Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld

Transcriptie

1 Samenvatting door Sabien 1939 woorden 15 juni keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Management en Organisatie Hoofdstuk 26 paragraaf 1 'Kostensoorten' Kostensoorten binnen een industriële onderneming: 1. Grondstofkosten: Kosten van de grondstoffen, materialen en halffabricaten die nodig zijn voor het product. Deze kosten zijn variabel, ze staan in direct verband met de hoeveelheid producten. 2. Arbeidskosten: Lonen, sociale lasten, pensioenvoorziening. Vaak constant omdat een groot deel van de werknemers in vaste dienst zijn, soms variabel; arbeidskrachten of overuren. 3. Overige variabele kosten: Kosten die samenhangen met het product, ze zijn voor het product zelf niet nodig (zoals verpakkingskosten) 4. Kosten van duurzame productiemiddelen: De kosten die gemaakt worden door de kapitaalgoederen (vaste activa) zoals gebouwen. Door de waardedalingen vind er afschrijving plaats; afschrijvingskosten. Ook ontstaan er interest-/rentekosten over het geïnvesteerde vermogen. Bij het huren of leasen, zijn er huur- of leasekosten. Deze kosten zijn allemaal constant. De overige kosten die samenhangen met duurzame productiemiddelen, de complementaire kosten (reparatiekosten, onderhoudskosten en energiekosten) zijn deels constant (contracten) en deels variabel. 5. Kosten van de grond: Kleine kans op afschrijvingskosten omdat grond niet snel van waarde verminderd. Wel moet er aan interestkosten gedacht worden over het geïnvesteerde vermogen. 6. Kosten van diensten van derden: Kosten door uitbesteding. 7. Kosten van belastingen: belastingen waarvoor de onderneming als 'incasseerder' optreedt voor de Belastingdienst winstbelastingen kostprijsverhogende belastingen hiervan zijn alleen de kostprijsverhogende belastingen ook daadwerkelijk kosten voor de onderneming, daarom worden ze in de kostprijs opgenomen. (motorrijtuigenbelasting, onroerendezaakbelasting, invoerrechten, accijnzen) 8. Financieringskosten (rentekosten): De rente die via verkoop en kostprijs wordt terugverdiend over het vreemd vermogen, wordt uitbetaald aan de verschaffers van het vreemd vermogen. De rente die via verkoop en kostprijs wordt terugverdiend over het eigen vermogen, wordt uitbetaald aan de verschaffers van het eigen vermogen. Zo worden er hoe dan ook rentekosten Pagina 1 van 6

2 gemaakt. Paragraaf 2 'Kostenindelingen' Het verschil tussen ondernemingen met massaproductie en ondernemingen met stukproductie, met bijbehorende kostenindelingen. Massaproductie: vaak gedurende vele jaren wordt hetzelfde product gemaakt (homogeen) er wordt geen rekening gehouden met de wensen van de individuele consument op grote schaal geproduceerd; vergaande automatisering; verlaging van de kosten = schaalvoordelen kosten onderverdeeld in constante en variabele kosten. (constant= kosten die niet direct veranderen als de productie/afzet veranderd, ze nemen wel toe door prijsstijgingen of uitbreiding van de productiecapaciteit) de variabele kosten zijn proportioneel: ze veranderen in dezelfde mate als de afzet de constante kosten worden door de 'normale bezetting' (normale productie en afzet) in de kostprijs opgenomen. Deze omvang ligt iets lager dan de maximale productiecapaciteit omdat er rekening wordt gehouden met onvoorziene omstandigheden Stukproductie: heterogene productie er wordt wel rekening gehouden met de wensen van de individuele consument kosten onderverdeeld in directe en indirecte kosten. direct = de ondernemer kan precies zeggen voor welk product of welke order de kosten worden gemaakt indirect = alle overige kosten die de ondernemer heeft, zoals afschrijving en interest. Paragraaf 3 'Bepaling van het machine-uurtarief' De constante machinekosten en de variabele machinekosten worden vaak berekend door middel van een tarief per machine-uur --> Cs/Nu + Vs/Bu Cs = constante machinekosten Vs = variabele machinekosten Nu = normale aantal machine-uren Bu = begrote aantaal machine-uren Paragraaf 4 'Kostprijs' Het verschil aangeven tussen verwachte kosten, werkelijke kosten en standaardkosten. De kostprijs bij massaproductie op basis van constante en variabele kosten berekenen. In de voorcalculatie wordt er een schatting gemaakt van de begrote of verwachte kosten. Hierbij wordt de kostprijs (standaardkostprijs) berekend, de som van de toegestane of standaardkosten per product. De standaard kosten zijn de kosten die de onderneming maakt als de productie onder normale omstandigheden plaatsvindt. --> Cs/Np + Vs/Bp Cs = totale constante standaardkosten Vs = totale variabele standaardkosten Np = normale productie Bp = begrote productie Als het product klaar is, wordt er gekeken wat de daadwerkelijke kosten waren, de nacalculatie. Pagina 2 van 6

3 Paragraaf 5 'Efficiencyresultaten' Efficiencyresultaat (op variabele kosten)= een resultaat omdat er meer of minder van een productiemiddel is gebruikt dan toegestaan --> (sh-wh) x sp sh = de standaard- of toegestane hoeveelheid wh = de werkelijke hoeveelheid sp = de standaard- of toegestane prijs Paragraaf 6 'Prijsresultaten' Prijsresultaat (op variabele kosten) = een resultaat omdat er meer of minder voor een productiemiddel is betaald dan toegestaan --> (sp-wp) x wh sp = de standaard- of toegestane prijs wp = de werkelijke prijs wh = de werkelijke hoeveelheid Budgetresultaat = toegestane kosten - werkelijke kosten Paragraaf 7 'Resultaten op constante kosten' Bezettingsresultaat = een resultaat dat aangeeft in welke mate de constante kosten worden gedekt. Worden er meer producten geproduceerd en verkocht dan normaal, dan spreken we van winst wegens overbezetting --> (Bp - Np) x Cs/Np Bp = begrote productie/afzet Np = normale productie/afzet Cs = totale constante standaardkosten Je kunt ook uitgaan van het machine-uurtarief. In dat geval --> (Bu - Nu) x Cs/Nu Voor de nacalculatie veranderd de B (begroot) slechts in een W (werkelijk) Management en Organisatie hoofdstuk 27 Paragraaf 1 'Berekening van de fabricage- en commerciële kostprijs' Fabricagekosten = alle kosten die nodig zijn om de producten te vervaardigen Verkoopkosten = alle kosten die worden gemaakt om de geproduceerde eenheden te verkopen Fabricagekostprijs --> Cs/Np + Vs/Bp Commerciële kostprijs --> fabricagekostprijs + Cs/Na + Vs/Ba Paragraaf 2 'Berekening van de verkoopprijs' Verkoopprijs = commerciële kostprijs + verkoopwinst (winstopslag) + btw Paragraaf 3 'Berekening en analyse van het voorcalculatorische bedrijfsresultaat' Verwacht verkoopresultaat = verwachte afzet x (verkoopprijs excl. btw - commerciële kostprijs) Bezettingsresultaat op constante fabricagekosten --> (Bp-Np) x Cs/Np Bezettingsresultaat op constante verkoopkosten --> (Ba-Na) x Cs/Na Paragraaf 4 'Terugrekenvraagstukken en break-evenanalyse' Break-evenformule --> C/(p-v) of TO=TK verwachte afzet = (C + verwachte winst) / (p-v) of TO-TK Management en Organisatie hoofdstuk 28 Paragraaf 1 'Berekening en controle van het nacalculatorische bedrijfsresultaat' Pagina 3 van 6

4 Gerealiseerd verkoopresultaat = werkelijke afzet x (verkoopprijs - commerciële kostprijs) Gerealiseerd budgetresultaat = werkelijke afzet x commerciële kostprijs - werkelijke kosten Gerealiseerd bedrijfsresultaat = gerealiseerd verkoopresultaat + gerealiseerd budgetresultaat Paragraaf 2 'Analyse van het nacalculatorische bedrijfsresultaat' Nacalculatorisch budget: er wordt achteraf bepaald wat de kosten hadden mogen zijn bij de werkelijke productie en afzet. Paragraaf 3 'Beleidsbeslissingen' Voor een analyse van de kosten gaat een onderneming meestal uit van het nacalculatorische budgetresultaat. Waarom is de verkoopprijs lager geweest? Waarom is de verwachte afzet niet gehaald? Waarom is de afzet veel hoger dan verwacht? Waarom wijken de cijfers zo af van andere jaren? o.a. deze vragen kan een onderneming gebruiken voor de analyse. Management en Organisatie hoofdstuk 29 Paragraaf 1 'Berekening van de kostprijs en de verkoopprijs bij de primitieve opslagmethode' Bij stukproductie, met directe en indirecte kosten. De directe kosten worden in de kostprijs opgenomen op basis van ervaringen, dit is dan eenvoudig te bepalen. De indirecte kosten worden echter in de kostprijs opgenomen d.m.v. een opslag(percentage) op de directe kosten. Primitieve opslagmethode = enkelvoudige opslagmethode: slechts één opslagpercentage. Dit is een opslag op de directe loonkosten, een opslag op de grondstofkosten, of een opslag op de totale directe kosten. Kostprijs= directe kosten + opslag indirecte kosten + winstopslag + btw = verkoopprijs incl. btw Een nadeel van deze methode is dat er 3 kostprijzen mogelijk zijn. Welke van deze 3 het meest juist is, hangt af van de samenhang tussen de directe en indirecte kosten. Paragraaf 2 'Berekening van de kostprijs en de verkoopprijs bij de verfijnde opslagmethode' Bij stukproductie, met directe en indirecte kosten. De directe kosten worden in de kostprijs opgenomen op basis van ervaringen, dit is dan eenvoudig te bepalen. De indirecte kosten worden echter in de kostprijs opgenomen d.m.v. een opslag(percentage) op de directe kosten. Verfijnde opslagmethode = meervoudige opslagmethode: meerdere opslagpercentages. Bij deze opslagmethode is er slechts één kostprijs, ondanks verschillende opslagpercentages. Paragraaf 3 'Terugrekenvraagstukken bij heterogene productie' Paragraaf 4 'Berekening, controle en analyse van het nacalculatorisch bedrijfsresultaat' Ook bij stukproductie is het nacalculatorisch bedrijfsresultaat van belang. Vanuit dit perspectief kunnen dan andere beslissingen genomen worden. --> gerealiseerd verkoopresultaat + gerealiseerd budgetresultaat gerealiseerde omzet - werkelijke directe en indirecte kosten Paragraaf 5 'Beleidsbeslissingen' Ook bij stukproductie worden er diverse beleidsbeslissingen genomen aan de hand van het nacalculatorische bedrijfs- en budgetresultaat. Het totale resultaat kan echter beïnvloed zijn door een zeer winst- of juist verliesgevende order. Pagina 4 van 6

5 Management en Organisatie hoofdstuk 30 Paragraaf 1 kosten en uitgaven Bij permanentie wordt er vaker per jaar een winst-en-verliesrekening opgesteld, zo is er permanent overzicht. Dit heeft als doel een gelijkmatige verdeling van kosten en opbrengsten, zo is dit niet afhankelijk van toevallige momenten. Transitorische posten: uitstelposten kosten vooruitbetaald boeken van de kosten wordt uitgesteld 'Vooruitbetaalde bedragen' debetkant, de andere partij moet nog aan zijn verplichtingen voldoen anticipatieposten kosten achteraf betaald kosten geboekt voordat ze worden betaald 'Nog te betalen bedragen' creditkant, je hebt nog een verplichting aan de andere partij Paragraaf 2 'Opbrengsten en ontvangsten' Transitorische posten: uitstelposten opbrengsten worden vooruit ontvangen boeken van de opbrengsten wordt uitgesteld 'Vooruitontvangen bedragen' creditkant, je hebt nog een verplichting aan de andere partij anticipatieposten opbrengsten achteraf ontvangen opbrengsten geboekt voordat ze worden ontvangen 'Nog te ontvangen bedragen' debetkant, de andere partij moet nog aan zijn verplichtingen voldoen Paragraaf 3 'Balans en winst-en-verliesrekening' Een balans geeft een overzicht van bezittingen, schulden en het eigen vermogen van een onderneming. De balans wordt onderverdeeld in de debet- en creditkant. Aan de linkerkant (debetkant) staan alle bezittingen. Eerst vaste activa, dan vlottende activa en daarna de liquide middelen. De rechterkant is de creditkant. Hierop staat het eigen vermogen en de schulden. Eerst het eigenvermogen, gevolgd door het vreemd vermogen op lange termijn, en dan het vreemd vermogen op korte termijn. Op de balans kunnen mutaties plaatsvinden. Een winst-en-verliesrekening geeft een overzicht van de opbrengsten en kosten van een onderneming, deze heeft betrekking op een bepaalde periode. Hij kan worden weergegeven in scronto- of in paginavorm. Bij de scrontovorm heeft het dezelfde vorm als een balans, in paginavorm staat alles onder elkaar gerangschikt. Ook kunnen er mutaties op de winst-en-verliesrekening plaatsvinden. Deze worden alleen opgesteld als het winstsaldo veranderd. Paragraaf 4 'liquiditeitsbegroting' Een liquiditeitsbegroting laat zien over hoeveel liquide middelen een onderneming kan beschikken in één of een aantal toekomstige perioden. Hiervoor maken we een overzicht van de verwachte ontvangsten en uitgaven per kas en bank. Er wordt bepaald hoeveel geld er binnen komt, en hoeveel er uit moet in die perioden. Pagina 5 van 6

6 Als er telkens meer geld binnenkomt dan er uit gaat, zijn er geen liquiditeitsproblemen. In het geval van illiquide, kan de onderneming niet meer aan de betalingsverplichtingen voldoen. Of dit in de loop van de periode zal voorkomen, kan ook op de begroting worden gezien. Als het een tijdelijk tekort is, kan dit met een kort krediet worden opgevangen. Is het echter van structurele aard, dan moet het eigen vermogen vergroot worden of moet er lang vreemd vermogen worden aangetrokken. Meer manieren om de liquiditeit te verbeteren zijn (tijdelijk tekort): het uitstellen van inkopen meer leverancierskrediet bedingen betaling van investeringen uitstellen leasen i.p.v. zelf kopen de winst niet in contanten uitkeren maar in aandelen, of kleiner deel van de winst uitkeren en meer reserveren aan debiteuren een korting voor contante betaling aanbieden opbrengsten die geen ontvangsten zijn ontvangsten die geen opbrengsten zijn kosten die ook uitgaven zijn kosten die geen uitgaven zijn uitgaven die geen kosten zijn Een balans geeft een overzicht over een bepaald moment. Deze grootheden zijn dan voorraadgrootheden, ze geven de situatie weer op een bepaald moment. Een winst-en-verliesrekening geeft een overzicht over een bepaalde periode. Deze grootheden zijn stroomgrootheden, ze geven de situatie weer over een bepaalde periode. Ook de bedragen op een liquiditeitsbegroting zijn stroomgrootheden. Pagina 6 van 6