Industrie tussen grafisch en begrijpen Opgave A. Leuk!

Vergelijkbare documenten
Vooraf lees de opdracht eerst heel rustig door. Analyseren is echt het halve werk. Want:

Dinsdag hebben we gewerkt aan de spontane casus van de Schoenenfabriek. Volgens afspraak tref je die hieronder 'rustig' uitgeschreven aan.

Eerste avonturen met een budgetresultaat Verkenning aan de hand van opdracht 29 uit De Industrie (Stoffels)

Zie de hierachter opgenomen opgave, waarachter je ook de antwoorden ziet.

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 UITWERKINGEN

M&O VWO 2011/

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

2 Constante en variabele kosten

Bij het na-calculatorische budget bepalen we achteraf wat de kosten hadden mogen zijn op basis van de werkelijke productie/afzet.

Fabricage kosten Grondstoffen Machinekosten Loon productiepersoneel Hulpafdelingen (onderhoud/magazijn) Deze kosten zijn samen de fabricagekostprijs

Bedrijfseconomie samenvatting H1 Les 1

De kostprijs en capaciteiten. De normale en werkelijke bezetting De integrale kostprijs Bezettingsresultaten Capaciteiten

De kostprijs en capaciteiten. De normale en werkelijke bezetting De integrale kostprijs Bezettingsresultaten Capaciteiten. dinsdag 14 juni 2016

Resultaten in een productie-omgeving Inclusief rekenwerk met een machine-uurtarief

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 10

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden onderdeel Kostprijscalculatie

Oefeningen Producentengedrag

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 UITWERKINGEN

Opgave 9.5 Variabele kosten per stuk: / = 3,75 Totale variabele kosten bij eenheden: ,75 =

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 9

2 Constante en variabele kosten

UITWERKINGEN OPGAVEN

Opgave 2 a. Met welke formule berekenen we de integrale kostprijs? b. Hoe noemen we integrale kostprijsberekening ook wel?

Direct costing en break even analyse

UITWERKINGEN OPGAVEN OEFENEXAMEN 1 ASSOCIATIE MBA-KC

Break-evenanalyse Het break-evenpunt is de afzet waarbij geen winst maar ook geen verlies wordt gemaakt.

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

Onderzoeksvraag 3 Wat is de optimale productiegrootte op korte termijn?

Bedrijfseconomische aspecten van de industriële onderneming

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

1.9.2 Verschil tussen direct costing en integrale kostencalculatie

Voorraadwaardering. Fabricagekosten: = = 25 => fabricage kostprijs

OPGAVEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN

Samenvatting M&O De Industrie

Het programma van vandaag

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Uitwerkingen hoofdstuk 4 Kostenindelingen en kostprijs

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x = cijfer 63

Handleiding BreakEven Calculator Door Thomas Vulsma

Kostensoorten

Antwoorden hoofdstuk 14

d. Contributiemarge: 160 ( 295 -/ /- 66) = Constante kosten /- Bedrijfsresultaat bij direct costing

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming Diagn.Toets

b Economische voorraad: de voorraad waarover de onderneming prijsrisico

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel COST- & MANAGEMENTACCOUNTING DONDERDAG 15 DECEMBER :00 11:00 UUR

Eindexamen m&o vwo II

De break-evenanalyse. De break-evenanalyse De veiligheidsmarge Het indifferentiepunt Differentiële kosten

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

3 Voorcalculatie, nacalculatie en verschillenanalyse

Oefeningen op monopolie

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product.

Wat moet je weten en doen voor een goed examen natuurkunde.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Antwoordenbijlage Bedrijfscalculatie Uitbreidingsstof

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

DE EENMANSZAAK DEEL 2 VWO SAMENVATTING. Jannes Timmers. De Eenmanszaak deel 2 VWO

BIJLAGE 9.A: OPGAVE a2 UIT DE TEST KENNIS VAN PROCEDURES (Omwille van de leesbaarheid is bij het omzetten naar PDF de gulden vervangen door de.

Aantal medewerkers: 2 * 1,0 + 3 * 0,5 + 4 * 0, * 0,2 = 5,3 FTE

Samenvatting Management & Organisatie Eenmanszaak deel 2

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden (PDB)

Vraag Antwoord Scores. x 100% = 55%

Eindexamen m&o vwo 2001-II

Reader Bedrijfseconomische berekeningen

Thema 3 Ondernemen is risico s nemen en beheersen. Onderzoeksvraag 6 Wanneer draait een onderneming break-even? 1 Intro. 2 Probleemstelling

Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld

In vijf minuten aangifte omzetbelatisting.

STADSBOERDERIJ BEZOEKERS

Oefeningen: Break-even analyse

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

b Economische voorraad: de voorraad waarover de onderneming prijsrisico

Combinatoriek groep 1 & 2: Recursie

Hoofdstuk 25, 30 en 31

Opgave 6.2. PDB Kostencalculatie Uitwerkingen hoofdstuk 6. Opgave 6.1

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

drs. A. Maurer vwo m&o Jouw beste voorbereiding op je examen in 2018

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A ,- B ,- C ,- D ,-

Financieel economisch management Examennummer: Datum: 21 november 2009 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

Rekenen aan wortels Werkblad =

Wiskunde - MBO Niveau 4. Eerste- en tweedegraads verbanden

4.9. Samenvatting door K woorden 6 november keer beoordeeld Markt:

Verslag bespreking Centraal Examen M&O, VWO, 2015 tijdvak 1. dd 13 mei 2015

Marketingmix. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Kerstvakantiecursus. wiskunde B. Voorbereidende opgaven VWO. Haakjes. Machten

Welke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen 6% primaire levensbehoefte 0% vrijgesteld (export, overheidsdiensten)

MARKETING / 09A. HBO Marketing / Marketing management. Raymond Reinhardt 3R Business Development.

OPGAVEN HOOFDSTUK 6 ANTWOORDEN

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Hoofdstuk 3: Resultaten

Hoofdstuk 26 Kosten en resultaten in de industriële onderneming

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( )

Transcriptie:

Industrie tussen grafisch en begrijpen Opgave A Leuk! Een opgave met een grafische toepassing, waarbij het aankomt op goed analyseren, redeneren, een beetje rekenen, ietsje tekenen en: de juiste theoretische concepten toepassen. Je zal zien dat het minder moeilijk is dan je misschien denkt, als je maar genoeg hebt geoefend met de theorie en als je de moeite hebt genomen om hier en daar een extra lusje te nemen. Doe mee aan de hand van de onderstaande opgave, in deze vorm afkomstig uit de methode Management en Organisatie In Balans.

Eerst maar eens rustig kijken wat we allemaal (al) weten en hoe we die kennis kunnen toepassen. Als volgt, met meteen een paar tegenvragen waarmee je kunt toetsen of je de theorie echt stevig begrijpt: 1. Het gaat duidelijk over verwachtingen voor het jaar 2014. Naast het bezettingsresultaat en het verkoopresultaat hoef je in de voorcalculatie niet met andere resultaten rekening te houden, volgens de tekst. Welke (andere) resultaten hadden dat dan kunnen zijn? Als je vooraf verschillen weet in de variabele kosten, dan verwerk je die toch in de kostprijs? Wat zou je doen als je weet dat de verwachte constante kosten zouden afwijken van de toegestane constante kosten? Hum laten we ons maar niet teveel laten afleiden. 2. Voorraadvorming is niet mogelijk. Jij weet dat dat betekent dat alle in een bepaalde periode geproduceerde stuks ook in die periode worden verkocht (en andersom). Stel dat voorraadvorming wel mogelijk zou zijn en dat we in 2014 (bijvoorbeeld) meer zouden produceren dan verkopen, zou er dan iets gebeuren met de in de grafiek opgenomen lijnen van het (totale) verkoopresultaat en het (totale) bezettingsresultaat? Waarom wel of niet (ik denk van niet)? 3. De productiecapaciteit is 110.000 stuks per jaar. Let op: als je een zin als deze leest, teken dan nooit lijntjes die verder doorlopen dan tot die maximale capaciteit. Verder (in deze opgave dus naar rechts uit het grafiekje doortrekken) is echt fout, want van een doorgetrokken lijn zou de verwachting uitgaan dat (nog) hogere dan de maximale verkoop- en bezettingsresultaten zouden kunnen voorkomen. Ook al gaat het bij deelvraag a over de constante kosten: je lijntje moet stoppen bij de vermelde capaciteit. 4. De variabele kosten zijn proportioneel. Jij weet wat dat betekent, maar je weet ook welke varianten er bestaan, waar het gaat om de manier waarop variabele kosten zich (per stuk en in totaal) kunnen ontwikkelen. Kan jij van de beide varianten een concreet voorbeeld bedenken, en aangeven hoe een lijn van de totale variabele kosten er bij elk van die varianten uit zou zien? 5. De verkoopprijs is 8,48 inclusief 6 % BTW. Meteen even rekenen naar een bedrag zonder BTW: 8. Weet jij een paar (actuele) voorbeelden van goederen en diensten waarop het BTW-tarief van 6 % van toepassing is? Kan je je voorstellen dat een ondernemer, die goederen en/of diensten levert waarbij dat tarief speelt, gemiddeld vaker dan andere ondernemers per saldo BTW van de Belastingdienst terugkrijgt? Hoe kan dat dan gebeuren? 6. Nu de lijn van het (totale) verkoopresultaat. Wat is dat ook alweer, dat verkoopresultaat? Leren en toepassen! Het verkoopresultaat (weet jij hier ook een ander woord voor?) is het verschil tussen de verkoopprijs en de kostprijs. Voor het totale verkoopresultaat doe je dat verschil maal de verkochte hoeveelheid. Logisch dus dat de lijn van het totale verkoopresultaat bij 0 begint: als ik 0 stuks verkoop, dan heb ik ook 0 verkoopresultaat. 7. Maar wat zien we nog meer aan dit lijntje? We kunnen het verkoopresultaat per stuk bepalen, toch? Zoek maar een ander logisch punt op de lijn op: ik zou kiezen voor 80.000 stuks en een totaal verkoopresultaat van 200.000 (let bij beide assen uiteraard op de legenda).

Aha, het verkoopresultaat per stuk is dus 2,50. Krijg nou wat, maar als verkoopresultaat = verkoopprijs -/- kostprijs, terwijl we nu zowel de verkoopprijs als het verkoopresultaat per stuk weten, dan kunnen we ook meteen de kostprijs bepalen: 5,50. Die hebben we straks vast en zeker nodig! 8. En die andere lijn, die van het totale bezettingsresultaat? Ook die geeft veel informatie. Jij weet dat het bezettingsresultaat wordt bepaald door (verwachte productie -/- normale productie) * (totale constante kosten / normale productie), dus iets meer in woorden door (afwijking van de normale productie) * (component voor de constante kosten in de kostprijs). Kortom, en dat heb je uiteraard paraat: als de verwachte productie gelijk is aan de normale productie, dan is het (verwachte) bezettingsresultaat 0. Yes, dan kunnen we dus meteen zien wat de normale productieomvang is: 70.000 stuks. Gecontroleerd? 9. Kunnen we nog iets anders met de lijn van het totale bezettingsresultaat? Ja, want bij 0 stuks productie is het bezettingsresultaat het meest negatief. Hoe negatief? Vul eens 0 in voor verwachte productie in de schuingedrukte formule hierboven en je ziet: het totale bezettingsresultaat is (0 -/- N) * (TCK / N), ofwel (-/- N * TCK / N), ofwel -/- TCK. 10. Dus? Bij 0 stuks is het totale bezettingsresultaat net zo groot als de totale constante kosten, maar dan (uiteraard) negatief. Even redeneren? Bij 0 stuks kan ik niets van de constante kosten laten doorwerken in de kostprijs (en vervolgens terugverdienen door de boel te verkopen), reden waarom ik met de volledige constante kosten blijf zitten. Kortom, uit het lijntje van het totale bezettingsresultaat kunnen we meteen afleiden dat de totale constante kosten 300.000 belopen. Opgave a Tekenen En nu niet, na al dit voorwerk, de fout ingaan door de uiteraard horizontale lijn van de totale constante kosten te tekenen ter hoogte van -/- 300.000! Plaats de lijn correct: horizontaal bij 300.000, want zo hoog zijn die kosten (zie hierboven). Vergeet niet de letters TCK te plaatsen: heb je alles goed, kost een dergelijk slordigheidje je nog het puntje dat je ermee kon verdienen. Zonde!

Opgave b Variabele kosten per product Best hoor, laat je maar afleiden door die vermelde 80.000 stuks. Is dat de normale productieomvang? Nee, die is 70.000 stuks, dat hebben we al gezien. Is het dan de break-even-omvang? Wat denk je zelf: ligt de break-even-omvang logischerwijs onder, boven of op het niveau van de normale productie? Wat doen we nog moeilijk? Door goed te kijken en een mini-beetje te rekenen weten we al dat de kostprijs 5,50 is, dat de totale constante kosten 300.000 zijn en dat de normale productieomvang 70.000 stuks is. Tja appeltje-eitje: de component voor de constante kosten in de kostprijs is dus afgerond 4,29, waardoor de variabele kosten per stuk 1,21 moeten zijn. Opgave c Break-even Ook hier: goed lezen! Je hoeft alleen maar een q met een sterretje te plaatsen, maar natuurlijk wel op de goede plaats op de horizontale as. Wat is de break-even-q? Je kent (als het goed is) drie manieren om die te bepalen. Pas er daarvan minstens twee toe, waardoor je je antwoord gericht kunt controleren. Als volgt, en zie dan meteen dat die drie methoden weliswaar verschillend zijn, maar op kernpunten veel op elkaar lijken: TO = TK of TO -/- TK = 0 TO = 8*q, TK = 300.000 + 1,21*q (en dus niet TK = 5,50*q, een veelgemaakte fout! Wat is de denkfout van iemand die deze vergissing maakt?) q = 44.183 stuks (vermeld altijd het woord stuks, om je docent of examinator niet te laten denken dat je mogelijk Euro s, kilo s, olifanten of nog iets anders bedoelt) Break-even is bij (TCK / dekkingsbijdrage per stuk), ofwel: 300.000 / (verkoopprijs -/- variabele kosten) = 300.000 / 6,79, q = 44.183 En de derde methode, wie weet heb je die op enig moment onverkort nodig: Bedrijfsresultaat = verkoopresultaat + bezettingsresultaat Bij break-even = bedrijfsresultaat = 0 Verkoopresultaat is al meteen positief, bezettingsresultaat moet dus negatief zijn Aha, nu is (nogmaals) duidelijk dat de break-even-q onder de normale productie ligt In formulevorm, volg die letter voor letter: 0 = (8,00 -/- 5,50)* q + (q -/- 70.000)*(300.000 / 70.000) 0 = 2,50*q + 4,29*q -/- 300.000 300.000 = 6,79*q q = 44.183.

Met daarbij: afgezien van het eerdere afronden moet je een break-even-q, die niet op een geheel getal uitkomt, altijd naar boven afronden. Niet alleen kan je lastig halve of andere delen van een product verkopen, ook wil je hoe-dan-ook geen verlies lijden. Naar boven afronden doe je uiteraard ook met niet-meteen-fraaie uitkomsten van aantallen mensen die gemiddeld in een bus passen, het aantal kamers in een hotel dat per nacht minimaal bezet moet zijn, et cetera. Tenslotte: kijk in de grafiek of het ongeveer kan kloppen: bij de berekende break-even-q moet het positieve verkoopresultaat even groot zijn als het negatieve bezettingsresultaat. Check? ** Moeilijk, het bovenstaande? Dan weet je wat je te doen staat: terug naar de theorie, veel opgaven maken, tegenvragen bedenken en maken, filmpjes kijken (www.hordijk-meno.org, filmpje 12a), de stof verkennen met klasgenoten en, als je alles hebt gedaan wat je redelijkerwijs zelf kan doen, met je nog resterende vragen je docent benaderen. Succes! Frank Hordijk 5 november 2016