richten. Ook die weersextreme zal minder vaak voorkomen en dus ook minder vaak schade veroorzaken.

Er zijn ook weersextremen die een tijdige adaptatie vragen, omdat ze negatieve gevolgen hebben voor een teelt of gewas. Daarbij komen hittegolven en hevige regenval het meest voor. Als gevolg van hittegolven kan uitdroging plaatsvinden. Als gevolg van hevige regenval kan het gewas onder water komen te staan, waardoor verrotting plaatsvindt. Voor beide extremen geldt dat de oplossing ervoor in de waterhuishouding gezocht kan worden. Door het veranderende klimaat is de kans op ziekten/plagen/schimmels ook groter. Dit komt door minder strenge winters en meer warmte in combinatie met vocht. Door minder strenge winters overleven ziekten de winter en zullen ze bij de volgende teelt weer kunnen optreden. 8 Gelukkig blijken veel mogelijke problemen met een goede bedrijfsvoering voorkomen te kunnen worden. Maar dan moet er natuurlijk wel tijdig worden geanticipeerd. Zo kan worden overwogen om, net als in Mexico al gebeurt, aardappelen op bredere ruggen te gaan telen. Of om grasmengsels in te zaaien die uit meer hittebestendige grassoorten bestaan. En bij de bouw van nieuwe stallen kan, zoals nu al in toenemende mate gebeurt, nadrukkelijk naar klimaatmaatregelen worden gekeken. Een andere manier van anticiperen is het overgaan op andere gewassen. Een aantal mogelijke gewassen zijn daarvoor onderzocht. De artisjok en de zonnebloem zouden vanwege hun zouttolerantie en droogteresistentie goed de plaats van bijvoorbeeld winterpeen of ui in het bouwplan in kunnen nemen. In de navolgende hoofdstukken worden de werkwijze en de opvallende zaken per gewas toegelicht.

De aanpak 3 De aanpak die is gekozen voor fase 2 van het project Klimaat en Landbouw Noord-Nederland laat zich langs vier belangrijke stappen toelichten. Als eerste stap zijn de klimaatfactoren geselecteerd. Het gaat daarbij om per gewas of teelt de relevante klimaatfactoren (extremen) te definiëren. De tweede stap heeft tot doel de frequentie van de extremen en de verandering daarin in de toekomst te bepalen. Hiervoor is gebruik gemaakt van het G+ en W+ scenario, zoals nader omschreven in 3.2.2. Op basis van stappen 1 en 2 is vervolgens per gewas/teelt bepaald welke problemen, schade en kansen er worden gesignaleerd. Als laatste stap 9 zijn er adaptatiemaatregelen bepaald en beschreven.

3.1 Alles met een praktijktoets Gedurende het gehele proces is veelvuldig afstemming gezocht met het werkveld. In bilateraal overleg maar ook in sectorbijeenkomsten zijn de conceptresultaten gesondeerd onder de ondernemers. 3.2 De gevolgde stappen 10 Achtereenvolgens onderscheiden we vier stappen: 1. Bepalen relevante klimaatfactoren 2. Bepalen klimaatextremen en frequentie 3. Bepalen problemen, schade en kansen 4. Bepalen mogelijke adaptatiemaatregelen 3.2.1 Bepalen relevante klimaatfactoren Elk gewas en elk dier heeft zijn eigen gevoeligheden en optimum wat betreft groeiomstandigheden bepaald door de combinatie bodem en klimaat. Ook zijn de drempelwaarden waarbij schade optreedt gewasen dierspecifiek. Verder is ook rekening gehouden met de groeistadia van het gewas. Zaailingen hebben immers andere drempelwaarden dan gewassen die aan het afrijpen of bloeien zijn. Op basis van literatuur, expertkennis en praktijkkennis zijn zo per gewas voor de verschillende groeistadia kritieke klimaatfactoren geïdentificeerd. Eventuele schade is geschat en uitgedrukt als % oogstreductie of kwaliteitsvermindering.

3.2.2 Bepalen klimaatextremen en frequentie Het klimaat in Nederland verandert. Hoe het verandert is vooral afhankelijk van de wereldwijde temperatuurstijging en van veranderingen in de stromingspatronen van de lucht in onze omgeving (West-Europa) en de daarmee samenhangende veranderingen in de wind. Deze twee aspecten zijn samengevat in onderstaande figuur (G=gematigd; W=warm). 11

Het onderzoek Klimaat en Landbouw Noord-Nederland is gericht op de veranderingen in de weersextremen en gebaseerd op het G+ en W+ scenario. Deze keuze sluit aan bij eerder uitgevoerde scenariostudies en bij fase 1 van het onderzoek. 3.2.3 Bepalen problemen, schade en kansen 12 Per gewas is bepaald welke effecten de klimaatextremen op het gewas en/of de teelt hebben. Dit is gedaan op basis van expert judgement en input vanuit de sector. Door de mogelijke gemiddelde schade per incident te bepalen is het mogelijk om de verandering in faalkosten in beeld te brengen. Daarbij is vooral gekeken naar de verandering in frequentie. Zo zal het vaker voorkomen van een hittegolf vaker tot schade leiden en komt het omslagpunt voor investeringsbeslissingen in beeld. Afhankelijk van deze schade zullen namelijk eventueel maatregelen nodig zijn. Om de meest risicovolle klimaatfactoren voor het tijdsvenster 2040 te selecteren is de gemiddelde jaarlijkse economische schade als gevolg van de klimaatfactor (voor een periode van 30 jaar) berekend. Wanneer de gemiddelde jaarlijkse economische schade als gevolg van deze impact, minimaal 10% van de jaarlijkse economische gewasopbrengst is, is de impact als risicovol aangeduid. 3.2.4 Bepalen mogelijke adaptatiemaatregelen Adaptatiemaatregelen zijn activiteiten om een negatief effect van een klimaatimpact tegen te gaan. In deze stap zijn op basis van literatuuronderzoek, experts (interviews) en eigen inzichten de mogelijke adaptatiemaatregelen verkend. Er zijn maatregelen geïnventariseerd welke een effect van een klimaatfactor kunnen voorkomen (bijvoorbeeld

afdekken van een gewas voor regen) en maatregelen die het effect (schade) van een klimaatfactor kunnen beperken (bijvoorbeeld de doorlatendheid van een bodem verbeteren). Er is een overzicht gegeven van maatregelen tegen algemene klimaatextremen, zoals droogte, hevige regen, vorst, wind, en hagel. Aanvullend is er per gewas een maatregelenlijst opgesteld waarbij specifieker is ingezoomd op de voor de verschillende gewassen relevante klimaatfactoren en bijbehorende impact. Bij het opstellen van de maatregelenlijsten is onderscheid gemaakt in het niveau waarop de maatregel dient te worden uitgevoerd of ontwikkeld. Hierbij zijn de volgende niveaus onderscheiden: Gewasniveau: maatregelen die de boer kan nemen en die specifiek gericht zijn op het gewas (bv. het bestrijden van een plaag dat voor een specifiek gewas een gevaar vormt) Bedrijfsniveau: maatregelen die de boer kan nemen en naast alleen invloed op het gewas eveneens invloed hebben op andere elementen binnen het bedrijfssysteem (bv. gewasrotatie) Regionaal niveau: maatregelen die op regionale schaal (bv. waterschap, provincie) genomen kunnen worden (bv. ingrepen in het watersysteem) Sectorniveau: maatregelen die door de sector genomen, aangestuurd of ontwikkeld moeten worden (bv. ontwikkeling van resistente gewassen en technologische ontwikkeling). 13

Opvallende zaken per gewas 4 De onderzoeksresultaten van de vijftien verschillende landen tuinbouwgewassen zijn in het rapport volgens een vast stramien gerapporteerd. In dit hoofdstuk wordt voor de beschouwde gewassen aangegeven wat opvallende zaken uit de studie zijn. Daarbij wordt uitsluitend gekeken naar de wijziging in het voorkomen (frequentie en intensiteit) van de relevante klimaatfactoren. De huidige situatie wordt daarbij als referentie genomen. Op 14 basis van de resultaten van identificatie en kwantificering van de klimaatfactoren, schade en mogelijke adaptatiemaatregelen worden per gewas eventuele aandachtspunten voor de tijdsvensters 2040 en 2100 aangegeven.

4.1 Huidige teelten Wintertarwe De mogelijke klimaatrisico s voor de teelt van wintertarwe zijn langdurige droogte in de zomer en kwakkelweer in de winter. Er zijn beheersmaatregelen voorhanden om de schade van deze klimaatfactoren te voorkomen of te beperken. Daarnaast is het effect van kwakkelweer op de opbrengst zeer waarschijnlijk niet heel groot. Mogelijk dat (gele) roest en gerstevergelingsziekte een groter probleem worden en daarmee extra aandacht vragen. Aanhoudend nat weer gaat in de toekomst wat minder worden, waardoor de berijdbaarheid in de oogstperiode (juli - augustus) mogelijk beter wordt. Consumptie- en zetmeelaardappel Er zijn enkele klimaatfactoren die mogelijk risicovol zijn voor de teelt van fabrieks- en consumptieaardappelen. De toename van hevige regenval is enigszins beperkt en de vraag is of daadwerkelijk maatregelen nodig zijn. De teler kan er met maatregelen op inspelen om de impact van hittegolven te voorkomen of te beperken. Dit geldt eveneens voor de bewaring van aardappelen. Wanneer telers tijdens hittegolven aardappelen koelen met druppelirrigatie, zullen mogelijk op regionale schaal maatregelen in het watersysteem nodig zijn. Vanwege het ontbreken van maatregelen voor de teler wordt de ziekte Erwinia mogelijk een groter probleem. De sector zal zich moeten richten op onderzoek naar biologische bestrijdingsmethoden en/of resistente rassen. In de toekomst zullen luizen, aaltjes, de coloradokever en aardappelopslag extra aandacht vergen. De omstandigheden waaronder fythophthora zich ontwikkelt, komen minder voor en de omstandigheden om fythophthora te bestrijden worden iets beter, omdat er minder vaak een lange, vochtige periodetijd voorkomt. De problemen met natte 15

omstandigheden op het veld lijken heel licht af te nemen. Wellicht houdt dit in dat het makkelijker wordt om te bepalen wanneer er op het veld gereden kan worden. 16 Pootaardappel De toename van hevige regenval is enigszins beperkt en de vraag is of er daadwerkelijk maatregelen nodig zijn. De teler kan er met maatregelen op inspelen om de impact van hittegolven te voorkomen of te beperken. Dit geldt eveneens voor de bewaring van aardappelen. Wanneer telers tijdens hittegolven aardappelen koelen met druppelirrigatie, zullen mogelijk op regionale schaal maatregelen in het watersysteem nodig zijn. Vanwege het ontbreken van maatregelen voor de teler wordt de ziekte Erwinia mogelijk een groter probleem. De sector zal zich moeten richten op onderzoek naar biologische bestrijdingsmethoden en/of resistente rassen. In de toekomst zullen luizen, aaltjes, de coloradokever en aardappelopslag extra aandacht vergen. De omstandigheden waaronder fythophthora zich ontwikkelt komen minder voor en de omstandigheden om fythophthora te bestrijden worden iets beter omdat er minder vaak een lange, vochtige periodetijd voorkomt. De problemen met natte omstandigheden op het veld lijken heel licht af te nemen. Wellicht houdt dit in dat het makkelijker wordt om te bepalen wanneer er op het veld gereden kan worden. Suikerbieten Een mogelijk klimaatrisico voor de teelt van suikerbieten is aanhoudend warm weer in de winterperiode. Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om de effecten hiervan (afnemend suikergehalte) te voorkomen of te beperken. Als gevolg van klimaatverandering zullen enkele gevoelige

klimaatfactoren afnemen, die positieve gevolgen opleveren voor deze teelt. Mogelijk dat er extra aandacht moet komen voor bietencysteaaltjes en Cercospora en eventueel nieuwe ziekten en plagen. Wisselvallig en nat weer in september lijkt af te nemen waardoor suikergehaltes licht kunnen stijgen ten opzichte van de huidige situatie. Aanhoudend nat weer lijkt af te gaan nemen, waardoor Rhizomanie een minder groot probleem wordt. Nachtvorst neemt sterk af, wat gunstig is voor de kans dat bietenplantjes doodvriezen bij het opkomen. Een positief gevolg van klimaatverandering is het vaker voorkomen van warmere winters, waardoor mogelijk eerder ingezaaid kan worden, resulterend in hogere opbrengsten. Echter dient in deze situatie rekening te worden gehouden met nachtvorst. 17

Zaaiuien De mogelijke klimaatrisico s voor de teelt van zaaiuien zijn langdurige droogte in de lente/zomer en warm en vochtig weer (schimmels) in de zomerperiode. Er zijn beheersmaatregelen voorhanden om de schade van deze klimaatfactoren te voorkomen of te beperken. Droogte wordt een groter probleem en zal mogelijk maatregelen in het watersysteem vergen. Mogelijk dat de sector droogteresistente en ziekteresistente (schimmels) rassen moet ontwikkelen. Tevens zal een ruime vruchtwisseling nodig zijn om ziekten te beheersen. De omstandigheden in het najaar worden mogelijk iets gunstiger; geen bodem die blank staat, zodat oogst en bewaring minder problemen oplevert. 18 Winterpeen Over het algemeen veranderen de omstandigheden voor winterpeenteelt in de toekomst nauwelijks. De mogelijke klimaatrisico s voor de teelt van winterpeen zijn (blijven) een te droog groeiseizoen en hevige regen waardoor de bodem blank komt te staan. Droogte kan onder andere door beregenen worden voorkomen. De toekomst van de winterpeenteelt zal voor een belangrijk deel afhangen van de combinatie van de frequentie van de droogtes en het wel of niet voorradig zijn van water voor beregening. Wateroverlast (bodem blank) zal mogelijk een probleem blijven of worden, vanwege de beperkte mogelijkheden voor het uitvoeren van adaptatiemaatregelen en de effectiviteit hiervan. De toename hiervan ten opzichte van het huidige klimaat is echter beperkt. De kans op nachtvorst in mei verdwijnt, waardoor deze klimaatfactor in de toekomstige situaties geen of minder schade aanbrengt.

Lelie De mogelijke klimaatrisico s voor de teelt van lelies zijn hevige regenval, zomers nat weer, waardoor de kans op Botrytis en Fusarium toeneemt, en hagel de meest risicovolle klimaatfactoren. De toename van de klimaatextremen in 2040 ten opzichte van de huidige situatie is gering. De extremen kunnen echter wel grote schade veroorzaken. Vooralsnog lijken vanwege het ontbreken van adequate maatregelen voor de bestrijding van Botrytis en Fusarium deze ziekten de belangrijkste aandachtspunten te worden. Mogelijk dat hagel eveneens een (groter) probleem wordt. Er zijn geen noemenswaardige positieve gevolgen bekend. Koolzaad Slechts harde wind vormt mogelijk een klimaatrisico voor de teelt van koolzaad. Deze gebeurtenis komt echter niet veel vaker voor ten opzichte van de huidige situatie. Door het toepassen van sterke gewassen en groeiregulatoren kan de impact worden beperkt. Tot 2040 zijn geen maatregelen nodig. Richting 2100 zullen mogelijk maatregelen nodig zijn om insectenschade te beperken of te voorkomen. Door minder strenge nachtvorst in de periode november - februari is er mogelijk minder schade tijdens de ontwikkelingsfase van het gewas. 19

Gras Perioden met aanhoudend hete dagen zijn mogelijk risico s voor grasland in 2040. Schade kan echter beperkt worden door goed graslandmanagement. De veehouder heeft verschillende mogelijkheden om de graszode te herstellen. Mogelijk dat de sector weidemengsels moet aanbieden met (een groter aandeel) hittetolerante rassen. Technologische ontwikkeling (waaronder precisielandbouw) kan worden benut en verder ontwikkeld om bv. problemen door droogte te beperken. De kans op perioden met zeer strenge vorst neemt af in januari. Dat komt de grasmat ten goede. 20 4.2 Glastuinbouwgewassen Tomaat (kas) In de kasteelt kunnen schades van 5% al grote financiële gevolgen hebben voor de ondernemer. Het optreden van hittegolven heeft op de kasteelt van tomaat de grootste negatieve effecten. Dit vereist vergroting van de koelcapaciteit. Het optreden van warm en vochtig weer veroorzaakt vooral verhoging van de ziektedruk, met name door toename van schimmelziekten. Dit vraagt een intensievere bestrijding. Door de sterke technologische ontwikkeling in de glastuinbouwsector worden in de toekomst optimale klimaatbeheersingsystemen verwacht. Door het mogelijk vaker voorkomen van hevige regenbuien in de periode augustus oktober is veel schoon water beschikbaar. Het minder vaak optreden van vorst zorgt ervoor dat er minder gas hoeft te worden verstookt. Toenemende warmte, hittegolven en instraling geven kansen voor opwekking van energie in energieproducerende kassen.

4.3 Nieuwe gewassen Artisjokken Noord-Nederland beschikt over vruchtbare, goed afwaterende grond, welke een voorwaarde is voor de productie van artisjokken. De plant is weliswaar winterhard, maar gevoelig voor vorst. Afdekken met stro is daarom nodig. Het gewas is erg gevoelig voor virussen. Er is een afname van aanhoudend nat weer in de periode mei - oktober te verwachten, waardoor mogelijk een afname plaatsvindt van schimmelziekten en aantasting door naaktslakken.tevens neemt de kans op matige vorst af. De plant is redelijk zouttolerant en droogtetolerant. Verzilting en droogte zullen daarom waarschijnlijk weinig nadelige effecten hebben op de teelt. Dit maakt artisjok tot een kansrijk alternatief voor andere, wel gevoelige gewassen. 21 Zonnebloem Er kleven geen directe klimaatrisico s aan de teelt van zonnebloemen. Mogelijk dat hagel een probleem is. De zonnebloem is bestand tegen hitte, droogte en is ook redelijk zouttolerant. Hierdoor is het een kansrijk alternatief voor andere,wel gevoelige gewassen. Zonnebloemen groeien in principe op elke grondsoort (welke goed doorlatend moet zijn). De groei van zonnebloemen vereist een goede vochtvoorziening. Daarnaast is zonnebloem ook geschikt voor terreinen die af en toe onderlopen, omdat de plant positief reageert op een grote hydrodynamiek van de bodem.

Druif Bij de druiventeelt zal de ziekte meeldauw de meeste aandacht vergen. Vanwege de afname van de kans op nachtvorst wordt de teelt van druiven aantrekkelijker. Belangrijke voorwaarden voor de druiventeelt zijn een goed doorlatende bodem (geen zware klei en veen), veel zonuren en er mag weinig vochtigheid blijven hangen (wind moet er doorheen kunnen). Als gevolg van veranderend klimaat zal de kans op nachtvorst in het voorjaar afnemen. Dat betekent dat een van de grootste schadeposten voor druiventeelt aanzienlijk vermindert en de teelt van druiven dus aantrekkelijker wordt. Richting 2100 neemt in het W+ scenario de kans op aanhoudend nat weer in de bloeiperiode aanzienlijk af, wat positieve effecten op de bevruchting geeft. 22 Kers Zoete kersen moeten op vochthoudende, diep doorwortelbare en lichte kleigrond groeien. Dit maakt de hoge zandgrondgronden in Noord-Nederland (slechte vochtvoorziening en schrale voedingsomstandigheden) ongeschikt voor deze teelt. Zoete kers is ook zeer windgevoelig, met name tijdens de bloeiperiode. Het gewas heeft daarom een beschut microklimaat nodig. De klei- en zavelgronden in Noord-Nederland liggen relatief dicht bij zee, waar het te hard waait voor een kersenteelt. Zachte winters, warm voorjaar en hagel zijn de mogelijke klimaatrisico s. Maatregelen lijken voorhanden om de schade te beperken of te voorkomen. Kersenteelt lijkt vooralsnog een weinig interessant gewas voor Noord-Nederland. De afname van aanhoudend nat weer in de periode juni - augustus maakt de omstandigheden voor gewasbescherming gunstiger. Door afname van de kans op late vorst zullen er minder problemen met bevriezingen komen.

4.4 Veehouderij Melkkoeien Melkvee kan zich binnen (gehuisvest in stallen) of buiten (beweiding) bevinden. Mogelijke klimaatfactoren die bij melkvee een rol spelen zijn hittestress, wateroverlast, warmer weer en zachtere winters. Hittestress kan worden voorkomen door de stallen technisch aan te passen en/of beweiding vooral s ochtends, s avonds en s nachts te laten plaatsvinden. Wateroverlast geeft een hogere ziektedruk. Er kan preventief worden gewerkt door de ontwatering en bodemstructuur te verbeteren. Als gevolg van warmer weer kunnen maagdarmwormen vaker een probleem vormen. Dieren kunnen hiervoor met middelen worden behandeld (ontwormd). Als gevolg van zachtere winters kan de ziektedruk toenemen. De mogelijke maatregelen hangen sterk af van de ziekte 23 Scharrelvarken Varkens met buitenuitloop zijn te onderscheiden in biologisch en scharrel met respectievelijk ca. 80-90 en 20-10% van het totaal aantal buitenvarkens. Bedrijven met scharrelvarkens komen weinig voor in Nederland. De belangrijkste klimaatfactor voor de varkenshouderij is een hogere temperatuur. Scharrelvarkens kunnen bij een hogere temperatuur naar buiten om af te koelen. Er is dus minder hittestress dan bij gangbaar gehouden varkens. Virussen kunnen makkelijker overleven in vochtige lucht. Als er door klimaatverandering meer droge lucht komt met veel UV zal overdracht door virussen lager zijn. De te nemen maatregelen hebben met name betrekking op ziekten. Door de natuurlijke weerstand van het varken te vergroten zal deze ook minder gevoelig zijn voor ziekten bij verandering van het klimaat.

24

Vervolg van het onderzoek 5 De eerste twee fasen van het onderzoek waren algemeen van aard voor geheel Noord-Nederland. In de daarop volgende fase wordt sterk op regionale deelgebieden ingezoomd. Dat wordt vormgegeven door het houden van zogenaamde klimaatateliers. Tijdens die bijeenkomsten gaan de onderzoekers in gesprek met de in het gebied werkzame ondernemers. Nagegaan wordt of de problemen en kansen worden herkend en op welke wijze aan de problemen het hoofd kan worden geboden of kansen kunnen worden benut. 25 Uiteindelijk worden er per gebied actieplannen geformuleerd. In die plannen worden aanpassingsstrategieën uitgewerkt en ontstaan er samenhangende actieplannen voor subregio s waar waarschijnlijk een of meer belangrijke activiteiten zich zullen moeten aanpassen door een of meer extreme gebeurtenissen vóór 2050, zoals vastgesteld in Fase 2. Ontwikkeling van markt- en klimaatbestendigheid van Noord-Nederland kan dienen als voorbeeld voor andere Nederlandse regio s. Met name in West-Nederland staat de landbouw ernstige klimatologische uitdagingen te wachten. Dit vanwege de ligging beneden de zeespiegel, de lange kustlijn en de mogelijke toename van zoute kwel. Duidelijk is al wel dat niet alle vragen kunnen worden beantwoord in het onderzoek. Voor sommige maatregelen geldt dat er eerst praktijkervaring opgedaan moet worden. Nu reeds wordt gedacht aan een vervolgfase (fase 4) voor het onderzoek waarin ondernemers in het veld ervaring kunnen opdoen met ander waterbeheer, nieuwe gewassen etcetera.

26

Verantwoording Titel: Subtitel: Auteur: Vormgeving: Effecten van extremen Samenvatting onderzoeksfase 2, de invloed van extreme weersomstandigheden op gewassen en landbouwhuisdieren en verkenning van mogelijke adaptatiemaatregelen. Jelle Zoetendal (Grontmij) Carla Lukens (Grontmij) Datum: april 2010 Contact: Yvonne Balkema (Grontmij) Postbus 91 9200 AB Drachten T: 0512-335233 Yvonne.Balkema@Grontmij.nl 27 Meer weten over dit project? http://www.ltonoord.nl/nl/25223008-klimaat.html

In het kader van het nationale onderzoeks- en innovatieprogramma BSIK- Klimaat voor Ruimte werken LTO Noord, Grontmij, WUR-Alterra en WUR-PRI aan het onderzoek Klimaat en Landbouw. Uitvoering vindt plaats in de periode van 2007 2010. Het project is een initiatief van LTO Noord en Grontmij.