Inspectie van het Onderwijs I * f *^j*j Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ Koninklijke Visio, Instituut tot onderwijs van Slechtzienden en Blinden Plaats: Amsterdam/Huizen BRIN-nummer: 25HD Onderzoek uitgevoerd op: 6 en 7 oktober 2009 Conceptrapport verzonden op: 27 oktober 2009 Rapport vastgesteld te Groningen op: 14 december 2009 Reproductie van het rapport zonder toestemming van de inspectie of de school/instelling vindt niet plaats anders dan in zijn volledige vorm. Rapport van Bevindingen 25HD Visio Huizen/Amsterdam
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 6 en 7 oktober 2009 een onderzoek uitgevoerd op de Koninklijke Visio, Instituut tot onderwijs van Slechtzienden en Blinden, met vestigingen in Huizen en Amsterdam, om na te gaan of er sprake is van tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijs en in de naleving van wet- en regelgeving. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De inspectie doet in 2009 onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen met een visuele beperking. Het onderzoek op Koninklijke Visio, Instituut tot onderwijs van Slechtzienden en Blinden maakt hiervan deel uit. Onderzoeksopzet Deze rapportage is gebaseerd op: Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de school die bij de inspectie aanwezig zijn; Analyse van de zelfevaluaties en rapportages van de school; Onderzoek op locatie, waarbij o schooldocumenten zijn bestudeerd; o de onderwijspraktijk is geobserveerd op beide locaties; o gesprekken zijn gevoerd met de directie en de coördinatoren leerlingenzorg. In 2004 heeft de inspectie voor het laatst een integraal kwaliteitsonderzoek uitgevoerd op deze school. Vervolgens heeft de inspectie in 2005 onderzoek gedaan naar planmatigheid van de kwaliteitsverbetering en in 2007 zijn de kwaliteitszorg en de leerlingenzorg beoordeeld. Omdat de belangrijkste indicatoren van de kwaliteitszorg destijds voldoende waren, is dit kwaliteitsaspect niet opnieuw beoordeeld. Naast deze kwaliteitsaspecten heeft de inspectie tevens een aantal wettelijke aspecten onderzocht. Toezichtkader De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs 2005. In het jaarwerkplan verantwoordt de inspectie welke wettelijke aspecten zijn onderzocht. Deze documenten zijn te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staan de bevindingen uit het onderzoek op het gebied van de onderwijskwaliteit en de wettelijke voorschriften. Dit wordt gevolgd door een beschouwing waarin tekortkomingen worden toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven. Hoofdstuk 3 geeft het toezichtarrangement weer. Pagina 2 van 9
2. BEVINDINGEN 2.1 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel vermeldt de inspectie welke indicatoren in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader (voortgezet) speciaal onderwijs. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. De inspectie heeft daarnaast onderzocht of wordt voldaan aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Legenda: 1. 2. 3. 4. 5. slecht onvoldoende voldoende goed niet te beoordelen (alleen bij opbrengsten) Systeem van leerlingenzorg 3.1 De commissie voor de begeleiding bepaalt de onderwijsrelevante beginsituatie van de leerlingen. 3.3 De school stelt een handelingsplan vast in overeenstemming met de ouders. 3.5 De school gebruikt een samenhangend systeem van instrumenten en procedures voor het volgen van de vorderingen en ontwikkeling van de leerlingen. 3.8 De commissie voor de begeleiding evalueert de uitvoering van het handelingsplan. Functionaliteit handelingsplanning 4.1 De leerinhouden komen overeen met de afspraken in de documenten voor handelingsplanning. 5.1 De school hanteert een leerstofaanbod voor de schoolse vakken. 5.4 Het leerstofaanbod sluit aan op het uitstroomperspectief van de leerlingen. 5.5 Het leerstofaanbod maakt het mogelijk gericht in te spelen op verschillen tussen leerlingen. Pagina 3 van 9
Onderwijstijd b.3 De teamleden maken efficient gebruik van de geplande onderwijstijd. 6.4 De school stemt de hoeveelheid tijd af op de onderwijsbehoeften van (individuele) leerlingen. 7.2 De teamleden gaan op een respectvolle wijze met de leerlingen om. 7.4 De teamleden handhaven de gedragsregels. 7.6 De teamleden stemmen hun (ortho)pedagogisch handelen af op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. (Ortho)didactisch handelen 1 2 3 4 8.2 De leraren leggen duidelijk uit. 8.4 De leraren stimuleren de leerlingen tot denken. 8.5 De leraren realiseren een taakgerichte werksfeer. 8.7 De leraren stemmen de instructie en verwerking af op de onderwijsbehoeften van de leerling. Actieve en zelfstandige rol leerlingen 9.1 De leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten. 9.3 De leerlingen hebben verantwoordelijkheid voor de organisatie van hun leerproces, die past bij hun ontwikkelingsniveau. Schoolklimaat 10.1 De school heeft inzicht in de beleving van de sociale veiligheid door leerlingen en personeel en in de incidenten die zich op het gebied van sociale veiligheid op school voordoen. 10.2 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op het voorkomen van incidenten in en om de school. 10.3 De school heeft een veiligheidsbeleid gericht op afhandeling van incidenten in en om de school. 10.4 De leerlingen en de teamleden voelen zich aantoonbaar veilig op school. 1 2 3 4 Opbrengsten._.,...1...»..."'. A, K 11.4 De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingen mag worden verwacht. Pagina 4 van 9
Wet- en regelgeving De school heeft de vastgestelde schoolgids aan de inspectie toegestuurd (WEC, artikel 27). De school heeft het vastgestelde schoolplan aan de inspectie toegestuurd (WEC, artikel 27). De onderwijstijd voldoet aan de wettelijke voorschriften (WEC, artikel 11). ja nee Pagina 5 van 9
2.2 Beschouwing Algemeen beeld De inspectie stelt vast dat de kwaliteit van het onderwijs op de Koninklijke Visio, Instituut tot onderwijs van Slechtzienden en Blinden van voldoende niveau is. Tussen de afdelingen in Huizen en Amsterdam zijn enige verschillen te constateren, maar het gaat om nuances, die in de beoordeling niet tot verschillen leiden. De afgelopen periode hebben de medewerkers gewerkt aan kwaliteitsverbetering. Dit is zichtbaar in de verbetering van de onderwijskwaliteit en met name in het systeem van leerlingenzorg en het leerstofaanbod in het s.o. In het vso was het aanbod al op orde. De controle op onderdelen van de wet- en regelgeving leidt tot de conclusie dat de school op enkele punten de wet- en regelgeving onvoldoende naleeft. In het volgende hoofdstuk volgt onder het kopje Tekortkomingen in de naleving een opsomming. Toelichting Opbrengsten De school kan niet aannemelijk maken dat de resultaten van de leerlingen tijdens en aan het einde van hun schoolloopbaan tenminste op het niveau liggen dat op grond van hun kenmerken mag worden verwacht. Daarvoor is het nodig dat de school voor de te onderscheiden categorieën leerlingen een gemiddeld perspectief bepaalt in termen van een eindprofiel waarmee de leerling de school verlaat. Zover is de school nog niet, behalve op het vso. Op individueel niveau volgt de school de ontwikkeling en de vorderingen van de leerlingen systematisch, maar deze resultaten zijn niet gerelateerd aan een uitstroomperspectief. Op de so en so-mg afdeling is uit de verslaglegging en de evaluatie van de individuele handelingsplannen op te maken dat leerlingen vooruitgaan. De vso-afdeling werkt diplomagericht en uit informatie van de school blijkt dat vrijwel alle leerlingen hun diploma halen. Of de leerlingen conform hun mogelijkheden en beperkingen presteren is echter niet vast te stellen. Om deze reden beoordeelt de inspectie de opbrengsten niet. Voorts vraagt de inspectie aandacht voor het feit dat de school zich in de schoolgids niet verantwoordt over haar resultaten. Systeem van leerlingenzorg en functionaliteit van handelingsplannen De afgelopen periode heeft de school gewerkt aan verbetering van het systeem van leerlingenzorg. Deze ontwikkeling is nog volop gaande. Dat is ook nodig; in 2007 heeft de inspectie de helft van de indicatoren die betrekking hebben op de leerlingenzorg als onvoldoende beoordeeld. Ook in 2004 heeft de inspectie kritische kanttekeningen geplaatst. Tijdens het huidige bezoek hebben drie van de vier indicatoren voldoende kwaliteit. Uit de gesprekken blijkt echter dat de school nog zoekende is. Het systeem is nog onvoldoende uitgekristalliseerd, zowel inhoudelijk als wat betreft de organisatie. Dit geldt met name voor de so-afdelingen. Inhoudelijk gezien heeft er op de so-afdelingen onlangs een omslag in het denken plaatsgehad. Twee jaar geleden bestond daar nog grote weerstand tegen het werken vanuit een ontwikkelingsperspectief. Daar is verandering ingekomen, hoewel dat nog niet op alle niveaus zichtbaar is. De intern begeleiders en de adjunct-directeuren van de so en mgafdelingen hebben zich geschoold in het werken met ontwikkelingsperspectieven, leerlijnen en groepsplannen. Inmiddels heeft men enige ervaring met het bepalen en beschrijven van het Pagina 6 van 9
ontwikkelingsperspectief en de bevindingen zijn, mede naar aanleiding van de reacties van ouders, overwegend positief. Zo langzamerhand ontstaat nu het idee om het ontwikkelingsperspectief te koppelen aan leerstof lijnen. Voor rekenen en wiskunde is hier een begin meegemaakt. Voor de invoering van de overige leerstoflijnen en voor het werken met ontwikkelingsperspectieven ontbreekt een helder invoeringstraject. Dit is een aandachtspunt. De indicator die betrekking heeft op het bepalen van de onderwijsrelevante beginsituatie beoordeelt de inspectie opnieuw als onvoldoende. Uit de dossiers blijkt dat de recente handelingsadviezen in het gemeenschappelijk rapport in vergelijking met eerder, concreter zijn geformuleerd. Dit vertaalt zich nog niet in een heldere beschrijving van de beginsituatie in de handelingsplanning. Daaruit komt onvoldoende naar voren wat de algemene leerlingkenmerken zijn. Informatie over cognitieve mogelijkheden en tekortkomingen in de sociale en emotionele ontwikkeling en het niveau van kennis en vaardigheden dat de leerling heeft verworven op sociaal, emotioneel, cognitief en - indien relevant fysiek - gebied leidt niet tot een integratief beeld. Voorts ligt het voor de hand dat de commissie van onderzoek betrokken is bij het bepalen van een ontwikkelingsperspectief op basis van de beschikbare diagnostische informatie. De kwaliteit van de formulering van de ontwikkelingsperspectieven is echter zeer wisselend; hier mag van de commissie meer inbreng verwacht worden. Ondanks het ontbreken van een integratief beeld slagen de leraren er in handelingsplannen op te stellen die, in ieder geval voor de schoolse vakken, voldoende houvast bieden voor het dagelijks handelen. De commissie leerlingenzorg evalueert de handelingsplannen twee maal per jaar en de uitkomsten van de evaluatie worden aan het handelingsplan toegevoegd. Bij het opstellen van de handelingsplannen staat niet vermeld op welke wijze wordt bepaald óf de doelen zijn behaald. Daardoor is niet altijd duidelijk op basis waarvan de commissie conclusies trekt. Hoewel de school een procedure voor de leerlingenzorg voor alle afdelingen heeft, blijkt de werkwijze van so, so-mg en vso op onderdelen te verschillen, zonder dat dit op vastgesteld beleid is gebaseerd. Wat het opstellen van de handelingsplannen betreft loopt het vso uit de pas. Deze afdeling voldoet niet aan wet-en regelgeving omdat de plannen aan het begin van het nieuwe schooljaar worden opgesteld en pas in de loop van het schooljaar ondertekenen de ouders deze. Verder worden op het vso de handelingsplannen niet namens de commissie leerlingenzorg ondertekend, terwijl dat op het so wel het geval is. Onderwijspraktijk Het overgrote deel van de indicatoren die betrekking hebben op de onderwijspraktijk beoordeelt de inspectie positief. Het pedagogisch handelen is respectvol en gericht op het bevorderen van het zelfvertrouwen van de leerlingen. Ook over het schoolklimaat oordeelt de inspectie positief. Daarbij vraagt zij echter aandacht voor systematisch onderzoek naar de veiligheidsbeleving van leerlingen. Dat wordt nu te weinig systematisch uitgevoerd. De ontwikkeling van het didactisch handelen is enigszins gestagneerd. Evenals in 2004 verschilt de werkwijze van de leraren onderling. De inspectie heeft kwalitatief goede lessen gezien, maar over het algemeen is de kwaliteit van de uitleg onder de maat. Ook lukt het de leraren bij de instructie en de verwerking niet om voldoende in te spelen op de onderlinge verschillen tussen leerlingen. Dit komt doordat in een groot aantal groepen de leerlingen juist vanwege de grote individuele verschillen, de leerstof Pagina 7 van 9
zelfstandig verwerken. De rol van de leraren beperkt zich tot het geven van uitleg op afroep van de leerlingen. Daarmee nemen de leraren zelf te weinig regie. Omdat de groepen soms bestaan uit twee a drie leerlingen is er juist dan alle gelegenheid voor het geven van gerichte instructie, maar deze mogelijkheden blijven te vaak onbenut. Daarmee gebruiken de leraren de onderwijstijd niet altijd effectief. Het oordeel op deze indicator is voldoende, maar hier is beslist winst te halen. De school heeft dit zelf ook onderkend en de komende tijd staat verbetering van de kwaliteit van de groepsinstructie bij rekenen en wiskunde en het effectief omgaan met onderwijstijd in de schijnwerpers. De mate waarin de leerlingen, passend bij hun ontwikkelingsniveau, verantwoordelijkheid krijgen voor de organisatie van het eigen leerproces, is naar het oordeel van de inspectie onvoldoende. Het leerstofaanbod is sinds 2004 verbeterd. Voor de mg-leerlingen worden leerlijnen gebruikt en het aanbod is uitgebreid met methoden voor het praktijkonderwijs. Op alle afdelingen is inmiddels een methode voor de sociaal- emotionele ontwikkeling in gebruik. Daarnaast heeft de school voor de bovenbouw van de mg-afdeling, het 'praktijkhuis' opgezet. Hier krijgen de leerlingen leertrajecten aangeboden die gericht zijn op wonen, werken en vrije tijd. Verder krijgen de leerlingen op beide locaties de gelegenheid om intern en extern stage te lopen. Een aandachtspunt is nog dat sommige lesroosters naast leer- en vormingsgebieden, activiteiten (yoga) bevatten. De school dient na te gaan bij welk leer- en vormingsgebied deze activiteiten zijn onder te brengen. Pagina 8 van 9
3. TOEZICHTARRANGEMENT Geen belangrijke tekortkomingen in de onderwijskwaliteit De Inspectie van het Onderwijs kent aan Koninklijke Visio, Instituut tot onderwijs van Slechtzienden en Blinden het basisarrangement toe. Dit betekent dat de inspectie op dit moment geen reden heeft om het toezicht te intensiveren. Het basistoezicht bestaat uit een jaarlijkse risicoanalyse en, eventueel, een onderzoek in het kader van een themaonderzoek. Tekortkomingen in de naleving Er zijn tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften, namelijk: - het bevoegd gezag dient ontheffing van de onderwijstijd aan te vragen indien leerlingen niet kunnen voldoen aan het wettelijk verplichte minimumaantal uren onderwijs (artikel 11 WEC); - de vso-afdeling stelt het handelingsplan in de loop van het schooljaar op. Daarmee voldoet het bevoegd gezag feitelijk niet aan artikel 41a lid 1 WEC. Het bevoegd gezag dient de geconstateerde tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften op te heffen. Over een jaar voert de inspectie een onderzoek uit om na te gaan of de tekortkomingen zijn opgeheven. Pagina 9 van 9