de aanbieding indirim De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen yalniz Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Vergelijkbare documenten
de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

de aanbieding offerta De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen solo Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

de aanbieding (special) offer De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

indirim De appels zijn in de a. Ze zijn vandaag extra goedkoop. de arm kol Ik kan vandaag niet zo goed schrijven, want ik heb pijn in mijn a.

Een retour Rotterdam

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein OPDRACHTKAART.

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Wat eten we vanavond?

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Spreken. Les 2: Wat zeg je? Bus, tram en trein. SPREKEN NIVEAU A1

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND

Kijk op: nt2taalmenu wordt gemaakt door: Frans Snik, Ed Kniesmeijer en René den Nijs.

Spreekopdrachten thema 3 Vervoer

april 2013 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Buschauffeur

Wat zie je er leuk uit!

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2.7 In de supermarkt **

Thema 3 Vervoer. Inhoudsopgave

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 8 Openbaar vervoer

Woordenlijst bij hoofdstuk 4 ( Arabisch) Deel 1. de aanbieding بالتخفيظ De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Kies uit: schiet op jarig ziekenhuis sport laat. 1 Morgen is mijn dochter. Ze wordt zes jaar. 3 Ik op maandag, woensdag en vrijdag.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

IN DE TREIN LES 1. Meer of minder

Lesbrief 8. Een taxi bellen

Wat eten we vanavond?

Melkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Melkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen

special offer De appels zijn in de a. Ze zijn vandaag extra goedkoop. de arm arm Ik kan vandaag niet zo goed schrijven, want ik heb pijn in mijn a.

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Grammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

REGELS. Kies het goede woord. 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Kies 4 kinderen uit en zing de zeppelin. Rijd als een auto door de klas en geef iedereen een autodropje

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager

Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1

Stufe 1. Kreuzen Sie die richtige(n) Lösung(en) an. 1. Waar kom je a) van. b) vandaan. c) vandaag. 2. u Duitse? a) Bent b) Ben c) Zijn

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Spreken Oefentoets spreken. SPREKEN NIVEAU A1

MODULE 1 OPDRACHT 16. OPDRACHT heten 2. heet 3. heet 4. heten 5. heet 6. heten 7. heet 8. heet 9. heten 10. heet

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Weer kijkt Kees in zijn binnenspiegel. Naar de man op de achterbank. De lifter. Slaapt die man nou? Kees heeft hem al een uur niet meer gehoord.

REGELS. Wat hoort bij elkaar?

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Gezond thema: DE HUISARTS

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Lieveling. Kim van Kooten. in makkelijke taal. naar het verhaal van Pauline Barendregt

Melkweg. Lijn 5. Lezen Alfa A. Reizen

1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar

Melkweg. Hoe gaat het? Lezen Alfa A. De dokter

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Handleiding basiswoordenschat.

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Spreekoefeningen. Oefenen voor het eerste deel van het examen spreken: Vragen beantwoorden. 1 enkele vragen. (voor het inburgeringsexamen - spreken)

Melkweg. Wat eet u? Lezen Alfa A. Gezond eten

KLEM. Katja en Udo in de schulden. Anne-Rose Hermer

Take a look at my life 12

E E N B A R M H A R T I G E S A M A R I T A A N

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 12 Op straat

Ze moet wel twee keer zo veel eten als Anne, en altijd weer die pillen vooraf.

Film Leer meer en Bekijk onze film over beperkingen van kinderen in het verkeer.

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

school ijsvrij. Zo vaak vriest het niet, zei de directeur van de school. Daar mogen jullie van gaan genieten! Als Spekkie aanbelt, doet Sproet meteen

Thema Op het werk. Lesbrief 12. De eerste werkdag

de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.

Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken

B-b-b-b-eroemdheid Wie is beroemd en heeft het altijd koud? Antwoord: Justin Bibber.

HOOFDSTUK 15. Het laatste nieuws. Kies uit: zich inspannen verveel me gewond geraakt vriezen erger me. 1 Ik aan mensen die veel roken.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Les 5. Tijd & het weer

Antwoorden Thema 5 Vrije tijd

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

reeks 1 leesboek 1 Leesteksten bij Leesboekje 7/43-1 1

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

Transcriptie:

Woordenlijst bij hoofdstuk 4 Deel 1 de aanbieding indirim De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen yalniz Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie. als eğer A.. je ziek bent, moet je naar bed gaan. anderhalf bir buçuk A ons is hetzelfde als 150 gram. de auto araba Mijn a is kapot, dus ik ga vandaag met de bus. de band lastik Pas op, daar ligt glas op straat. Straks krijg je een lekke b! de bestuurder sürücü De b zit helemaal vóór in de tram. betalen ödemek We b elke maand 400 Euro huur. bij elkaar beraber 2 Euro 50 en 1 Euro, dat is b e 3 Euro 50. blauwe (blauw) mavi Het is mooi weer: de zon schijnt en de lucht is b. blijft kalmak Hij b vandaag thuis, want hij is ziek. het bord tabela Hé, op dat b staat dat we 50 km per uur mogen rijden, en we rijden 70! de broek pantalon Hij heeft hele lange benen, dus deze b is voor hem te klein, denk ik. controleert kontrol etmek De conducteur c de kaartjes in de tram. 1

doet... erover sürmek Als ze gaat lopen, d ze er 20 minuten o ; met de fiets 5 minuten. droog kuru Ik moet even iets drinken, want mijn mond is helemaal d. duur pahal Nee, dat is helemaal niet d, dat is heel goedkoop! enkel tek gidiş Een e is een treinkaartje, maar dan zonder terugreis. even bi, birazc k Sorry, ik moet e weg. Ik ben over 5 minuten terug. fijn hoş Ha, vanavond ben ik lekker vrij, dat vind ik f! de file kuyruk, trafik yoğunluğu Ik ga niet met de auto naar mijn werk, want er staat bijna elke dag een f. gebracht (brengen) getirmek Ik heb de auto gisteren naar de garage g, want hij was kapot. gebruik kullanmak Ik ga mijn auto verkopen denk ik, want ik g hem maar heel weinig. gele (geel) sar Bananen zijn g van kleur. het gevaar tehlike In Nederland mag je in de auto alleen toeteren bij g. gewoon normaal Nee, dat vind ik helemaal niet gek. Ik vind het heel g. de haast acele Sorry, ik heb geen tijd. Ik heb h, want ik moet snel naar mijn werk. de hal büyük salon In de h van het station hangt een groot bord; daar kan je zien hoe laat je trein gaat. de halte durak We zijn er bijna. Nog één h, en dan moeten we uitstappen. 2

harder (hard) h zl Je mag op deze weg 100 km per uur rijden. Als je h rijdt, krijg je misschien een boete. heel çok, fazla Deze appels zijn h lekker! helemaal tamamen De cola staat al een uur in de zon. Hij is h warm. hun onlar n Kees en Alida helpen h vader. jammer yaz k Kom je niet op mijn feest? O, wat j! het kaartje bilet Ik koop een k voor de trein. de kilometer kilometre Het is vijf k naar de stad. Dat is een uur lopen. klaar tamam, haz r Hoofdstuk 4 is k. We beginnen nu met hoofdstuk 6. de klant müşteri Op zaterdag zijn er veel k in de winkel, maar op maandag weinig. kom terug geri gelmek Ik ga maandag naar Turkije en ik denk dat ik over 6 weken t k. kopen sat n almak Ik ga even snel naar de bakker, een brood k. kost fiyat Het boek k 10 Euro. kan/kunt/kunnen e bilmek Sorry, ik k morgen niet komen, want ik moet naar de dokter. langer (lang) uzun Het vliegtuig is heel snel, maar ook duur. Met de trein duurt het l, maar het is veel goedkoper. 3

later daha sonra Ik heb de bus gemist, dus ik was wat l op mijn werk. lek s z nt Ik kan niet meer fietsen. De band van mijn fiets is l. liever özellikle, tercihen Ik vind koffie niet lekker. Ik drink l thee. het loket satiş yeri Je koopt een kaartje bij het l, en dan kijk je op het bord in de hal hoe laat de trein vertrekt. lopend yaya Mijn school is heel dichtbij, dus ik ga l naar school. mag (mogen) musade, izin almak Sorry meneer, u m hier niet roken. maak (maken) tamir etmek Mijn fiets is kapot. Kunt u hem m? moet (moeten) mechuriyet, Je m eerst goed nadenken en dan pas antwoord geven! zorunlu olmak de minuten dakika Een uur is 60 m. morgenochtend yarin sabah Ik ga naar bed, want m moet ik weer vroeg opstaan. ongeveer aşağ yukar, yaklaş k Hoeveel mensen waren er op het feest? Ik denk o 30. onze bizim Mijn vrouw en ik hebben o zoon een mooi kado gegeven voor zijn verjaardag. overleden ölmek Mijn moeder leeft nog, maar mijn vader is 4 jaar geleden o. het plaatsbewijs bilet De conducteur controleert de kaartjes. Hij vraagt: Uw p alstublieft! het plastic plastik In de winkel krijg je vaak een p tasje voor je boodschappen. 4

de politie polis Mijn portemonnee is gestolen. Ik ga de p bellen. rechtdoor doğru yürümek, dümdüz U loopt r tot het eind van deze straat, en daar gaat u linksaf. de regel kural Onze school heeft ook r : je mag bv. niet roken in de school, en niet eten en drinken als je achter de computer zit. de regen yağmur Het wordt morgen slecht weer: koud, veel wind en veel r. het retour dönüş Een r is een treinkaartje mét terugreis. rijdt sürmek Hij r elke dag met de auto naar zijn werk in Utrecht. rode (rood) k rm z Wilt u een groene paprika? Nee, een r. het smoesje bahane Hij komt altijd te laat, en hij vertelt altijd weer een ander s! de snelweg otoban Op de s mag je 100 of 120 km per uur rijden. het spoor tren yolu De trein naar Den Haag staat op s 3b. de stad şehir, kent Istanbul is een grote s, veel groter dan Amsterdam. het station istasyon Ik ga eerst met de bus naar het Centraal S, en dan met de trein naar Rotterdam. de strippenkaart tramvay/otobus kart Hij stapt in de bus, pakt zijn s en zegt: 2 zones alstublieft. toeteren korna çalmak Die auto ziet ons niet denk ik. Hij stopt niet. Je moet even t! 5

de tram tramvay U kunt bus 18 nemen, of t 2. de trein tren De t naar Groningen staat op spoor 13b. vaak s k s k Ik eet heel v pizza. Bijna elke week wel een keer. vanavond bu akşam Sorry, v heb ik geen tijd, maar morgenavond wel. de vertraging gecikme De trein komt te laat. Hij heeft v. vertrekt hareket Kom niet te laat, want de bus v precies om tien uur. het vliegtuig uçak Hij gaat met het v naar Amerika. waarom neden W ben je boos? Ik heb toch niets fout gedaan! weg gitmiş Ik moet even w, maar ik kom snel weer terug. willen istemek Wat w u drinken? Ik w graag een kopje thee. zet... neer yere koymak Wat moet ik doen met mijn fiets? O, z hem hier maar even n. ziet görmek Kijk, daar loopt Fatma. Waar? O ja, ik z haar. zwart rijden kaçak yolculuk, Hij r z, want hij heeft geen strippenkaart. bilet almadan binmek 6

Zinnetjes Dat wist ik niet. Bilmiyordum Wat, hebben we morgen geen school? D w i n. Echt waar? Gerçek tenmi? Hij heeft 2 miljoen Euro gewonnen in de Postcodeloterij. Wat, e w? Het spijt me. Kusura bakma Sorry, h s m heel erg. Ik zal het nooit meer doen. Hoe kan dat nou? Nas l olabilir? tas! Hoe weet je dat? Nereden biliyorsun Hé, h k d n? Ik begrijp er niets van. Mijn portemonnee is weg uit mijn Het wordt morgen mooi weer. H w j d? Dat heb ik op de radio gehoord. Hoe zeg je dat? Nas l söylenir Ik wil graag een, eh.. H z j d? Zo n ding om bloemen in te doen. O, u wilt een vaas. Dat kan. Hoe vindt u deze? Kijk maar. Bir bak. Het is echt waar hoor. K m, hier staat het, in de krant. Je hebt gelijk. Sen hakl s n O ja, nu zie ik het. J h g. Nooit van gehoord! Hiç duymad m Hoe heet die voetballer? N v g! Hij is echt heel bekend hoor, hij speelt in het Nederlands elftal. Wat kan ik Sizin için ne yapabilirim? Zegt u het maar, mevrouw, w k i v u d? voor u doen? 7