Zomercursus Wiskunde. Katholieke Universiteit Leuven Groep Wetenschap & Technologie. September 2008

Vergelijkbare documenten
Zomercursus Wiskunde. Module 11 Minimum-Maximumproblemen (versie 22 augustus 2011)

Dan mag de afgeleide functie geen (enkelvoudige) nulpunten hebben. Hier is ( ) ( ) = 8+ a. De rico van r is m x

Eigenschappen van continue en afleidbare functies

Verloop van goniometrische en cyclometrische functies

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

Examen VWO. Wiskunde B Profi

Calculus I, 23/11/2015

6. Toon aan dat voor alle 2]0; ß [ geldt dat sin <<tan Onderstel dat de functie f afleidbaar in ]a; +1[ is en dat Toon aan dat!+1 f ) = A.!+1 f

Examen VWO. wiskunde B1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur

De Afgeleide. ) = 2y. 2 = 4y = 4.(2x+1)

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2008-II

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2008-II

Hoofdstuk 6 - de afgeleide functie

P is nu het punt waarvan de x-coördinaat gelijk is aan die van het punt X en waarvan de y-coördinaat gelijk is aan AB (inclusief het teken).

Verbanden en functies

Luc Gheysens - Extremumvraagstukken p.1

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2008-II

Hoofdstuk 1 : Regels voor het differentieren

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 22 juli dr. Brenda Casteleyn

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica juli 2017: algemene feedback

Extra oefeningen hoofdstuk 12: Omtrek - Oppervlakte - Inhoud

IJkingstoets burgerlijk ingenieur juni 2014: algemene feedback

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 22 juni uur

Paragraaf 13.1 : Berekeningen met de afgeleide

wiskunde B havo 2016-I

IJkingstoets september 2015: statistisch rapport

IJkingstoets september 2015: statistisch rapport

IJkingstoets september 2015: statistisch rapport

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2008-I

wiskunde B pilot havo 2015-I

Deel 2. Basiskennis wiskunde

Oefeningen in verband met tweedegraadsvergelijkingen

Opdracht 1 bladzijde 8

dx; (ii) * Bewijs dat voor elke f, continu ondersteld in [0, a]: dx te berekenen.(oef cursus) Gegeven is de bepaalde integraal I n = π

V Kegelsneden en Kwadratische Vormen in R. IV.0 Inleiding

IJkingstoets burgerlijk ingenieur juni 2014: algemene feedback

WISKUNDE-ESTAFETTE 2011 Uitwerkingen

13 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 20 mei uur

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

Examen VWO. wiskunde B1. tijdvak 1 dinsdag 2 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Oefening 1. Welke van de volgende functies is injectief? (E) f : N N N : (n, m) 7 2m+n. m n. Oefening 2

Toelichting op de werkwijzer

Zomercursus Wiskunde. Module 4 Limieten en asymptoten van rationale functies (versie 22 augustus 2011)

C. von Schwartzenberg 1/20. Toets voorkennis EXTRA: 3 Differentiëren op bladzijde 156 aan het einde van deze uitwerking.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste ronde.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste ronde.

Blok 1 - Vaardigheden

Oefeningen in verband met tweedegraadsvergelijkingen

Definitie: Een functie f heeft een absoluut maximum f(x 0 ) in het punt. x 1 Domein(f) als voor alle x Domein(f) geldt:

Extra oefening en Oefentoets Helpdesk

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: functieverloop. 22 juli dr. Brenda Casteleyn

Ijkingstoets industrieel ingenieur UGent/VUB, september 2015

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

Paragraaf 11.0 : Voorkennis

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur

Machten, exponenten en logaritmen

Hoofdstuk 7 - veranderingen. getal & ruimte HAVO wiskunde A deel 2

Noordhoff Uitgevers bv

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Blok 6B - Vaardigheden

Ijkingstoets industrieel ingenieur aangeboden door UGent en VUB op 30 juni 2014: algemene feedback

Hierbij geven we de antwoorden en bewijzen we meteen ook hoe de constanten kunnen bepaald worden.

Eindexamen wiskunde B1-2 vwo 2007-II

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Wiskunde: goniometrie en meetkunde. 15 september dr. Brenda Casteleyn

FAYA LOBI WEDSTRIJD 2014

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Algebra leren met deti-89

Eindexamen wiskunde B1 vwo 2005-I

Examen HAVO. wiskunde B1,2. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

De parabool en de cirkel raken elkaar in de oorsprong; bepaal ook de coördinaten van de overige snijpunten A 1 en A 2.

2 Kromming van een geparametriseerde kromme in het vlak. Veronderstel dat een kromme in het vlak gegeven is door een parametervoorstelling

Examen VWO. wiskunde B1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

13 Vlaamse Wiskunde Olympiade: tweede ronde

Eindexamen havo wiskunde B pilot 2013-I

WISKUNDE-ESTAFETTE KUN Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500


Centrale Commissie Voortentamen Wiskunde Uitwerkingen Voortentamen Wiskunde B 28 januari 2013

1. (a) Gegeven z = 2 2i, w = 1 i 3. Bereken z w. (b) Bepaal alle complexe getallen z die voldoen aan z 3 8i = 0.

Eindexamen wiskunde B havo II

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

1 Junior Wiskunde Olympiade: tweede ronde

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

wiskunde B havo 2015-II

Tentamen Wiskunde B. Het gebruik van een mobiele telefoon of andere telecommunicatieapparatuur tijdens het tentamen

V.2 Limieten van functies

IJkingstoets Industrieel Ingenieur. Wiskundevragen

WISKUNDE-ESTAFETTE KUN Minuten voor 20 opgaven. Het totaal aantal te behalen punten is 500

1. Het getal = 1800 is even. De andere antwoorden zijn oneven: 2009, = 11, = 191, = 209.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Eerste Ronde.

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : Tweede ronde.

IJkingstoets Wiskunde-Informatica-Fysica 29 juni Nummer vragenreeks: 1

1 Vlaamse Wiskunde Olympiade : eerste ronde

Noordhoff Uitgevers bv

De vergelijking van Antoine

Transcriptie:

Katholieke Universiteit Leuven September 2008 Minimum-Maimumproblemen (versie 11 augustus 2008) Inleiding In heel wat vraagstukken gaan we op zoek naar het maimum of het minimum van een zekere grootheid. Deze grootheid kan van wiskundige, fysische, economische of andere aard zijn. Bijvoorbeeld een maimale of minimale inhoud, oppervlakte of afstand, minimale kosten of maimale winst. Deze module is bedoeld om te oefenen in het oplossen van dit soort minimum-maimumproblemen, ook wel optimalisatieproblemen genoemd. Maar eerst herhalen we de theoretische achtergrond. 1 Theoretische achtergrond We definiëren de begrippen absoluut en relatief maimum, absoluut en relatief minimum voor een functie f gedefinieerd op een interval A R. Definitie 1.1 f bereikt een absoluut maimum in een punt c van A indien voor elke in A geldt dat f(c) f(). Definitie 1.2 f bereikt een absoluut minimum in een punt c van A indien voor elke in A geldt dat f(c) f(). Definitie 1.3 f bereikt een relatief of lokaal maimum in een punt c van A indien er een open interval I rond c bestaat zodat voor elke in I A geldt dat f(c) f(). Definitie 1.4 f bereikt een relatief of lokaal minimum in een punt c van A indien er een open interval I rond c bestaat zodat voor elke in I A geldt dat f(c) f().

2 Minimum-Maimumproblemen Volgens deze definities is een absoluut maimum dus ook een relatief maimum en een absoluut minimum is ook een relatief mimimum. f a b c In bovenstaande figuur zien we de grafiek van een functie f gedefinieerd op het interval [a,c]. f bereikt een absoluut maimum in a, een absoluut minimum in b en een relatief maimum in c. Een maimum of een minimum noemen we ook een etremum. In oefeningen en toepassingen zijn we meestal niet op zoek naar de relatieve etrema, maar naar de absolute. Om de absolute etrema te vinden bereken je de functiewaarden in de relatieve etrema, zodat je deze kan vergelijken. Bij het zoeken naar de etrema van een functie f speelt de afgeleide f een belangrijke rol. Eigenschap 1.5 Stel f is continu op [a,b] en afleidbaar op ]a,b[. Dan geldt: Als f () > 0 voor elke ]a,b[, dan is f strikt stijgend in [a,b], d.w.z. als,y [a,b] en < y, dan is f() < f(y). Als f () < 0 voor elke ]a,b[, dan is f strikt dalend in [a,b], d.w.z. als,y [a,b] en < y, dan is f() > f(y). Als in een punt c geldt dat f (c) = 0 dan is de raaklijn aan de grafiek van f in het punt (c,f(c)) horizontaal. Het punt c wordt dan een kritiek punt van f genoemd. De eerste afgeleide f geeft ons dus heel wat informatie over het verloop van f.

1. Theoretische achtergrond 3 Voorbeeld 1.6 Gegeven f() = 2 5 + 6. Welke informatie halen we uit f? f () = 2 5 f () = 0 = 5 2 We maken een tabel met op de eerste lijn de -waarden met aanduiding van de kritieke punten. Op de tweede lijn komt het tekenverloop van f en op de derde lijn hetgeen we hieruit kunnen besluiten over het verloop van f. 5 2 f () - 0 + f() ց rel min ր Eigenschap 1.7 Zij f gedefinieerd op [a,b], c ]a,b[ en f afleidbaar in c, dan geldt: Als f een relatief etremum bereikt in c dan is f (c) = 0 Wat kunnen we besluiten uit deze eigenschap? De uitspraak is van de vorm Als A dan B, en dit betekent niet hetzelfde als Als B dan A. Nochtans gaan we om de relatieve etrema van f op te sporen eerst de kritieke punten van f zoeken. Als A dan B betekent wel hetzelfde als Als niet(b) dan niet(a). We kunnen de eigenschap als volgt herformuleren: Zij f gedefinieerd op [a,b], c ]a,b[ en f afleidbaar in c, dan geldt: Als f (c) 0 dan bereikt f geen relatief etremum in c. Onder de punten van het interval ]a,b[ waar de functie f een afgeleide heeft zijn de kritieke punten de enige kandidaat-etrema. Maar niet alle kritieke punten zijn relatieve minima of maima, het kunnen ook buigpunten zijn. f (c) = 0 maimum f (c) = 0 minimum f (c) = 0 buigpunt

4 Minimum-Maimumproblemen We moeten dus meer informatie hebben over deze kritieke punten. Deze informatie kunnen we halen uit het tekenverloop van f. Er zijn een aantal mogelijkheden: c c f () + 0 - f() ր rel ma ց f () - 0 + f() ց rel min ր c c f () + 0 + f () - 0 - f() ր geen etremum ր f() ց geen etremum ց Een andere methode is met behulp van het teken van de tweede afgeleide van f. In deze module gaan we hier niet op in. Etrema kunnen ook voorkomen in punten die geen kritieke punten zijn. Volgens de eigenschap zou dit namelijk kunnen in randpunten van het interval of in punten waar de functie niet afleidbaar is. Op de figuur zien we dat de functie f, gedefinieerd op het interval [a, d], een absoluut minimum bereikt in a, een relatief minimum in c, een relatief maimum in 0 en b, en een absoluut maimum in d. f 0 a b c d De etrema in 0, a en d zullen we niet vinden door enkel te kijken naar de kritieke punten. Immers, a is geen kritiek punt want de functie is niet afleidbaar in a. Dit soort etrema laten we verder buiten beschouwing in deze module. De etrema in de randpunten van het interval waarop de functie f gedefinieerd is zijn ook geen kritieke punten. In oefeningen waar je het absolute minimum

1. Theoretische achtergrond 5 of maimum zoekt van een functie gedefinieerd op een gesloten interval moeten deze randpunten zeker bekeken worden. We illustreren de werkwijze voor het vinden van etrema aan de hand van twee voorbeelden: Voorbeeld 1.8 Toon aan dat onder alle rechthoeken met oppervlakte S 0 het vierkant de kleinste omtrek heeft. Oplossing Kies de verandelijken: we noteren de lengte van de zijden van een rechthoek met oppervlakte S met en y. Omdat en y lengtes voorstellen en S 0 weten we ook dat > 0 en y > 0. Zoek de functie die minimaal moet zijn: We zoeken het minimum van de omtrek = 2 + 2y. Uit het gegeven halen we dat S =.y dus y = S. Dit geeft het verband tussen de 2 variabelen. We schrijven deze omtrek als een functie van 1 variabele O(), door het verband tussen beide variabelen te gebruiken: O() = 2 + 2 S = 2( + S ) met > 0 Zoek het minimum van O: * O () = 2(1 S 2) * O () = 0 = ± S * Vermits > 0 onderzoeken we verder alleen S. Met behulp van het tekenverloop gaan we na welk soort kritiek punt dit is. S O () - 0 + O() ց rel min ր Uit het tekenverloop kunnen we besluiten dat de omtrek O een relatief minimum bereikt in = S. Aangezien dit het enige minimum is voor > 0 is dit ook het gezochte absolute minimum. Besluit: Als = S dan is y = S en is de rechthoek een vierkant.

6 Minimum-Maimumproblemen Voorbeeld 1.9 Een draad van 4 meter wordt in 2 stukken geknipt die gebruikt worden om een vierkant en een cirkel te vormen. Hoeveel gebruik je best voor elke figuur als je de ingesloten oppervlakte maimaal wil maken? Oplossing Kies de veranderlijke: Stel = omtrek cirkel, dan is 4- = omtrek vierkant. Uit de opgave weten we ook dat [0, 4]. Zoek de functie die maimaal moet zijn: oppervlakte vierkant = zijde 2 en omtrek vierkant = 4.zijde, (4 )2 (4 )2 dus oppervlakte vierkant = = 4 2 16 oppervlakte cirkel = π. straal 2 en omtrek cirkel = 2 π.straal, dus oppervlakte cirkel = 2 4π We zoeken dus het maimum van f() = Zoek het maimum van f: (4 )2 16 + 2 4π met [0, 4] * f 2(4 ) () = + 2 16 4π = 1 2 + (1 8 + 1 2π ) * f () = 0 = 4π π + 4 * Hieruit mogen we niet meteen besluiten dat = 4π het gezochte maimum is. Met behulp van het tekenverloop gaan we na welk soort kritiek π + 4 punt dit is. 4π π+4 f () - 0 + f() ց rel min ր Dus bereikt f een relatief minimum in = het punt dat we zoeken. 4π, en dit is bijgevolg niet π + 4 * Volgens het tekenverloop hierboven zullen we de maima van f vinden in de randpunten van het domein [0, 4]. We berekenen de functiewaarden in deze randpunten om te weten waar het absolute maimum zich bevindt.

2. Oefeningen 7 0 4π π+4 4 f () - 0 + f() 1 ց rel min ր 4 π Antwoord: We vinden het maimum van f in 4. De omtrek van de cirkel moet dus 4 meter zijn, deze van het vierkant 0. De volledige draad moet voor de cirkel gebruikt worden om de ingesloten oppervlakte maimaal te maken. 2 Oefeningen 1. Veronderstel dat je een touw hebt van lengte L > 0. Hoe moet je het touw leggen om er een rechthoek mee te vormen die een zo groot mogelijke oppervlakte heeft? 2. De som van twee positieve getallen is 100. Zoek deze getallen als (a) hun product maimaal moet zijn (b) de som van hun kwadraten minimaal moet zijn (c) de som van hun kwadraten maimaal moet zijn (d) het product van het kwadraat van een getal met de derde macht van het andere getal maimaal moet zijn 3. Op een kampeerterrein in de Ardennen krijgt elke vakantieganger bij aankomst 4 vlaggetjes en 30 m touw om zijn kampeerplaats af te bakenen in de vorm van een rechthoek. In het laagseizoen wordt toegestaan dat ook de omheining gebruikt wordt zodat je een groter gebied kan afbakenen. (a) Wat is de maimale oppervlakte die je kan afspannen in laagseizoen? omheining kampeerterrein (b) Als er langs de omheining geen plaats meer is, maar je spreekt met je buurman af om het stuk touw in het midden gemeenschappelijk te gebruiken, wat is dan de maimale oppervlakte voor jou en je buurman tesamen?

8 Minimum-Maimumproblemen 4. Bakker Jansens heeft thuis een groot aantal kartonnen liggen van 44 cm op 80 cm en besluit hieruit zijn taartendozen zelf te maken. Door 6 vierkantjes met zijde weg te knippen komen de zijflappen vrij. 80 44 (a) Stel een formule op voor het volume van de taartendozen. (b) Bij welke waarde van is dit volume maimaal? (c) Wat is dan dat maimaal volume? 5. Een atletiekpiste heeft volgende vorm : 1m b l de omloop (stippellijn) die zich op 1 m. van het binnenplein bevindt, moet 400 m lang zijn. Wat zijn de afmetingen van het rechthoekig deel van het binnenplein, als de oppervlakte van de rechthoek maimaal moet zijn?

2. Oefeningen 9 6. Conservenblikken, verfblikken e.d. hebben gemeen dat ze allemaal dezelfde vorm hebben, maar de afmetingen kunnen behoorlijk variëren. We onderzoeken welke afmetingen economisch het meest verantwoord zijn. We doen dit voor blikken van 1 liter. We willen een minimum aan blik gebruiken voor de productie van blikken van 1 liter. (a) Noem de straal (in dm) van de bodem van zo n blik r en de hoogte (in dm) h. Welke betrekking bestaat er tussen r en h (schrijf h in functie van r)? (b) Stel dat deksel en bodem van zo n blik uit vierkanten worden geponst en beschouw het restant als afval. Bij welke afmetingen is de benodigde hoeveelheid blik minimaal? (Gebruik hierbij de betrekking die je in (a) hebt gevonden!) (c) Het zou beter zijn deksel en bodem uit zeshoeken te ponsen. Welke afmetingen geven nu een minimale hoeveelheid blik? (d) Het ideale geval is natuurlijk dat het blikafval zo verwerkt wordt dat het opnieuw kan gebruikt worden. Voor welke waarde van r is de benodigde hoeveelheid blik nu minimaal? (e) Stel verder in het ideale geval dat het blik dat gebruikt wordt om bodem en deksel te maken 0.75 euro per vierkante meter kost, en dat voor de zijwand 0.50 euro per vierkante meter. Voor welke waarde van r is de constructiekost minimaal? 7. Een poster moet een oppervlakte hebben van 0.18 m 2. Er wordt niet geprint op een afstand kleiner dan 3 cm van de boven- en onderzijde, en op 2 cm van de linker- en rechterzijde. Welke afmetingen moet de poster hebben opdat de printbare oppervlakte maimaal zou zijn. 8. Vind de vergelijking van de rechte door het punt (3,4) die in het eerste kwadrant een driehoek afsnijdt met minimale oppervlakte. 9. Wat is de minimale afstand van het punt (4,2) tot de parabool y 2 = 8? 10. In welk punt in het eerste kwadrant van de parabool y = 4 2 bepaalt de raaklijn samen met de coördinaatassen een driehoek met minimale oppervlakte.

10 Minimum-Maimumproblemen 11. Schip A bevindt zich 65 km ten weste van schip B. Om 9 uur s morgens begint schip A naar het zuiden te varen aan 15 km/u, en begint schip B naar het westen te varen aan 10 km/u. Op welk tijdstip zijn beide schepen het dichts bij elkaar, en welke afstand is er dan tussen hen? 3 Oplossingen 1. als een vierkant 2. (a) 50 en 50 (b) 50 en 50 (c) 0 en 100 (d) 40 en 60 3. (a) 112.5 m 2 (b) 150 m 2 4. (a) V () = 1760 146 2 + 3 3 (b) = 8 (c) 6272 cm 2 5. b = 200 π π en l = 200 π 2 6. (a) h(r) = 1 πr 2 (b) r = 0.5 dm en h = 1.27 dm (c) r = 0.525 dm en h = 1.15 dm (d) r = 0.54 dm en h = 1.08 dm (e) r = 0.47 dm en h = 1.42 dm 7. boven- en onderzijde = 20 3, linker- en rechterzijde = 30 3 8. 4 + 3y 24 = 0 9. 8 10. ( 2 3, 8 3 ) 11. Om 11 uur zijn de schepen het dichts bij elkaar, op een afstand van 54 km.