Commissie van Beroep PO

Vergelijkbare documenten
Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING UITSPRAAK

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw L. Toering

Commissie als bedoeld in artikel 12.1 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO PO)

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Commissie van beroep vo

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING UITSPRAAK

BESLISSING OP ONTSLAGAANVRAAG. [de hogeschool], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de hogeschool gemachtigde: de heer mr. M.A.

Commissie van Beroep VO

SAMENVATTING t/m , t/m en Beroepen tegen ontslag wegens opheffing van de school; VO

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS-, SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

Bezwaar tegen niet voortzetten tijdelijk dienstverband vanwege niet tijdig behalen van de onderwijsbevoegdheid ongegrond.

UITSPRAAK. het Bestuur van de stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. M.

ADVIES. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, verzoekster, gemachtigde: de heer mr. H.J. Stuyt

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING U I T S P R A AK. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

UITSPRAAK. [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellante] gemachtigde: mevrouw mr. E. Geven

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

Commissie van Beroep HBO

UITSPRAAK IN VOORLOPIGE VOORZIENING

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC B te C, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G

SAMENVATTING. het College van Bestuur van D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. F

sollicitatieprocedure niet te benoemen in de (hogere ) functie van schooldirecteur kan in stand blijven.

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. [verweerder], gevestigd te [plaatsnaam], verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING UITSPRAAK

ADVIES. Het oordeel van de Commissie is reeds bij brieven van 10 oktober 2018 aan partijen meegedeeld.

ADVIES. [verzoekster], wonende te [woonplaats], moeder van [de leerling], verzoekster, gemachtigde: [naam gemachtigde]

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.L.W.G.

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te noemen [appellant]

SAMENVATTING Beroep tegen mededeling einde tijdelijk dienstverband van rechtswege; PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer F. Verschuren

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

SAMENVATTING. het bestuur van de Stichting A, gevestigd te B, verzoeker, hierna te noemen het bevoegd gezag gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid en wegens gewichtige redenen; BVE

Commissie van Beroep HBO

Geschil over verwijdering. Het geschil over terugplaatsing naar 3 havo is ontvankelijk omdat dit in feite neerkomt op verwijdering.

BEZWARENCOMMISSIE FUNCTIEAARDERING VOOR HET CHRISTELIJK EN ALGEMEEN BIJZONDER PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Commissie van Beroep VO

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

COMMISSIE VAN BEROEP VOOR HET CHRISTELIJK BASIS-, SPECIAAL- EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

De Commissie is niet bevoegd om een oordeel te geven over een besluit van het samenwerkingsverband over toelating tot een Talentklas.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. W. Brussee

UITSPRAAK. A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. G. Wind en voor deze de heer G. van Poppel

Transcriptie:

106405 - Bij de overplaatsing van de leerkracht heeft de werkgever een juiste belangenafweging gemaakt en zich voldoende ingespannen voor het vinden van een juiste functie. UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te E, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. L. Stové en het College van Bestuur van B, gevestigd te F, verweerder, hierna te noemen de werkgever 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 31 juli 2014 heeft A bij de Commissie van Beroep Vereniging Bijzondere Scholen (VBS) beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 17 juli 2014 inhoudende de ongegrondverklaring van het bezwaar van A tegen de beslissing van de werkgever tot verplaatsing in de functie van leerkracht. Omdat de werkgever niet meer was aangesloten bij de voornoemde Commissie van Beroep maar bij de Commissie van Beroep van de Stichting Onderwijsgeschillen, is het beroepschrift aan deze Commissie doorgezonden. De Commissie heeft het beroepschrift op 4 augustus 2014 ontvangen. A heeft het beroep aangevuld op 15 augustus en 4 september 2014. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 10 oktober 2014. De mondelinge behandeling van het beroep vond plaats op 9 december 2014 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door de heer C, voorzitter College van Bestuur, en mevrouw D, HR adviseur. 2. DE FEITEN A is sinds 1 juni 2009 als leraar in dienst bij B. Sinds 1 augustus 2010 is A werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een betrekkingsomvang van 1,0852fte. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de cao po. B is een orthopedagogisch centrum voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. A heeft een benoeming als leraar, maar heeft feitelijk (tot aan het schooljaar 2014-2015) steeds als ambulant begeleider gewerkt in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Per 1 augustus 2014 heeft onder de naam passend onderwijs een stelselwijziging in het onderwijs plaatsgevonden waardoor onder meer de bekostigingssystematiek is veranderd voor leerlingen die binnen het onderwijs extra ondersteuning nodig hebben. Als gevolg van deze veranderingen diende de werkgever onder meer de in het mbo werkende ambulante begeleiders met een benoeming als leerkracht LB elders in de organisatie te (her)plaatsen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de -raad, de VO-raad en de vakbonden hebben een tripartiete overeenkomst gesloten, geldend met terugwerkende kracht van 1 mei 2012 en lopend tot 31 juli 2017, over het opvangen van de personele gevolgen van de invoering van passend onderwijs. In deze overeenkomst is het uitgangspunt opgenomen dat schoolbesturen in het samenwerkingsverband een gezamenlijke inspanningsplicht hebben om verlies van expertise te voorkomen en daarmee het ontslag van de betrokken medewerkers zo veel als mogelijk te vermijden. 106405/uitspraak d.d. 3 februari 2015 pagina 1 van 5

De werkgever heeft een nota mobiliteitsbeleid 2012-2015 vastgesteld waarin een procedure met verschillende deelstappen waaronder belangstellingsregistratie, vrijwillige mobiliteit en uiteindelijk verplichte mobiliteit is uitgewerkt. De GMR heeft met dit beleid ingestemd. In de nota is onder meer opgenomen (pagina15): Bij noodzaak tot verplichte mobiliteit op grond van formatieve overwegingen handelt B volgens de cao po, de regeling werkgelegenheidsbeleid zoals omschreven in de artikelen 10.2 en 10.3. De instrumenten in fase 1 en 2 van het werkgelegenheidsbeleid benoemd binnen cao po artikel 10.3 lid 4 worden hierbij ingezet. Verplichte mobiliteit/overplaatsing wordt ingezet ter voorkoming van gedwongen ontslag, die voor iedere werknemer kan gelden. Voorts kent de werkgever een concept werkgelegenheidsbeleid fase 1, d.d. januari 2014. Ook hierin zijn de fases van vrijwillige en gedwongen mobiliteit opgenomen. Daarnaast heeft de werkgever een document genaamd Reorganisatie ambulante dienstverlening in verband met overeenkomsten opting out binnen samenwerkingsverbanden 2014-2015. Hierin is een toelichting opgenomen op de situatie van de ambulante begeleiding en de veranderingen voor deze dienst. Op 14 maart 2014 heeft A een belangstellingsregistratie/mobiliteitsgesprek gehad met het regiohoofd ambulante dienstverlening. Dit gesprek is dezelfde dag door het regiohoofd per e- mail bevestigd; in de weergave van het gesprek is een belangstellingsregistratie voor mogelijke functies opgenomen, die uitmondt in een top vijf. Daarnaast wordt een aantal specifieke aandachtspunten ten behoeve van een andere functie benoemd. Bij e-mail van 9 mei 2014 heeft de werkgever aan A een voorlopig plaatsingsbesluit meegedeeld, inhoudende dat hij met ingang van 1 augustus 2014 geplaatst zal worden in de functie van leerkracht binnen B, binnen het vso E. Bij brief van 1 juli 2014 heeft de werkgever het definitieve plaatsingsbesluit aan A meegedeeld: met ingang van 1 augustus 2014 zal A als leerkracht binnen B binnen het vso E worden geplaatst. In deze brief is aangegeven dat de werkgever genoodzaakt is hem te verplaatsen in zijn vaste benoeming als leerkracht; zijn functie blijft in het functiegebouw bestaan maar zijn taken veranderen. A heeft op 11 juli 2014 bij de werkgever bezwaar gemaakt tegen het definitieve plaatsingsbesluit. De werkgever heeft op 17 juli 2014 het bezwaar ongegrond verklaard en aangegeven dat A tegen dit besluit in beroep kan bij de Commissie van Beroep. Tegens dit besluit is het beroep van A gericht. Met ingang van schooljaar 2014-2015 is A gestart in de functie van leerkracht op een vso school in E. Na enkele weken is A uitgevallen en sindsdien is hij arbeidsongeschikt. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN A was weliswaar formeel aangesteld als leraar, maar feitelijk is hij steeds werkzaam geweest in de functie van ambulant begeleider. A heeft nooit voor de klas gestaan. Wegens de veranderingen die het gevolg zijn van de invoering van de Wet passend onderwijs, is de functie van A per 1 augustus 2014 vervallen. Er is dan ook geen sprake van een (over)plaatsing, zoals de werkgever doet voorkomen, maar van een reorganisatie. Ook organisatieveranderingen die worden doorgevoerd op grond van wetswijzigingen zijn een reorganisatie. De werkgever heeft weliswaar geen invloed op de aanleiding tot de veranderingen, maar wel op de wijze waarop deze worden doorgevoerd. De werkgever is geheel voorbij gegaan aan de in de tripartiete overeenkomst neergelegde afspraken. De werkgever had zich in het licht van deze overeenkomst moeten inspannen om werkzaamheden voor A te vinden, waarmee de door hem opgedane kennis en ervaring in het ambulant begeleiden van leerlingen niet verloren zal gaan. Van dergelijke inspanningen is niet gebleken; het resultaat is er in ieder geval niet naar. Het is A volstrekt onduidelijk wat er met de belangstellingsregistratie is gebeurd. Ook was niet transparant welke functies en mogelijkheden 106405/uitspraak d.d. 3 februari 2015 pagina 2 van 5

er waren. Er was weinig contact vanuit de werkgever gedurende het gehele traject; het meeste contact vond plaats op initiatief van A en via informele kanalen. De functie waarin A is geplaatst, is niet passend en A is mede daarom vrij snel uitgevallen. De bedrijfsarts acht hem ook niet (meer) geschikt voor de functie van leerkracht. Desgevraagd door de Commissie heeft A aangegeven dat hij binnen B weinig andere passende functies heeft gezien. Onlangs was er wel een tijdelijke vacature voor de functie stagebegeleider, die goed bij hem zou passen, aldus A. De werkgever heeft aangevoerd dat de veranderingen in het kader van passend onderwijs onder meer tot gevolg hebben dat de werkgever per 1 augustus 2014 ruim 5 miljoen euro minder inkomsten heeft. Door het wegvallen van de financiering zag de werkgever zich geconfronteerd met een forse vermindering van de beschikbare formatie voor ambulant begeleiders in het mbo. De in het mbo werkende ambulant begeleiders met een aanstelling als leerkracht LB dienden elders in de organisatie te worden ge- dan wel herplaatst. De werkgever heeft ten aanzien van A in het kader van het mobiliteitsbeleid op basis van artikel 10.6 lid 2a cao po een plaatsingsbesluit genomen: overplaatsing in verband met een bestuursaanstelling. Hierbij is een zorgvuldige procedure gevolgd. Anders dan A stelt, is er geen sprake van een reorganisatie. Hiervan zou sprake zijn indien medewerkers moeten worden ontslagen, afdelingen dan wel scholen zouden moeten worden gesloten, dan wel het functiebouwwerk zou moeten worden aangepast. Er wordt door de werkgever wel overleg gevoerd met de bonden maar van decentraal georganiseerd overleg (dgo) en het vaststellen van een sociaal plan is thans (nog) geen sprake. De werkgever heeft zich maximaal ingespannen om de samenwerkende mbo-instellingen te bewegen om in de geest van de tripartiete overeenkomst te handelen. Dit neemt niet weg dat het gaat om een inspanningsverplichting en geen resultaatsverplichting; de werkgever kan de mbo-instellingen niet verplichten A aan te nemen. De mbo-instellingen zijn ook niet gebonden aan de tripartiete overeenkomst. De werkgever herkent zich niet in de kwalificatie dat hij onvoldoende met A zou hebben gecommuniceerd; er is door de werkgever veel contact met A geïnitieerd. Ook is nog gewacht met het definitieve plaatsingsbesluit om te bezien of er toch niet een andere functie binnen de ambulante begeleiding (in het mbo) dan wel een combinatiefunctie voor hem te vinden was. De werkgever heeft steeds aangegeven dat de belangstellingsregistratie betrekking had op vacante functies. Binnen B is geen aparte functie ambulant begeleider, dit wordt gezien als een taak die door een leerkracht wordt uitgevoerd. Er zijn weinig andersoortige (vacante) functies dan leerkracht binnen B. De werkgever meent dat de plaatsing van A als leerkracht in het vso E passend is. In het belangstellingsregistratiegesprek had A ook aangegeven belangstelling te hebben voor de vacature leerkracht in het vso in E. De werkgever heeft A coaching aangeboden bij de start in het vso. De werkgever betreurt het dat A is uitgevallen, maar dit doet niet af aan de passendheid van de functie, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE De bevoegdheid en de ontvankelijkheid Aangezien de instelling is aangesloten bij deze Commissie en het beroep is gericht tegen een beslissing, genoemd in artikel 60 lid 1 Wet op het primair onderwijs en artikel 12.1 lid 1 onder i cao po, is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen. A heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 17 juli 2014. Hoewel de werkgever in dit besluit een beroepsclausule heeft opgenomen, is slechts het definitieve plaatsingsbesluit van 10 juli 2014 van de werkgever een voor beroep vatbare beslissing. De Commissie merkt het beroep van A 106405/uitspraak d.d. 3 februari 2015 pagina 3 van 5

dan ook aan tegen het besluit van 10 juli 2014 te zijn gericht. Nu het beroep voorts binnen de daartoe geldende termijn is ingesteld, is het beroep ontvankelijk. De bestreden beslissing A heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de werkgever om hem met ingang van 1 augustus 2014 te plaatsen als leerkracht binnen B binnen het vso E. De Commissie stelt vast dat de werkgever in het kader van het mobiliteitsbeleid op grond van artikel 10.6 lid 2 sub a cao po A heeft overgeplaatst in verband met zijn bestuursaanstelling. In artikel 10.6 lid 2 sub a cao po is bepaald dat de werkgever de werknemer zonder zijn instemming kan overplaatsen indien er bij een instelling sprake is van een formatietekort. A heeft aangevoerd dat hij in de betreffende functie is geplaatst in het kader van een reorganisatie. De werkgever bestrijdt dat sprake is van een reorganisatie. Vaststaat dat de werkgever werkgelegenheidsbeleid hanteert en dat thans geen sprake is van gedwongen ontslag. De werkgever heeft aangegeven dat pas sprake is van een reorganisatie als dgo wordt gevoerd, een sociaal plan is opgesteld en moet worden overgegaan tot gedwongen ontslagen. Of er al dan niet sprake is van een reorganisatie acht de Commissie niet doorslaggevend, gezien het feit dat de cao po in artikel 10.6 lid 2 sub a de mogelijkheid biedt tot overplaatsing zonder instemming bij een formatietekort. De Commissie zal derhalve beoordelen of de werkgever in redelijkheid A heeft kunnen overplaatsen binnen zijn functie van leraar naar het vso E. De Commissie stelt vast dat A reeds formeel in dienst was als leraar, maar feitelijk werkzaamheden vervulde als ambulant begeleider en geen lesgevende taken had. In het kader van het mobiliteitsplan heeft de werkgever met A een belangstellingsregistratie/mobiliteitsgesprek gevoerd. Op basis van dit gesprek is een top vijf samengesteld van de voorkeuren van A voor vacante functies. Vaststaat dat de voorkeur van A uitging naar een functie binnen het mbo. Plaatsing van A op een vacante functie binnen het mbo valt echter niet onder de directe invloedsfeer van de werkgever. Dat A niet elders is aangenomen, kan de werkgever derhalve niet worden aangerekend. Voorts stond in de top vijf van A s voorkeuren de functie leraar binnen het vso, in combinatie met taken als ambulant begeleider. De belangstellingsregistratie zag echter op vacante functies. Dit brengt met zich dat niet alle mogelijke functies of combinaties van taken in aanmerking komen. De combinatie leerkracht met taken als ambulant begeleider was geen vacante functie. De Commissie is van oordeel dat de werkgever zich voldoende heeft ingespannen om A in een passende functie te plaatsen en de belangen van A daarbij voldoende zorgvuldig heeft afgewogen. Eerst is extern in het mbo naar een functie gekeken. De werkgever heeft zich ingespannen om de werkgever van het mbo te bewegen zoveel mogelijk medewerkers over te nemen en A de ruimte geboden om de uitkomst van externe sollicitaties af te wachten en overige mogelijkheden te bekijken alvorens tot definitieve plaatsing over te gaan. Vervolgens intern - met het gegeven dat er weinig andersoortige functies dan leerkracht binnen B voorhanden waren door A te plaatsen in een functie die in zijn top vijf van voorkeuren stond. Dat deze functie achteraf volgens A voor hem niet passend blijkt te zijn, maakt niet dat deze functie binnen de gestelde kaders niet als een passende functie kan worden gekwalificeerd. De Commissie constateert wel dat de werkgever aan het begin van het traject een breder beeld had kunnen schetsen van de mogelijkheden en wat binnen deze mogelijkheden als een passende functie zou worden beschouwd. Het zou dan voor A inzichtelijker zijn geweest welke functies er vacant zouden zijn en/of komen. De werkgever heeft dit ook zelf geconstateerd in zijn beslissing op bezwaar. Dit alles neemt niet weg dat de werkgever het traject met A om te 106405/uitspraak d.d. 3 februari 2015 pagina 4 van 5

komen tot overplaatsing voldoende zorgvuldig heeft doorlopen en de belangen van A in het uiteindelijke besluit en de beslissing op bezwaar voldoende heeft meegewogen. De werkgever heeft derhalve in redelijkheid tot zijn beslissing kunnen komen om A (over) te plaatsen in zijn functie van leerkracht naar het vso E. Dientengevolge zal de Commissie het beroep ongegrond verklaren. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep ongegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 3 februari 2015 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, drs. A.M.M. Kooij-Blok, mr. K.P. Piena, mr. D.A.M. Schilperoord en mr. M.Th. van Wel, leden, in aanwezigheid van mr. O.A.B. Luiken, secretaris. mr. L.C.J. Sprengers voorzitter mr. O.A.B. Luiken secretaris 106405/uitspraak d.d. 3 februari 2015 pagina 5 van 5