Schrijven cognitief neurologisch Onderwijskundig Visie op schrijven: Het is de bedoeling om jullie zelf keuzes te kunnen laten maken met alle kennis die je in de lessen hebt gekregen welke schrijfmethode geschikt is voor welke leeftijd binnen jullie school. - Motorische ontwikkeling (uitrijping) - Leer strategieën (differentieel leren) - Embodied learning (letters en cijfers ook bewegend uitvoeren e.d.) - Motorische uitrijping als voorwaarde voor vaardigheden groep 3 - Executieve functies - Oog functies Met alles hierboven en de presentaties van de methodes die jullie zelf op school gebruiken en de aanvulling van mij heb je hopelijk goede argumenten om keuzes te maken bij jouw op school. 1
Ontwikkeling van het handschrift wordt door zowel cognitieve- als motorische factoren beïnvloed en uiteraard de manier waarop het handschrift (op school) wordt aangeleerd. Gezien het grote verband tussen schrijven en de fijne motoriek, wordt vaak over schrijfmotoriek gesproken. Aan schrijfproblemen kunnen allerlei oorzaken ten grondslag liggen. Een neurologische-, motorische- of bijvoorbeeld een leerstoornis kan de ontwikkeling van het handschrift remmen, maar ook onderwijskundige oorzaken kunnen van invloed zijn. 2
NEUROLOGISCH Neurologische ontwikkeling De ontwikkeling van zelfstandig kunnen staan en lopen A Intra uteriene reflexen ontwikkelen zich in de baarmoeder en hebben hun taak al volbracht voor de geboorte B Primitieve reflexen (overlevingsreflexen) ontwikkelen zich in de baarmoeder, worden vanuit de herenstam gestuurd en zijn voor de zesde maand meestal geïnhibeerd C Transitionele (overgangs) reflexen ontwikkelen zich na de geboorte en zijn een brug naar de D Posturale reflexen (balans, lichaamsrechting en coördinatie) Deze reflexen worden vanuit een hoger ontwikkelde tussenhersenen gestuurd en blijven voor de rest van het leven actief. Moro reflex Schrikreflex Primitieve reflexen Sterke invloed op oogontwikkeling, fixatie en stilstaan van het oog Extreem schrikkerig Palmair- Plantair Grijpreflexen Gekoppelde grijp- en zuigbeweging (kleine motoriek en mimiek) Tenen grijpen zich naar de grond om zich vast te houden evenwichtsproblemen ATNR Verticale lichaams-as Draaien naar voeding Oog hand coördinatie oversteken middenlijn met ogen, papier scheef met schrijven Lateraliteit Zwak op vaardigheden op lichaams/ middenlijn (bv. vangen van een bal) Telgang Homolateraal 3
(Senso) MOTORISCH Primaire schors Willekeurige grove bewegingen Secundaire schors Aangeleerde vaardigheden met repeterend karakter Gebied van Broca - Motorisch spraakcentrum - Voorbereiding spreken - Spreken - Bij beschadiging spraak gestoord, wel taalbegrip 4
Schrijven en motoriek Denk hierbij aan het gebruik van: - de handen; - Vingers; - en de coördinatie van ogen en handen. Schrijfmotoriek? - het dichtdoen van een rits; - of bij het veters strikken ('veterstrikmotoriek ). Motorische stoornis of een onrijpe motoriek Steunreactie 5
Kruipen kruisbeweging In de fase van het kruipen gaat het hart harder werken en worden de organen beter doorbloed en kan ook vast voedsel verteerd gaan worden (± 8 mnd.). - Tastontwikkeling (handen gaan open) - Taalontwikkeling ( voor / achter) 1 ste aanzet oogbesturing fixatie, het vasthouden van 1 punt (in beweging). Handen en ogen gaan samenwerken: - hand stuurt het oog, daarna - oog stuurt de hand. Ogen 6
SENSORISCH Primaire schors Receptoren voor warmte, koude pijn, tast en druk in de huid Secundaire schors Alle info van primaire schors analyseren en vergelijken ontstaan begrip in waarneming (voorwerpherkenning) Gebied van Wernicke - Sensorisch spraakcentrum - Taalbegrip - Bij beschadiging taalgebruik intact, begrip gestoord - Woordvinding problemen De rechte! (lijnvoering) 7
8
Rechte wordt kromme TEK TOK https://www.youtube.com/watch?v=cdk27mxgkqw 9
https://www.youtube.com/watch?v=cdk27mxgkqw embodied learning 10
https://www.youtube.com/watch?v=ocn2svhf_rc https://www.youtube.com/watch?v=vmswopldai4 Letters vormen met je lichaam 11
Recht en met boogjes Kralen breien punniken e.d. 12
4 stationnen I II III IV Biopter Motoriekkist Leerrijpheidsobservatie Bedenk zelf een embodied learning activiteit (schrijven?) S SCHRIJVEN II Oog hand coördinatie Hand/ Voet Dissociatie Symmetrie Springen Statisch evenwicht Basaal evenwicht 13
Fijne motoriek Motorisch - de juiste pengreep; - een goed afgestemde pendruk; - de zithouding; - samenwerking van de handen. - werking van de ondersteunende hand - goede ooghandcoördinatie Niet motorische - Geheugen; - Concentratievermogen; - Taalvaardigheid; - Cognitieve niveau. kwaliteit en tempo van het handschrift. Zijn de lettervormen correct, zijn de letters goed verbonden en is de lijnvoering goed. Matig tot intensief bewegen Het is bekend dat de fitheid (het uithoudingsvermogen) van kinderen kan verbeteren. Onderzoek bij kinderen in het primair onderwijs toont aan dat fittere kinderen beter presteren op executieve functies1 (Van der Niet e.a., 2014). 14
Sterke verbanden tussen: Complexere vormen van motorische vaardigheden - zoals fijne motoriek, Hogere orde cognitieve vaardigheden (zoals vloeibare intelligentie en schoolvaardigheden) - bilaterale coördinatie (symmetrisch bewegen) - sequentiële bewegingen (opeenvolgende bewegingen (Van der Fels e.a., 2015) Executieve functies 5 richtingsgevers 15
Meta analyse In totaal zijn er tot dusver 16 studies geselecteerd waarbij in 14 studies de interventie bestond uit matig tot intensieve fysieke activiteit, zoals joggen, fietsen, touwtje springen of balspelen Tot dusver zijn er ook 2 studies geselecteerd waarbij de interventie bestond uit complex bewegen, zoals cognitief of motorisch uitdagende bewegingen. De meeste interventies vonden plaats tijdens de schooldag (in de klas als tussendoortje, in de pauze, tijdens het bewegingsonderwijs of meteen na schooltijd). (Hartman e.a., 2015). Positieve directe effecten op executieve functies 12 tot 30 minuten. Inhibitie (remming van prikkels, remming van impulsief gedrag), cognitieve flexibiliteit (het snel kunnen wisselen tussen taken) en werkgeheugen (kortdurend opslaan van informatie om deze vervolgens weer te gebruiken) zijn de meest onderzochte onderdelen. Alle 6 studies laten een positief effect zien op executieve functies. Het gemiddelde effect van de interventies is klein tot middelgroot (ES = 0.37). Geen van de studies heeft directe effecten op schoolprestaties onderzocht. Positieve lange termijn effecten op executieve functies De duur van de interventie varieerde van 10 weken tot 9 maanden met een frequentie tussen 2 en 5 keer per week. - Inhibitie; - Werkgeheugen en/of planning; - Probleemoplossend vermogen. Zeven van deze studies laten een positief effect zien en 1 studie laat geen effect zien op executieve functies. Samengenomen is er sprake van een klein tot middelgroot positief effect op executieve functies (ES = 0.24). 16
Matig tot intensief of complex bewegen? Bijna alle interventies van de meta-analyse bestaan uit programma s waarin matig tot intensief wordt bewogen. Het is mogelijk dat effecten groter zijn als kinderen complex bewegen, bijvoorbeeld door een moeilijke turnoefening uit te voeren, te dribbelen met de bal of door te jongleren. Het verband tussen complexere vormen van bewegen en cognitieve functies is reeds aangetoond (Van der Fels e.a., 2015). De complexiteit van het bewegen kan verder vergroot worden door de oefeningen uit te voeren in spelvormen, waarin geanticipeerd moet worden op tegenstanders, snelle beslissingen essentieel zijn en vervolgacties in korte tijd gepland moeten worden. Effect van fysieke activiteit op hersenfuncties en hersenstructuur Er kunnen functionele veranderingen plaatsvinden, zoals verbeterde hersenactiviteit, waardoor het brein bijvoorbeeld minder extreem reageert wanneer er een taak uitgevoerd moet worden. Ook zijn er studies die een positief 6 verband laten zien tussen de hoeveelheid witte stof in de hersenen en cognitief functioneren van kinderen. Witte stof is belangrijk voor juiste en snelle informatieoverdracht in de hersenen (Erus e.a., 2014; Muetzel, e.a., 2015). 17
Voelzak tactile ontwikkeling BEWEEGKLAS 18
Een van de tegenstanders van computergebruik door kinderen is Manfred Spitzer, een Duitse psychiater. Hij betoogt in zijn boek Digitale Dementie: hoe wij ons verstand kapotmaken dat kinderen leren van werkelijk contact met mensen, van echte ervaringen en niet van beeldschermen. Onderzoek: Maar wordt je fijne motoriek in het algemeen ook slechter als je meer typt dan schrijft? Computergroep Schrijfgroep Het bleek dat op één van de testen, waarin mensen een lijn moesten volgen met een pen zonder af te wijken, de computergroep veel langzamer was dan de schrijfgroep (Sulzenbruck et al., 2011). Meer typen en minder schrijven beïnvloedt dus niet alleen het schrijven zelf, maar ook andere gerelateerde basale motorische vaardigheden. Om letters van elkaar te kunnen onderscheiden en tegelijkertijd letters in verschillende groottes en lettertypen als hetzelfde te categoriseren, moet je letten op bepaalde kenmerken van de letters, terwijl je andere juist moet negeren. Onderzoekers denken dat kinderen dit onderscheid leren maken doordat ze letters schrijven. In het begin zijn hun geschreven letters nog niet erg stabiel en juist die variatie is essentieel. Doordat ze verschillende versies van de geschreven letters maken en zien, leren ze namelijk wat de cruciale invariante eigenschappen zijn van een bepaalde letter. 19
Verschillen in hersenactiviteit als beide groepen kinderen de letters leerden herkennen? Kinderen worden niet geboren met gespecialiseerde lees - of schrijf - hersengebieden: deze specialisatie ontwikkelen ze in de kindertijd door hun ervaring met taal. Onderzoekers die de ontwikkeling van kinderen onderzoeken, kijken vaak eerst naar volwassenen om te zien hoe de hersenen functioneren als de ontwikkeling voltooid is. Vervolgens vergelijken ze dit met de hersenactiviteit van kinderen in dit geval van kinderen die nog niet kunnen lezen. fmri scanner Proefpersonen herkenden letters beter én gedurende een langere periode als ze deze met de hand hadden geschreven. De hersenactiviteit van de proefpersonen was groter in een aantal gebieden wanneer vergeleken werd tussen het waarnemen van letters die geleerd waren door te schrijven met die van het waarnemen van letters die geleerd waren door te typen: het linker gebied van Broca (IFG) en de linker en rechter parietaalgebieden (IPL). Uit eerder onderzoek weten we dat deze hersengebieden betrokken zijn bij het uitvoeren, inbeelden en waarnemen van handelingen (Longcamp et al., 2008). 20
De hersenactiviteit van de groep kinderen die de letters had geleerd door ze met de hand te schrijven, leek meer op de volwassen hersenactiviteit dan die van de groep kinderen die de letters leerde door ze passief te bekijken. Met andere woorden: beide groepen kinderen konden de letters na de training herkennen, maar toch was er een verschil in hun lees -hersenontwikkeling. De hersenactiviteit van de groep kinderen die de letters had geleerd door ze met de hand te schrijven, leek meer op de volwassen hersenactiviteit dan die van de groep kinderen die de letters leerde door ze passief te bekijken. Met andere woorden: beide groepen kinderen konden de letters na de training herkennen, maar toch was er een verschil in hun lees -hersenontwikkeling. In een vervolgstudie keken de onderzoekers specifiek naar het verschil tussen typen en schrijven met de hand. De uitkomst was hetzelfde: het linker fusiforme gebied is meer actief tijdens het zien van letters die geleerd zijn door te schrijven, dan wanneer ze zijn geleerd door te typen of door de vorm van de letter te volgen met een vinger. Het is dus specifiek het schrijven van letters met de hand dat dit hersengebied activeert (James & Engelhardt, 2012). Schrijven zorgt er dus voor dat kinderen die nog niet kunnen lezen eenzelfde hersengebied activeren als volwassen lezers wanneer ze een letter zien. Dit gebeurt niet als kinderen de letters leren door te typen. Een verklaring hiervoor is dat schrijven leidt tot meer variatie in de geproduceerde letters. Als dat het enige verschil zou zijn, zouden kinderen letters ook beter moeten onthouden wanneer ze deze in verschillende lettertypen te zien zouden krijgen. Dit is nog niet onderzocht Schrijven zorgt er dus voor dat kinderen die nog niet kunnen lezen eenzelfde hersengebied activeren als volwassen lezers wanneer ze een letter zien. 21
Dit gebeurt niet als kinderen de letters leren door te typen. Een verklaring hiervoor is dat schrijven leidt tot meer variatie in de geproduceerde letters. Als dat het enige verschil zou zijn, zouden kinderen letters ook beter moeten onthouden wanneer ze deze in verschillende lettertypen te zien zouden krijgen. Dit is nog niet onderzocht Differentieel leren maar het blijkt dat er nóg een belangrijk verschil is tussen schrijven en typen Naast de hypothese dat schrijven met de hand leidt tot meer variatie en daardoor tot het beter leren van letters, is er nog een andere, complementaire verklaring. Waarneming en handeling zijn sterk gekoppeld: je leert beter waarnemen als je een daarmee samenhangende handeling uitvoert. Dit geldt ook voor lezen en schrijven. Maar hoe werkt dat precies? 22
Tijdens het leren schrijven van een letter wordt er een specifiek motorprogramma opgeslagen in de hersenen: een soort beschrijving van de precieze bewegingen die moeten worden uitgevoerd om een bepaalde letter te schrijven. Dit motorprogramma wordt geactiveerd als je dezelfde letter opnieuw wilt schrijven. Maar hetzelfde programma wordt vervolgens ook actief als je de letter ziet, denken hersenwetenschappers. Als je een nieuwe letter leert door te typen, ontstaat er geen uniek motorprogramma dat bij het schrijven van deze letter hoort. Dat komt doordat de typhandeling geen intrinsieke relatie heeft met de vorm van de letters voor iedere toets maak je immers dezelfde beweging. De koppeling die hierdoor ontstaat helpt je dus niet bij het leren herkennen van letters. Kun je daardoor de letter minder goed onthouden? Conclusie Deze onderzoeken wijzen in dezelfde richting, namelijk: schrijven is iets anders dan typen. Maar er is geen enkel bewijs dat kinderen zonder de motorische vaardigheid van het schrijven niet in staat zouden zijn te leren lezen. De onderzoeken laten enkel zien dat een motorische component in het leesonderwijs het leren lezen vergemakkelijkt. http://4w.kennisnet.nl/artikelen/2013/10/15/schrijven-versus-typen-wat-zegt-de-neurowetenschap/ 23
Opdracht Kleine motoriek/ Schijven Onderzoek welke schrijfmethode je op school gebruikt. Als er verschillende worden gebruikt bij kleuters graag beide beschrijven. Bevraag van elke groep op school ten minste één groepsleerkracht wanneer en hoe ze werken met deze methode. Bevraag ook de IB-er, remedial teacher en de schoolleider. Denk aan de volgende zaken: - Welke methode(s) is er in gebruik op school? (ook schrijfdans, schrijven zonder pen, e.d. benoemen) - Hoe bevalt de methode? - Hoe lang wordt de methode al gebruikt op school? - Zijn de kinderen enthousiast over de schrijflessen? - Hoeveel tijd wordt er per week per groep aan schrijven besteed? - Hoeveel procent van de kinderen schrijft onder het verwachtte niveau? - Wat is voor hen het alternatief? Zelf grote dobbelsteen vullen met ideeen Map vergroten groepslessen e.d. 24
Kindertekeningen Schrijven leer je zo 25
26