Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 9 Lekker vrij!

Transcriptie

1 Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 9 Lekker vrij!

2 1 Woorden 1 de badjuffrouw 2 de badmeester 3 het badpak 4 de bibliotheek 5 de boekenkast 6 de glijbaan 7 het hout 8 de kaart 9 het kleedhokje 1

3 10 de klok 11 de koelkast 12 de pyjama 13 de rozijnen 14 de stripboeken 15 de televisie 16 de week 17 het zwembad 18 de zwemband 2

4 19 de zwembroek 3

5 Schrijf de woorden over en schrijf ze in jouw taal 1 de badjuffrouw 2 de badmeester 3 het badpak 4 de bibliotheek 5 de boekenkast 6 de glijbaan 7 het hout 8 de kaart 9 het kleedhokje 10 de klok 11 de koelkast 12 de pyjama 13 de rozijnen 14 de stripboeken 15 de televisie 16 de week 17 het zwembad 18 de zwemband 19 de zwembroek 4

6 2 Werkwoorden 1 Tim drijft 2 Tim glijdt 3 Kees heeft 4 Tim neemt mee 5 Kees leest voor 5

7 Maak de zinnen af. 1. Tim drijft in het water. Tim en Kees drijven in het water... Ik drijf in het water Tim glijdt van de glijbaan. Tim en Joris.... Ik Kees heeft geen geld meer. Ik..... Tim en Joris Tim neemt een mandarijn mee. Ik..... Kees en Sanne Kees leest Tim voor. Kees en Sanne..... Ik.... de mandarijn 6

8 Hoofdstuk 9 Lekker vrij! 3 Hoe laat is het? (extra) twee uur vijf uur acht uur half drie half acht half elf kwart voor twee kwart voor acht kwart voor drie 7

9 kwart over twee kwart over elf kwart over twaalf 8

10 4 Getallen eenentachtig tweeëntachtig drieëntachtig vierentachtig vijfentachtig zesentachtig zevenentachtig achtentachtig negenentachtig 90 negentig 9

11 5 Meervoud: + en of + s? twee boeken twee vingers 10

12 11

13 6 Film vrouw Ik ga. man Hm. v. Ik ga. m. Hm? v. Ik ga naar het zwembad. m. Zwembad? v. Ja, het is zaterdag vandaag, lekker vrij! m. Lekker vrij, nou ik blijf thuis. Is er nog melk? v. Kijk maar in de keuken. Kijk maar in de koelkast. Doeg, ik ga. v. Dit is het zwembad. Op zaterdag ga ik naar het zwembad, elke week. Kom, dan laat ik het zwembad zien. Dit is de kassa, hier koop ik een kaartje. Eén kaartje alstublieft. kassa 3.30 alstublieft. v. Dank u wel. Ik heb een kaartje. Nu naar het kleedhokje. Dit zijn de kleedhokjes. Dit is mijn handdoek. Dit is mijn badpak, die ga ik nu aantrekken. Nee, buiten blijven! Nee! 12

14 v. Ik ga. m. Hm? v. Zit je nou nog in je pyjama? m. ja. v. Het is 12:15 en jij zit nog in je pyjama? m. Hm, het is zaterdag, ik ben vrij. v. Ik ben ook vrij, ik ga naar de bibliotheek. m. Bieb? v. Ja, naar de bibliotheek, ik ga een boek halen. m. Ik kijk liever televisie. Zijn er nog rozijnen? v. Eh, naast de koelkast. Doei! m. m. v. Dit is de bibliotheek. Hier kom ik elke week, want ik lees heel veel: gewone boeken, stripboeken Ja kom, ik laat het je zien. Dit is een boekenkast. En hier staan de stripboeken, maar ik neem vandaag een gewoon boek. Deze neem ik. v. Goedemiddag. balie Dag mevrouw. v. Alstublieft. b. Dank u wel een boek lenen. v. Met deze kaart mag ik een boek lenen. b. Alstublieft. v. Ja, dank u wel. Tot volgende week. b. Tot de volgende keer. Dag. v. 5, 4, 3, 2, 1, lekker vrij! v. Nou ja, zit je nou nog in je pyjama! Hij zit nog in zijn pyjama. v. Nou ja, het is zaterdag, lekker vrij. 13

15 v. Zijn er nog rozijntjes? m. Au! Nee, die zijn op. v. Op? Nou, ga maar halen dan. Hop, van de bank, hopsa! m. Hallo! v. Ja, halen! m. Ja, maar ik zit nog in mijn pyjama. vrouwen Het is lekker weer! Kies het goede woord 1. Hij neemt zijn mee. ( neemt badmeester stripboek ) 2. De moeder.... het kind voor. ( leest klok boek ) 3. Wij.. het zwembad al. ( zomer zien badpak) 4. Ik rozijnen. ( eten eett eet ) 5. Jij de badmeester. ( ziet zie zien ) 14

16 7 Lied Lekker vrij, dus ik glijd Van de glijbaan, van de glijbaan Lekker vrij, dus ik glijd van de glijbaan Lekker vrij Wie? Ik Oh, zij Lekker vrij, dus zij glijdt Van de glijbaan, van de glijbaan Lekker vrij, dus zij glijdt Van de glijbaan, lekker vrij Lekker vrij, dus ik lees In mijn stripboek, in mijn stripboek Lekker vrij, dus ik lees In mijn stripboek, Lekker vrij Wie? Ik Oh zij Lekker vrij, dus zij leest In mijn stripboek, in mijn stripboek 15

17 Lekker vrij, dus zij leest In mijn stripboek, lekker vrij Lekker vrij, dus ik kijk Televisie, televisie Lekker vrij, dus ik kijk Televisie, lekker vrij Wie? Ik Oh, hij Lekker vrij, dus hij kijkt Televisie, televisie Lekker vrij, dus hij kijkt Televisie, lekker vrij Lekker in het weekend Vrij, vrij, vrij Zaterdag en zondag Vrij, vrij, vrij Niet op maandag, dinsdag, woensdag Zijn we vrij Niet op donderdag en vrijdag Zijn we vrij Op die dagen werken wij Lekker vrij Lekker vrij, dus ik drijf In het water van het zwembad Lekker vrij, dus ik drijf In het water, lekker vrij Wie? Ik 16

18 Oh, zij Lekker vrij, dus zij drijft In het water van het zwembad Lekker vrij, dus zij drijft In het water, lekker vrij Lekker vrij Lekker vrij Lekker vrij Wat doe jij? Vragen 1. Op welke dagen ben jij vrij? Ik ben vrij op 2. Wat doe jij als je vrij bent? Ik 3. Ga jij soms naar de bibliotheek? Ik 4. Ga jij soms naar het zwembad? Ik 17

19 5. Lees jij soms een stripboek? Ik 6. Kijk jij soms of elke dag naar de televisie? Ik 18

20 8 Strip 19

21 Maak je eigen strip Maak je eigen strip 20