duur_strafproces.book Page vi Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM
duur_strafproces.book Page vii Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM vii Voorwoord................................................i Dankwoord.............................................. v Lijst van gebruikte afkortingen...............................xv Inleiding................................................ 1 Deel I De verjaring van de strafvordering Hoofdstuk I. Historische beschouwingen omtrent de verjaring....... 9 Afdeling 1. Inleiding....................................... 9 Afdeling 2. Het Romeins recht................................ 9 Afdeling 3. Het gewoonterecht van de Germaanse stammen.......... 11 Afdeling 4. Het Franse recht vóór 1791........................ 12 Afdeling 5. Het Franse postrevolutionaire recht.................. 13 Afdeling 6. Enkele 19 e -eeuwse codificaties...................... 16 1. De Code d instruction criminelle van 1808...................... 17 2. Het Crimineel Wetboek voor het Koninkrijk Holland van 1809......... 23 Hoofdstuk II. Redenen van verjaring.......................... 26 Afdeling 1. Inleiding...................................... 26 Afdeling 2. Denkbare verklaringen voor verjaring................. 27 1. Procedurele theorieën................................... 27 1.1. De verjaring als garantie tegen gerechtelijke dwaling........... 27 1.2. De verjaring als sanctie op de nalatigheid van de overheid....... 31 1.3. De verjaring als rechtsverwerking........................ 32 2. Subjectieve theorieën................................... 34 2.1. Bestraffing door de angst voor veroordeling................. 34 2.2. Wijziging van de persoonlijkheid van de dader................ 34 3. Objectieve theorieën.................................... 37 3.1. Het verdwijnen van een maatschappelijke behoefte aan bestraffing en de leer van het vergeten.................... 37 3.2. De verjaring in het licht van de rechtvaardigingstheorieën en het doel van de bestraffing.......................... 39 3.2.1. Inleiding..................................... 39 3.2.2. De rechtvaardigingstheorieën........................ 39 3.2.2.1. De absolute theorieën....................... 40 3.2.2.2. De relatieve theorieën....................... 41
duur_strafproces.book Page viii Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM viii 3.2.3. De verenigingstheorieën........................... 45 3.2.4. De doelstellingen van de strafoplegging.................. 45 Afdeling 3. Bestaansredenen volgens de wetgever................. 47 1. Frankrijk............................................ 47 2. België.............................................. 49 3. Nederland........................................... 56 Hoofdstuk III. De aversie voor de verjaring...................... 58 Afdeling 1. Inleiding...................................... 58 Afdeling 2. Tegenkanting en argumentatie...................... 58 Afdeling 3. Standpunt van de wetgever en de publieke opinie......... 60 1. Inleiding............................................ 60 2. De tendens tot verstrenging bij de Belgische wetgever en de groeiende aversie voor de verjaring........................ 61 2.1. Invoeging van de Voorafgaande Titel aan het Wetboek van Strafvordering (1878)............................. 61 2.2. Verlenging van de verjaringstermijn voor gecontraventionaliseerde wanbedrijven (1961)................................. 61 2.3. Verlenging van de verjaringstermijn voor wanbedrijven (1993)..... 62 2.4. Uitstellen van de aanvang van de verjaring bij seksuele delicten ten aanzien van minderjarigen (1995)..................... 62 2.5. Invoering van de inleiding van de zaak voor het vonnisgerecht als schorsingsgrond (1998)............................. 63 2.6. Verlenging van de verjaringstermijn voor bepaalde gecorrectionaliseerde misdaden (2000).................... 63 2.7. Verlenging van de verjaringstermijn voor niet-correctionaliseerbare misdaden (2002)................................... 64 2.8. Aanpassing van de inwerkingtreding van de wet van 16 juli 2002 (2003)............................... 64 3. Grensoverschrijdende tendens?............................. 64 Hoofdstuk IV. De verjaring van de strafvordering naar Belgisch recht............................. 67 Afdeling 1. Inleiding...................................... 67 Afdeling 2. Termijnen..................................... 74 1. Correlatie met de drieledige indeling van de misdrijven............. 74 2. Het bepalen van de aard van het misdrijf...................... 76 2.1. Hoofdstraffen en bijkomende straffen: belang van het onderscheid.................................... 80 2.2. Praktische toepassing................................ 82 2.2.1. Enkel vrijheidsstraf of werkstraf...................... 82 2.2.2. Enkel geldboete................................ 83 2.2.3. Geldboete en vrijheidsstraf of werkstraf................. 86 2.2.4. Vrijheidsstraf of werkstraf en/of geldboete samen met andere straffen.............................. 86 2.3. Invloed van de gronden van strafvermindering en strafverzwaring.................................... 87
duur_strafproces.book Page ix Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM ix 2.3.1. Omstandigheden die de kwalificatie kunnen wijzigen.......... 87 2.3.1.1. Verzwarende omstandigheden.................. 87 2.3.1.2. Poging en strafbare deelneming................. 89 2.3.2. Omstandigheden die de strafmaat kunnen wijzigen........... 90 2.3.2.1. Verzachtende omstandigheden en verschoningsgronden... 90 2.3.2.2. Wettelijke herhaling en meerdaadse samenloop........ 93 2.3.3. Parenthesis: enkele beschouwingen over de denaturatie van een misdrijf................................ 94 2.4. Invloed van de overschrijding van de redelijke termijn.......... 97 3. Gemeen recht......................................... 98 3.1. Misdaden........................................ 98 3.1.1. Niet gecorrectionaliseerde en niet-correctionaliseerbare misdaden.................................... 105 3.1.2. Gecorrectionaliseerde misdaden...................... 108 3.1.2.1. Principe............................... 110 3.1.2.2. Uitzondering: misdaden bedoeld in de artikelen 372 tot 377, 379, 380, 409 en 433quinquies 1 eerste lid, 1 van het Strafwetboek....................... 110 3.2. Wanbedrijven..................................... 112 3.2.1. Niet gecontraventionaliseerde wanbedrijven............... 112 3.2.2. Gecontraventionaliseerde wanbedrijven.................. 114 3.3. Overtredingen..................................... 115 4. Bijzondere wetgeving.................................... 115 5. Toepasselijke termijn bij eendaadse samenloop en samenhang........ 122 5.1. Eendaadse samenloop................................ 122 5.2. Samenhang....................................... 123 6. Addendum: de willekeurigheid van termijnen.................... 124 Afdeling 3. Aanvang en eindpunt van de verjaring................. 127 1. Aanvang............................................. 127 1.1. Aflopende misdrijven................................ 132 1.1.1. Parenthesis: de aard van het misdrijf witwassen............. 139 1.2. Voortdurende misdrijven.............................. 142 1.2.1. Parenthesis: het instandhouden van stedenbouwmisdrijven: een geval apart?................................ 145 1.3. Gewoontemisdrijven................................. 150 1.4. Voortgezette misdrijven.............................. 151 1.4.1. Begrip...................................... 152 1.4.2. Gevolgen.................................... 154 1.4.3. Verjaring.................................... 155 1.5. Enkele bijzondere gevallen............................ 157 1.5.1. Zedendelicten, infibulatie en mensenhandel gepleegd op de persoon van een minderjarige...................... 157 1.5.2. Herroeping van opschorting of uitstel................... 161 1.5.2.1. Herroeping van opschorting.................... 162 1.5.2.2. Herroeping van uitstel....................... 162 1.5.3. Valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken.......... 163 1.5.3.1. Gemeenrechtelijke valsheid................... 163 1.5.3.2. Fiscale valsheid........................... 166
duur_strafproces.book Page x Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM x 1.5.4. Namaking van bankbiljetten......................... 168 1.5.5. Misdrijven in verband met de staat van faillissement.......... 169 1.5.6. Misdrijven in boszaken (Waals Gewest)................... 170 1.5.7. Misdrijven uit het sociaal strafrecht.................... 170 2. Eindpunt............................................ 171 Afdeling 4. Oorzaken van verlenging van de verjaringstermijn........ 173 1. Verschuiven van de aanvang van de verjaringstermijn.............. 174 2. Stuiting van de verjaring.................................. 176 2.1. Begrip.......................................... 176 2.2. Werkwijze........................................ 181 2.3. Bevoegdheid om een stuitingsdaad te stellen................ 185 2.4. Stuitingsdaden..................................... 188 2.4.1. Daden van onderzoek............................. 188 2.4.2. Daden van vervolging............................. 190 2.4.3. Enkele voorbeelden uit de rechtspraak................... 190 2.4.3.1. Daden die de verjaring stuiten.................. 190 2.4.3.2. Daden die de verjaring niet stuiten............... 197 2.5. Omvang van de stuiting............................... 200 2.5.1. Ten aanzien van andere feiten........................ 200 2.5.2. Ten aanzien van andere personen...................... 201 3. Schorsing van de verjaring................................ 202 3.1. Begrip en gevolgen.................................. 202 3.2. Gronden van schorsing............................... 204 3.2.1. Wettelijke gronden.............................. 205 3.2.1.1. Prejudicieel geschil........................ 205 3.2.1.2. Laster of lasterlijke aangifte................... 206 3.2.1.3. Exceptie van onbevoegdheid, onontvankelijkheid of nietigheid opgeworpen voor het vonnisgerecht........ 207 3.2.1.4. Inleiding van de zaak voor het vonnisgerecht......... 208 3.2.1.5. Beslissing waarbij de opschorting van de uitspraak werd verleend............................ 217 3.2.1.6. Bijzondere wetgeving....................... 217 3.2.2. Jurisprudentiële gronden........................... 219 3.2.2.1. Algemeen: het bestaan van een wettelijk beletsel dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering verhindert.............................. 219 3.2.2.2. Bij uitstel van de zaak naar aanleiding van een onderzoek naar valsheid, valse getuigenis of schending van het beroepsgeheim......................... 221 3.2.2.3. Inzake voorrecht van rechtsmacht................ 221 3.2.2.4. Gedurende de buitengewone termijn van verzet....... 222 3.2.2.5. Gedurende de cassatieprocedure................ 222 3.2.2.6. Gedurende de rechtspleging tot regeling van rechtsgebied............................ 223 3.2.2.7. Gedurende de procedure ex artikel 441 Sv........... 224 3.2.3. Omvang van de schorsing........................... 224 Afdeling 5. Berekening van de verjaring........................ 225 1. Toepasselijke termijn.................................... 225
duur_strafproces.book Page xi Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM xi 1.1. Algemeen........................................ 225 1.2. Onmiddellijke werking van wetgeving die de verjaringstermijn verlengt......................................... 225 2. Verdere berekening..................................... 233 2.1. Bij ontbreken van onderzoeksdaden....................... 233 2.2. In geval reeds onderzoeksdaden werden gesteld.............. 234 2.2.1. Algemeen.................................... 234 2.2.2. Stuiting..................................... 234 2.2.3. Schorsing.................................... 234 2.2.4. Samenloop van schorsingsgronden...................... 235 2.2.5. Samenloop van schorsing en stuiting.................... 235 Afdeling 6. Rechtsgevolgen van het intreden van de verjaring........ 236 1. Gevolgen voor de strafvordering............................ 236 2. Gevolgen voor de burgerlijke vordering........................ 237 3. Internationaal strafrecht................................. 240 Afdeling 7. De uitholling van het concept verjaring................ 242 Afdeling 8. Naar een werkbaar verjaringssysteem?................ 244 1. Het Minoïsch labyrint.................................... 244 2. Een proeve tot vereenvoudiging............................. 245 Deel II Redelijke termijn Hoofdstuk I. Historiek en doelstelling van de redelijke termijn..... 253 Afdeling 1. Historiek..................................... 253 Afdeling 2. Doelstelling................................... 254 Hoofdstuk II. De redelijke termijn in de hedendaagse rechtspraktijk................................. 258 Afdeling 1. Wettelijke grondslag............................. 258 Afdeling 2. Aanvang en eindpunt van de redelijke termijn........... 261 1. Aanvang............................................. 261 2. Eindpunt............................................ 270 Afdeling 3. Beoordeling van de redelijke termijn................. 272 1. Criteria............................................. 274 1.1. Complexiteit van de zaak............................. 274 1.2. Houding van de verdachte............................. 278 1.3. Handelswijze van de gerechtelijke autoriteiten............... 280 1.4. Andere criteria.................................... 284 1.5. Analyse van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens................................ 285 2. Bevoegde rechtsmachten................................. 287 Afdeling 4. Rechtsgevolgen bij overschrijding.................... 290 1. Onontvankelijkheid of verval van strafvordering?................. 291 1.1. Situatie in België................................... 292
duur_strafproces.book Page xii Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM xii 1.2. Situatie in een aantal andere landen...................... 296 1.3. Evaluatie........................................ 300 2. Strafvermindering, eenvoudige schuldigverklaring of financiële compensatie.......................................... 305 2.1. Strafvermindering.................................. 305 2.2. Eenvoudige schuldigverklaring.......................... 308 2.2.1. Begrip...................................... 308 2.2.2. Gevolgen.................................... 310 2.2.2.1. De strafrechter is bevoegd voor de burgerlijke vordering.............................. 310 2.2.2.2. Veroordeling tot de gerechtskosten............... 310 2.2.2.3. Veroordeling tot de bijzondere verbeurdverklaring...... 311 2.2.2.4. De verbeurdverklaring als beveiligingsmaatregel....... 312 2.2.2.5. Veroordeling tot teruggave.................... 312 2.2.2.6. Geen bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden......... 313 2.2.2.7. Geen hoofdelijkheid?........................ 313 2.2.2.8. Geen opname in het strafregister................ 314 2.2.2.9. Geen ontzetting van recht of afzetting van titels....... 314 2.2.2.10. Geen sluiting van bepaalde inrichtingen............ 315 2.2.2.11. Geen beroepsverbod........................ 315 2.2.2.12. Geen publicatie of verspreiding van vonnissen of arresten............................... 315 2.2.2.13. Geen wettelijke onbekwaamheid................ 316 2.2.2.14. Geen verval van het recht tot sturen, tenzij als beveiligingsmaatregel....................... 317 2.2.2.15. Geen beletsel voor toekomstig uitstel of opschorting..... 317 2.2.2.16. Geen grondslag voor wettelijke herhaling........... 317 2.2.2.17. Geen grondslag voor herziening................. 317 2.2.2.18. Geen terbeschikkingstelling van de regering.......... 318 2.2.2.19. Geen voorwaardelijke schuldigverklaring............ 318 2.3. Financiële compensatie............................... 318 Afdeling 5. Het remediëren van de overschrijding van de redelijke termijn tijdens de loop van het strafproces............. 319 Hoofdstuk III. Redelijke termijn versus verjaring van de strafvordering................................. 322 Afdeling 1. Vergelijking van beide sanctioneringsstelsels............ 322 Afdeling 2. Welk sanctioneringsstelsel verdient de voorkeur?......... 323 Deel III Snelrecht Hoofdstuk I. Is er nood aan een procedure voor snelle berechting?... 329 Afdeling 1. Inleiding...................................... 329 Afdeling 2. Verenigbaarheid met de beginselen van behoorlijk proces....................................... 336
duur_strafproces.book Page xiii Wednesday, January 11, 2006 4:32 PM xiii Hoofdstuk II. Methoden van snelle berechting in het Belgisch recht........................................ 339 Afdeling 1. Oproeping bij proces-verbaal....................... 339 1. Begrip en procedure..................................... 339 2. Efficiëntie........................................... 342 Afdeling 2. De onmiddellijke verschijning....................... 343 Deel IV Snelheid van strafuitvoering Hoofdstuk I. Probleemstelling............................... 349 Hoofdstuk II. De verjaring van de straf naar Belgisch recht......... 350 Afdeling 1. Begrip en gevolgen.............................. 350 Afdeling 2. Berekening van de verjaring........................ 351 Hoofdstuk III. De redelijke termijn en de strafuitvoering........... 356 Deel V Naar een nieuw sanctioneringsstelsel voor termijnoverschrijdingen Hoofdstuk I. Hervorming van de verjaring van de strafvordering in een instellingsverjaring....................... 361 Hoofdstuk II. Aanpassing van de sanctionering van de overschrijding van de redelijke termijn............. 364 1. Verval van strafvordering als mogelijke sanctie.................. 364 2. Verplichte eenvoudige schuldigverklaring...................... 365 3. Wat met de verbeurdverklaring?............................. 369 Hoofdstuk III. Het nieuwe sanctioneringsstelsel voor termijnoverschrijdingen getoetst aan de praktijk...... 371 Besluit................................................. 377 Bijlage A Het berekenen van de verjaring van de strafvordering: een schematisch overzicht....................... 379 Bijlage B Lijst van geanalyseerde arresten EHRM............. 383 Bibliografie............................................. 395 Chronologisch register van Rechtspraak....................... 425 Zaakregister............................................ 451