Aanwijzen Urgentiegebieden

Vergelijkbare documenten
Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen.

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus Decosnummer: 226. E. T.

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen.

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING

Raadsvergadering d.d. : 30 maart 2017 Agendanr.: : Bouwen, wonen en milieu

Rode draad van deze toelichting

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : 10 Datum :

Onderwerp: Geurgebiedsvisie gemeente Lopik en Verordening geurhinder en veehouderij 2008

MEMO aan. : Ton Smits, Gemeente Asten van. : Fred Stouthart, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant datum : 4 november 2013 afschrift : --

De Marke III te Hengevelde

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Bedrijfsontwikkeling-uitbreiding

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch

RAADSVOORSTEL (via commissie) BIJ ZAAKNUMMER: AST/2016/010201

LOG Montfort - Maria Hoop

Onderzoek Geur en fijnstof PlanMER Langedijk D E F I N I T I E F

Achterstraat 13a en 15, Randwijk

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Bijlagen: 1. Ingediende zienswijze; 2. Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oosterhout, inclusief toelichting.

Betreft : Quickscan geur ontwikkelingslocaties 01 t/m 05, 10 t/m 12, 18,23 en 32

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016

Plan van aanpak urgentiegebieden

Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening

Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark

GEUR EN FIJN STOF IN DE GEMEENTE HILVARENBEEK

Intensieve veehouderij en gezondheid

EVALUATIE GEURBELEID Gemeente Boxtel

ONDERZOEK UITBREIDINGSRUIMTE VEEHOUDERIJ

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg

Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven

GEURGEBIEDSVISIE DEURNE

Werkconferentie: Belevingsonderzoek Intensieve Veehouderij in relatie tot volksgezondheid. Gemeente Reusel-De Mierden 29 september 2015

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

UIT Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van Dam Onderwerp:

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning)

Geuronderzoek Urlingsestraat 11A Oeffelt

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Gemeente Boxmeer. Nummer:. de Raad van de gemeente Boxmeer. Boxmeer, 14 april 2015

Stand van zaken duurzaam veehouderijbeleid. 5 november 2013

GEURBELASTING VEEHOUDERIJEN OP LOCATIE HET MEER IJSSELMUIDEN

Geuronderzoek omgekeerde werking bij woningbouw. Moleneind 25, Loon op Zand

Die zienswijzen die betrekking hebben op het onderdeel milieu betreffen, kort samengevat, het volgende.

Opdrachtgever: Gemeente Hilvarenbeek projectnummer:

Geuronderzoek. Agrarisch kinderdagverblijf t Broek 8 Nistelrode

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Ledenbrief Stopdestank Deurne Vereniging voor bescherming van volksgezondheid, leefbaarheid en milieu nummer 45 mei 2015

1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER)

Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied schijfsebaan 4a zijn 9 stuks veehouderijen gelegen, te weten aan de:

Onderzoek Geurhinder Veehouderijen V-Stacks Gebied en V-Stacks Vergunning

Onderzoek geurbelasting. Opdrachtgever: maatschap Otten Parallelweg PB IJSSELMUIDEN. Datum: 15 november Status: definitief (aangepast)

Veehouderij en volksgezondheid

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN

Berekening in verband met ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Achterweg 70 en 74 in Herwijnen (gemeente Lingewaal).

EVALUATIE EN GEBIEDSVISIE GEUR EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE BLADEL

GEURVERSPREIDINGSONDERZOEK REIJSEWEG 35, DE MORTEL

Intensieve veehouderij en gezondheid. Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009

Omgekeerde werking en leefklimaat

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Voorstel raad - verordening

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

In antwoord op uw brief van 2 maart 2016 vindt u hieronder de beantwoording van uw schriftelijk gestelde vragen over de veehouderij.

Omgekeerde werking en leefklimaat

geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2014/2

Rapportage geur Project Buitenkans, Vrouwboomweg te Horst

GEURONDERZOEK BEDRIJVENTERREIN VOEDERHEIL ZEELAND. In verband met wijziging verordening geurhinder en veehouderij gemeente Landerd

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

Berekening geuremissie contouren Boonkweg 21

Geuronderzoek voorgrondbelasting Achterdijk 10 Hedel

Gevolgen van megabedrijven in de intensieve veehouderij voor milieu en landschap

RAADSINFORMATIEBRIEF

Geuronderzoek Locatie Oude Aaltenseweg 37 Lichtenvoorde

Inspraaknota ontwerp 'Beleidsregel omgekeerde werking woon- en leefklimaat'.

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

Economisch hart van de Kempen

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel Fax Datum: 1 augustus 2012

CONCEPT regels Verordening ruimte 2014 naar aanleiding van de dialoog Brabants mestbeleid

EVALUATIE GEURGEBIEDSVISIE GEMEENTE SOMEREN 2017

Voorgrondnormen verordening 2011

Volksgezondheid en veehouderij

Omgekeerde werking en leefklimaat

Geurgebiedsvisie plangebied. Seinenweg 2 en omgeving te Markelo

Rapport. Actualisatie geuronderbouwing Spechtenlaan. Gemeente Uden

KNELPUNTENANALYSE ABCOUDE ONDERBOUWING VERORDENING ogv WET GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ

Onderzoek geurhinder veehouderijen (V-Stacks Gebied, V-Stacks Vergunning)

Geuronderzoek. Bandijk 33 datum 7 oktober BK Lathum opsteller ing. D.J. (Dick) Hengeveld locatie Bandijk 33a telefoon

Informatiebijeenkomst Fijnstof. Jos van Lent, provincie Noord Brabant

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Transcriptie:

Conceptvoorstel Aanwijzen Urgentiegebieden Gemeente Reusel-De Mierden Versie 25 juli 2014 Relaties bedrijf-omgeving (bron: publicatie Boeren voor een schone omgeving ) Behoort bij het besluit van de gemeenteraad van Reusel-De Mierden 23 september 2014 nummer mij bekend, de griffier, J.C.M. van Berkel. 1

2

Voorwoord De discussie over de intensieve veehouderij is al jaren gaande binnen onze gemeente. In vergelijking met andere Brabantse gemeenten kent onze gemeente een aantal concentratiegebieden met een groot aantal varkenshouderijen, met een groot aantal dieren. In deze discussie is het niet zo dat de burger de boer zijn boterham niet gunt, maar maakt de burger zich zorgen over haar gezondheid en de ervaren hinder als gevolg van de grote groei van een aantal intensieve veehouderijbedrijven. Om tot een verbetering van het woon- en leefklimaat in onze gemeente te komen, zijn onlangs de voorwaarden voor de uitbreiding van een intensieve veehouderij flink aangescherpt. De beschikbare gemeentelijke instrumenten (bestemmingsplan, de geurverordening en het aanvullend toetsingsinstrument gezondheid bij veehouderij) zijn daarvoor benut met als motto ruimte bieden voor ontwikkeling. Omdat deze instrumenten uitsluitend betrekking hebben op uitbreidingen van veehouderijen, wordt de bestaande overbelaste situatie niet van vandaag of morgen opgelost. Daarom heeft ook onze gemeente nadrukkelijk aan de hogere overheden gevraagd om meer handvatten te bieden om te komen tot een goed woon- en leefklimaat binnen onze gemeente. Eenzelfde signaal is o.a. afgegeven tijdens de spraakmakende Ruwenberg-conferentie over een zorgvuldige veehouderij, georganiseerd door de provincie Noord Brabant. In de slotverklaring van deze conferentie hebben medestanders en tegenstanders verklaart: De standaard te zetten voor duurzaamheid. De nieuwe denklijn in Brabant is een verschuiving van industrial naar community farming; een situatie waarbij boeren en burgers de dragers van de voedselproductie, leefbaarheid, beleving en beheer van het landschap zijn. Deze transitie vraagt een belangrijke gedragsverandering van alle schakels van de keten en dus ook van de consument. Vanuit de gemeenschap, met burgers en bedrijven, wordt gewerkt aan een integrale benadering van duurzame landbouw en gezonde voeding als ook one health.. Binnen voornoemde context biedt de provincie de mogelijkheid om zogenaamde urgentiegebieden aan te wijzen. Dat zijn gebieden waar inwoners overlast ervaren van de intensieve veehouderij als gevolg van geur, fijnstof en beleving. Doelstelling van de provincie is, dat er in 2020 geen overbelaste gebieden meer zijn in Brabant. Graag wil de gemeente samen met jullie als inwoners komen tot een aanwijzing van deze urgentiegebieden. De eerste aanzet daartoe heeft al plaatsgevonden op 1 juli 2014 waarin iedereen kon aangeven of hij of zij hinder ervaart vanuit de intensieve veehouderij. De ervaringen van deze avond zijn benut om te komen tot een eerste aanzet voor de aanwijzing urgentiegebieden. Benadrukt moet worden, dat de voorgestelde urgentiegebieden naast feiten over fijnstof en geur ook gevoelsmatige aandachtsgebieden betreft. Om te komen tot een gedragen proces, nodig ik iedereen uit om dit document aandachtig te lezen en te reageren, zodat iedereen zich gekend voelt in deze maatschappelijke discussie zonder dat een duidelijke oplossing op dit moment voor handen is. Wethouder Cees van de Ven 3

Aanleiding Context Ontwikkelingen in de intensieve-veehouderij, maar vooral de al lang lopende schaalvergroting en in het bijzonder de ontwikkeling in de richting van megastallen, hebben geleid tot discussies onder omwonenden over de gezondheidsrisico s veroorzaakt door de intensieve veehouderij. Door de Q-koortsuitbraak, die samenhangt met het intensief houden van melkgeiten, en de ontdekking van de resistente veegerelateerde ST398 MRSA bacterie in de veehouderijketen enige jaren geleden, is deze discussie in een stroomversnelling gekomen. Deze maatschappelijke discussie maakt duidelijk, dat de (uitbreiding van) veehouderij in Nederland niet op dezelfde voet door kan gaan. Vooral op het gebied van dierenwelzijn, het milieu en de volksgezondheid moet de veehouderij zich aanpassen om draagvlak te blijven houden / terug te verdienen in de samenleving. Zowel de organisaties van dierenwelzijn, milieu, volksgezondheid als de boeren lijken ervan te zijn overtuigd dat er veranderingen nodig zijn. Binnen deze maatschappelijke context heeft de provincie Noord Brabant zich ten doel gesteld om te Komen tot een Zorgvuldige Veehouderij in 2020 (ZV2020). Dat betekent, dat ondernemers produceren in harmonie met de omgeving en met maximale aandacht voor gezondheid, dierenwelzijn en milieu en waarbij er in 2020 geen overbelaste gebieden meer zijn in Noord-Brabant. De sector staat voor kwaliteit met internationale uitstaling en maakt bedrijfseconomisch gezonde marges mogelijk. Alle spelers in de keten werken krachtig samen om deze unieke positie te bereiken en te handhaven. Om te komen tot een zorgvuldige veehouderij is in de Verordening ruimte 2014 bepaald dat een ondernemer pas een vergunning tot uitbreiding kan aanvragen als hij zijn plannen heeft besproken met zijn omgeving en als hij de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) heeft ingevuld. Het vergunningverleningsproces is dus veranderd, maar daarmee zijn de bestaande overbelaste situaties/knelpunten niet opgelost. Daarom is tegen de overlast op gebiedsniveau de aanpak urgentiegebieden opgesteld. Wel of geen urgentiegebieden? De gemeente Reusel-De Mierden heeft onlangs al maatregelen genomen die moeten leiden tot een zorgvuldige veehouderij. In het Bestemmingsplan Buitengebied 2009, herziening fase 1A, de gemeentelijke geurverordening en het Aanvullend toetsingsinstrument gezondheid bij veehouderij zijn in 2013 aangescherpte en nieuwe voorwaarden opgenomen waaraan een nieuwe uitbreiding van een intensieve veehouderij moet voldoen. Uitgangpunt van deze gemeentelijke beleidsinstrumenten is dat ontwikkeling moet leiden tot verbetering. Om ook voor bestaande overbelaste situaties/knelpunten naar oplossingsmogelijkheden te zoeken, worden de zogenaamde urgentiegebieden geïntroduceerd. Het voorliggende document is bedoeld als eerste stap in het proces voor de aanpak urgentiegebieden. Urgentiegebieden zijn gebieden waar zich één of meer overbelaste situaties voordoen zoals bijvoorbeeld door een te hoge geur- en fijnstofbelasting. Enkel en alleen het aanscherpen van de generieke wet- en regelgeving wordt niet als oplossing gezien. Het gaat namelijk om de reductie van emissies, de ontwikkeling van bedrijven die passen in de omgeving en de leefbaarheid op het platteland. Dit laatste heeft ook sociale en emotionele aspecten die niet geregeld worden in wet- en regelgeving. Er wordt ruimte gevraagd voor een nieuwe manier van denken, maatwerk, ontwikkeling van bedrijven die passen in de sociale en fysieke omgeving, kennisuitwisseling en dialoog. Daarom speelt de waarneming en de beleving van omwonenden een belangrijke rol bij de totstandkoming van de bepaling van urgentiegebieden. 4

Kortom, de eerste stap in de gemeente Reusel-De Mierden betreft de keuze om geen of juist wel urgentiegebieden aan te wijzen en zo ja welke? Om deze keuze te maken is het noodzakelijk om inzicht te krijgen of er in onze gemeente knelpunten zijn op het gebied van geur, fijnstof en de beleving van inwoners, die het nodig maken hiervoor urgentiegebieden aan te wijzen. In deze urgentiegebieden gaan we met verbeterplannen aan de slag met als doel dat de knelpunten in 2020 zijn opgelost. Bijeenkomst 1 juli 2014 De grote zaal van de Schakel zat op 1 juli 2014 vol met belangstellenden. Discussieonderwerp van deze avond was; het wel of niet aanwijzen van urgentiegebieden. Het doel van deze avond was om middels een dialoog tussen ondernemers, inwoners en belangenorganisaties er achter te komen wat de beleving rondom de intensieve veehouderij in de gemeente is en welke elementen een rol zouden moeten spelen in het aanwijzen van urgentiegebieden. Na een viertal presentaties met informatie over de intensieve veehouderij en het doel van urgentiegebieden door de Provincie Noord-Brabant, het Urgentieteam, de ZLTO en de gemeente, vond er een plenaire discussie plaats. Daarin werd met de aanwezigen besproken wat de problemen op het gebied van intensieve veehouderij in Reusel-De Mierden zijn en waar ze zich voordoen. Ook werden een aantal voorstellen gedaan om te bepalen hoe de urgentiegebieden aangewezen moeten worden en wat eventueel zou kunnen bijdragen in een beter overleg tussen boer en burger. De vraag of er overlast wordt ervaren van intensieve veehouderijbedrijven kon die avond volmondig met JA worden beantwoord. (Het gespreksverslag van deze avond is raadpleegbaar via de website van de gemeente Reusel-De Mierden) De aard van de ervaren overlast verschilt. Waar de één overlast ervaart door stank, heeft een ander moeite met de omvang van de veestapel en een mogelijke zoönose. Ook het maatschappelijk gebrek aan vertrouwen in de sector en het (gevoelsmatige) gemis van adequate wet- en regelgeving dragen bij aan de problematiek rondom de intensieve veehouderij. Het aanwijzen van urgentiegebieden in de gemeente Reusel-De Mierden wordt dan ook gezien als een logische vervolgstap. Tot 14 juli 2014 konden inwoners ook nog digitaal reageren op de stelling; wel of niet aanwijzen van urgentiegebieden. Meer dan 100 inwoners hebben daar gebruik van gemaakt. Met name vanuit de omgeving Reusel-Zuid en de omgeving Hulsel-Neterselsedijk (LM) zijn reacties ontvangen van zowel voor- als tegenstanders. Deze reacties worden verzameld en tezamen met de inspraakreacties op het voorliggende conceptvoorstel aanwijzen urgentiegebieden gepresenteerd aan de gemeenteraad tijdens de bijeenkomst van maandag 8 september 2014. Om te komen tot een aanwijzing van urgentiegebieden is vanuit de zaal de suggestie meegegeven om vanuit de verschillende relevante thema s de mate van overlast inzichtelijk te maken en deze verschillende thema s achtereenvolgens te comprimeren tot één kaart. Deze kaart toont de overbelaste gebieden en daarmee de mogelijke urgentiegebieden. Tot slot bleek uit de avond, dat er nog veel vraagtekens bestaan omtrent de urgentiegebieden. Niemand wist precies wat het inhoud als een gebied wordt aangewezen als urgentiegebied en wat de gevolgen zijn. 5

Inzicht in de overlast Om tot een aanwijzing van mogelijke urgentiegebieden te komen, is tijdens de discussieavond op 1 juli 2014 het voorstel geuit om vanuit verschillende objectieve invalshoeken de mate van overlast inzichtelijk te maken. Bekende gegevens om mogelijke overlastgebieden inzichtelijk te maken zijn de aspecten fijnstof, stikstof / ammoniak en geur. In dit hoofdstuk wordt de situatie in Reusel-De Mierden beschreven vanuit de objectieve parameters fijnstof, stikstof / ammoniak en geur, waarvoor wettelijke normstellingen zijn geformuleerd. Daarnaast wordt het aantal dieren en de klachten inzichtelijk gemaakt. Stikstof / ammoniak Voor stikstof zijn de Natuurbeschermingswet (NB) en de Wet ammoniak en veehouderij (hierna aangeduid als Wav) bepalend. De ligging van deze gebieden is aangegeven op onderstaande afbeelding. Afb. 1. Ligging kwetsbare gebieden voor stikstof / ammoniak 6

De mogelijkheden voor ontwikkeling van veehouderijen in de gemeente Reusel De Mierden worden in belangrijke mate bepaald door de eisen en randvoorwaarden die voortvloeien uit de Verordening stikstof en Natura 2000. Per saldo geldt voor veehouderijbedrijven dat zij niet mogen toenemen met hun depositie (neerslag van stikstof) op Natura 2000 gebieden. Dat betekent, dat de bestaande rechten het emissieplafond vormen. In de directe nabijheid van de gemeente Reusel De Mierden zijn zowel op Nederlands als op Belgisch grondgebied Natura 2000 gebieden aanwezig. Vanuit de systematiek van depositiesaldering en de schaarse beschikbaarheid van rechten in de provinciale depositiebank (situatie voorjaar 2013) zal uitbreiding boven het emissieplafond lastig zijn. Voor veehouderijen zijn er echter diverse mogelijkheden om de ammoniakemissie omlaag te brengen door toepassing van emissiearme staltechnieken. De behaalde reductie kan vervolgens met saldering weer worden opgevuld met dieraantallen, waardoor uitbreiding in dieraantallen toch mogelijk wordt zonder toename van emissie. Juist in de vee dichte gebieden, zoals in delen van de gemeente Reusel-De Mierden, zijn er relatief meer bedrijven die daarom kunnen en zullen investeren in emissie-reducerende-technieken. In vee arme gebieden kan de ruimte voor saldering beperkt zijn omdat er minder bedrijven zijn die stoppen of krimpen. Ook zijn er rondom die gebieden minder bedrijven die door de inzet van technieken binnen hun emissieplafond kunnen groeien. Ondanks de getroffen generieke beleidsmaatregelen is de huidige stikstofbelasting in Brabant vrijwel overal te hoog. Er is een permanente hoge depositie van vermestende stoffen (boven de kritische, maximale depositiewaarde), waardoor vegetaties worden beïnvloed. Door vermesting kunnen vegetaties die afhankelijk zijn van schrale omstandigheden en/of verschralend beheer zich niet meer handhaven in een gebied. In Reusel-De Mierden is ook sprake van een overbelaste situatie. Afbeelding 2 toont de indirecte mate van overlast. Deze stikstofemissie en -depositie is berekend op basis van het aantal dierplaatsen in de vergunningen of meldingen van de veehouderijen in de gemeente Reusel-De Mierden. Uit afbeelding 2 blijkt dat vooral op de zuidelijk gelegen Wav- en EHSgebieden in de gemeente zwaar overbelaste piekdeposities optreden van ordegrootte 400-500 mol zuurequivalenten per hectare per jaar, met een uitschieter naar 750-1000. De stikstofdeposities op de overige Wav- en EHS-gebieden in de gemeente liggen in de ordegrootte van 0-300 mol/ha/jaar. Gegeven deze zwaar overbelaste situatie, betekent het dat toename van stikstofdepositie niet meer kan op basis van het huidige toetsingskader, waarbij effecten tot op grote afstanden worden betrokken. Zo worden in het kader van de Verordening stikstof en Natura 2000 van de Provincie Noord-Brabant effecten tot een afstand van 25 kilometer op Nederlandse bodem beoordeeld. Een toename van de emissie en depositie van een veehouderij zal gepaard moeten gaan met een minstens even grote afname van de depositie door het stoppen of krimpen van een andere veehouderij. De depositie mag dus per saldo niet toenemen. Gezien de ligging van de Natura 2000-gebieden ten opzichte van de Wav- en EHS-gebieden (allen liggen verspreid in en om de gemeente) zal een toename van stikstofdepositie op de Wav- en op de EHS-gebieden niet gaan plaatsvinden. Er bestaat echter geen beleid om te komen tot reductie van stikstof. In relatie tot de beleving van overlast is stikstof zelden de directe veroorzaker van hinder. Mogelijke effecten voor de bestaande flora en fauna als gevolg van veehouderij zijn nauwelijks onderdeel van het maatschappelijk debat. Dit neemt niet weg, dat vanuit het perspectief van ecologie stikstof een belangrijke parameter is. Tot slot moet worden gezegd, dat de depositie op het Natura 2000-gebied niet alleen lokaal wordt veroorzaakt, maar het resultaat is van een veelheid aan veroorzakers zoals de landbouw (ca 50%) industrie, verkeer, scheepvaart, woningen, etc. Dit heeft invloed op het Natura 2000- gebied, de provincie, in Nederland en zelfs in het buitenland. Vandaar dat voor het onderwerp stikstof een landelijk Programma Aanpak Stikstof (de PAS) wordt opgesteld. Doel van de PAS is om de vastgelopen vergunningverlening in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 weer vlot te trekken. 7

Afb. 2. Depositie van ammoniak uit stalemissies van veehouderijbedrijven met iv bouwblok op basis van het bestemmingsplan buitengebied 2009 8

Geur Bij het verlenen van vergunningen voor veehouderijen en in de ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met geuroverlast van veehouderijen. De op 1 januari 2007 in werking getreden Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt hiervoor het beoordelingskader. De Wgv stelt eisen aan de maximale geurbelasting die de veehouderij mag veroorzaken op een gevoelig object zoals een woning. De geuremissie en -belasting worden uitgedrukt in zogenaamde Odour Units (OU s). Reusel-De Mierden heeft een eigen geurverordening. De gemeenteraad heeft op 19 december 2013 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Reusel-De Mierden 2013 vastgesteld. Afbeelding 3 toont de geursituatie in de gemeente Reusel-De Mierden (peildatum 2012) In deze verordening is voor de bebouwde kom een geurnorm van 0,1 odour units (ou E /m 3 ) en voor het buitengebied van 5,0 odour units (ou E /m 3 ). Verder maakt een vaste afstandentabel voor de melkrundveehouderij onderdeel uit van verordening (zie tabel 1) 1-100 dieren Vaste afstanden (meters) Melkkoeien, jongvee, zoogkoeien 101-200 dieren 201-300 dieren 301-400 dieren 401 dieren en meer Bebouwde kom 100 125 175 250 300 Buitengebied 50 70 90 140 180 Tabel 1 Nieuwe waarden voor de vaste afstanden van een melkveehouderij naar een geurgevoelig object. Dat betekent dat de geurbelasting voor veehouderijen met dieren met een geuremissiefactor (zoals varkens- en pluimveebedrijven) afhankelijk is van de afstand tot veehouderijbedrijven en de emissie van geureenheden. Voor de meeste veehouderijen (met dieren met een geuremissiefactor, vooral intensieve veehouderij) is de milieugebruiksruimte met betrekking tot geur beperkt. Net zoals voor stikstof /ammoniak zullen veel veehouderijen die willen groeien in het aantal dierplaatsen gebruik moeten maken van technieken om de emissie of belasting te beperken. Die technieken zijn beschikbaar en vergunbaar, maar zullen ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt betaalbaar moeten zijn. Voor bepaalde veehouderijen (zoals melkveehouderijen met alleen melkvee) geldt een vaste afstand. Het uitgangspunt van de gemeenteraad bij het vaststellen van de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Reusel-De Mierden 2013 is het bewerkstelligen van een geuremissie standstil situatie en op termijn een reductie van de geuremissie. Hiermee treedt een verbetering op van woon- en leefklimaat in de gemeente. Reductie van de geuremissie wordt behaald enerzijds bij stoppende veehouderijen en anderzijds door het afromen van emissiewinst bij bedrijfsontwikkeling (50% regeling). Ondanks de getroffen beleidsmaatregelen is de huidige cumulatieve geurbelasting (achtergrondbelasting) op veel plekken in de gemeente te hoog. Om de mate van overbelasting inzichtelijk te maken, is op basis van het gemeentelijke vergunningenbestand berekend en in kaart gebracht welke achtergrondbelasting aan geur optreedt ten gevolge van de stalemissies in gemeente Reusel-De Mierden (referentiejaar 2012). Deze achtergrondbelasting geeft een beeld van het leefklimaat in het buitengebied van de gemeente. In relatie tot de beleving van overlast is geur een directe veroorzaker van hinder. De effecten van de bestaande geur in Reusel-De Mierden als gevolg van veehouderij is een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk debat. 9

Dit signaal komt ook naar voren in de discussie over urgentiegebieden. Door de provincie is een eerste inventarisatie gemaakt van gemeenten met mogelijke urgentiegebieden, waarbij gebruik is gemaakt van een interne berekening van de vergunning gegevens (Bestand Veehouderij Bedrijven (BVB)). Per gemeente is nagegaan hoeveel mensen geurhinder ondervinden boven de provinciale norm. Daaruit kwamen twintig gemeenten naar voren, waar meer dan 10% van de inwoners hinder ondervinden boven de provinciale norm. Op basis van deze lijst ondervindt 67% van de inwoners van Reusel-De Mierden hinder boven de provinciale norm. Nadrukkelijk moet worden vermeld, dat de hieronder staande lijst van twintig gemeenten is gebaseerd op beperkte informatie en heeft daarom ook geen formele status. 10

Afb. 3. Geursituatie Reusel-De Mierden in 2012 (Bron: gemeentelijke geurverordening) 11

Fijnstof Fijnstof wordt gezien als één van de meest schadelijke stoffen van luchtverontreiniging. Tot fijnstof worden in de lucht zwevende deeltjes kleiner dan 10 micrometer (PM10) gerekend. Fijnstof blijft in de lucht zweven en bestaat uit deeltjes van verschillende grootte, van verschillende herkomst, met een verschillende chemische samenstelling. Uit verschillende publicaties is bekend dat fijnstof gezondheidsproblemen en vroegtijdige sterfte kan veroorzaken bij de mens. Concentratie van veehouderijen kan de kans op overschrijding van de fijnstofnormen verhogen. Mogelijk vormt dit een beletsel bij de vergunningverlening voor nieuwe uitbreidingen van intensieve veehouderijen. Het voorkomen van nieuwe overschrijdingen is een belangrijk uitgangspunt van de wet- en regelgeving. In het kader van vergunningverlening zal de gemeente Reusel-De Mierden rekening houden met de wet-en regelgeving met betrekking tot fijnstof. Deze wet- en regelgeving is relatief nieuw. Inmiddels is er een toetsingskader, een verspreidingsmodel en een handreiking over fijnstof in de landbouw. Voor fijnstof gelden de volgende normen: - Een jaargemiddelde concentratie van 40 μg/m3 fijnstof in de buitenlucht. - Een daggemiddelde concentratie van 50 μg/m3 welke maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden. In 2012 ligt de jaargemiddelde achtergrondconcentratie van fijnstof (PM10) in het buitengebied van Reusel-De Mierden tussen 22,5 en 27,5 μg/m3. Dit ligt onder de maximaal toegestane jaargemiddelde concentratie van 40 μg/m3 fijnstof in de buitenlucht. Echter, het gezondheidsadvies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor fijnstof bestaat uit een maximum jaargemiddelde concentratie van 20 μg/m3. Het WHO advies stelt de gezondheid van de mens centraal en is scherper dan die van de EU. De EU hanteert ook 40 μg/m3 maar hanteert wel een scherpere streefwaarde dan de norm zelf. In afbeelding 4 is op basis van het vergunningenbestand (BVB, februari 2013) de cumulatieve bijdrage weergegeven van de bestaande veehouderijbedrijven aan de jaargemiddelde concentratie fijnstof PM10. Hieruit blijkt dat er vooral ten noorden en ten zuiden van de kern Reusel sprake is van een hogere bijdrage van de fijnstof-belasting door veehouderijen. Toch is fijnstof zelden de directe veroorzaker van hinder maar vanuit het perspectief van risico s voor volksgezondheid een belangrijke parameter. Mogelijke risico s voor de volksgezondheid als gevolg van veehouderij zijn een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk debat. 12

Afb. 4. Indicatieve cumulatieve milieubelasting fijnstof vanuit veehouderijen 13

Aantal dieren Navolgende afbeelding laat de ontwikkeling van de Nederlandse veestapel zien tot 2010. Tabel 2 Ontwikkeling Nederlandse veestapel. (bron ARCADIS op basis van CBS cijfers). Ter toelichting op tabel 2 is het volgende van belang: - De veestapel in Nederland en ook Reusel-De Mierden nam sinds het midden van de vorige eeuw sterk toe als gevolg van intensievere landbouwmethoden en de import van veevoer. - Het aantal runderen daalt sinds de invoering van de melkquotering in 1984, om de zuiveloverschotten in Europa te beteugelen. Bij een gelijkblijvend nationaal melkquotum daalde sindsdien het aantal melkkoeien als gevolg van een steeds hogere melkproductie per koe. De laatste paar jaar stijgt het aantal melkkoeien weer als gevolg van geplande afschaffing van het melkquotum. - Na het in 1987 instellen van mestproductierechten is het aantal varkens en kippen in Nederland sinds 1999 gemaximeerd door het invoeren van een systeem van varkens- en pluimveerechten wat sindsdien een plafond betekent voor de totale omvang van de pluimvee- en varkensstapel in Nederland. Dit om milieuredenen om het nationale mestoverschot beheersbaar te houden. De afname van het aantal varkens en kippen begin jaren 2000 komt vooral door de eenmalige opkoopregeling van varkens- en pluimveerechten om het Nederlandse mestoverschot te verminderen. In de periode 2003-2010 groeide de varkens- en kippenstapel weer. Deels komt dit door het uitgeven van extra dierrechten door het rijk, in ruil voor afzet van de mest buiten de Nederlandse landbouw en deels wellicht door een hogere benuttingsgraad van rechten. Ook de rundveestapel groeide weer door verruiming van het melkquotum en door meer vleeskalveren. - De schaalvergroting naar minder maar grotere bedrijven gaat gestaag door. Groeiende bedrijven nemen daarbij grond, melkquotum, varkens- of pluimveerechten over van stoppende bedrijven. Het LEI (LEI Wageningen UR is een onafhankelijk, internationaal toonaangevend, sociaal-economisch onderzoeksinstituut) verwacht dat de komende 15 jaar het aantal landbouwbedrijven in Nederland met circa een derde zal afnemen. Dat betekent een (voortgaande) afname met enkele procenten per jaar (LEI rapport 2010.042). - Op 1 januari 2008 is de zogenoemde compartimentering van de varkens- en pluimveerechten afgeschaft. Deze compartimentering zorgde er voor dat varkens- en pluimveerechten niet konden verschuiven naar en tussen de concentratiegebieden: het concentratiegebied oost (Gelderland, Overijssel en een deel van Utrecht) en het zuidelijke concentratiegebied (Noord-Brabant en Limburg). Sinds begin 2008 heeft zich per saldo een migratie voorgedaan van varkens- en pluimveerechten naar Brabant en Limburg. Op 23 april 2010 heeft het kabinet besloten om de compartimentering met onmiddellijke ingang weer in ere te herstellen overeenkomstig de regels vóór 1 januari 2008. Dit om verdere concentratie van varkens en kippen en het mestoverschot in de concentratiegebieden te voorkomen. 14

In relatie tot het aantal dieren is Reusel-De Mierden één van de meest veedichte gebieden van Nederland. De gemeente heeft een zeer hoge varkensdierdichtheid, te weten: 20,5 varkens/inwoner (bron CBS), terwijl voor heel Nederland de gemiddelde dierdichtheid 0,8 varkens/inwoner bedraagt. In deze cijfers is niet meegewogen dat zeer grote delen van de gemeente uit (beschermde) natuur en de bebouwde kommen bestaat.. Ter illustratie van het aantal dieren toont Tabel 3 de ontwikkeling van het aantal dieren binnen de gemeente Reusel- De Mierden. Tabel 3 geeft een overzicht van het aantal dieren en veehouderijbedrijven in Reusel-De Mierden in de periode 2000-2012. Tabel 3. Aantal dieren en bedrijven (groter dan 3 nge) Reusel De Mierden in de periode 2000 2012 (bron: CBS). Met behulp van het Bestand Veehouderij Bedrijven is navolgend tevens een overzicht gegeven van de omvang en de ligging van de agrarische bedrijven. 15

Afb. 5. Intensieve veehouderij en ligging veehouderijen: extensiveringsgebieden (groen en grijs), verwevingsgebieden (oranje) en landbouwontwikkelingsgebieden (geel). 16

De verwachting is, dat in de toekomst in Reusel-De Mierden de trend naar minder maar grotere bedrijven zal doorzetten. De melkrundveestapel kan gaan toenemen na afschaffen van de melkquotering in 2015. De kans op niet grondgebonden ontwikkeling van de melkveebedrijven wordt dan ook groter. De varkens en kippenaantallen kunnen na 2015 (verder) gaan toenemen door het mogelijk afschaffen van het systeem van varkens- en pluimveerechten in 2015. Momenteel is er nog veel onzekerheid over het toekomstige rijks- en provinciaal beleid en de invloed daarvan op de ontwikkeling van de veestapel in Reusel-De Mierden. Uitgangspunt van het huidige gemeentelijke beleid ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen van intensieve-veehouderij-bedrijven is niet het volledig op slot zetten van veehouderijen, maar Ruimte bieden voor verbetering. Dat betekent, dat bestaande gezonde bedrijven de mogelijkheid dienen te krijgen om zich door te ontwikkelen (binnen de door hogere overheden gestelde grenzen). Dit dient dan echter wel op een dusdanig duurzame manier te gebeuren, dat de ontwikkeling niet leidt tot onacceptabele risico s op de gezondheid en met name zorg draagt voor een goed woon- en leefklimaat. Iedere ruimtelijke ontwikkeling van een intensieve veehouderij met uitbreiding van agrarische bedrijfsgebouwen in de vorm van stallen moet leiden tot een afname van de emissies, zodat daadwerkelijk sprake is van een verbetering van het woon- en leefklimaat. Consequentie is, dat het dierenaantal zal toenemen. De omvang van de toename is niet ingeperkt. Om mogelijke gezondheidsrisico s in te perken moeten bedrijven voldoen aan de Maatlat duurzame veehouderij. Deze maatlat gaat o.a. in op hygiënemaatregelen op bedrijfsniveau. 17

Gezondheid De huidige kennis van verspreiding van ziektekiemen in de verschillende sectoren is beperkt en onderzoek laat wisselende resultaten zien. Uit onderzoeken blijkt dat er verhoogde concentraties van endotoxinen en MRSA-bacteriën kunnen voorkomen in de directe omgeving van varkens- en pluimveebedrijven. Ook het gebruik van antibiotica in de veehouderij levert gevaar op voor de mens in de vorm van antibioticaresistentie. In een recente Q-koortsepidemie is gevonden dat de ziektekiemen afkomstig waren van besmette, drachtige melkgeiten of melkschapen op veehouderijbedrijven. Ook is er een onderzoek waarin is aangegeven dat omwonenden van pluimveestallen met astma en COPD meer last van deze aandoeningen hebben. Het aantal personen met longwegaandoeningen in de directe omgeving van veehouderijbedrijven is echter lager. Van veel ziektekiemen is wel bekend dat er gezondheidsproblemen bij mensen kunnen ontstaan als er een intensief contact is tussen dieren en mensen (bijvoorbeeld Influenza en MRSA). De schaalvergroting in de intensieve veehouderij betekent niet per definitie een verslechtering van de gezondheidsrisico s. Bij nieuwbouw van veehouderijbedrijven kunnen maatregelen (luchtwassers) worden genomen die een aantal dreigingen voor de volksgezondheid kunnen beperken. Ook via de bedrijfsvoering kunnen risico s worden beperkt (bron: brief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Tweede kamer; kenmerk: PG/ZP 2920705;d.d. 29 mei 2009). Verder heeft de GGD enkele jaren geleden (oktober 2011) een informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011 gepubliceerd. De GGD adviseert in haar publicatie om uit voorzorg bij nieuwbouw en planontwikkeling geen intensieve veehouderij in een straal van 250 meter van gevoelige bestemmingen te bouwen en geen gevoelige bestemmingen binnen 250 meter van intensieve veehouderijen te bouwen. De GGD heeft verder geadviseerd dat binnen een zone van 250 1000 meter tussen een landbouwontwikkelingsgebied (LOG) of bedrijf tot een woonkern of lintbebouwing bij vergunningverlening een aanvullende gezondheidskundige risicobeoordeling moet worden uitgevoerd. In het daaruit voortvloeiende advies kunnen dan bedrijfsspecifieke kenmerken zoals diersoort, type bouw (open/gesloten stal), ligging, windrichting en andere ruimtelijke ordeningsaspecten worden meegewogen. Andere partijen zoals het IRAS (Institute for Risk Assessment Sciences), betrokken bij het gezondheidsonderzoek, en de LTO (Land- en Tuinbouworganisatie) hebben kritiek geuit op het advies van de GGD, omdat hiervoor de wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Dat er sprake is van grote leemten in kennis over de relatie tussen intensieve veehouderij en gezondheid wordt door alle partijen onderschreven. Kortom, over de mate waarin gezondheidsproblemen bij omwonenden kunnen ontstaan door verspreiding van ziektekiemen via de lucht kunnen nog geen definitieve conclusies worden getrokken. Mogelijke risico s voor de volksgezondheid als gevolg van veehouderij is een belangrijk onderdeel van het maatschappelijk debat over megastallen / dieraantallen en een belangrijke (belevings)parameter in het kader van urgentiegebieden. 18

Klachten De gemeente heeft de afgelopen jaren klachten ontvangen over met name geurhinder en (intensieve) veehouderij. De herkomst van de klachten concentreren zich in Reusel-Zuid en rond een bedrijf ten zuidwesten van Reusel. Tot slot zijn enkele geurgerelateerde klachten ontvangen uit Hulsel en ten oosten van Lage Mierde (omgeving Neterselsedijk). Ook de quickscan van de reacties n.a.v. de bijeenkomst op 1 juli geeft eenzelfde beeld. De indieners van de klachten worden telefonisch door de gemeente benaderd om naar de aard van de klacht te informeren. De klachtindieners uit Reusel-Zuid beschrijven een vergelijkbaar patroon. In het begin van de avond en/of in de vroege ochtend wordt de overlast als een soort deken van geur omschreven. Veelal met klachten van hoofdpijn en tranende ogen. Daarom is het vermoede van veel klachtindieners dat de luchtwassers s avonds / s nachts uit staan. De overlast is de afgelopen 1 à 2 jaar extremer geworden (wordt door bijna iedereen aangegeven). Hoewel er enkele notoire klachtindieners bij zitten, geven ook enkelen aan nooit eerder in hun leven geklaagd te hebben en dat zij mede namens de hele buurt een klacht indienen. Uit het rapport Geurhinder door veehouderijen in Reusel-De Mierden 2008-2010, analyse naar aanleiding van geurklachten (SRE Milieudienst, 8 juli 2011) blijkt er geen eenduidige verklaring voor de geurklachten te zijn. In het rapport wordt een aantal mogelijke verklaringen aangedragen, zoals het gebruik van brijvoer, piekbelastingen en een andere geurhinderrelatie dan op grond van handreiking bij de Wgv aan de orde is. In de vierjaarlijkse leefbaarheidsenquête GGD leefbaarheidsmonitor wordt bevestigd dat de beleving van geurhinder uit veehouderijen anders is dan de geurhinderrelaties die tot op heden zijn gebruikt bij het opstellen van de geurgebiedsvisie voor de gemeente Reusel-De Mierden. De huidig gebruikte geurhinderrelaties uit de handreiking bij de Wgv sluiten niet aan op de geurhinderbeleving van burgers in de gemeente. De beleefde geurhinder (klachten en de resultaten van de volwassenmonitor 2009 van de GGD) is hoger dan de voorspelde geurhinder. In afbeelding 6 (bron: SRE, presentatie in het kader van de actualisatie van de geurverordening, raadscommissie 4 februari 2013) is het verschil tussen berekende en beleefde geurhinder geïllustreerd. Conclusie - Donkerder gekleurd = meer kans op hinder; - Bij een lagere geurbelasting treedt al hinder op; - Meer in overeen stemming met klachten en leefbaarheidsmonitor. - Klimaat slechter dan gedacht; - Nieuwe geurgebiedsvisie en verordening. Afb. 6. Achtergrondbelasting 2012 volgens Wgv systematiek en volgens benadering leefbaarheidsmonitor. 19

De mogelijke verklaring is de specifieke Reuselse situatie met een grote concentratie van veehouderij in één gebied. Dit in tegenstelling tot andere plekken in Brabant waar ook grote intensieve veehouderijen zijn gevestigd, maar meer verspreid zijn gelegen. Individuele geurcontouren overlappen elkaar en vormen als het ware één grote contour. Dit heeft tot gevolg dat de omgeving (omwonenden) een grote geurpluim afkomstig van meerdere stallen en bedrijven ontvangt. Van welke stal of bedrijf de geur afkomstig is, is door de ontvangers (omwonenden) niet meer te onderscheiden. Er is in zekere zin sprake van een continue geurbelasting (geen pieken maar een geurdeken). Hierbij past niet de dosiseffectrelatie voor meerdere stallen (achtergrondbelasting), want dan zou de ontvanger voor het merendeel van de tijd wel kunnen onderscheiden waar de geur van afkomstig is. Bijvoorbeeld als stallen oostelijk, westelijk en noordelijk van een ontvanger liggen en de ontvanger niet continue door alle stallen wordt gehinderd. In het geval van Reusel zal de geurhinder die het gevolg is van meerdere stallen en bedrijven (bijvoorbeeld zuidelijk van Reusel) moeten worden beoordeeld als zijnde een belasting door één bron: dus als voorgrondbelasting. Dit betekent dat de beoordeling van het woon- en leefklimaat geheel anders wordt. Indien de geurbelasting als één bronsituatie wordt beoordeeld, zoals hierboven is beredeneerd, dan komt de waarde overeen met een matig woon- en leefklimaat. Rekening houdend met de spreiding kan op bepaalde locaties in Reusel de geurbelasting dan als (extreem) slecht worden beoordeeld. Geconcludeerd mag worden dat het voorgaande zal leiden tot een scherpere en meer reële beoordeling van het woon- en leefklimaat. Dit wil zeggen dat bij lagere geurbelastingen dan tot nu toe het geval was, geoordeeld zal worden dat er sprake is van een matig of slecht woon- en leefklimaat. Ook betekent dit dat de waarde voor een acceptabel woon- en leefklimaat lager zal zijn dan de 10 Odour Units die nu in de gebiedsvisies als streefwaarde wordt gehanteerd. Gelet op de resultaten van de evaluatie en de nieuwe inzichten die zullen leiden tot een scherpere beoordeling van het woon- en leefklimaat, kan gesteld worden dat geurbelasting van veehouderijen nu (bestaande situatie) en in de toekomst (bij opvullen bestemmingsvlak) tot knelpunten leidt met betrekking tot geurhinder en woon- en leefklimaat. Dit is aanleiding om te zoeken naar nieuwe geurnormen. 20

Voorstel Urgentiegebieden Op basis van een analyse van de aspecten stikstof / ammoniak, fijnstof, geur, klachten en de ligging van bedrijven ten opzichte van de kernen binnen de gemeente Reusel-De Mierden wordt voorgesteld om vooralsnog drie urgentiegebieden aan te wijzen: Urgentiegebied Reusel-Zuid, Urgentiegebied Reusel-Hooge Mierde en Urgentiegebied Hulsel. Urgentiegebied Reusel-Zuid Kom Reusel Afb. 7 Urgentiegebied Reusel-Zuid 21

Urgentiegebied Hulsel Hulsel Afb 8. Urgentiegebied Hulsel 22

Urgentiegebied Reusel Hooge Mierde Kom Hooge Mierde Kom Reusel Afb 8. Urgentiegebied Reusel Hooge Mierde 23

Proces Opdracht vanuit de provincie is om voor 15 september 2014 urgentiegebieden voor te dragen. Door veel partijen, waaronder de Brabantse gemeenten, is aangegeven dat deze periode te ambitieus is om tot een weloverwogen besluit omtrent de urgentiegebieden te komen. Dit heeft te maken met de procesmatige bottom-up benadering om vanuit en met de inwoners in een gebied een gezamenlijk draagvlak te creëren voor de aanwijzing en uitwerking van urgentiegebieden. Echter door de zwaar overbelaste situatie in Reusel-De Mierden vindt de politiek dat ze haar verantwoordelijkheid moet nemen, het proces niet wil vertragen en daarom conform de planning van de provincie in de raadsvergadering van september 2014 een besluit wil nemen over de urgentiegebieden. Om te voorkomen dat als gevolg van het snelle proces inwoners zich gepasseerd voelen, wordt nadrukkelijk de mogelijkheid geboden om ook na het besluit van september 2014 nog urgentiegebieden voor te kunnen dragen. Om te komen tot de vaststelling van de urgentiegebieden worden de volgende stappen gezet: 1. Behandeling voorliggend conceptvoorstel urgentiegebieden in de collegevergadering van burgemeester en wethouders van 22 juli 2014; 2. Nadat het college heeft ingestemd met voorliggend conceptvoorstel voor de aanwijzing van de urgentiegebieden wordt dit conceptvoorstel ter inzage gelegd van vrijdag 25 juli 2014 tot en met maandag 18 augustus 2014. Tijdens deze periode kan eenieder reageren op het conceptvoorstel tot aanwijzing van urgentiegebied Reusel-Zuid, urgentiegebied Hulsel en urgentiegebied Reusel-Hooge Mierde. 3. Op maandag 8 september 2014 vindt een extra raadscommissievergadering plaats, waarin het conceptvoorstel tot aanwijzing van urgentiegebied Reusel-Zuid, urgentiegebied Hulsel en urgentiegebied Reusel-Hooge Mierde opiniërend wordt behandeld. Ook aan insprekers wordt de mogelijkheid geboden om te reageren op de aanwijzing van deze urgentiegebieden. Tevens zal deze avond de aard en de omvang van de binnengekomen reacties op het conceptvoorstel tijdens de terinzageperiode worden verwoord. 4. Op 23 september 2014 wordt een voorstel over de urgentiegebieden voorgelegd aan de raad ter besluitvorming. 5. Indien de gemeenteraad instemt met de aanwijzing van urgentiegebied Reusel-Zuid, urgentiegebied Hulsel en urgentiegebied Reusel-Hooge Mierde, wordt in de daaropvolgende maanden gewerkt aan een plan van aanpak voor het opstellen van een verbeterplan voor deze urgentiegebieden. Proces en inhoud is op dit moment nog niet voldoende concreet. Inspraak Op grond van de gemeentelijke inspraakverordening wordt aan inwoners en belanghebbenden in de periode van 25 juli 2014 tot en met 18 augustus 2014 de mogelijkheid geboden te reageren op dit conceptvoorstel Aanwijzen Urgentiegebieden. Het conceptvoorstel Aanwijzen Urgentiegebieden ligt vanaf vrijdag 25 juli 2014 tot en met maandag 18 augustus 2014 ter inzage in de centrale hal van het gemeentehuis. De tekst is ook digitaal beschikbaar via de website www.reuseldemierden.nl/urgentiegebieden. Schriftelijke inspraakreacties kunnen tot en met maandag 18 augustus 2014 onder vermelding van inspraak bij conceptvoorstel Aanwijzen Urgentiegebieden worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders, Postbus 11, 5540 AA Reusel. U kunt uw zienswijze ook digitaal indienen via het formulier op www.reuseldemierden.nl/urgentiegebieden. De inspraakreacties worden verwerkt in een eindverslag en betrokken bij de verdere besluitvorming op 23 september 2014. Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden realiseren zich dat de periode van ter inzage samenvalt met de bouwvakvakantie, waardoor wellicht niet iedereen in de gelegenheid is om binnen de gestelde periode te kunnen reageren. Indien u niet in de gelegenheid bent om te reageren binnen de gestelde periode, maar toch wilt reageren, bestaat er de mogelijkheid om tijdens ingelaste opiniërende raadsvergadering van maandagavond 8 september 2014 in te spreken. 24