SPORT IN DE WERELD VAN APPS & SOCIALE MEDIA

Vergelijkbare documenten
Sporten, delen en liken Onderzoek naar het effect van het delen van sportprestaties, via social media, op de motivatie om te sporten.

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Sportapplicaties en social media als stimulans voor een sportievere levensstijl

Meedoen is belangrijker dan winnen? Vergelijking van spelgerichte en prestatiegerichte sport apps in de context van sportmotivatie.

Bijlage A: Aanbevelingen

Motivatie van leerlingen Motivationeel leerklimaat

De consumerende leerling veroorzaken we zelf

BAMBEA BewegeninAmsterdammet

Artikel. Lara Peeters. Laurens Vreekamp JDE-SEMUX.3V-13. Seminar. Blok C. Aantal woorden: 1221

De effecten van autonomie ondersteuning in hypermedia leeromgevingen

Gezonder leven, meer bewegen: Hoe het gebruik van sociale media in sportapplicaties mensen kan motiveren om meer te sporten

Geclaimde informatie als persuasieve boodschap

Huiswerk, het huis uit!

Zelfsturend leren met een puberbrein

Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale en etnische achtergrond

Wat motiveert u in uw werk?

Samenvatting. Leeftijd en Psychologisch Contractbreuk in Relatie tot Werkuitkomsten

De (mogelijke) rol van LO in het stimuleren van fysieke activiteit

Valorisatieverslag. Master thesis Onderwijswetenschappen

BEWEGEN TEGEN VROEGTIJDIG SCHOOLVERLATEN

Motiveren is de sleutel

Bachelor thesis Persuasieve Communicatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

Samenvatting, conclusies en discussie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

Statistiek in de alfa en gamma studies. Aansluiting wiskunde VWO-WO 16 april 2018

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Voor het onderzoek vragen wij een online vragenlijst in te vullen, deze duurt ongeveer 15 minuten. Uw antwoorden worden vertrouwelijk behandeld.

Effectiviteit en bruikbaarheid van verschillende werkvormen EVS in de opleiding van jeugdsportbegeleiders

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden

Gezonde voedingskeuzes stimuleren onder mbo-studenten; ontwikkeling van een app

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Er staat veel op het spel bij selectie voor de geneeskundeopleiding. Slechts 6-30% van de kandidaten kan toegelaten worden tot de opleiding en selecti

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Informatie over de deelnemers

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Motivatie en Leerstijlenvragenlijst (MLV-H) D Demo. Naam. 5 januari 2014

1 Aanbevolen artikel

Inleiding Motivatie & Leerstijlen. Hoogste scores. Motivatie overzicht. Uw resultaten in een overzicht. Naam:

Weerzin tegen lezen of weer zin om te lezen?

Samenvatting (Summary in Dutch)

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

VOORLICHTING = VEILIG?

het minder belangrijk om ergens bij te horen en belangrijker om elkaar te helpen en hulp te ontvangen, terwijl het omgekeerde patroon gevonden werd

Chatcoachen. Een zinvolle vorm van online coaching. Myra Ponte, Universiteit van Tilburg. Drs. Alexander Waringa, Universiteit van Tilburg

nederlandse samenvatting Dutch summary

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Nederlandse samenvatting

/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari Technische Universiteit Eindhoven

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer

Effect publieksvoorlichting

WIE IS DE BAAS IN. CONTACT Het onderzoek naar de meest aantrekkelijke werkgever in klantcontact

Fort van de Democratie

1. Reductie van error variantie en dus verhogen van power op F-test

Innovatieve dienstverlening. Een scenario-onderzoek onder de gebruikers van Loket.nl.

Verhogen van leerlingmotivatie. bij wereldoriëntatie / kernconcepten door motivatie-ondersteunend leerkrachtengedrag

Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

2 Emoties in de spreekkamer

MOTIVERENDE FEEDBACK GEVEN

Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen

Welke ruimte en skills hebben leerlingen nodig om bevlogen en gemotiveerd te werken. Astrid van den Hurk 22 januari 2015

Social Media als hulpmiddel om Nederland meer te laten bewegen.

Motivatie: presteren? Of toch maar leren?

Samenvatting (in Dutch)

De Bladenbox in 2012 en verder.. Onderzoeksrapport

Zelfregulatie, de kern van LO2

Consumenten zijn steeds meer bezig met gezonder eten (GfK, 2013). Het gebruik van voedingsclaims op verpakkingen van ongezonde producten is daarom een

Samenvatting (Dutch summary)

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

De invloed van burgerbronnen in het nieuws

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Tevredenheid over uitdagend onderwijs onder studenten Een korte notitie op basis van de Studentenmonitor Hoger Onderwijs

Computeraffiniteit belangrijk op kantoor

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER

In hoeverre verschillen de testsscores van laaggeschoolden (tm vmbo tl niveau)van die van hoger geschoolden.

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Experimentele studie naar de effecten van sponsorship disclosure bij adverteren middels Instagram

Sleuteltermen Stappenplan, belevingswereld, motivatie, boxenstelsel, economie Bibliografische referentie

For Love or Money? Vrijwilligers motiveren op lange termijn

Eerst zien dan geloven!

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

Enkelvoudige ANOVA Onderzoeksvraag Voorwaarden

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan

Klanttevredenheidsonderzoek. Gezond en Fit. december. Opgemaakt en uitgevoerd door: Helma Veenstra ReviewPartner

Motivatie door eigenaarschap

Onderzoeksrapportage Leadership Connected 2016

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

MOTIVES, VALUES, PREFERENCES INVENTORY OVERZICHT

Vragenlijst Beoordelen van wetenschappelijke manuscripten

1. De volgende gemiddelden zijn gevonden in een experiment met de factor Conditie en de factor Sekse.

Jill Chin - Soufyan Abbassi - Abdel Achaaoui - BLOK 4

Transcriptie:

SPORT IN DE WERELD VAN APPS & SOCIALE MEDIA Een onderzoek naar sportmotivatie en het effect van de causale oriëntaties uit de Self-Determination Theory Naam: Britta Glimmerveen Studentnummer: 10251642 Universiteit: Universiteit van Amsterdam Opleiding: Communicatiewetenschap Afstudeerproject: Persuasieve Communicatie Groep: Groep 3 Docent: Lotte Salome Datum: 10-06-2014 Aantal woorden: 7964

Samenvatting In deze scriptie staat een onderzoek beschreven naar het effect van de sociale interactie binnen sportapplicaties op de intrinsieke en extrinsieke sportmotivatie. Daarnaast is gekeken naar de effecten van de causale oriëntaties op dit effect. De Self-Determination Theory beschrijft drie typen causale oriëntaties, namelijk de autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie. Deze effecten zijn achterhaald door een experiment met 120 Nederlandse respondenten. Tijdens het invullen van een vragenlijst werden zij blootgesteld aan een app zonder sociale interactie of aan een app waar wel sociale interactie mogelijk was doormiddel van de link naar Facebook en Twitter. Het stimulusmateriaal bevatte een kort filmpje en vijf screenshots die het gebruik van een hardloopapplicatie nabootste. In de huidige studie zijn geen significante resultaten aangetoond. Aan de hand van dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties geen effect heeft op de intrinsieke en extrinsieke sportmotivatie. Dit kan niet verklaard worden door de autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie of onpersoonlijke oriëntatie. De causale oriëntaties hebben dus geen modererende rol op het effect van de aanwezigheid van sociale interactie binnen apps op de intrinsiek en extrinsieke sportmotivatie. 2

1. Inleiding Het gebruik van sociale media op mobiele telefoons is inmiddels niet meer weg te denken uit de maatschappij. Dagelijks maken miljoenen Nederlanders deel uit van de sociale interactie die op sociale platformen plaatsvindt, zoals Facebook of Twitter. Deze vorm van communicatie is ontstaan door de komst van Web 2.0 waarmee iedere internetgebruiker niet enkel informatie kan downloaden, maar ook zelf informatie kan produceren (O Reilly, 2007). Dit wordt mogelijk gemaakt doormiddel van applicaties op smartphones met ieder een verschillend doel. Zo worden er ook veel sportapplicaties ontwikkeld met als doel de gegevens tijdens het sporten te meten en de sporter inzicht te geven in zijn prestaties (Mulas, Pilloni & Carta, 2012). Dit is mogelijk doordat GPS op een mobiele telefoon de locatie kan opsporen en zo de snelheid en afgelegde afstand kan berekenen. De uitdaging bij het gebruiken van deze apps zit vooral in het verbeteren van de eigen sportprestaties (Mulas et al., 2012). Een belangrijk kenmerk van de sportapplicaties is dat ze vaak te linken zijn met sociale media platforms waardoor het delen van prestaties mogelijk wordt en waarbij interactie plaats kan vinden tussen de sporter en zijn vrienden. Naast de connectie met sociale media is er ook vaak de mogelijkheid om binnen de app een sportieve community te creëren waaraan men kan deelnemen. Het huidige onderzoek bestudeert het effect van sociale interactie binnen sportapplicaties op de sportmotivatie. Dit effect zou verklaard kunnen worden door de Self-Determination Theory (SDT), want die stelt dat motivatie en gedrag beïnvloed worden door de innerlijke bronnen, ofwel persoonlijkheid, van een persoon (Ryan & Deci, 2012). Om deze innerlijke bronnen te beschrijven, is de Causality Orientations Theory ontwikkeld door Deci en Ryan (1985a). Een causale oriëntatie bepaalt de manier waarop mensen gemotiveerd raken om een handeling wel of niet uit te voeren. Deze theorie bespreekt drie verschillende oriëntaties die een belangrijke rol spelen bij attitude- en gedragsveranderingen, namelijk autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie. Onderzoek van Rose, Markland en Parfitt (2001) laat zien dat het sportgedrag van mensen kan worden beïnvloed door hun causale oriëntaties. Ze zijn belangrijk binnen het huidige onderzoek, omdat dit het effect van sociale interactie binnen sportapplicaties op de sportmotivatie kan verklaren. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie, omdat Ba en Wang (2013) concluderen dat sportapplicaties op beide typen motivaties andere effecten hebben. 3

Onderzoek naar het gebruik van sociale media en sportapplicaties op mobiele telefoons is van belang, omdat deze sportapplicaties een belangrijke functie kunnen vervullen binnen de maatschappij. Eerder onderzoek bewijst dat de sociale interactie die plaatsvindt tijdens het gebruik van sportapplicaties mensen motiveert tot sporten, bewegen en gezonder leven (Banias & Malita, 2011). Ba en Wang (2013) tonen dat sporten goed is voor de samenleving, omdat lichaamsbeweging de gezondheid bevordert en werkt als ziektepreventie. Daarom is het van belang voor de samenleving om zoveel mogelijk mensen te motiveren tot sporten. De resultaten van het huidige onderzoek zullen meer inzicht bieden in de effecten van sportapplicaties, met en zonder sociale interactie, op de sportmotivatie en hoe causale oriëntaties hier een rol in kunnen spelen. Aan de hand van deze resultaten kunnen sportapplicaties ontwikkeld worden die de gebruikers zo effectief mogelijk motiveren tot sporten. Tijdens het ontwikkelen van applicaties kan er worden ingespeeld op de causale oriëntaties van de gebruikers, waardoor de sportapplicaties een sportievere samenleving stimuleren. Door de sportomgeving aan te passen aan de causale oriëntatie die een persoon heeft, wordt de sportmotivatie bevordert en behouden (Rose et al., 2001). Er zou voor elk typen oriëntatie een aparte app gemaakt kunnen worden, zodat er voor ieder type een app ontstaat die zorgt voor het beste resultaat wat betreft de sportmotivatie, prestaties en waardering van de app. Daarnaast is het huidige onderzoek ook relevant voor sportmerken, overheidsinstellingen en voor de ontwikkelaars van applicaties, omdat een effectieve sportapplicatie ook commerciële winsten oplevert. Eerdere onderzoeken binnen de communicatiewetenschap (Ba & Wang, 2013; Sallis, Grossman, Pinski, Patterson & Nader, 1987) hebben al veel kennis rond dit onderwerp bijeengebracht. De individuele verschillen die worden benaderd binnen causale oriëntaties zijn eerder al in verband gebracht met sportmotivatie (Rose et al.,2001), maar er is nog geen onderzoek gedaan naar het effect van sociale interactie bij sportapplicaties op sportmotivatie in relatie tot de causale oriëntaties. Om de wetenschappelijke kennis op dit gebied aan te vullen is de onderzoeksvraag die wordt behandeld in het huidige onderzoek: RQ: In hoeverre worden intrinsieke en extrinsieke sportmotivatie door sociale interactie binnen sportapplicaties beïnvloed en hoe wordt dit effect beïnvloed door de causale oriëntaties? 4

2. Theoretisch kader 2.1 Sportapplicaties Sportapplicaties beschikken vaak over dezelfde kenmerken, zoals het bijhouden van de route en de prestaties tijdens het sporten, het bijhouden van statistieken over langere tijd en de mogelijkheid om sportprestaties te delen via sociale netwerken (Mulas et al., 2012). Eerder onderzoeken (Mulas et al., 2012; Strategier & Mechant, 2013) laten zien dat sportapplicaties mensen motiveren om meer te gaan sporten. Het huidige onderzoek zal dieper ingaan op het effect van sportapplicaties op de sportmotivatie en zal daarom de volgende begrippen bespreken: intrinsieke motivatie, extrinsieke motivatie, amotivatie, sociale interactie en de causale oriëntaties. 2.2 Motivatie Mensen kunnen op verschillende manieren gemotiveerd worden voor een activiteit, en dus ook voor sporten en bewegen. De Self-DeterminationTheory (SDT) verklaart deze verschillende typen motivatie. Binnen deze theorie wordt onderscheid gemaakt tussen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie (Ryan & Deci, 2000). Onderzoek van Ba en Wang (2013) laat zien dat sportapplicaties op beide typen andere effecten hebben, daarom zijn deze verschillende typen ook belangrijk binnen het huidige onderzoek. Er wordt onderzoek gedaan naar de effecten op de intrinsieke en extrinsieke motivatie voor sporten met een sportapplicatie. Bij een intrinsiek motivatie wordt een activiteit uitgevoerd vanuit interesse en plezier (Ryan & Deci, 2012). Intrinsieke motivatie voor sport betekent dat iemand de sport vrijwillig beoefent voor zijn plezier en hieruit voldoening haalt, zonder hier iets voor terug te krijgen in de vorm van een compliment of beloning (Pelletier, Fortier, Vallerand, Tuson, Brière & Blais, 1995). Extrinsieke motivatie voor een activiteit wordt gekenmerkt door een ander gevolg dan de activiteit zelf, zoals een beloning, eerbetuiging, straf of bedreiging (Ryan & Deci, 2012). Mensen voelen zich gecontroleerd door deze druk en gaan sporten, omdat ze graag de beloning willen of bang zijn voor de bedreigingen. 2.3 Sociale interactie 5

Sociale interactie binnen sportapplicaties kan plaatsvinden door middel van de link tussen de app en sociale media, zoals Facebook of Twitter, en door middel van de mogelijkheid om een community binnen de app te creëren. Interactie binnen zo n community kan ontstaan als vrienden, die ook gebruik maken van de app, worden toegevoegd in de vriendenlijst. Als de app verbonden is met sociale media is er sociale interactie mogelijk tussen vrienden van een ander sociaal media platform. Na het sporten met een sportapplicatie is het mogelijk om sportprestaties te delen, waardoor vrienden op de hoogte gehouden worden van elkaars activiteiten. Zij kunnen reageren op elkaars berichten en hiermee elkaar steunen of aan moedigen. Mensen kunnen sociale steun ervaren binnen sociale netwerken. Volgens Sallis et al. (1987) is sociale steun gekoppeld aan een aantal gezondheidseffecten en is sociale steun een belangrijke determinant van succes in het veranderen van gedrag, zoals sporten. Naast sociale steun zijn er meer sociale redenen om te sporten (Ba & Wang, 2013). Het verlangen naar sociale status, het gevoel van verwantschap en het idee om bij een groep te horen motiveert mensen tot sporten. Ze willen vrienden maken en deel uitmaken van een sociale groep die dezelfde interesses deelt (Ba & Wang, 2013). Sociale netwerken kunnen ook sociale controle en groepsdruk veroorzaken. Mensen binnen een sociaal netwerk kunnen ervaren dat ze zich moeten gedragen zoals de anderen binnen de community doen. Eerder onderzoek (Ba & Wang, 2013; Berkman, 1984) laat zien dat mensen graag het sportgedrag van vrienden willen overnemen om de groepsidentificatie in stand te houden. Iemand die veel vrienden heeft, die regelmatig sporten, zal naar verwachting ook veel willen sporten. Het huidige onderzoek maakt onderscheid tussen een sociale applicatie, waar sociale interactie mogelijk is, en een niet sociale applicatie. Bij deze app is sociale interactie niet mogelijk. Er wordt verwacht naar aanleiding van Ba en Wang (2013) en Sallis et al. (1987), dat de aanwezigheid van sociale interactie de extrinsieke motivatie verhoogt, omdat mensen gecontroleerd worden door hun sociale omgeving. Ze worden extrinsiek gemotiveerd tot sporten om bedreigingen, zoals het niet bij een groep horen, te voorkomen en beloningen, zoals sociale steun, te bereiken. Aan de hand van deze verwachting is de volgende hypothese gesteld: H1: De aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties heeft een positiever effect op de extrinsieke motivatie, dan sportapplicaties waar geen sociale interactie mogelijk is. 6

Wankel (in Ba & Wang, 2013) beschrijft dat intrinsieke motivatie een belangrijke factor is bij het daadwerkelijk beoefenen en naleven van een sport. Hoewel sociale motieven voor het uitoefenen van een sport vaak tot de extrinsiek motivatie behoren, stelt hij dat sociale motieven ook bijdragen aan de naleving van het sporten, omdat sociale interactie het plezier tijdens het sporten vergroot. Mensen blijven de sport beoefenen, omdat ze door de verbondenheid met andere het leuker vinden om zelf te sporten. Als iemand de sport vrijwillig beoefent voor zijn plezier en hieruit voldoening haalt, dan is dit een intrinsieke sportmotivatie (Pelletier et al.,1995). Het huidige onderzoek verwacht dat sociale interactie het plezier vergroot en dat daardoor de intrinsieke motivatie hoger zal zijn bij een sociale applicatie dan bij een niet sociale applicatie. Daarnaast zijn er nog twee onderzoeken (Arteaga, Kudeki, Woodworth & Kurniawan, 2010; Van Yperen & Hagedoorn, 2003) die het effect van sociale interactie op de intrinsieke motivatie verklaren. Arteaga et al. (2010) deden onderzoek naar een game die jongeren aanspoort tot fysieke activiteit. Hieruit volgt dat de game het sportgedrag kan beïnvloeden wanneer deze sociale interactie mogelijk maakt. Ook is er een focusgroep gehouden met deze jongeren. Zij geloofden dat wanneer zij fysiek actief zijn en gebruik maken van een game die sociale interactie mogelijk maakt, zij de activiteit positiever zouden ervaren en dat de game met sociale interactie zorgt voor meer fysieke activiteit. Dit komt omdat online sociale interactie een belangrijke activiteit is binnen hun dagelijks leven en daarom de game eerder gaan gebruiken als dit hierbij mogelijk is. Van Yperen en Hagedoorn (2003) onderzochten het effect van sociale steun van collega s op de intrinsieke motivatie op het werk. Hieruit blijkt dat de intrinsieke motivatie hoger was wanneer de werknemers sociale steun kregen, dan wanneer zij dit niet kregen. Sociale steun vanuit de omgeving is vanzelfsprekend bij het gebruik van de sociale app, maar zal niet van toepassing zijn bij de niet sociale app. Het huidige onderzoek verwacht dat de uitkomst van Van Yperen en Hagedoorn (2003) te generaliseren is naar het gebruik van sportapplicaties. De volgende hypothese luidt: H2: De aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties heeft een positiever effect op de intrinsieke motivatie, dan sportapplicaties waar geen sociale interactie mogelijk is. 7

2.4 Causale oriëntaties De SDT beschrijft drie typen causale oriëntaties, namelijk autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie (Deci & Ryan, 1985b). De causale oriëntaties zouden de sportmotivatie kunnen verklaren, omdat een causale oriëntatie de manier bepaalt waarop mensen gemotiveerd raken om een handeling wel of niet uit te voeren. Het verschil tussen de drie typen wordt bepaald door de mate waarin iemand beschikt over de psychologische basisbehoeften (Ryan & Deci, 2012). De basisbehoeften zijn: competentie of zelfvertrouwen in het uitvoeren van taken; het gevoel van verbondenheid met andere mensen en groepen; en het gevoel van autonomie of zelfbeschikking. De mate waarin iemand beschikt over de basisbehoeften wordt bepaald door zowel de directe sociale omgeving als door de persoonlijke innerlijke bronnen die zijn ontwikkeld over de tijd door eerdere interacties binnen de sociale omgeving (Ryan & Deci, 2012). De drie basisbehoeften hebben voor iedereen een eigen waarde en kunnen gezien worden als individuele verschillen tussen mensen (Ryan & Deci, 2012). Voor iedere persoon is de mate van aanwezigheid van deze drie basisbehoeften anders, waardoor iedere persoon ook anders scoort op de autonome, gecontroleerde en onpersoonlijke oriëntatie. Mensen met een autonome oriëntatie beschikken over de drie basisbehoeften, terwijl mensen met een gecontroleerde oriëntatie het gevoel van autonomie missen. Bij mensen met een onpersoonlijke oriëntatie ontbreken de drie basisbehoeften. Schalen die de causale oriëntaties meten, worden zo gemaakt dat ze de mate beoordelen van alle drie typen oriëntaties (Deci & Ryan, 1985a) waarop mensen laag of hoog kunnen scoren. De causale oriëntaties worden nu per type uitvoerig besproken. 2.5 Autonome oriëntatie Bij een autonome oriëntatie zullen mensen een hoge mate willen ervaren in het kiezen en reguleren van hun eigen gedrag en intentie. Ze zullen handelen naar eigen interesses en levensdoelen (Deci & Ryan, 1985b). Hiermee wordt aan het gevoel van autonomie of zelfbeschikking voldaan. Mensen met een hoge autonome oriëntatie willen graag sporten in een omgeving waarbij ze zelf keuzes kunnen maken, in de mate van intensiteit of in welke activiteiten ze uitvoeren; sporten in een omgeving waarbij persoonlijke doelen gesteld kunnen worden; en die inzicht biedt in hun competentie om die doelen te behalen (Rose et al., 2001). Sportapplicaties dragen bij aan zo n omgeving. Mensen met een hoge autonome oriëntatie zijn vaker intrinsiek gemotiveerd en worden minder beïnvloed door extrinsieke beloningen in het reguleren van gedrag en intentie (Deci & Ryan, 1985b). De autonome oriëntatie heeft dus 8

vooral effect op de intrinsieke motivatie en zal geen invloed uitoefenen op het effect van de aanwezigheid van sociale interactie binnen een sportapplicatie op de extrinsieke motivatie. De invloed van een autonome oriëntatie op het effect van de aanwezigheid van sociale interactie binnen een sportapplicatie op de intrinsieke motivatie is te zien in eerdere onderzoeken die het verschil hebben onderzocht tussen autonome aanmoediging en gecontroleerde aanmoediging binnen de sociale omgeving (Deci, Schwartz, Sheinman & Ryan, 1981; Pelletier, Fortier, Vallerand & Briere, 2001). Omdat de sportapplicaties gezien kunnen worden als een aanmoedigingsstrategie voor de sporter, wordt binnen het huidige onderzoek een vergelijking gemaakt tussen autonome aanmoediging en een niet sociale sportapplicatie, en een vergelijking tussen gecontroleerde aanmoediging en een sociale sportapplicatie. Het onderzoek van Pelletier et al. (2001) naar Canadese zwemmers laat zien dat de zwemmers die op een autonome manier worden aangemoedigd door coaches meer intrinsiek gemotiveerd zijn en het uitvoeren van de sport langer volhouden, dan de zwemmers die op een gecontroleerde manier worden aangemoedigd. Deze gecontroleerde stijl van aanmoediging wordt gekenmerkt door een dwingende, autoritaire wijze waarmee de zwemmers onder druk worden gezet. Bij de autonome stijl wordt daarentegen de vrijheid ondersteunt, de autonomie gestimuleerd en worden de zwemmers betrokken bij beslissingen. Deci et al. (1981) concluderen ook dat wanneer leraren op een autonome manier leerlingen aanmoedigen, dat de leerlingen dan meer intrinsiek gemotiveerd zijn dan wanneer de leraren op een gecontroleerde manier aanmoedigen. Een sociale app met sociale interactie kan gezien worden als een gecontroleerde aanmoediging, omdat de sociale interactie de sporter onder druk zet. Dit gebeurt weliswaar niet op een dwingende, autoritaire wijze, maar de sporter zal zich wel gecontroleerd voelen door andere mensen. De aanwezigheid van sociale interactie geeft namelijk de gebruiker inzicht in het sportgedrag en de sportprestaties van zijn vrienden (Rose et al., 2001). Zoals eerder besproken, zal de gebruiker het sportgedrag van zijn vrienden willen overnemen (Ba & Wang, 2013; Berkman, 1984). De sociale app vormt dus een omgeving waarin het sportgedrag wordt voorgeschreven en waarin de druk ontstaat voor de sporter om zich hieraan aan te passen. De sporter maakt in deze situatie niet zelf een autonome keuze hoe zijn sportgedrag hoort te zijn, maar wordt hier gecontroleerd door zijn omgeving. Daarentegen kan een niet sociale app wel gezien worden als een autonome aanmoediging, omdat de app alleen gericht is op de gebruiker en het gevoel van de vrijheid en autonomie ondersteunt. Naar 9

aanleiding van de resultaten van Deci et al. (1981) en Pelletier et al. (2001) kan er worden gesteld dat wanneer de niet sociale app gezien wordt als een autonome aanmoediging van de gebruiker, de intrinsieke motivatie hoger zal zijn dan bij de sociale app die wordt gezien als een gecontroleerde aanmoediging. Deze verwachting is verwoord in de volgende hypothese: H3: Een hoge autonome oriëntatie heeft een sterker positief effect op de intrinsieke sportmotivatie bij de sportapplicatie waar geen sociale interactie aanwezig is, dan bij de sportapplicatie waarbij wel sociale interactie aanwezig is. 2.6 Gecontroleerde oriëntatie Een gecontroleerde oriëntatie beïnvloedt het gedrag en de intentie van mensen door controle, ofwel besturingselementen, die aanwezig zijn in de omgeving of binnen iemand zelf (Deci & Ryan, 1985b). Mensen met een hoge gecontroleerde oriëntatie hebben de neiging om dingen te doen omdat ze denken dat ze dit moeten doen. Zo spelen extrinsieke beloningen een bepalende rol in het gedrag van mensen met een gecontroleerde oriëntatie (Deci & Ryan, 1985b) en zouden deze mensen een schuldgevoel kunnen ervaren of de druk van anderen voelen om een gezonde levensstijl te hebben (Ryan & Deci, 2012). Het gevoel van zelfbeschikking en autonomie wordt binnen dit type van de causale oriëntaties gemist (Ryan & Deci, 2012). Mensen die een hoge gecontroleerde oriëntatie hebben, zullen een omgeving kiezen waarin het sportgedrag wordt voorgeschreven of wordt gecontroleerd door iemand anders, waar de mogelijkheid is om externe beloningen te ontvangen en waar de vooruitgang continu wordt waargenomen en wordt verzameld (Rose et al., 2001). Bij sociale sportapplicaties zullen deze wensen eerder vervuld worden dan bij niet sociale apps. De aanwezigheid van sociale interactie geeft de gebruiker inzicht in het sportgedrag en de sportprestaties van zijn vrienden, dus is er een omgeving waarin het sportgedrag wordt voorgeschreven of wordt gecontroleerd door iemand anders. Het is ook mogelijk om sportprestaties te delen waardoor de gebruiker als reactie een aanmoediging of beloning kan ontvangen. Extrinsieke beloningen zijn daarentegen niet aanwezig bij een niet sociale sportapplicatie. Mensen met een hoge gecontroleerde oriëntatie zullen een hogere extrinsieke sportmotivatie hebben bij een sociale applicatie, dan bij een niet sociale applicatie. Deze verwachting is verwoord in de volgende hypothese: 10

H4: Een hoge gecontroleerde oriëntatie heeft een sterker positief effect op de extrinsieke sportmotivatie en bij de sportapplicatie waar sociale interactie aanwezig is, dan bij de sportapplicatie waarbij geen sociale interactie aanwezig is. 2.7 Onpersoonlijke oriëntatie Deci en Ryan (1985b) beschrijven dat mensen met een hoge onpersoonlijke oriëntatie de neiging hebben om te geloven dat ze niet in staat zijn om hun gedrag te reguleren dat zal leiden tot de gewenste resultaten. Ze zien zichzelf als incompetent, ervaren taken als te moeilijk en denken niet in staat te zijn om situaties zelf te beheersen (Rose et al., 2001). Rose et al. (2001) beschrijven ook dat een hoge onpersoonlijke oriëntatie resulteert in geen sportmotivatie, omdat mensen met een onpersoonlijke oriëntatie zelf geen intentie hebben tot het uitvoeren van het gedrag en het onbekend is voor hun door welke bron het gedrag gecontroleerd wordt. Als mensen geen intentie hebben, dan zijn zij niet van plan om een activiteit uit te voeren en dan wordt de activiteit niet opzettelijk vanuit de persoon uitgevoerd (Deci & Ryan, 1985a). Deci en Ryan (1985a) beschrijven dat iemand met een hoge onpersoonlijke oriëntatie niet intrinsiek noch extrinsiek gemotiveerd is. Ze sporten bijvoorbeeld niet omdat ze er plezier in hebben, maar ook niet omdat ze een sociale druk voelen om een gezonde levensstijl aan te nemen. De intentie is onbekend en er ligt geen motivatie achter het uitvoeren van een activiteit, dus als het huidige onderzoek de mate van intrinsieke en extrinsieke motivatie gaat meten zullen mensen met een hoge onpersoonlijke oriëntatie laag scoren op deze variabelen. Als ze gebruik maken van een sportapplicatie, dan zullen de motieven die horen bij intrinsieke en extrinsieke niet ter sprake zijn bij mensen met een hoge onpersoonlijke oriëntatie. De mate van de causale oriëntaties worden bepaald door de basisbehoeften. De mate waarin iemand beschikt over deze basisbehoeften wordt weer bepaald door zowel de directe sociale omgeving als door de persoonlijke innerlijke bronnen die zijn ontwikkeld door de tijd door eerdere interacties binnen de sociale omgeving (Ryan & Deci, 2012). Zo heeft de directe sociale omgeving ook invloed op de mate van de onpersoonlijke oriëntatie. Deze invloed wordt verklaard aan de hand van het eerder genoemde onderzoek van Deci et al. (1981). Hier werd geconcludeerd dat wanneer leraren op een autonome manier de leerlingen aanmoedigen, dat dan de leerlingen een hoger gevoel van competentie en zelfvertrouwen ervaren wat betreft hun schoolwerk, dan wanneer ze op een gecontroleerde manier worden aangemoedigd. De vergelijking met de autonome aanmoediging en de niet sociale sportapplicatie is eerder in dit 11

onderzoek gemaakt. Zo is de gecontroleerde aanmoediging in vergelijking gebracht met de sociale sportapplicatie. Aan de hand van de resultaten van Deci et al. (1981) wordt er verwacht dat mensen met een hoge onpersoonlijke oriëntatie die gebruik maken van de niet sociale sportapplicatie een hoger gevoel van competentie en zelfvertrouwen ervaren om te kunnen sporten, dan wanneer ze gebruik maken van de sociale sportapplicatie. Rose et al. (2001) stelde dat mensen met een onpersoonlijke oriëntatie zichzelf zien als incompetent, taken ervaren als te moeilijk en denken niet in staat te zijn om situaties zelf te beheersen. Dit gevoel zal minder zijn als ze gebruik maken van de niet sociale sportapplicatie, waardoor ze misschien meer in staat zijn om een intentie en motivatie te erkennen en benoemen. Deze verwachting is verwoord in de volgende hypotheses: H5: Een hoge onpersoonlijke oriëntatie heeft een negatiever effect op de intrinsieke sportmotivatie bij de sportapplicatie waar sociale interactie aanwezig is, dan bij de sportapplicatie waarbij geen sociale interactie aanwezig is. H6: Een hoge onpersoonlijke oriëntatie heeft een negatiever effect op de extrinsieke sportmotivatie bij de sportapplicatie waar sociale interactie aanwezig is, dan bij de sportapplicatie waarbij geen sociale interactie aanwezig is. 2.8 Conceptueel model Het huidige onderzoek onderzoekt zes hypotheses. Deze hypotheses zijn gebaseerd op eerdere literatuur en zullen binnen dit onderzoek getoetst worden. De hypotheses zijn te zien in een conceptueel model dat afgebeeld is in het onderstaande figuur (zie Figuur 2.8). Figuur 2.8 Conceptueel model 12

3. Methode Binnen het huidige onderzoek werd een quasi-experiment uitgevoerd aan de hand van een online vragenlijst. Een quasi-experiment is een onderzoeksmethode waarmee een causaal verband aangetoond kan worden tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen en waarmee daarnaast ook de rol van drie andere onafhankelijke variabelen aangetoond kan worden. 3.1 Respondenten Het experiment werd uitgevoerd onder 120 Nederlandse respondenten vanaf achttien tot 65 jaar. De respondenten die deelnamen aan het onderzoek zijn verkregen door een convenience sample. De respondenten binnen handbereik zijn gevraagd deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast is er gevraagd aan deze respondenten om andere mensen te vragen voor deelname aan het onderzoek, waardoor er ook gebruik werd gemaakt van de sneeuwbal methode. De gemiddelde leeftijd van de respondenten was 30,19 jaar (SD = 1,18). Aan het onderzoek hebben 68 vrouwen en 52 mannen meegedaan en 6,7% van de respondenten heeft als hoogst genoten opleiding middelbaar onderwijs, 15,8% MBO, 37,5% HBO, 27,5% WO Bachelor en 12,5% WO Master. 3.2 Experimenteel design Binnen het quasi-experiment werd gebruik gemaakt van een één-factor-tussen-personen design met als onafhankelijke variabele sociale interactie. Deze variabele heeft twee levels, niet aanwezige sociale interactie en wel aanwezige sociale interactie. Respondenten werden random toegewezen aan deze levels, waardoor er twee experimentele condities zijn ontstaan. De afhankelijke variabelen zijn intrinsieke en extrinsieke sportmotivatie met de app. Daarnaast werden de variabelen autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie meegenomen binnen het experiment, omdat ze mogelijk modererende variabelen zijn. Het experimenteel design is weergegeven in onderstaande tabel (zie Tabel 3.2). 13

Tabel 3.2 Experimenteel design 3.3 Stimulusmateriaal De respondenten in de eerste experimentele groep kregen een sportapplicatie te zien waarin geen sociale interactie mogelijk is en de in tweede experimentele groep kregen ze een sportapplicatie te zien waarin wel sociale interactie mogelijk was. In de eerste conditie werd het gebruik van een sportapplicatie gestimuleerd aan de hand van een kort videofragment en vijf screenshots van een smartphone met de app. De tweede conditie kreeg dezelfde video en afbeeldingen te zien, maar hier was de mogelijkheid tot sociale interactie aan toegevoegd. In het videofragment was daarom een deel toegevoegd en zijn er vier extra afbeeldingen toegevoegd aan het stimulusmateriaal waarin de mogelijkheid tot sociale interactie naar voren komt. In de eerste conditie waren alle screenshots bewerkt waardoor aanwijzingen tot sociale interactie zijn verwijderd uit de afbeelding. Door middel van een pre-test werd het stimulusmateriaal getest. Er werd gevraagd in hoeverre de app de mogelijkheid bood om interactie te hebben met anderen via sociale media met een zeven-punts Likertschaal. Respondenten die gebruik gemaakt hadden van de niet sociale app zonder sociale interactie scoorden gemiddeld 3,5 (n = 10 SD=1,08) en bij de sociale app scoorden ze 5,08 (n = 12, SD=1,56). Dit verschil is significant, t (19,42) = -2,80, p = 0,011, 95% CI =[-2,77, -0,40]. Dit betekent dat de manipulatie succesvol was en dat in beide condities de mate van sociale interactie juist beoordeeld werd. De Sociale interactie is een onafhankelijke variabele. Met sociale interactie wordt de mogelijkheid tot het delen van sportprestaties, het toevoegen van vrienden en het hebben van contact met hen bedoeld. Zo was het mogelijk om de sportprestaties van vrienden te bekijken en hierop te reageren, maar het was ook mogelijk dat de respondent een reactie ontvangt van zijn vrienden. Er werden nog drie variabelen gemeten, omdat deze een mogelijk effect kunnen hebben. De variabelen autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie hebben allemaal twee levels die variëren in een lage of hoge desbetreffende oriëntatie. Deze 14

variabelen werden gemeten met vijftien vragen, vijf situaties met ieder drie verschillende reacties, uit de Exercise Causality Orientations Scale (ECOS) die ontwikkeld is door Rose et al. (2001). Deze schaal was vertaald naar het Nederlands en er is een selectie gemaakt in het aantal vragen, zodat de vragenlijst niet te lang zou zijn. Hiermee werd uitval van respondenten tijdens het deelnemen van de vragenlijst beperkt. De selectie bestaat uit de vragen die het beste aansluiten bij de theorie achter dit huidige onderzoek. De variabelen autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie werden getoetst met ieder één reactie per situatie. Een situatie wordt kort beschreven, zoals: Situatie 3: U heeft de afgelopen tijd regelmatig gesport, maar onlangs heeft u een paar sessies gemist. Nu vindt u het moeilijk om weer gemotiveerd te raken om te sporten. Hoe waarschijnlijk zijn de volgende reacties voor u? Vervolgens worden er drie reacties gegeven, zoals: U zult iemand benaderen die u kan helpen om weer gemotiveerd te raken; u zult het probleem negeren, want er kan niks gedaan worden om uw motivatie te verbeteren; en U zult proberen uzelf te motiveren. Op een zeven-punts Likertschaal werd aangeven hoe waarschijnlijk een reactie zal zijn. De autonome oriëntatie werd gemeten door vijf reacties, die tot één component behoren volgens de factoranalyse, en vormde een betrouwbare schaal (α = 0,74). met een gemiddelde score van 5,36 (n = 120, SD = 0,97). De gecontroleerde oriëntatie werd gemeten door vijf reacties, die tot één component behoren volgens de factoranalyse, en vormde een betrouwbare schaal (α = 0,71) met een gemiddelde score van 3,41 (n = 120, SD = 1,17 ). De onpersoonlijke oriëntatie vormde met vijf reacties een onbetrouwbare schaal (α = 0,40) met een gemiddelde score van 3,22 (n = 120, SD = 0,83). De schaal werd niet betrouwbaarder als er een reactie werd weggelaten. Een factoranalyse laat twee componenten zien, maar deze zijn ook niet betrouwbaar. Ondanks dat de schaal met vijf reacties onbetrouwbaar is, werd de schaal wel aangemaakt om analyses mee uit te voeren. 3.4 Afhankelijke variabelen De afhankelijke variabele intrinsieke motivatie werd gemeten met zeven vragen die gericht zijn op het plezier tijdens het sporten en met zeven vragen die gericht zijn op de competentie. Deze verdeling is precies terug te zien in de factoranalyse, waarbij twee componenten naar voren komen. De veertien vragen vormen samen een zeer betrouwbare schaal (α = 0,95) met een gemiddelde score van 4,27 (n = 120, SD = 1,26). De vragen komen uit een bestaande 15

schaal die ontwikkeld is door Ryan, Frederick, Lepes, Rubio, en Sheldon (1997), zijn vertaald naar het Nederlands en werden beantwoord met een zeven-punts Likertschaal. Een voorbeeld van de vragen is: Wanneer ik zou hardlopen met deze sport app maakt mij dat gelukkig. De afhankelijke variabele extrinsieke motivatie werd gemeten met zes vragen die gericht zijn op het uiterlijk, met vijf vragen die gericht zijn op sociale aspecten en met vijf vragen die gericht zijn op de gezondheid en fitheid. Deze verdeling is precies terug te zien in de factoranalyse, waarbij drie componenten naar voren komen. De zestien vragen vormen samen een zeer betrouwbare schaal (α = 0,89) met een gemiddelde score van 3,68 (n = 120, SD = 1,02). De vragen komen uit een bestaande schaal die ontwikkeld is door Ryan et al. (1997), zijn vertaald naar het Nederlands en werden beantwoord met een zeven-punts Likertschaal. Een voorbeeld van de vragen is: Ik zou hardlopen met deze sport app om gewicht te verliezen. Om te meten of de stimulus werd opgemerkt door de respondenten, was er een manipulatiecheck verwerkt in de vragenlijst. De vraag werd beantwoord met een zeven-punts Likertschaal. De vraag is: Stel u gebruikt 'Running App!' die u zojuist gezien heeft, tijdens het hardlopen. In hoeverre vindt u deze sport app de mogelijkheid bieden om interactie te hebben met anderen via sociale media, zoals Facebook en Twitter? 3. 5 Procedure De respondenten kregen een link naar het onderzoek via email of sociale media. Via deze link kwamen ze automatisch op de welkomstpagina van de online vragenlijst. Ze werden op de hoogte gebracht van het onderzoek en de ethische code. Door akkoord te gaan met de privacy voorwaarden heeft de respondent het onderzoek gestart. De respondenten kregen allereerst vijftien vragen waarmee de causale oriëntatie werden gemeten. Hierna werden ze blootgesteld aan één van de twee condities met ieder een controlevraag en het stimulusmateriaal. Bij elke afbeelding stond ook een korte uitleg beschreven. Vervolgens werd er met 30 vragen de sportmotivatie met de app gemeten, met één vraag werd er een manipulatiecheck gemeten en met drie vragen werden de demografische kenmerken, leeftijd, sekse en hoogst genoten opleiding, gemeten. Vervolgens werd de respondent bedankt voor de deelname en was er de mogelijkheid om een opmerking te plaatsen. 16

4. Resultaten 4.1 Manipulatiecheck Om te meten of de manipulatiemateriaal opgemerkt is door de respondenten, werd er een manipulatiecheck uitgevoerd aan de hand van één vraag. Deze vraag werd getoetst met een T- toets. De vraag liet zien in hoeverre respondenten de mogelijkheid tot sociale interactie via sociale media zagen binnen de applicatie. De respondenten die een app te zien kregen met sociale interactie beoordeelden de mogelijkheid tot sociale interactie gemiddeld met 5,63 (n = 62, SD = 1,53) en de app zonder sociale interactie met 4,60 (n = 58, SD = 1,58). Dit verschil is significant, t (118) = -3,60, p = 0,000, 95% CI = [-1,59, -0,46]. Dit betekent dat de manipulatie succesvol was en dat in beide condities de mate van sociale interactie juist beoordeeld werd. 4.2 Demografische variabelen Demografische variabelen zouden mogelijk effect kunnen hebben op de resultaten van het onderzoek. Daarom werden er eerst analyses uitgevoerd die de effecten van sekse, leeftijd en opleiding op de intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie toetsen, voordat de hypotheses werden getoetst. Er werd een T-toets uitgevoerd met als onafhankelijke variabele sekse en afhankelijke variabelen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Er werd geen significant effect van sekse op intrinsieke motivatie aangetoond, F (118) =1,50, p = 0,137. Er werd ook een Oneway ANOVA uitgevoerd met als onafhankelijke variabele opleiding en afhankelijke variabelen intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie. Er werd een significant effect van opleiding op intrinsieke motivatie aangetoond, F (4,115) = 2,72, p = 0,033. De gemiddelde scores zijn te zien in de onderstaande tabel (zie Tabel 4.2). 17

Tabel 4.2 Gemiddelde motivatie per opleidingsniveau Er werd een enkelvoudige regressieanalyse uitgevoerd om een lineair verband tussen leeftijd en intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie te toetsen. Het regressiemodel met als afhankelijke variabele intrinsieke motivatie is significant, F (1,118) =10,22, p = 0,002, dus bruikbaar om de intrinsieke motivatie te voorspellen. De voorspelling is qua sterkte zwak: acht procent van de verschillen in intrinsieke motivatie kan voorspeld worden door leeftijd (R 2 = 0,08). Leeftijd, b * = -0,28, t = -3,20, p = 0,002, 95% CI [-0,05, -0,01], heeft een matig sterke significante samenhang met intrinsieke motivatie. Per leeftijdsjaar neemt de intrinsieke motivatie met 0,03 af. Het regressiemodel met als afhankelijke variabele extrinsieke motivatie is ook significant, F (1,118) = 10,49, p = 0,002, dus bruikbaar om de extrinsieke motivatie te voorspellen. De voorspelling is qua sterkte zwak: acht procent van de verschillen in extrinsieke motivatie kan voorspeld worden door leeftijd (R 2 = 0,08). Leeftijd, b * = -0,28, t = -3,24, p = 0,002, 95% CI [-0,04, -0,01], heeft een matig sterke significante samenhang met extrinsieke motivatie. Per leeftijdsjaar neemt de extrinsieke motivatie met 0,03 af. Uit de analyses is gebleken dat sekse niet in verband staat met intrinsieke motivatie en extrinsieke motivatie en geen effect heeft op de resultaten van het onderzoek. Leeftijd en opleiding staan wel in verband met beide afhankelijke variabelen, daarom werden leeftijd en opleiding als covariaten meegenomen bij alle verdere analyses. 4.3 Hypothesetoetsing 4.3.1 Extrinsieke motivatie Bij hypothese 1 is getoetst of de sociale sportapplicatie een positiever effect heeft op de extrinsieke motivatie, dan de niet sociale sportapplicatie. Hierbij is de afhankelijke variabele extrinsieke motivatie en de onafhankelijke variabele de aanwezigheid van sociale interactie 18

binnen sportapplicaties. Om hypothese 1 te toetsen werd er een Meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er is geen significant effect van de aanwezigheid van sociale interactie op extrinsieke motivatie aangetoond, F (1, 116) = 1,56, p = 0,230. Respondenten die gebruik maakten van de sociale app scoorden gemiddeld 3,79 op extrinsieke motivatie (n = 58, SD = 1,06) en de respondenten met sociale interactie 3,59 (n = 62, SD = 0,97). De gemiddelde scores zijn ook te zien in de staafdiagram (zie Figuur 4.3.6). Respondenten die gebruik maakten van de sociale app scoorden niet hoger op extrinsieke motivatie dan bij een niet sociale app. Daarom wordt hypothese 1 verworpen. 4.3.2 Intrinsieke motivatie Bij hypothese 2 is getoetst of de sociale sportapplicatie een positiever effect heeft op de intrinsieke motivatie, dan de niet sociale sportapplicatie. Hierbij is de afhankelijke variabele intrinsieke motivatie en de onafhankelijke variabele de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties. Om hypothese 2 te toetsen werd er een Meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er is geen significant effect van de aanwezigheid van sociale interactie op intrinsieke motivatie aangetoond, F (1, 116) = 2,45, p = 0,120. Respondenten die gebruik maakten van de niet sociale app scoorden gemiddeld 4,46 op intrinsieke motivatie (n = 58, SD = 1,06) en de respondenten met sociale interactie 4,09 (n = 62, SD = 1,40). De gemiddelde scores zijn ook te zien in de staafdiagram (zie Figuur 4.3.5). Respondenten die gebruik maakten van de sociale app scoorden dus niet significant hoger op intrinsieke motivatie dan bij een niet sociale app. Daarom wordt hypothese 2 verworpen. 4.3.3 Autonome oriëntatie Bij hypothese 3 is getoetst of een hoge autonome oriëntatie een sterker positief effect heeft op de intrinsieke sportmotivatie bij de niet sociale sportapplicatie, dan bij de sociale sportapplicatie. Hierbij is de afhankelijke variabele intrinsieke motivatie en de onafhankelijke variabelen zijn de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties en autonome oriëntatie. Om deze hypothese te toetsen werd een Meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er is geen significant interactie-effect van de aanwezigheid van sociale interactie en autonome oriëntatie op intrinsieke motivatie aangetoond, F (1, 114) = 0,08, p = 0,785. De gemiddelde scores zijn te zien in de staafdiagram (zie Figuur 4.3.5). Respondenten met een hoge autonome oriëntatie die gebruik maakten van de niet sociale app scoorden dus niet significant hoger op intrinsieke motivatie dan bij een sociale app. Daarom wordt hypothese 3 verworpen. 19

4.3.4 Gecontroleerde oriëntatie Bij hypothese 4 is getoetst of een hoge gecontroleerde oriëntatie een sterker positief effect heeft op de extrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Hierbij is de afhankelijke variabele extrinsieke motivatie. De onafhankelijke variabelen zijn de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties en gecontroleerde oriëntatie. Om deze hypothese te toetsen werd een Meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er is geen significant interactie-effect van de aanwezigheid van sociale interactie en gecontroleerde oriëntatie op extrinsieke motivatie aangetoond, F (1, 114) = 1,38, p = 0,243. De gemiddelde scores zijn te zien in de staafdiagram (zie Figuur 4.3.6). Respondenten met een hoge gecontroleerde oriëntatie die gebruik maakten van de sociale app scoorden dus niet significant hoger op extrinsieke motivatie dan bij een niet sociale app. Daarom wordt hypothese 4 verworpen. 4.3.5 Onpersoonlijke oriëntatie en intrinsieke motivatie Bij hypothese 5 is getoetst of een hoge onpersoonlijke oriëntatie een negatiever effect heeft op de intrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Hierbij is de afhankelijke variabele intrinsieke motivatie. De onafhankelijke variabelen zijn de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties en onpersoonlijke oriëntatie. Om deze hypothese te toetsen werd een Meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er is geen significant interactie-effect van de aanwezigheid van sociale interactie en onpersoonlijke oriëntatie op intrinsieke motivatie aangetoond, F (1, 114) = 0,77, p = 0,383. De gemiddelde scores van de respondenten op extrinsieke motivatie zijn te zien in de staafdiagram (zie Figuur 4.3.5). Een hoge onpersoonlijke oriëntatie heeft dus geen negatiever effect op de intrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Daarom wordt hypothese 5 verworpen. 20

Hoofdeffect van sociale interactie (H2) Wel autonome orientatie (H3) Geen autonome orientatie (H3) Wel onpersoonlijke orientatie (H5) Geen onpersoonlijke orientatie (H5) 1 2 3 4 5 6 7 Intrinsieke motivatie Sociale interactie niet aanwezig Sociale interactie aanwezig Figuur 4.3.5 Gemiddelde scores op de intrinsieke motivatie 4.3.6 Onpersoonlijke oriëntatie en extrinsieke motivatie Bij hypothese 6 is getoetst of een hoge onpersoonlijke oriëntatie een negatiever effect heeft op de extrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Hierbij is de afhankelijke variabele extrinsieke motivatie. De onafhankelijke variabelen zijn de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties en onpersoonlijke oriëntatie. Om deze hypothese te toetsen werd een Meerwegs-variantieanalyse uitgevoerd. Er is geen significant interactie-effect van de aanwezigheid van sociale interactie en onpersoonlijke oriëntatie op extrinsieke motivatie aangetoond, F (1, 114) = 0,64, p = 0,424. De gemiddelde scores van de respondenten op extrinsieke motivatie zijn te zien in de staafdiagram (zie Figuur 4.3.6). Een hoge onpersoonlijke oriëntatie heeft dus geen negatiever effect op de extrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Daarom wordt hypothese 6 verworpen. 21

Hoofdeffect van sociale interactie (H1) Wel gecontroleerde orientatie (H4) Geen gecontroleerde orientatie (H4) Wel onpersoonlijke orientatie (H6) Geen onpersoonlijke orientatie (H6) 1 2 3 4 5 6 7 Extrinsieke motivatie Sociale interactie niet aanwezig Sociale interactie aanwezig Figuur 4.3.6 Gemiddelde scores op de extrinsieke motivatie 5. Conclusie & Discussie De huidige studie heeft onderzoek gedaan naar het effect van sociale interactie binnen sportapplicaties op de intrinsieke en extrinsieke sportmotivatie. Daarnaast werd er gekeken naar de effecten van autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie en onpersoonlijke oriëntatie op dit effect. Uiteindelijk hebben 120 mensen meegedaan aan het quasi-experiment. Gebleken is dat de aanwezigheid van sociale interactie geen significant effect heeft op de extrinsieke motivatie. Deze is niet hoger als mensen worden blootgesteld aan een sociale app, dan bij blootstelling aan een niet sociale app. Dit komt niet overeen met onderzoek van Ba en Wang (2013) en Sallis et al. (1987) die stellen dat de aanwezigheid van sociale interactie de extrinsieke motivatie verhoogt, omdat mensen gecontroleerd worden door hun sociale omgeving. Mogelijk zou zijn dat de respondenten dit gevoel van controle niet hebben ervaren of dat in beide condities dit gevoel hetzelfde ervaren werd, waardoor extrinsieke motivatie niet verhoogt als er sociale interactie aanwezig is. In vervolgonderzoek kan dit gevoel van controle wel bereikt worden door respondenten een tijd lang de app te laten gebruiken, waardoor er echte interactie ontstaat tussen de respondent en zijn of haar vrienden. De beperkingen van het huidige onderzoek is dan ook dat het eerder de intentie, dan echte motivatie, voor het sporten met een sportapplicatie meet en dat het gebruik van de app is 22

nagebootst. Daarnaast moet opgemerkt worden dat Ba en Wang (2013) onderzoek doen met de app Dailyburn.com die gericht is op een gezonde levensstijl doormiddel van verschillende fitnesstrainingen, terwijl de app uit de huidige studie alleen gericht is op hardlooptrainingen. Sallis et al. (1987) bestudeert enkel het dagelijks leven, zonder sociale media en sportapplicaties. Ook hypothese 2 moet verworpen worden. De aanwezigheid van sociale interactie heeft namelijk geen significant effect op de intrinsieke motivatie. Dit resultaat komt niet overeen met de stelling van Wankel (in Ba & Wang, 2013) die stelt dat sociale interactie bijdraagt aan intrinsieke motivatie, omdat het plezier van het sporten hiermee wordt vergroot. Van Yperen en Hagedoorn (2003) concludeerden dat sociale steun van collega s de intrinsieke werkmotivatie zou vergroten. Mogelijk zou zijn dat respondenten in een sportomgeving anders reageren op sociale steun dan respondenten in een werkomgeving, maar een logischere verklaring voor dit resultaat is dat de respondenten geen sociale steun of plezier hebben ervaren door de nabootsing van het gebruik van de app. Wanneer de respondenten een langere tijd gebruik maken van de app, dan is het vanzelfsprekend dat ze wel sociale steun en plezier ervaren. Hypothese 3 moet verworpen worden, omdat er geen significant effect aangetoond kan worden van de aanwezigheid van sociale interactie en autonome oriëntatie op de intrinsieke motivatie. Respondenten met een hoge autonome oriëntatie die gebruik maakten van de niet sociale app scoorden niet hoger op intrinsieke motivatie dan bij een sociale app. Dit komt niet overeen met onderzoek van Deci et al. (1981) en Pelletier et al. (2001) wanneer er vanuit gegaan wordt dat een niet sociale app een autonome aanmoediging is en dat een sociale app een gecontroleerde aanmoediging is. De intrinsieke motivatie zal in dit geval hoger zijn bij de niet sociale app dan bij de sociale app, maar dit wordt niet ondersteund door het huidige onderzoek. Het uitblijven van het effect zou verklaard kunnen worden door het feit dat de apps met en zonder sociale interactie door de respondenten niet voldoende worden gezien als een aanmoediging. Bij het onderzoek van Pelletier et al. (2001) worden de respondenten daadwerkelijk aangemoedigd, maar dit is bij het huidige onderzoek niet het geval. Canadese zwemmers werden aangemoedigd door hun coaches (Pelletier et al., 2001) en ook bij Deci et al. (1981) werden leerlingen op school aangemoedigd door hun leraren. Het ontbreken aan een gevoel van aanmoediging kan komen doordat de respondenten de app niet echt konden gebruiken en hierdoor de aanwijzingen en begeleiding van de app niet hebben ervaren, maar 23

het kan ook zijn dat het stimulusmateriaal dat gebruikt is niet voldoende het aanmoedigende principe naar voren brengt. Vervolgonderzoek zou hier rekening mee moeten houden. Hypothese 4 moet verworpen worden, omdat er geen significant effect aangetoond kan worden van de aanwezigheid van sociale interactie en gecontroleerde oriëntatie op de extrinsieke motivatie. Een hoge gecontroleerde oriëntatie heeft dus niet een sterker positief effect op de intrinsieke sportmotivatie bij een sociale app, dan bij een niet sociale app. Dit is in tegenstrijd met onderzoek van Rose et al. (2001) die laat zien dat mensen met een hoge gecontroleerde oriëntatie liever willen sporten met de sociale app, omdat hier een omgeving wordt gecreëerd waarin het sportgedrag wordt voorgeschreven of wordt gecontroleerd door iemand anders, waar de mogelijkheid is om externe beloningen te ontvangen, en waar de vooruitgang continu wordt waargenomen en wordt verzameld. De gebruiker zal het sportgedrag van zijn vrienden willen overnemen (Ba & Wang, 2013; Berkman, 1984). Mogelijk is dat de respondenten bij de sociale app niet het gevoel hebben ervaren dat ze gecontroleerd worden door anderen of niet hebben ervaren dat externe beloningen konden worden ontvangen. Vervolgonderzoek zou zich meer moeten richten op de externe beloningen. Door respondenten de app echt te laten gebruiken zal tevens ook een omgeving gecreëerd worden waarin de sportprestaties van vrienden een rol spelen. Ook hier moet opgemerkt worden dat Ba en Wang (2013) onderzoek doen met de sportapplicatie met verschillende fitnesstrainingen in plaats van hardlooptrainingen zoals in de huidige studie. Berkman (1984) bestudeert daarentegen het dagelijks leven zonder dat hier sociale media of sportapplicaties aan te pas komen. Hypothese 5 moet verworpen worden, omdat een hoge onpersoonlijke oriëntatie geen negatiever effect heeft op de intrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Daarnaast moet hypothese 6 ook verworpen worden, omdat de onpersoonlijke oriëntatie geen negatiever effect heeft op de extrinsieke sportmotivatie bij de sociale sportapplicatie, dan bij de niet sociale sportapplicatie. Voor beide hypotheses zijn geen significante resultaten aangetoond. Deze resultaten zijn niet betrouwbaar aangezien de onpersoonlijke oriëntatie geen betrouwbare schaal vormde en de variabele niet door één component werd gemeten, terwijl dit in de bestaande schaal Exercise Causality Orientations Scale (ECOS) wel het geval zou moeten zijn (Rose et al., 2001). Het gebruik van ECOS moet kritisch bekeken worden, omdat de beperkingen rondom deze schaal een oorzaak zou kunnen zijn voor het uitblijven van alle verwachte effecten. De schaal is namelijk van het Engels naar 24

het Nederlands vertaald en er zijn vijf situaties geselecteerd, terwijl er oorspronkelijk negen situaties zijn. Het huidige onderzoek heeft weliswaar bewust gekozen voor een kortere vragenlijst om uitval te beperken, maar vervolgonderzoek zou meer situaties mee kunnen nemen en extra aandacht richten op de vertaling van de schaal. Samengevat kan er gesteld worden dat de aanwezigheid van sociale interactie binnen sportapplicaties geen effect heeft op de intrinsieke en extrinsieke sportmotivatie. Dit kan niet verklaard worden door de autonome oriëntatie, gecontroleerde oriëntatie of onpersoonlijke oriëntatie. De causale oriëntaties hebben dus geen modererende rol op het effect van de aanwezigheid van sociale interactie binnen apps op de intrinsiek en extrinsieke sportmotivatie. Hiermee is de onderzoeksvraag van het huidige onderzoek beantwoord. Deze resultaten zijn in strijd met eerdere literatuur en de verwachte hypotheses. Het uitblijven van effecten kan tevens verklaard worden door de volgende punten. Allereerst is er gebruik gemaakt van een klein sample dat niet representatief was voor de Nederlandse bevolking, waardoor resultaten kunnen afwijken en niet te generaliseren zijn. Het merendeel van de respondenten hadden als hoogst genoten opleiding HBO of WO Bachelor en waren voornamelijk jong. De helft van de steekproef had een leeftijd van achttien tot en met 30 jaar, terwijl de andere helft een leeftijd had van 31 tot en met 65 jaar. Deze verdeling is dus scheef. De interne validiteit voor een experiment neemt af wanneer de steekproef niet bestaat uit een homogene groep. Hierdoor kunnen de resultaten van het huidige onderzoek niet gegeneraliseerd worden naar andere doelgroepen. Vervolg onderzoek moet rekening houden met de steekproef, zodat er homogene groepen ontstaan. Ook moet vervolgonderzoek een experiment uitvoeren waarbij de respondent een langere tijd gebruik maken van een sportapplicatie, waardoor daadwerkelijk de sportmotivatie gemeten kan worden en er een sociale en sportieve omgeving gecreëerd wordt die de respondenten echt kunnen ervaren. Door de nabootsing van het gebruik van de app in het huidige onderzoek zijn veel waarnemingen voor de respondenten verloren gegaan, waardoor er mogelijk geen effect op de sportmotivatie hebben plaats gevonden. Een ander kritiekpunt is dat de respondenten een vragenlijst hebben ingevuld op hun computer of smartphone. Hierdoor konden zij op alle momenten en in iedere omgeving de vragenlijst invullen, waardoor het niet mogelijk was om de vragenlijst af te nemen onder dezelfde omstandigheden. Het is hierdoor mogelijk dat verschillende factoren, die niet gecontroleerd konden worden, invloed hebben gehad op de resultaten van het onderzoek. Respondenten konden afgeleid worden door hun omgeving, 25

waardoor de aandacht op de vragen en het stimulusmateriaal afnam. Daarnaast is het niet zeker of de respondenten het geluid aan hebben gehad tijdens het bekijken van het videofragment. Ondanks dat de manipulatiecheck liet zien dat beide condities juist werden beoordeeld in de mate van sociale interactie, moet in twijfel worden getrokken of de stimulus volledig betrouwbaar is. Enkele opmerkingen die respondenten hebben geschreven laten zien dat ze de app herkennen als de Nike+ Running app. Zij weten dat sociale interactie via deze app mogelijk is, waardoor de resultaten van de respondenten in de conditie zonder sociale interactie beïnvloed kunnen zijn. Ondanks dat de resultaten van het onderzoek niet aan de verwachtingen voldoen heeft het huidige onderzoek een bijdrage geleverd aan de wetenschappelijke kennis. Er is eerder nog geen onderzoek gedaan naar de effecten van sociale interactie binnen sportapplicaties op de intrinsieke en extrinsieke motivatie, waarbij daarnaast het effect van de causale oriëntaties is onderzocht. Dit onderzoek slaat de brug naar verder onderzoek op dit gebied. 26

7. Referenties Arteaga, S. M., Kudeki, M., Woodworth, A., & Kurniawan, S. (2010). Mobile system to motivate teenagers' physical activity. In Proceedings of the 9th International Conference on Interaction Design and Children (pp. 1-10). ACM. Ba, S., & Wang, L. (2013). Digital health communities: The effect of their motivation mechanisms. Decision Support Systems, 55(4), 941-947. Banias, P., & Malita, L. (2011). Can we use sport, web 2.0 and social & informal learning to develop & enhance social competences?. Procedia-Social and Behavioral Sciences, 15, 628-632. doi:10.1016/j.sbspro.2011.03.153 Berkman, L. F. (1984). Assessing the physical health effects of social networks and social support. Annual Review of Public Health (5), 413-432. Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985a). Causality orientations theory. In E. L. Deci, & R. M. Ryan, Intrinsic Motivations and Self-Determination in Human Behavior Perspectives in Social Psychology (pp. 149-175). Springer Verlag. Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985b). The general causality orientations scale: Selfdetermination in personality. Journal of Research in Personality, 19(2), 109-134. Deci, E. L., Schwartz, A. J., Sheinman, L., & Ryan, R. M. (1981). An instrument to assess adults' orientations toward control versus autonomy with children: Reflections on intrinsic motivation and perceived competence. Journal of Educational Psychology, 73(5), 642-650. 27

Mulas, F., Pilloni, P., & Carta, S. (2012). Everywhere race!: A social mobile platform for sport engagement and motivation. In SOTICS 2012, The Second International Conference on Social Eco-Informatics (pp. 63-69). O'reilly, T. (2007). What is web 2.0: Design patterns and business models for the next generation of software. Communications & Strategies, (65), 17-37. Pelletier, L. G., Fortier, M. S., Vallerand, R. J., Tuson, K. M., Briere, N. M., & Blais, M. R. (1995). Toward a new measure of intrinsic motivation, extrinsic motivation, and amotivation in sports: The sport motivation scale (SMS). Journal of Sport & Exercise Psychology (17), 35-53. Pelletier, L. G., Fortier, M. S., Vallerand, R. J., & Briere, N. M. (2001). Associations among perceived autonomy support, forms of self-regulation, and persistence: A prospective study. Motivation and Emotion, 25(4), 279-306. Rose, E. A., Markland, D., & Parfitt, G. (2001). The development and initial validation of the exercise causality orientations scale. Journal of Sports Sciences, 19(6), 445-462. Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55(1), 68-78. 28

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2012). Motivation, personality, and development within embedded social contexts: An overview of self-determination theory. In R. M. Ryan, Oxford Handbook of Human Motivation (pp. 85-107). Oxford: Oxford University Press. Ryan, R. M., Frederick, C. M., Lepes, D., Rubio, N., & Sheldon, K. M. (1997). Intrinsic motivation and exercise adherence. International Journal of Sport Psychology, 28(4), 335-354. Sallis, J. F., Grossman, R. M., Pinski, R. B., Patterson, T. L., & Nader, P. R. (1987). The development of scales to measure social support for diet and exercise behaviors. Preventive Medicine, 16(6), 825-836. Stragier, J., & Mechant, P. (2013). Mobile fitness apps for promoting physical activity on Twitter: the #RunKeeper case. In Etmaal van de Communicatiewetenschap. Van Yperen, N. W., & Hagedoorn, M. (2003). Do high job demands increase intrinsic motivation or fatigue or both? The role of job control and job social support. Academy of Management Journal, 46(3), 339-348. 29

Bijlage 1 De vragenlijst Inleiding: Onderzoek 'Running App!' U gaat meedoen aan een onderzoek dat zich richt op sporten met behulp van sport applicaties (apps) voor smartphones. Dit onderzoek wordt uitgevoerd ter gelegenheid van een afstudeerscriptie van de bacheloropleiding Communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Het team bestaat uit vijf onderzoekers: Bob Hartsink, Britta Glimmerveen, Jesse Verdellen, Jim Kroezen en Yara Vertegaal. Het onderzoek zal in het teken staan van een smartphone applicatie (app) die gebruikt kan worden tijdens het sporten. Een app is een software-applicatie die ontworpen is om te gebruiken op een smartphone. In de laatste jaren zijn er een aantal apps uitgebracht die populair zijn om te gebruiken tijdens het sporten, bijvoorbeeld hardlopen, wandelen of fietsen. In dit onderzoek zult u een dergelijke sport applicatie te zien krijgen. Deze sport app is speciaal voor dit onderzoek ontwikkeld. Eerst stellen we u een paar vragen. Hierna krijgt u een videofragment en foto's van de sport app te zien. Vervolgens vragen wij u om hier een aantal vragen over te beantwoorden. Een groot deel van de vragen bestaat uit stellingen. U wordt gevraagd om aan te geven in hoeverre u het met de stelling eens bent. U kunt dit aangeven aan de hand van een schaal van 1 tot 7, waarbij 1 staat voor geheel mee oneens, en 7 voor geheel mee eens. De gegevens worden anoniem behandeld. De data wordt alleen gebruikt worden voor dit onderzoek en zullen niet worden verstrekt aan derden. U bent in geen enkel geval verplicht om aan het onderzoek mee te doen, en u kunt uw medewerking op ieder moment stop zetten. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen middels het volgende e-mail adres: uvarunningapp@gmail.com. U kunt ook vragen of opmerkingen invullen aan het einde van de vragenlijst. Op de volgende pagina vindt u een formulier met informatie over uw privacy. Voordat u begint wordt u gevraagd om akkoord te gaan met de voorwaarden in dit formulier. 30

Tot slot willen wij u nog hartelijk danken voor uw medewerking aan dit onderzoek. Uw medewerking wordt zeer op prijs gesteld! Informed consent formulier onderzoek 'Running App!' Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet op het informatieblad. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven. Ik besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Als mijn onderzoeksresultaten gebruikt worden in wetenschappelijke publicaties, of op een andere manier openbaar worden gemaakt, dan zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens worden niet door derden ingezien zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. Als ik meer informatie over het onderzoek wil, nu of in de toekomst, dan kan ik me wenden tot projectleider: J. Verdellen (jesse.verdellen@student.uva.nl; Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kan ik me wenden tot het lid van de Commissie Ethiek namens ASCoR, per adres: ASCoR secretariaat, Commissie Ethiek, Universiteit van Amsterdam, Kloveniersburgwal 48, 1012 CX Amsterdam; 020-525 3680; ascor-secr-fmg@uva.nl. [Ik ga akkoord] De Exercise Causality Orientations Scale (ECOS): Er volgen nu verschillende situaties die kunnen voorkomen tijdens het sporten. Elke situatie wordt gevolgd door drie mogelijke reacties. Dit zijn de verschillende manieren waarop u kunt reageren op de situaties. Probeer u in iedere situatie in te beelden en geef aan welke reactie voor u van toepassing zou zijn. Er zijn geen goede of foute antwoorden en er zijn geen strikvragen. We willen alleen weten op welke manier u waarschijnlijk zult reageren in elke situatie. 31

Situatie 1: U begint aan een nieuw sportprogramma. Hoe waarschijnlijk zijn de volgende reacties voor u? - U neemt deel aan een klas met een gestructureerd sportprogramma waarin een trainer u vertelt wat u moet doen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - U bepaalt zelf welke oefening u zult volgen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - Wanneer u sport met vrienden, doet u hetzelfde als wat zij doen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] Situatie 2: U vraagt zich af hoe goed u het doet tijdens uw sportprogramma. Hoe waarschijnlijk zijn de volgende reacties voor u? - U wilt graag lof krijgen van anderen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - U evalueert uw eigen prestaties. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - U hoopt alleen dat u het goed doet. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] Situatie 3: U heeft de afgelopen tijd regelmatig gesport, maar onlangs heeft u een paar sessies gemist. Nu vindt u het moeilijk om weer gemotiveerd te raken om te sporten. Hoe waarschijnlijk zijn de volgende reacties voor u? - U zult iemand benaderen die u kan helpen om weer gemotiveerd te raken. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - U zult het probleem negeren, want er kan niks gedaan worden om uw motivatie te verbeteren. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - U zult proberen uzelf te motiveren. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] Situatie 4: U heeft gehoord dat het stellen van doelen een goede manier is om uzelf te motiveren om te sporten. Hoe waarschijnlijk zijn de volgende reacties voor u? - U zult realistische, maar uitdagende doelen stellen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - U zult iemand anders vragen doelen voor u te stellen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] 32

- U zult geen doelen stellen, omdat u misschien niet in staat bent de doelen te behalen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] Situatie 5: Tijdens het sporten moet er worden bepaald hoe hard u gaat trainen. Hoe waarschijnlijk zijn de volgende reacties voor u? - Hoe hard u traint, wordt bepaald door iemand die u vertelt hoe intensief u moet trainen. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - Hoe hard u traint, wordt bepaald door wat iedereen om u heen doet. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] - Hoe hard u traint, wordt bepaald door de intensiteit waar u zich het beste bij voelt. [Zeer onwaarschijnlijk] 1 2 3 4 5 6 7 [Zeer waarschijnlijk] De conditie vraag: (het getal verschilt per conditie) Kunt u hieronder ter controle het getal 4 aanvinken. [1,2,3,4] Het stimulusmateriaal wordt nu weergegeven (zie bijlage 2). De motivatie vragen: Stelt u zich nu voor dat u gaat hardlopen met de sport app 'Running App!' die u net heeft gezien. Probeert u zich bij het beantwoorden van de stellingen zo goed mogelijk in te beelden dat u de eerder getoonde sport app daadwerkelijk heeft gebruikt tijdens het hardlopen. Geef aan in hoeverre u het met onderstaande stellingen eens bent [Geheel mee oneens] 1 2 3 4 5 6 7 [Geheel mee eens] Wanneer ik zou hardlopen met deze sport app: Maakt mij dat gelukkig. Zou ik dat leuk vinden. Zou ik daar enthousiast van worden. Zou ik daarvan genieten. Ik zou willen hardlopen met Running App!. Ik zou het interessant vinden om te hardlopen met Running App!. Hardlopen met deze sport app is stimulerend. Ik zou hardlopen met deze sport app... Zodat ik gespierder word. Om mijn uiterlijk te verbeteren. 33

Om gewicht te verliezen. Zodat ik aantrekkelijker word voor anderen. Om mijn lichaamsvorm te verbeteren. Als ik niet zou sporten met deze sport app zou ik mijzelf minder aantrekkelijk vinden. Ik zou hardlopen met deze sport app... Om iets te doen samen met anderen. Omdat ik dan in contact ben met mijn vrienden. Om nieuwe mensen te ontmoeten. Omdat mijn vrienden willen dat ik hardloop met Running App!. Omdat ik het leuk vind om contact te hebben met anderen terwijl ik sport. Ik zou deze sport app gebruiken tijdens het hardlopen Om mijn conditie te verbeteren. Om gezond te leven. Zodat ik meer energie heb. Om mijn fysieke gezondheid te onderhouden. Omdat ik fit wil zijn. Ik zou deze sport app gebruiken tijdens het hardlopen Omdat ik van fysieke uitdagingen hou. Om beter te worden in hardlopen. Om mijn huidige vaardigheidsniveau te behouden. Om nieuwe vaardigheden te verkrijgen. Omdat ik hou van activiteiten die uitdagend zijn. Om mijn bestaande vaardigheden te verbeteren. Omdat ik hou van de uitdaging. De manipulatiecheck vraag: Stel u gebruikt 'Running App!' die u zojuist gezien heeft, tijdens het hardlopen. In hoeverre vindt u deze sport app de mogelijkheid bieden om interactie te hebben met anderen via sociale media, zoals Facebook en Twitter? [Geheel niet] 1 2 3 4 5 6 7 [Geheel wel] De demografische vragen: U bent bijna klaar! Er volgen nu alleen nog drie algemene vragen: Wat is uw geslacht? [vrouw, man] Wat is uw leeftijd? (in jaren) Wat is uw hoogst genoten of huidige opleidingsniveau? 34

[middelbare school, mbo, hbo, universiteit bachelor, universiteit master] Klik op het pijltje om uw antwoorden op te slaan. Wanneer u nog vragen of opmerkingen hebt over het onderzoek, kunt u ze hier stellen. Hartelijk dank voor uw medewerking aan dit onderzoek! 35

Bijlage 2 Het stimulusmateriaal U krijgt straks beeldmateriaal te zien waarin het gebruik van de speciaal voor dit onderzoek ontwikkelde sportapplicatie Running App! getoond wordt. In deze sportapplicatie wordt de gebruiker tijdens het hardlopen ondersteund met informatie over o.a. de afgelegde afstand en de gelopen tijd. Tijdens het hardlopen krijgt u deze informatie via uw koptelefoon of oordopjes. Tussen hardloopsessies door kunt u statistieken opvragen over uw behaalde prestaties Het eerste deel bestaat uit een videofragment waarin u een vrouw ziet die gebruik maakt van 'Running App!' tijdens het hardlopen. Dit fragment duurt ongeveer 1 minuut en het is van belang dat u het geluid aan heeft staan tijdens het afspelen van de video. Na dit fragment krijgt u een aantal foto s te zien. Deze foto s zijn afkomstig van dezelfde sportapplicatie als uit het videofragment, en tonen hoe 'Running App!' eruit ziet op uw smartphone. Wij vragen u om u zo goed in te beelden dat u deze sportapplicatie zelf gebruikt tijdens het hardlopen. Na het tonen van het videofragment en de foto s zullen we u hier enkele vragen over stellen. Conditie 1: Sociale interactie niet aanwezig Druk op 'Play' om onderstaande video af te spelen. Nadat u de video helemaal bekeken heeft, kunt u doorgaan naar het volgende onderdeel. 36

Deze informatie is puur ter illustratie. Het gaat er enkel om dat u begrijpt hoe de app werkt. Links ziet u de work-out typen waar uit gekozen kan worden. Rechts ziet u hoe het eruit ziet wanneer u bijvoorbeeld gekozen heeft voor een afstandsloop. U kunt hierbij ook de locatie aangeven en muziek instellen. Deze informatie over de applicatie is puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. Hier is te zien welke route er is gelopen. Het kleurverschil geeft de snelheid aan waarmee er is gelopen op de betreffende afstanden. U Kunt ook de afgelegde afstand, verstreken tijd en snelheid zien. 37

Deze afbeeldingen zijn puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. Links ziet u de afgelegde afstand, het aantal keer dat er is hardgelopen, het aantal verbrande calorieën en de gemiddelde snelheid. Rechts ziet u een overzicht van de resultaten van de afgelopen hardloopsessies. Conditie 2: Sociale interactie aanwezig Druk op 'Play' om onderstaande video af te spelen. Nadat u de video helemaal bekeken heeft, kunt u doorgaan naar het volgende onderdeel. 38

Deze informatie is puur ter illustratie. Het gaat er enkel om dat u begrijpt hoe de app werkt. Links ziet u de work-out typen waar uit gekozen kan worden. Rechts ziet u hoe het eruit ziet wanneer u bijvoorbeeld gekozen heeft voor een afstandsloop. U kunt hierbij ook de locatie aangeven en muziek instellen. 39

Deze informatie over de applicatie is puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. Hier is te zien welke route er is gelopen. Het kleurverschil geeft de snelheid aan waarmee er is gelopen op de betreffende afstanden. U Kunt ook de afgelegde afstand, verstreken tijd en snelheid zien. Deze afbeeldingen zijn puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. Links ziet u de afgelegde afstand, het aantal keer dat er is hardgelopen, het aantal verbrande calorieën en de gemiddelde snelheid. Rechts ziet u een overzicht van de resultaten van de afgelopen hardloopsessies. 40

Deze informatie over de applicatie is puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. Hier ziet u dat uw resultaten van het hardlopen gedeeld kunnen worden via Facebook of Twitter. U kunt aangeven hoe u zich voelt over uw resultaat. Deze informatie over de applicatie is puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. U ziet hier hoe uw resultaten gedeeld worden via Facebook. Er wordt hier een bericht geplaatst waarin verteld wordt dat u bent begonnen met hardlopen. 41

Deze informatie over de applicatie is puur ter illustratie. Het gaat erom dat u begrijpt hoe de app werkt. Hier ziet u dat andere mensen kunnen reageren op uw gedeelde resultaten. Mensen kunnen u aanmoedigen en reageren op uw status. 42