Amyotrofische laterale sclerose: beademen of juist niet?

Vergelijkbare documenten
Amyotrofische Laterale Sclerose Wat is het en wat moet je ermee op de IC?

Chronische beademing bij ALS Marijke Rutten Longarts

Waar chronisch acuut ontmoet; De CTB patiënt in de acute zorg. Annique Bahnmüller Witzenburg Ventilation Practitioner CTB Rotterdam

De symptomatische behandeling van amyotrofische laterale sclerose

Chronische beademing in NL ALS en CTB Groningen

Informatie voor de huisarts over. Amyotrofische laterale sclerose en progressieve spinale musculaire atrofie

Chronische NIV bij stabiele COPD patiënten

Door onduidelijke oorzaken En onder ideale omstandigheden Had het Ideale Zijn opeens niet meer aan zichzelf genoeg.

Invasieve beademing bij longfibrose. Liselotte Boerman, ANIOS

Literatuur en bronvermeldingen e-learning Chronische beademing Leerhuis Volwassenen

Non-invasieve beademing (NIV) Wat is dat en voor wie is het? Instellen op NIV Thuis met NIV

Thuisventilatie. Ervaringen uit Nederland. Dr Mike J. Kampelmacher. Centrum voor Thuisbeademing. Universitair Medisch Centrum Utrecht

Wij hopen dat uw huisarts de nodige steun heeft aan dit informatiepakket.

,QIRUPDWLHEULHI µfkurqlvfkh EHDGHPLQJ YRRU SDWLsQWHQ PHW DP\RWURILVFKHODWHUDOHVFOHURVH$/6

Amyotrofische Laterale Sclerose. ALS Centrum Nederland

Chronische beademing in Nederland

Nederlandse samenvatting proefschrift Renée Walhout. Veranderingen in de hersenen bij Amyotrofische Laterale Sclerose

ALS Centrum Nederland

NIV bij exacerbatie COPD

Vernieuwend - Attent - Samen

Richtlijn Amyotrofische laterale sclerose

Dagelijkse zorg rond ALS

Palliatieve sedatie. 21 oktober 2014 Elgin Gülpinar, ANIOS IC

Thuisbeademing kinderen Indicatie en organisatie in Nederland. 12 oktober 2007 Dr. NAM Cobben, longarts-intensivist

State the art: Amyotrofische Laterale Sclerose. Leonard H. van den Berg UMC Utrecht ALS Centrum Nederland

Neurologie. Het ALS team

Het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase met als doel anderszins onbehandelbaar lijden te verlichten en

Palliatieve zorg bij copd. Minisymposium 22 maart 2012

Marlies Peters. Workshop Vermoeidheid

Thuisbeademing. Beademing die plaats vindt buiten het ziekenhuis. Thuisbeademing

COPD en hartfalen in de palliatieve fase

Screening op cognitieve en gedragsproblemen helpt bij het personaliseren van de ALS zorg. Carin Schröder 30 september ALS congres

Richtlijn ALS scholing NPZR 8 december 2017 Wat is goede zorg bij ALS/ PSMA?

Behandeling van patiënten met het Guillain-Barré syndroom (GBS)

Welkom. Palliatieve zorg en ALS en MS 4 november Guus Meeuwis De weg

ECLS: Goede en minder goede indicaties. Diederik van Dijk

Verpleegkundige zorg aan neuromusculaire patienten

Voedingsinterventie bij spierziekten

Richtlijn Percutane Endoscopische Gastrostomie sonde (PEG-sonde) plaatsing bij patiënten met Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS) Juni 2010

Patienten met COPD in de palliatieve fase. Dr Martin Boeree Longarts en Medisch Directeur UMC St Radboud, Nijmegen ULC Dekkerswald, Groesbeek

Multiple sclerose (MS) Poli Neurologie

Neuromusculair behandelteam (NMA) Revalidatie

Ernstige pneumococcen pneumonie. MMM beademing 2018 J.G. van der Hoeven

Amyotrofische Lateraal Sclerose (ALS) Informatie en behandeling

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Generalistisch werkende artsen palliatieve geneeskunde in en vanuit het ziekenhuis. Jan Lavrijsen Maaike Veldhuizen Marlie Spijkers

Praten over behandelwensen en -grenzen

Berekening energiebehoefte en meting lichaamssamenstelling bij ALS, zinvol? Dea Schröder, Coby Wijnen, Ilse Batten 2016

Staken van de behandeling op de IC wat zegt literatuur? Jacqueline Wallage AIOS Anesthesiologie 26 juli 2017

Patiënten Dit protocol is van toepassing op alle volwassen patiënten die langer dan 48 uur beademd worden.

Libra R&A locatie Blixembosch ALS/PSMA. Amyotrofische Laterale Sclerose/ Progressieve Spinale Musculaire Atrofie

Pallium = Latijns woord voor mantel Palliatieve zorg, een mantel van warmte en bescherming

Palliatie bij COPD de uitdaging KRIS MOOREN LONGARTS EN KADERARTS PALLIATIEVE ZORG I.O.

Update literatuur Voedingaspecten bij ALS. Coby Wijnen, diëtist

Non-Invasieve Beademing

Doel van de palliatieve sedatie

INHOUD Dit protocol is gebaseerd op de NVN richtlijn 2011 Prognose van post-anoxisch coma. 1 september 2012

ALS, PSMA en PLS Afdeling revalidatie.

OORDEEL. van de Regionale toetsingscommissie euthanasie voor de regio ( ) betreffende de melding van levensbeëindiging op verzoek

Niet invasieve beademing (Non-invasive Positive Pressure Ventilation) (NPPV)

Palliatieve zorg en dementie zorg Stellingen

Ondersteunende en palliatieve zorg

Mythe: Zuurstof is gevaarlijk bij COPD

Inhoud. 3 Afzien van behandeling E ve n niet meer DNR Een minderwaardig leven?... 48

Palliatieve zorg bij COPD

Neuromusculaire zorg in Nederland

Ademhalingsondersteuning

Palliatieve zorg bij COPD in onze regio. Karin Janssen-van Hemmen Jeroen Verheul

Opzet. Workshop Consultatie II. Behoefte aan methodische benadering voor consultatie. Palliatieteam Midden Nederland

Leerdoelen. Advance care planning. Rol ACP in besluitvorming. Health and Retirement study

Palliatieve zorg bij hartfalen en de nieuwe richtlijn. Nationale Hartfalendag, Zeist, 28 september 2018

Multiple Sclerose Neurodegeneratieve ziekten. 13 september 2011

Longrevalidatie van eerste tot derde lijn. Capita Selecta. Dynamische Hyperinflatie & Zuurstof toediening. bij Inspanning

Sterven bij dementie. studie arena 2011: sterven bij dementie 1. Progressie Alzheimer MMSE 30. vroeg mild matig ernstig. Prevalentie dementie

Ongeneeslijk ziek. Samen uw zorg tijdig plannen

Amyotrofische laterale sclerose (ALS)

Beleidsplan Stichting LeoForte

Dyspneu. Nieuwe richtlijn, december

Advance Care Planning bij chronisch orgaanfalen: praat voor het te laat is!

Wat is palliatieve zorg? Pallium = Latijns woord voor mantel Palliatieve zorg, een mantel van warmte en bescherming

RSV Risicogroep Oorzaak Symptomen van RSV

Palliatieve Zorg. Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra. Verpleegkundigen Palliatieve Zorg

Behandeling bij ALS en PSMA

Ademhalingsfunctie: tussen proefschrift en richtlijn? Karin Postma

Obesitas-hypoventilatiesyndroom

Non-invasieve beademing op MC MC Congres 2018

De oudere patiënt met comorbiditeit

Even voorstellen. Eline Bruinenberg Ariën van der Lugt Martien Hess

NEUROLOGIE. Opname op de Stroke Unit

Communicatie rond palliatieve sedatie

Dementie in de palliatieve fase

Als genezing niet meer mogelijk is

Zorgpad Stervensfase. Lia van Zuylen, internist-oncoloog. Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam

Wat is nieuw in longfunctie? Jan Willem van den Berg Longarts

Oordeel: Niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Scen. Malaga 2014 Petrie van Bracht en Rob van Lier scenartsen

De laatste zorg H E T N A C H T C O N G R E S, J U N I

Hartfalendossier. Dagboek voor patiënt en zorgverleners

Harttransplantatie - De voorbereiding

Casuïstiek. stiek ROIG Intensive Care 27 mei Afdeling Intensive Care Volwassenen

Transcriptie:

Klinische lessen Amyotrofische laterale sclerose: beademen of juist niet? m.j.kampelmacher, e.j.a.westermann, l.h.van den berg, f.g.i.jennekens en r.g.van kesteren Dames en Heren, Amyotrofische laterale sclerose (ALS) kenmerkt zich door een progressieve degeneratie van het centraal en perifeer motorisch neuron. Naast spraak-, slik- en kauwstoornissen heeft dit een toenemende zwakte van de armen, benen en rompspieren tot gevolg. De helft van de patiënten sterft binnen drie ar na de eerste klachten, veelal door chronische respiratoire insufficiëntie ten gevolge van paralyse van de ademspieren. 12 Vanwege het succes bij andere neuromusculaire aandoeningen is chronische beademing aangewend om de levensduur te verlengen en de kwaliteit van leven te verbeteren. Onder chronische beademing verstaat men het levenslang buiten het ziekenhuis beademen van patiënten met een chronische respiratoire insufficiëntie. Bij een beademingsduur tot 15 uur/etmaal geldt niet-invasieve positievedrukbeademing (NIPPV) via een neuskapje als eerste keus. Bij een grotere beademingsbehoefte of retentie van bronchiale secreten is positievedrukbeademing via een tracheostoma (TPPV) geïndiceerd. Chronische beademing bij ALS is omstreden, omdat de voordelen vaak niet opwegen tegen de nadelen. NIPPV kan eenvoudig thuis toegepast worden en kan de kwaliteit van leven verbeteren, maar met de afnemende ademspierkracht mt de beademingsbehoefte snel toe en bedraagt de levensverwachting slechts 6-10 maanden. 3-7 TPPV kan het leven van de patiënt met ALS meerdere ren verlengen, maar dit gaat gepaard met een toenemende afhankelijkheid en een zodanig grote zorgbehoefte dat verpleeghuisopname niet te vermijden is. De Centra voor Thuisbeademing (CTB s) in Nederland ontraden chronische beademing bij ALS, maar de keus is uiteindelijk aan de patiënt. In deze klinische les demonstreren wij aan de hand van enkele ziektegeschiedenissen dat het van groot belang is dat deze keuze bijtijds gemaakt wordt en dat tijdige verwijzing naar een CTB zinvol kan zijn. Patiënt A is een 64-rige man die met het beeld van asthma cardiale werd opgenomen op de afdeling Interne Geskunde. Vier dagen eerder had hij een longarts bezocht wegens orthopneu, waarvoor toen geen oorzaak werd gevonden. Hij was elders bij een neuroloog be- Universitair Medisch Centrum Utrecht, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht. Centrum voor Thuisbeademing: hr.dr.m.j.kampelmacher, hr.e.j.a. Westermann en hr.dr.r.g.van Kesteren, internisten-intensivisten. Afd. Neurologie: hr.dr.l.h.van den Berg en hr.prof.em.dr.f.g.i.jennekens, neurologen. Correspondentieadres: hr.dr.m.j.kampelmacher (m.j.kampelmacher@digd.azu.nl). Zie ook de artikelen op bl. 513 en 525. kend, doch onduidelijk was waarvoor. Longfunctieonderzoek en bloedgasanalyse waren niet eerder verricht. Bij lichamelijk onderzoek bestond er een snelle oppervlakkige ademhaling met hoogstaande longgrenzen beiderzijds. Arteriële bloedgasanalyse bij opname met 12 l zuurstof/min toonde het volgende: ph: 7,05 (referentiewaarden: 7,35-7,45); P a CO 2 : 17,9 kpa (4,7-6,0); P a o 2 : 11,2 kpa (9,3-13,3); actueel bicarbonaat: 35,5 mmol/l (21-27) en S a O 2 : 96% ( 95%). De thoraxfoto toonde links basaal een infiltraat, maar geen tekenen van hartfalen. Patiënt werd geïntubeerd en beademd. Twee weken later werd een tracheostoma geplaatst, omdat het moeilijk was patiënt van de beademing te ontwennen. Toen dat vervolgens nog niet lukte, werd een intensivist van het CTB geconsulteerd. Inmiddels was duidelijk geworden dat de eerder geconsulteerde neuroloog de diagnose waarschijnlijke ALS had gesteld en dat er bij opname een acute chronische respiratoire insufficiëntie bestond, die werd veroorzaakt door een pneumonie. Tijdens een gesprek met patiënt en zijn familie werd aangegeven dat patiënt vrijwel zeker beademingsafhankelijk zou blijven en dat terugplaatsing naar huis vanwege de intensieve zorg onverantwoord was. Hij gaf aan geen keus te hebben en ging akkoord met instelling op TPPV, gevolgd door verpleeghuisopname. Een ar later was hij door progressie van zijn ALS totaal paretisch en kon hij niet meer spreken of slikken. Ofschoon patiënt en zijn familie zijn algehele achteruitgang als een drama beleefden, wenste hij geen actieve levensbeëindiging. Na twee ar TPPV overleed hij aan een pneumonie. Bij patiënt B, een 62-rige man, werd aan het begin van de nacht door de dienstdoende neuroloog de hulp van het CTB ingeroepen. Patiënt was ons tot dan onbekend. Hij verbleef sinds twee dagen op de afdeling Neurologie wegens orthopneu en progressieve dyspneuklachten. Hij had sinds zijn opname in het ziekenhuis nog niet geslapen, werd toenemend tachypnoïsch en dreigde respiratoir uitgeput te raken. Hij was sinds 8 maanden bekend wegens ALS van het bulbaire type. Sinds enkele weken gebruikte hij s nachts zuurstof wegens dyspneu. Bij opname waren zijn bloedgaswaarden met zuurstof (1,5 l/min) als volgt: PCO 2 : 5,8 kpa; PO 2 : 9,2 kpa; actueel bicarbonaat: 28,4 mmol/l. Aan de neuroloog had patiënt inmiddels aangegeven alles te willen doen om in leven te blijven. Ned Tijdschr Geskd 2004 13 maart;148(11) 509

Wij adviseerden de neuroloog om direct met patiënt en zijn familie het beleid te bespreken. Indien patiënt voor chronische beademing zou kiezen, diende hij diezelfde nacht nog naar de afdeling Intensive Care overgeplaatst te worden om daar endotracheaal geïntubeerd te worden. NIPPV zou, gezien het type ALS en zijn dyspneu, geen optie zijn. Vervolgens diende hij te beseffen dat hij, eenmaal ingesteld op TPPV, naar een verpleeghuis diende te gaan. Indien patiënt niet voor dit traject zou kiezen, was de weg vrij voor palliatie met morfine en zuurstof. Patiënt koos voor TPPV. Hij werd opgenomen op de Intensive Care en heeft daar drie maanden gewacht op een verpleeghuisbed. Kort voor zijn overlijden (na ruim 3 ar beademing) gaf hij te kennen de beademing als een overval te hebben ervaren en zijn keuze voor TPPV alsnog te betreuren. Patiënt C, een vrouw van 36 ar, werd door haar revalidatiearts naar het CTB verwezen wegens angst, die werd geduid als het gevolg van een depressie bij ALS en die behandeld werd met een anxiolyticum en een sedativum. Twee ar eerder presenteerde zij zich met krachtsverlies in haar handen en armen. Een halfar later werd de diagnose ALS gesteld. Zij had recent een longarts bezocht, die alleen een restrictie (vitale capaciteit (VC): 1,2 l (46% van voorspeld)) en een lichte onderverzadiging bij pulsoximetrie (S p O 2 : 94%) vond. Hij vroeg patiënte over een ar ter controle terug te komen. Patiënte vertelde bang te zijn om te slapen en schrok elke nacht meerdere malen wakker met een gevoel te stikken. Tevens klaagde zij over enge dromen, vermoeidheid en concentratiestoornissen. Haar gewicht was de laatste 6 maanden met 14 kg afgenomen. Patiënte werd geïnformeerd over de voor- en nadelen van NIPPV en TPPV en over het beloop zonder chronische beademing. Capillaire bloedgasanalyse aan het eind van het gesprek toonde een chronische respiratoire insufficiëntie (P a CO 2 : 6,4 kpa; P a O 2 : 10,5 kpa; actueel bicarbonaat: 31,1 mmol/l). Hiermee geconfronteerd werd zij gedwongen om snel een keuze te maken. Na twee dagen liet zij ons weten voor NIPPV te kiezen, maar TPPV af te wijzen. Omdat er geen bed beschikbaar was, adviseerden wij haar om thuis zittend te slapen en geen sedativa te gebruiken. De tweede nacht raakte patiënte in paniek en bezocht zij, zonder dat wij hiervan in kennis waren gesteld, de afdeling Eerste Hulp. Vanwege haar chronische respiratoire insufficiëntie (P a CO 2 : 7,1 kpa; P a O 2 : 8,4 kpa; actueel bicarbonaat: 32,6 mmol/l) werd aangedrongen op endotracheale intubatie, maar dit wees zij af. Patiënte werd opgenomen op de afdeling Neurologie, alwaar zij zuurstof (2 l/min) kreeg toegediend. Toen zij de volgende ochtend op onze afdeling arriveerde, had zij een Glasgow-comaschaalscore van 11/15 en was haar hypoventilatie verder toegenomen (P a CO 2 : 9,4 kpa; P a O 2 : 10,7 kpa). De zuurstoftoediening werd gestaakt en zij werd direct ingesteld op NIPPV. Dit resulteerde snel in een verbetering van haar gaswisseling en bewustzijn. Eenmaal thuis zette haar gewichtsverlies door. Een percutane endoscopische gastrostomie (PEG) werd wegens haar respiratoire insufficiëntie onverantwoord geacht. De nasofaryngeale maagsonde veroorzaakte nasale obstructie en luchtlekkage langs de neuskap, waardoor de effectiviteit van de beademing beduidend afnam. Patiënte bracht steeds meer tijd aan de beademing door, de laatste weken vrijwel continu. Vier maanden na ontslag is zij thuis overleden. Patiënt D is een 60-rige man die, kort nadat de diagnose bulbaire ALS was gesteld, naar het CTB werd verwezen voor een informatief gesprek. Een recent door zijn neuroloog gemeten VC wees op een lichte restrictie. Patiënt had, behoudens enige moeite met spreken, geen klachten. Patiënt koos voor NIPPV. TPPV wees hij, mede vanwege de te verwachten verpleeghuisopname, af. Hij had dit in een wilsbeschikking vastgelegd. Hij werd 3-maandelijks op de polikliniek van het CTB gecontroleerd om het optimale moment voor NIPPV en het aanbrengen van de PEG te bepalen. Bij het derde bezoek bedroeg zijn VC 2,5 l (63%) en werd hij uit voorzorg via zijn huisarts naar een lokaal ziekenhuis verwezen voor plaatsing van een PEG. Omdat hij nog geen slikklachten had en behoorlijk at, werd bijvoeding via de PEG nog niet nodig geacht. Een ar na het informatief gesprek gaf patiënt voor het eerst problemen met slapen aan. Hij kon niet goed plat op zijn rug liggen en het was zijn partner opgevallen dat hij de laatste tijd onrustig sliep en overdag vaker sliep. Wegens het vermoeden van nachtelijke hypoventilatie werd hij opgenomen. Tijdens de derde nacht werd een maximale P a CO 2 van 6,7 kpa vastgesteld. Nadat hij was ingesteld op NIPPV, normaliseerden zijn bloedgaswaarden, sliep hij rustig, had hij geen last meer van orthopneu en voelde hij zich overdag beduidend fitter. Een halfar later kreeg hij moeite met slikken en bleek hij fors vermagerd. De diëtiste verbonden aan de thuiszorg organiseerde bijvoeding via de PEG. De thuiszorg werd uitgebreid en door het CTB geïnstrueerd ten aanzien van de beademing. Enige tijd later gaf patiënt dyspneu aan, waarop de huisarts morfine en laxantia via de PEG voorschreef. Patiënt weigerde zich meer dan 12 uur per etmaal te beademen. Zijn toestand ging snel achteruit en hij had steeds vaker en meer morfine nodig. Bijna anderhalf ar nadat patiënt met NIPPV was begonnen, overleed hij rustig thuis. In de media is er de laatste ren relatief veel aandacht geweest voor patiënten met ALS vanwege het dramatische karakter van de ziekte en de behoefte aan een effectieve behandeling. Vooralsnog is riluzol het enige middel dat de overleving met 3-6 maanden kan verlengen, doch zonder verbetering van de kwaliteit van leven. 8 Dit laatste kan wel bereikt worden met symptomatische behandeling en een goede begeleiding, hetgeen in de regel door de revalidatiearts wordt gecoördird. Dyspneu en klachten ten gevolge van nachtelijke hypoventilatie kunnen behandeld worden met chronische beademing, maar dit is omstreden. 510 Ned Tijdschr Geskd 2004 13 maart;148(11)

Vooralsnog houden de vier CTB s in Nederland een, tenzij -beleid aan. Het advies ten aanzien van chronische beademing is negatief, doch na alle voor- en nadelen hiervan gehoord te hebben is de keus aan de patiënt. Communicatieproblemen in de toekomst maken het vastleggen van keuzen in een wilsbeschikking gewenst. Bovendien voorkomt dit discussie tijdens acute problemen (patiënt C). Het ziektebeloop van de patiënten A en B toont het belang van het maken van keuzen aan, niet alleen met het oog op chronische beademing, maar vooral wegens het optreden van een acute respiratoire insufficiëntie. 9 Deze casussen blijken helaas geen uitzondering. Vaak is de diagnose ALS in deze gevallen nog niet (definitief) bekend, lijkt een chronische respiratoire insufficiëntie nog ver weg of is de patiënt nog niet toe aan een gesprek over chronische beademing. Ernstiger is het gegeven dat er nog steeds patiënten zijn die bewust onwetend worden gehouden ten aanzien van hun ziekte, het ziektebeloop, eventuele beademing en de handelwijze in acute situaties. Juist dit laatste aspect is van groot belang, gezien de enorme implicaties die het ongewenst uitvoeren of onthouden van endotracheale intubatie kan hebben. Er zijn meerdere argumenten om ALS-patiënten vroegtijdig met het optreden van ademhalingsproblemen te confronteren. In de eerste plaats kent ALS een progressief en vaak grillig verloop. Wil men niet achter de feiten aanlopen (patiënten A, B en C), maar de opties van NIPPV en PEG openhouden (patiënt D), dan dient de ademhaling tenminste elke 3 maanden geëvalueerd te worden (figuur). 10 Een tweede argument is dat men, in het licht van de keuze rondom chronische beademing, de wenselijkheid van vitale medische spoedbehandelingen kan vastleggen. Patiënten die TPPV afwijzen, dienen niet endotracheaal geïntubeerd te worden, omdat dit bijna altijd in TPPV uitmondt. Ten derde kan men de plaats van sedativa, morfine en zuurstof bepalen. Wegens de kans op ademdepressie zijn deze gesmiddelen gecontraïndiceerd zolang een patiënt zich niet over chronische beademing heeft uitgesproken (patiënten B en C). 11 Tenslotte kan een gesprek in een laat stadium de patiënt onder druk zetten. De confrontatie 1e gesprek over chronische beademing, door neuroloog af meting van vitale capaciteit elke 3 maanden vitale capaciteit 80% 2e gesprek over chronische beademing, door neuroloog of revalidatiearts overweeg percutane endoscopische gastrostomie bij vitale capaciteit 60-80% slikklachten vermagering die niet anders kan worden behandeld definitief af bij optreden van respiratoire klachten: palliatie door huisarts (nog) niet af 1e gesprek Centrum voor Thuisbeademing definitief af (nog) niet af poliklinische controle bij Centrum voor Thuisbeademing, elke 3 maanden vermoeden van nachtelijke hypoventilatie patiënt kiest voor chronische beademing bevestiging van nachtelijke hypoventilatie chronische beademing Algoritme voor het informeren en verwijzen van patiënten met amyotrofische laterale sclerose (ALS) ten aanzien van het verrichten van percutane endoscopische gastrostomie (PEG) en eventuele chronische beademing. Ned Tijdschr Geskd 2004 13 maart;148(11) 511

met een behandeling die direct nodig is, veroorzaakt grote onzekerheid bij de patiënt en zijn familie, ontmt patiënten de mogelijkheid om een afgewogen keuze rondom chronische beademing te maken (patiënten B en C) en resulteert soms in een, later betreurde, keuze voor TPPV (patiënt B). Een gesprek over ademhalingsproblemen en chronische beademing dient in eerste instantie door de neuroloog of revalidatiearts gevoerd te worden (zie de figuur). Bij voorkeur dient de huisarts hierin betrokken te worden wegens de omgang met acute problemen en het toepassen van palliatieve maatregelen. 12 Patiënten die chronische beademing niet afwijzen, dienen bij de eerste tekenen van restrictie (VC 80% van voorspeld) naar het regionale CTB verwezen te worden. Dit dient bijtijds te geschieden vanwege de beperkte mogelijkheden om patiënten op NIPPV in te stellen. Een late verwijzing kan tot gevolg hebben dat een patiënt enige tijd moet wachten alvorens opname gerealiseerd kan worden, met alle risico s van dien (patiënt C). Een verwijzing naar het CTB betekent in de eerste plaats een informatief gesprek, dat bij voorkeur in het bijzijn van de partner wordt gevoerd. Tijdens het gesprek worden de gevolgen van ALS voor de ademhaling besproken. Klachten met betrekking tot nachtelijke hypoventilatie, zoals angst om te slapen, orthopneu, enge dromen, nachtelijke onrust, ochtendhoofdpijn en hypersomnolentie, worden toegelicht. 13 Aangegeven wordt dat nachtelijke hypoventilatie alleen met chronische beademing kan worden bestreden. Voorts wordt het beloop zonder beademing geschetst. Voor veel patiënten is het een opluchting te horen dat zij niet zullen stikken. Terminale dyspneu is wel mogelijk, doch kan in de meeste gevallen goed behandeld worden. 13 14 De dood wordt meestal veroorzaakt door progressieve respiratoire insufficiëntie (koolzuurcoma) of door een (verslik)pneumonie. 15 16 Het nadeel van een confronterend gesprek over al dan niet beademen weegt onzes inziens ruimschoots op tegen de mogelijke gevolgen die het niet uitspreken van deze keuze kan hebben voor de patiënt, zijn gezin en verzorgenden, het ziekenhuis en het verpleeghuis. Zolang chronische beademing niet wordt afgewezen, blijft poliklinische controle (anamnese, longfunctie- en bloedgasonderzoek) door het CTB aangewezen om het optimale moment voor chronische beademing te bepalen. 10 NIPPV dient te worden ingesteld zodra er klachten van nachtelijke hypoventilatie ontstaan. Indien men hiermee wacht tot er een ernstige hypercapnie overdag optreedt, lukt dit meestal niet meer. Poliklinische controle is voorts zinvol met het oog op plaatsing van de PEG, vooral bij patiënten die TPPV afwijzen (zie de figuur). Om endotracheale intubatie te vermijden, dient het risico op acute respiratoire insufficiëntie bij hen geminimaliseerd te worden. Dit risico hangt nauw samen met het gebruik van sedativa en de longfunctie. Daar sedatie eerder regel dan uitzondering is, is een VC 50% van voorspeld een voorwaarde voor het vermijden van respiratoire insufficiëntie. 2 Bij patiënten die NIPPV wensen, vormt de afname van de effectiviteit van NIPPV door nasale obstructie, zoals bij het gebruik van een nasofaryngeale maagsonde (patiënt B), een tweede reden om de PEG bijtijds te plaatsen. Begeleiding rondom de beademing vindt plaats vanuit het CTB, dat hiertoe continu bereikbaar en inzetbaar is. Ook met beademing gaat door ziekteprogressie de algehele toestand van ALS-patiënten snel achteruit, zodat de zorgbehoefte stijgt. Als de patiënt niet meer van huis komt, is begeleiding door de huisarts van groot belang. In de laatste fase is dyspneu, vooral bij patiënten met NIPPV, een regelmatig optredend probleem. 16 Nadat reversibele oorzaken (urineretentie, obstipatie) zijn uitgesloten en de beademing is geoptimaliseerd, kan toediening van zuurstof of een lage dosis morfine overwogen worden. Zo nodig dient de morfinedosis geleidelijk opgehoogd te worden. Met het verminderen van de dyspneu wordt beoogd de laatste levensfase draaglijk te maken, zonder het stervensproces te versnellen. Dames en Heren, bezint eer ge begint is evenzeer van toepassing op de patiënt als op de behandelaars. Elke patiënt met ALS dient de mogelijkheid te krijgen zich te bezinnen op chronische beademing alvorens hiermee, al dan niet als gevolg van een acute respiratoire insufficiëntie, te beginnen. In dit kader kunnen het belang van een vroegtijdig gesprek over chronische beademing en bijtijdse verwijzing naar het CTB niet genoeg benadrukt worden. De behandelaars dienen zich te bezinnen op de vraag of zij in het belang van de patiënt handelen. Dit geldt vooral tijdens acute situaties. Bij patiënten die chronische beademing niet afwijzen, vragen voorts de omgang met klachten die wijzen in de richting van nachtelijke hypoventilatie, de plaatsing van een PEG en de toediening van sedativa, morfine en zuurstof om bezinning. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. abstract Amyotrophic lateral sclerosis: mechanical ventilation or not? In two patients (men aged 64 and 62 years, respectively) with amyotrophic lateral sclerosis (ALS) tracheostomy ventilation was initiated following (imminent) acute respiratory failure; in one patient this was done because advance directives were lacking, while in the other non-invasive ventilation (NIPPV) was no longer an option. A third ALS patient, a woman aged 36 years, already had chronic respiratory failure when she presented at the local centre for home mechanical ventilation. As a result, the placement of a percutaneous endoscopic gastrostomy (PEG) was impossible. Instead, she had to use a nasopharyngeal feeding tube, which diminished the effectiveness of her NIPPV. The fourth patient, a man aged 60 years, was referred in good time and hence had sufficient time to consider domiciliary ventilation. Following the placement of a PEG he started NIPPV electively. In patients with ALS, domiciliary ventilation should be discussed early in the course of the disease. Advance directives with regard to domiciliary ventilation are important, not only to avoid undesired (invasive) ventilation, but also with respect to the placement of a PEG and the appropriate use of oxygen and morphine. 512 Ned Tijdschr Geskd 2004 13 maart;148(11)

literatuur 1 Braun SR. Respiratory system in amyotrophic lateral sclerosis. Neurol Clin 1987;5:9-31. 2 Miller RG, Rosenberg JA, Gelinas DF, Mitsumoto H, Newman D, Sufit R, et al. Practice parameter: the care of the patient with amyotrophic lateral sclerosis (an evidence-based review): report of the Quality Standards Subcommittee of the American Academy of Neurology. Neurology 1999;52:1311-23. 3 Kleopa KA, Sherman M, Neal B, Romano GJ, Heiman-Patterson T. Bipap improves survival and rate of pulmonary function decline in patients with ALS. J Neurol Sci 1999;164:82-8. 4 Aboussouan LS, Khan SU, Meeker DP, Stelmach K, Mitsumoto H. Effect of noninvasive positive-pressure ventilation on survival in amyotrophic lateral sclerosis. Ann Intern Med 1997;127:450-3. 5 Pinto AC, Evangelista T, Carvalho M, Alves MA, Sales Luis ML. Respiratory assistance with a non-invasive ventilator (Bipap) in MND/ALS patients: survival rates in a controlled trial. J Neurol Sci 1995;129 Suppl:19-26. 6 Lyall RA, Donaldson N, Fleming T, Wood C, Newsom-Davis J, Polkey MI, et al. A prospective study of quality of life in ALS patients treated with noninvasive ventilation. Neurology 2001;57: 153-6. 7 Lechtzin N, Wiener CM, Clawson L, Davidson M, Diette GB. BIPAP use in ALS. Am J Respir Crit Care Med 2001;163:A153. 8 Riviere M, Meininger V, Zeisser P, Munsat T. An analysis of extended survival in patients with amyotrophic lateral sclerosis treated with riluzole. Arch Neurol 1998;55:526-8. 9 Schönhofer B, Köhler D. Therapeutische Strategien der ventilatorischen Insuffizienz bei amyotropher Lateralsklerose (ALS). Möglichkeiten und Grenzen. Nervenarzt 1998;69:312-9. 10 Melo J, Homma A, Iturriaga E, Frierson L, Amato A, Anzueto A, et al. Pulmonary evaluation and prevalence of non-invasive ventilation in patients with amyotrophic lateral sclerosis: a multicenter survey and proposal of a pulmonary protocol. J Neurol Sci 1999;169: 114-7. 11 Gay PC, Edmonds LC. Severe hypercapnia after low-flow oxygen therapy in patients with neuromuscular disease and diaphragmatic dysfunction. Mayo Clin Proc 1995;70:327-30. 12 Berg LH van den, Berg JP van den, Mathus-Vliegen EMH, Kampelmacher MJ, Kesteren RG van, Jennekens FGI. De symptomatische behandeling van amyotrofische laterale sclerose. Ned Tijdschr Geskd 2004;148:513-8. 13 Borasio GD, Voltz R. Palliative care in amyotrophic lateral sclerosis. J Neurol 1997;244 Suppl 4:S11-7. 14 Jennings AL, Davies AN, Higgins JPT, Gibbs JSR, Broadley KE. A systematic review of the use of opioids in the management of dyspnoea. Thorax 2002;57:939-44. 15 O Brien T, Kelly M, Saunders C. Motor neuron disease: a hospice perspective. BMJ 1992;304:471-3. 16 Ganzini L, Johnston WS, Silveira MJ. The final month of life in patients with ALS. Neurology 2002;59:428-31. Aanvaard op 12 nuari 2004 Capita selecta De symptomatische behandeling van amyotrofische laterale sclerose l.h.van den berg, j.p.van den berg, e.m.h.mathus-vliegen, m.j.kampelmacher, r.g.van kesteren en f.g.i.jennekens Amyotrofische laterale sclerose (ALS) is een progressief verlopende ziekte van perifere en centrale motorische neuronen, die klinisch is gekenmerkt door spierzwakte, krampen en fasciculaties, spieratrofie en soms spasticiteit. De ziekte kan mensen van elke volwassen leeftijd treffen. ALS kan beginnen aan de armen of de benen of in de keel. Geleidelijk breidt de zwakte zich uit naar andere delen van het lichaam, maar het beloop verschilt van patiënt tot patiënt. Hoewel ALS in gemiddeld 3 ar tot de dood leidt, bedraagt de overlevingsduur bij een subgroep van ongeveer 20% van de patiënten 5 of meer ar. Bij de meeste patiënten blijven andere functies van het zenuwstelsel, zoals het denken, intact. De ziekte is Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht. Afd. Neurologie: hr.dr.l.h.van den Berg en hr.prof.em.dr.f.g.i. Jennekens, neurologen. Centrum voor Thuisbeademing: hr.dr.m.j.kampelmacher en hr.dr. R.G.van Kesteren, internisten-intensivisten. Meander Medisch Centrum, locatie St. Elisabeth Ziekenhuis, afd. Revalidatie, Amersfoort. Hr.J.P.van den Berg, revalidatiegeskundige. Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Maag-, Darm- en Leverziekten, Amsterdam. Mw.prof.dr.E.M.H.Mathus-Vliegen, maag-darm-leverarts. Correspondentieadres: hr.prof.em.dr.f.g.i.jennekens, Plompetorengracht 20a, 3512 CD Utrecht (fajenn@xs4all.nl). Zie ook de artikelen op bl. 509 en 525. Samenvatting: zie volgende bladzijde. bij 5-10% van de patiënten erfelijk, bij alle anderen is de oorzaak onbekend. Jaarlijks telt ons land 300 tot 450 nieuwe patiënten met ALS. 1 Sedert enkele ren is een gesmiddel op de markt (riluzol) dat de overlevingsduur in geringe mate verlengt. 12 Men onderscheidt 3 fasen in het ziekteverloop. In de eerste, diagnostische fase zijn de verschijnselen doorgaans nog gering. De tweede fase wordt gekenmerkt door aanhoudende progressie van spierzwakte. De terminale fase wordt meestal gedomird door ademhalingszwakte. Vertegenwoordigers van verschillende disciplines zijn betrokken bij de diagnostiek en de behandeling. De patiënt komt via de huisarts terecht bij de neuroloog die de diagnose stelt en hem veelal verwijst naar de revalidatiearts. Afhankelijk van de symptomen die zich voordoen en de wensen van de patiënt kunnen een maag-darm-leverarts en een beademingsarts worden ingeschakeld. In de eindfase is de patiënt doorgaans thuis; de verantwoordelijkheid voor de medische zorg berust dan bij de huisarts. Ned Tijdschr Geskd 2004 13 maart;148(11) 513