Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 12 Op straat

Transcriptie

1 Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 12 Op straat

2 1 Woorden 1 de ambulance 2 de bioscoop 3 de fietser 4 de kraam 5 de lantaarnpaal 6 de markt 7 de motor 8 het ongeluk 9 de parkeergarage 1

3 10 de reclame 11 het restaurant 2

4 2 Welke kant? 1 de achterkant 2 de bovenkant 3 de onderkant 4 de overkant 5 de voorkant 6 de zijkant 3

5 Schrijf de woorden over en schrijf ze in jouw taal 1. de ambulance 2. de bioscoop 3. de fietser 4. de kraam 5. de lantaarnpaal 6. de markt 7. de motor 8. het ongeluk 9. de parkeergarage 10. de reclame 11. het restaurant Welke kant? 1. de achterkant 2. de bovenkant 3. de onderkant 4. de overkant 5. de voorkant 6. de zijkant 4

6 3 Werkwoorden 1 Hij botst botsen 2 Hij loopt door doorlopen 3 Hij remt remmen 4 Zij schreeuwt schreeuwen 5 Hij schrikt schrikken 6 Hij verveelt zich zich vervelen 7 Hij vindt vinden 8 Hij is boos boos zijn Zich vervelen Ik verveel me Jij verveelt je Hij verveelt zich Zij verveelt zich Wij vervelen ons Jullie vervelen je Zij vervelen zich 5

7 Kies het goede werkwoord Let op! soms moet je het werkwoord anders schrijven 1. Ik... tegen een lantaarnpaal. ( remmen botsen doorlopen ) 2. Wij... voor het zebrapad. ( remmen botsen doorlopen ) 3. Hij snel. naar huis. ( remmen botsen doorlopen ) 4. Ik wacht op de bus, ik.. ( schreeuwen zich vervelen schrikken ) 5. Sanne..: help! ( schreeuwen zich vervelen schrikken ) 6. Ik.., ik ben mijn geld vergeten. ( schreeuwen zich vervelen schrikken ) 7. Ik. boos!. ( schreeuwen vinden zijn ) 6

8 8. Sanne de taart heerlijk. ( schreeuwen vinden zijn ) 7

9 4 De delen van de dag 1 s morgens 2 s middags 3 s avonds 4 s nachts s morgens = in de morgen s middags = in de middag s avonds = in de avond s nachts = in de nacht 8

10 5 Film man Mag ik u iets vragen? vrouw Ja. m. Kunt u mij de weg wijzen naar de bioscoop? v. De bioscoop, ja dat kan ik. m. Ik ga naar de film, ziet u. v. Goh, wat leuk. m. Leuk hè? v. Ja even kijken, de bioscoop, eh, ja, u gaat hier rechtdoor. m. Rechtdoor. v. Dan gaat u, eh, over het plein. m. Plein. v. Op het plein is een restaurant. m. Restaurant. v. En naast het restaurant is, volgens mij, de bioscoop. m. Nou, mooi. v. Ik loop wel even mee. m. O.k. 9

11 m. Maar waar is het dan? v. Nou het was op het plein. Weet u waar de bioscoop is? Deze meneer gaat naar de film, ziet u? m. Ja, leuk hè? fietser De bioscoop eens even denken. v. Rechtsaf? f. Nee, nee nee, linksaf. v. Linksaf. f. Ja, ja, u gaat linksaf, dat weet ik zeker. m. O.k. v. Ja. f. Eh, u gaat linksaf, dan komt u bij een brug. U gaat de brug over en dan meteen rechts. v. Meteen rechts. f. Ja, en dan komt u bij een grote parkeergarage. m. Parkeergarage. f. En dan naast de parkeergarage is, volgens mij, de bioscoop. m. Oh. f. Wacht, ik zet mijn fiets wel even tegen deze lantaarnpaal, dan loop ik even met u mee. v. Fijn. m. Gezellig! Mooie fiets! f. Dank u wel. f. Wacht, we vragen het even aan die motorrijder. Mag ik u wat vragen? motorrijder Wat zegt u? v. Of u hier bekend bent. mot. Wacht, ik zet even mijn motor uit. 10

12 v. We zijn op zoek naar de bioscoop. Deze meneer gaat naar de bioscoop, ziet u? m. Ja, ha leuk hè? mot. Eh, de bioscoop eens even goed nadenken. v. Rechtdoor? f. Linksaf. mot. Nee, nee nee, rechtsaf, u gaat rechtsaf. Eh, dan komt u bij een groot uithangbord met reclame. En dáár gaat u linksaf. Eh, dan komt u daarna op een plein waar het iedere dag markt is. En dan moet u nog maar eens even vragen. Ik loop wel even mee. m. Oh. v. Fijn. m. Dus die kant op? f. Daar toch? v. Ja. f. Rechtdoor m. De film is al afgelopen! mot. Mevrouw, mogen we u iets vragen? v2. Jazeker! v. We zijn op zoek naar de bioscoop. f. Ja, het moet hier ergens in de buurt zijn. v2. De bioscoop? Daar staat u recht voor! v. Nou, ik wist dat het hier in de buurt was. f. Deze meneer gaat naar de film, ziet u? Deze me waar is die meneer? v. Ja, waar is die meneer? Nou, mooie boel is dit! f. Hè? mene meneer, de bioscoop is hier hoor! s scoop is hier. 11

13 Vragen 1. Waar wil de man naar toe? 2. Wat wil hij daar doen? 3. Welke films vindt jij leuk? 4. De vrouw wijst de weg, wat zegt ze? 5. Vertel hoe jij naar school gaat, welke weg neem je? 6. Ga jij ook soms naar de markt? 7. Is er in jouw stad (of dorp) ook iedere dag markt? 12

14 6 Lied Johan woont met Marian In de straat van Eelde Hij zei tegen zijn lieve vrouw Dat hij zich soms verveelde Dat in de straat geen moer gebeurt Ik zie hier gewoon niets Marian zei kijk toch goed Een meisje op een fiets Op een fiets, op een fiets, enz. Johan geeuwde Dat is toch niets Die buurt hier is zo saai schat Zullen we verhuizen Ik wil wonen in de hoofdstad Nee zei Marian meteen Ik vind het hier juist fijn Dat het hier zo rustig is En weinig auto s zijn Weinig auto s, weinig auto s, enz. 13

15 Johan keek teleurgesteld En moedeloos naar buiten Toen schrok hij zich een hoedje Want wat zag hij door de ruiten Een brommer botste vreselijk hard Met een grote klap Beschadigde zijn auto Bovenop de motorkap Motorkap, motorkap, enz. Johan schreeuwde: Kijk toch uit Die gozer kan niet remmen Marian kwam aangesneld Om Johan iets te temmen De jongen had een blauwe plek En zei het spijt me zeer Ik nam de bocht een beetje snel Mijn rem werkte niet meer Werkte niet, werkte niet, enz. Marian zei, ach lief kind Ga alsjeblief niet wenen Je staat hier zonder kleerscheuren En toch op eigen benen De schade lossen we wel op Wil je een kopje thee? De jongen zei: Heel graag mevrouw Daarop zeg ik geen nee Zeg geen nee, zeg geen nee, enz. Johan keek vol onbegrip En kon het niet goed snappen 14

16 Dat Marian zo aardig deed Die jongen verdient klappen Ach wat jij zeurkous Wees toch blij Zei ze opgefleurd Dat er in die straat van jou Nou eindelijk iets gebeurt. Iets gebeurt, iets gebeurt, enz. Moeilijke woorden: geen moer = niets hij schrok zich een hoedje = hij schrok heel erg gozer = man, jongen wenen = huilen zonder kleerscheuren = heel, niet kapot zeurkous = iemand die niets goed vindt 15

17 Vragen 1. In welke straat wonen Johan en Marian? 2. In welke straat woon jij? 3. Waarom verveelt Johan zich? 4. Is het in jouw straat rustig of druk? 5. Wat is de hoofdstad van Nederland? Waarom schrikt Johan zich een hoedje? 7. Is Johan blij dat er in zijn straat eindelijk iets gebeurt? 16