Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Kytha de Klerk 03 June 2015 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/59406 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet. Wikiwijs Maken is een onderdeel van Wikiwijsleermiddelenplein, hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, vergelijkt, maakt en deelt.
Inhoudsopgave Werkwoordsvormen Werkwoordsvormen - tegenwoordige tijd Werkwoordsvormen - verleden tijd Werkwoordsvormen - tegenwoordige tijd en verleden tijd Over dit lesmateriaal Pagina 1
Werkwoordsvormen Werkwoordsvormen - tegenwoordige tijd Vul de juiste werkwoordsvorm in. (tegenwoordige tijd) 1. De jongen... naar de bus. (lopen) 2. Ik... vanmiddag even boodschappen doen. (gaan) 3. Hij... een ijsje voor mij. (kopen) 4. Wij... in ons leesboek. (lezen) 5. Ik... een brief aan mijn tante. (schrijven) 6. Het meisje... de afwas in dat restaurant. (doen) 7.... jij morgen mee naar huis? (rijden) 8. Wij... de zonsondergang op het strand. (zien) 9. Zij... een bijzondere schelp. (vinden) 10.... wij nu eindelijk klaar? (zijn) 1. De jongen naar de bus. 2. Ik vanmiddag even boodschappen doen. 3. Hij een ijsje voor mij. 4. Wij in ons leesboek. 5. Ik een brief aan mijn tante. 6. Het meisje de afwas in dat restaurant. 7. jij morgen mee naar huis? 8. Wij de zonsondergang op het strand. 9. Zij een bijzondere schelp. 10. wij nu eindelijk klaar? Werkwoordsvormen - verleden tijd Vul de juiste werkwoordsvorm in. (verleden tijd) 1. Op het strand... ik gisteren de bal naar Isabel. (gooien) 2. Wij... afgelopen zaterdag verstoppertje. (spelen) 3. Hij... afgelopen maandag alleen naar huis. (lopen) 4. De jongen... naar de nieuwe film in de bioscoop. (kijken) 5. Wij pakten een nieuw leesboek. (pakken) 6. Ik... me gisteren niet zo lekker. (voelen) 7. Lotte en Samuel... vorige week samen naar de Efteling. (gaan) 8. Pieter... gisteren de radio zachtjes aan. (zetten) 9. Julius, Sam en Pien... afgelopen maand samen in de talentenshow. (dansen) Pagina 2
10. Zij... een reis naar Amerika voor een rondreis. (boeken) 1. Op het strand ik gisteren de bal naar Isabel. 2. Wij afgelopen zaterdag verstoppertje. 3. Hij afgelopen maandag alleen naar huis. 4. De jongen naar de nieuwe film in de bioscoop. 5. Wij een nieuw leesboek. 6. Ik me gisteren niet zo lekker. 7. Lotte en Samuel vorige week samen naar de Efteling. 8. Pieter gisteren de radio zachtjes aan. 9. Julius, Sam en Pien afgelopen maand samen in de talentenshow. 10. Zij een reis naar Amerika voor een rondreis. Werkwoordsvormen - tegenwoordige tijd en verleden tijd Vul de juiste werkwoordsvorm in. (tegenwoordige tijd + verleden tijd) 1. De H&M... nu ook pyjama's. (verkopen) 2. Hij... gisteren of ik kon afspreken. (vragen) 3. Fien en Sanne... een brief naar de directrice. (schrijven) 4. Paul en Sander barstten in lachen uit. (barsten) 5. Julia... een lieveheersbeestje in de tuin. (vinden) 6. Hij... niet te kijken tijdens dat televisieprogramma. (durven) 7.... jullie naar Amsterdam geweest? (zijn) 8. Wij... afgelopen zomervakantie niet naar school. (hoeven) 9. Daniël... met de trein naar Leiden. (rijden) 10. Toen we... samenwerken,... wij de som niet. (mogen) (snappen) 1. De H&M nu ook pyjama's. 2. Hij gisteren of ik kon afspreken. 3. Fien en Sanne een brief naar de directrice. 4. Paul en Sander in lachen uit. 5. Julia een lieveheersbeestje in de tuin. 6. Hij niet te kijken tijdens dat televisieprogramma. 7. jullie naar Amsterdam geweest? 8. Wij afgelopen zomervakantie niet naar school. 9. Daniël met de trein naar Leiden. 10. Toen we samenwerken, wij de som niet. Pagina 3
Antwoorden Vul de juiste werkwoordsvorm in. (tegenwoordige tijd) 1. De jongen... naar de bus. (lopen) 2. Ik... vanmiddag even boodschappen doen. (gaan) 3. Hij... een ijsje voor mij. (kopen) 4. Wij... in ons leesboek. (lezen) 5. Ik... een brief aan mijn tante. (schrijven) 6. Het meisje... de afwas in dat restaurant. (doen) 7.... jij morgen mee naar huis? (rijden) 8. Wij... de zonsondergang op het strand. (zien) 9. Zij... een bijzondere schelp. (vinden) 10.... wij nu eindelijk klaar? (zijn) 1. De jongen naar de bus. 2. Ik vanmiddag even boodschappen doen. 3. Hij een ijsje voor mij. 4. Wij in ons leesboek. 5. Ik een brief aan mijn tante. 6. Het meisje de afwas in dat restaurant. 7. jij morgen mee naar huis? 8. Wij de zonsondergang op het strand. 9. Zij een bijzondere schelp. 10. wij nu eindelijk klaar? Juist antwoord: Pagina 4
1. De jongen... naar de bus. (lopen) 2. Ik... vanmiddag even boodschappen doen. (gaan) 3. Hij... een ijsje voor mij. (kopen) 4. Wij... in ons leesboek. (lezen) 5. Ik... een brief aan mijn tante. (schrijven) 6. Het meisje... de afwas in dat restaurant. (doen) 7.... jij morgen mee naar huis? (rijden) 8. Wij... de zonsondergang op het strand. (zien) 9. Zij... een bijzondere schelp. (vinden) 10.... wij nu eindelijk klaar? (zijn) 1. De jongen loopt naar de bus. 2. Ik ga vanmiddag even boodschappen doen. 3. Hij koopt een ijsje voor mij. 4. Wij lezen in ons leesboek. 5. Ik schrijf een brief aan mijn tante. 6. Het meisje doet de afwas in dat restaurant. 7. rijd jij morgen mee naar huis? 8. Wij zien de zonsondergang op het strand. 9. Zij vindt een bijzondere schelp. 10. Zijn wij nu eindelijk klaar? Vul de juiste werkwoordsvorm in. (verleden tijd) 1. Op het strand... ik gisteren de bal naar Isabel. (gooien) 2. Wij... afgelopen zaterdag verstoppertje. (spelen) 3. Hij... afgelopen maandag alleen naar huis. (lopen) 4. De jongen... naar de nieuwe film in de bioscoop. (kijken) 5. Wij pakten een nieuw leesboek. (pakken) 6. Ik... me gisteren niet zo lekker. (voelen) 7. Lotte en Samuel... vorige week samen naar de Efteling. (gaan) 8. Pieter... gisteren de radio zachtjes aan. (zetten) 9. Julius, Sam en Pien... afgelopen maand samen in de talentenshow. (dansen) 10. Zij... een reis naar Amerika voor een rondreis. (boeken) 1. Op het strand ik gisteren de bal naar Isabel. 2. Wij afgelopen zaterdag verstoppertje. 3. Hij afgelopen maandag alleen naar huis. 4. De jongen naar de nieuwe film in de bioscoop. Pagina 5
5. Wij een nieuw leesboek. 6. Ik me gisteren niet zo lekker. 7. Lotte en Samuel vorige week samen naar de Efteling. 8. Pieter gisteren de radio zachtjes aan. 9. Julius, Sam en Pien afgelopen maand samen in de talentenshow. 10. Zij een reis naar Amerika voor een rondreis. Juist antwoord: 1. Op het strand... ik gisteren de bal naar Isabel. (gooien) 2. Wij... afgelopen zaterdag verstoppertje. (spelen) 3. Hij... afgelopen maandag alleen naar huis. (lopen) 4. De jongen... naar de nieuwe film in de bioscoop. (kijken) 5. Wij pakten een nieuw leesboek. (pakken) 6. Ik... me gisteren niet zo lekker. (voelen) 7. Lotte en Samuel... vorige week samen naar de Efteling. (gaan) 8. Pieter... gisteren de radio zachtjes aan. (zetten) 9. Julius, Sam en Pien... afgelopen maand samen in de talentenshow. (dansen) 10. Zij... een reis naar Amerika voor een rondreis. (boeken) 1. Op het strand gooide ik gisteren de bal naar Isabel. 2. Wij speelden afgelopen zaterdag verstoppertje. 3. Hij liep afgelopen maandag alleen naar huis. 4. De jongen keek naar de nieuwe film in de bioscoop. 5. Wij pakten een nieuw leesboek. 6. Ik voelde me gisteren niet zo lekker. 7. Lotte en Samuel gingen vorige week samen naar de Efteling. 8. Pieter zette gisteren de radio zachtjes aan. 9. Julius, Sam en Pien dansten afgelopen maand samen in de talentenshow. 10. Zij boekte een reis naar Amerika voor een rondreis. Vul de juiste werkwoordsvorm in. (tegenwoordige tijd + verleden tijd) 1. De H&M... nu ook pyjama's. (verkopen) 2. Hij... gisteren of ik kon afspreken. (vragen) 3. Fien en Sanne... een brief naar de directrice. (schrijven) 4. Paul en Sander barstten in lachen uit. (barsten) 5. Julia... een lieveheersbeestje in de tuin. (vinden) 6. Hij... niet te kijken tijdens dat televisieprogramma. (durven) Pagina 6
7.... jullie naar Amsterdam geweest? (zijn) 8. Wij... afgelopen zomervakantie niet naar school. (hoeven) 9. Daniël... met de trein naar Leiden. (rijden) 10. Toen we... samenwerken,... wij de som niet. (mogen) (snappen) 1. De H&M nu ook pyjama's. 2. Hij gisteren of ik kon afspreken. 3. Fien en Sanne een brief naar de directrice. 4. Paul en Sander in lachen uit. 5. Julia een lieveheersbeestje in de tuin. 6. Hij niet te kijken tijdens dat televisieprogramma. 7. jullie naar Amsterdam geweest? 8. Wij afgelopen zomervakantie niet naar school. 9. Daniël met de trein naar Leiden. 10. Toen we samenwerken, wij de som niet. Juist antwoord: 1. De H&M... nu ook pyjama's. (verkopen) 2. Hij... gisteren of ik kon afspreken. (vragen) 3. Fien en Sanne... een brief naar de directrice. (schrijven) 4. Paul en Sander barstten in lachen uit. (barsten) 5. Julia... een lieveheersbeestje in de tuin. (vinden) 6. Hij... niet te kijken tijdens dat televisieprogramma. (durven) 7.... jullie naar Amsterdam geweest? (zijn) 8. Wij... afgelopen zomervakantie niet naar school. (hoeven) 9. Daniël... met de trein naar Leiden. (rijden) 10. Toen we... samenwerken,... wij de som niet. (mogen) (snappen) 1. De H&M verkoopt nu ook pyjama's. 2. Hij vroeg gisteren of ik kon afspreken. 3. Fien en Sanne schrijven een brief naar de directrice. 4. Paul en Sander barstten in lachen uit. 5. Julia vindt een lieveheersbeestje in de tuin. 6. Hij durfde niet te kijken tijdens dat televisieprogramma. 7. Zijn jullie naar Amsterdam geweest? 8. Wij hoefden afgelopen zomervakantie niet naar school. 9. Daniël rijdt met de trein naar Leiden. 10. Toen we mochten samenwerken, snapten wij de som niet. Pagina 7
Over dit lesmateriaal Colofon Auteur Kytha de Klerk Laatst gewijzigd 03 June 2015 om 09:13 Licentie Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om: het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden. Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie Aanvullende informatie over dit lesmateriaal Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar: Eindgebruiker leerling/student Moeilijkheidsgraad gemiddeld Pagina 8